TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
De Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen
(hierna: de regeling) geeft uitvoering aan de artikelen 10.45, vijfde lid, en 10.55,
vierde lid, van de Wet milieubeheer (hierna: Wm).
Op grond van deze artikelen zijn nadere regels gesteld met betrekking tot de vermelding
op de lijst van inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van bedrijfsafvalstoffen
of gevaarlijke afvalstoffen (hierna: de lijst) en de beëindiging van die vermelding.
De regeling is sinds 2004 van kracht en is toe aan een herziening.
2. Aanleiding en noodzaak
Bij het betrokken bedrijfsleven heeft de regeling regelmatig geleid tot vragen over
nut en noodzaak. Ook vanuit de binnenvaart zijn reacties gekomen over met name de
eis van kredietwaardigheid.
In haar rapport ‘Weg Belemmeringen’ van 11 juni 2008 benoemt de Commissie Noordzij
de regeling als knelpunt waar het met name gaat om administratieve lasten voor het
bedrijfsleven.
Samen met de betrokken brancheverenigingen is de regeling geëvalueerd en zijn voorstellen
gedaan die tot doel hebben dat de regeling:
-
a. meer in lijn is met de registratieverplichting in artikel 26 van de Europese kaderrichtlijn
afvalstoffen (richtlijn nr. 2008/98/EG). Elke lidstaat implementeert dit artikel op
eigen wijze in de nationale regelgeving en voor Nederland betekent dit het geheel
of gedeeltelijk vervallen van de regels ten aanzien van betrouwbaarheid, kredietwaardigheid
en vakbekwaamheid,en
-
b. zo min mogelijk administratieve lasten heeft voor het bedrijfsleven.
De onderhavige wijziging van de regeling strekt daartoe.
3. Gevolgen van deze regeling
3.1 Administratieve lasten en bedrijfsvreemde inhoudelijke nalevingskosten voor bedrijven
en burgers
De regeling stelt nadere regels omtrent de krachtens artikel 10.55, eerste lid, van
de Wm verplichte vermelding op de lijst.
In 2005 berekende SIRA-consulting de administratieve lasten voor 7000 bedrijven op
totaal € 1.485.900,–, omgerekend per bedrijf € 212,00. Per 1 september 2011 staan
ca. 11.000 bedrijven vermeld op de lijst. Uitgaande van het bedrag per bedrijf zouden
de administratieve lasten per jaar totaal € 2.332.000,– zijn. Geen rekening is gehouden
met de inflatiecorrectie.
Door de volgende maatregelen is een aanzienlijke lastenreductie voor het bedrijfsleven
behaald.
-
– Het voldoen aan het criterium betrouwbaarheid is alleen nog bij de eerste aanvraag
vereist.
-
– Het criterium van kredietwaardigheid is in zijn geheel vervallen.
-
– Het criterium vakbekwaamheid is alleen nog van toepassing op handelaars en bemiddelaars
bij de eerste aanvraag voor vermelding op de lijst.
Doordat de gestelde criteria geheel of grotendeels zijn afgeschaft zijn de resterende
administratieve lasten na de inwerkingtreding van deze regeling berekend op totaal
€ 636.000,– per jaar, hetgeen leidt tot een administratieve lastenreductie van € 1.698.986,–.
Dit is ruim 73%.
De bedrijfsvreemde inhoudelijke nalevingskosten voor het bedrijfsleven zijn na de
inwerkingtreding van deze regeling berekend op € 30.000,– per jaar. Dit betreft cursuskosten
voor nieuwe handelaars en bemiddelaars voor het behalen van het vereiste vakbekwaamheidsdiploma.
Hierbij is er van uitgegaan dat jaarlijks 15 nieuwe handelaars en bemiddelaars zich
aanmelden voor vermelding op de lijst en dat de kosten per cursus ca. € 2.000,- bedragen.
Deze regeling heeft geen gevolgen voor burgers.
3.1.1 Bestuurlijke lasten
De bestuurlijke lasten komen voor rekening van het Ministerie van Infrastructuur en
Milieu. De uitvoering door de Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (hierna:
NIWO) kost € 70,– per inschrijving. Per 1 september 2011 is sprake van ca. 11.000
inschrijvingen. De gemiddelde kosten per jaar zijn € 154.000,– (€ 70,- x 11.000: 5
jaar).
3.2 Milieueffecten
Uit deze regeling vloeien geen milieueffecten voort. Deze regeling brengt de (administratieve)
registratieverplichting in de regeling meer in lijn met artikel 26 van richtlijn nr.
2008/98/EG, hetgeen geen gevolgen heeft voor het beschermingsniveau van het milieu.
3.3. Handhaafbaarheid, fraudebestendigheid en uitvoerbaarheid
De handhaafbaarheid wordt niet beïnvloed. De wijze waarop een inzamelaar, vervoerder,
handelaar of een bemiddelaar de vermelding op de lijst moet aantonen, ondergaat door
deze regeling geen wijziging.
De fraudebestendigheid en de uitvoerbaarheid worden als gevolg van de in onderdeel
3.1. bedoelde dereguleringsaspecten positief beïnvloed, omdat de aanvrager aan minder
eisen hoeft te voldoen en de NIWO minder controle hoeft uit te voeren op de aanvraag.
II. Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A en B (artikelen 4, onderdeel a, en 5, eerste lid, onderdeel a)
In onderdeel a van artikel 4 is geregeld dat ook de rechtspersoon moet voldoen aan
het criterium van betrouwbaarheid. Dit is nodig om te voorkomen dat indien een natuurlijke
persoon als leidinggevende de rechtspersoon verlaat, de rechtspersoon niet meer voldoet
aan dit criterium, waardoor de vermelding van de rechtspersoon op de lijst moet worden
beëindigd.
In artikel 5, eerste lid, onderdeel a, is derhalve bepaald dat ook een verklaring
omtrent het gedrag van een rechtspersoon moet worden overgelegd.
De regels die gelden voor een verklaring omtrent het gedrag van een natuurlijke persoon
of rechtspersoon zijn opgenomen in titel 2, afdeling 5, van de Wet justitiële en strafvorderlijke
gegevens, welke wet de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent
het gedrag vervangt.
Onderdelen A en B (artikelen 4, onderdeel b, en 5, eerste lid, onderdeel b, en tweede
lid, onderdeel b (oud))
Bij de aanvraag voor vermelding op de lijst moest de kredietwaardigheid worden aangetoond.
Dit moest door middel van het toesturen van een door een accountant ondertekende verklaring
dat de aanvrager ten minste € 18.000 in eigen vermogen had. Voor het goederenvervoer
over de weg was dit bedrag inmiddels verlaagd naar € 9000.
Zoals in de onderdelen 2 en 3.1 van het algemeen deel reeds is aangegeven, is het
aantonen van de kredietwaardigheid afgeschaft.
Onderdelen A en B (artikelen 4, onderdeel b, en 5, vierde lid, onderdeel b)
De eis van vakbekwaamheid wordt gesteld aan alle inzamelaars, vervoerders, handelaars
en bemiddelaars.
Op grond van artikel 9 van het Besluit inzamelen afvalstoffen moeten inzamelaars van
de in dat artikel genoemde afvalstoffen over een door de Minister van infrastructuur
en Milieu afgegeven vergunning beschikken. Voor het verkrijgen van een dergelijke
vergunning moeten inzamelaars ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het
Besluit inzamelen afvalstoffen beschikken over een door de NIWO afgegeven vakdiploma
op het terrein van afvalstoffen.
Vervoerders moeten op grond van de Wet wegvervoer goederen voldoen aan de bij of krachtens
die wet gestelde eisen ten aanzien van vakbekwaamheid.
Omdat ten aanzien van de eis van vakbekwaamheid van inzamelaars en vervoerders al
regels zijn gesteld in andere regelgeving, kon in het oude onderdeel c - thans onderdeel
b - van artikel 4 die eis vervallen. Een soortgelijke wijziging is aangebracht in
artikel 5, vierde lid, onderdeel b, onder 1 en 2.
Daarentegen zijn er voor handelaars en bemiddelaars in andere regelgeving geen eisen
gesteld aan de vakbekwaamheid. Het vakdiploma op het terrein van afvalstoffen dat
is afgegeven door de NIWO blijftderhalve een vereiste voor handelaars en bemiddelaars.
Onderdeel B (artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel b, derde lid, onderdeel a,
en vierde lid, aanhef)
Met het oog op deregulering en reductie van administratieve lasten is in de aanhef
van het eerste lid bepaald dat alleen bij de eerste aanvraag voor vermelding op de
lijst de in dit lid voorgeschreven documenten moeten worden overgelegd.
De aanpassing van het eerste lid, onderdeel b, is het gevolg van de opheffing van
het ambt van Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en
instelling van het ambt van Minister van Infrastructuur en Milieu.
De wijziging van onderdeel a van het derde lid betreft een noodzakelijke aanpassing
van de verwijzing naar het desbetreffende artikel van de Wet wegvervoer goederen die
de Wet goederenvervoer over de weg vervangt.
De wijziging van de aanhef van het vierde lid is noodzakelijk omdat het onderdeel
c in het eerste en tweede lid is geletterd tot onderdeel b.
Onderdeel C
Het criterium van betrouwbaarheid, bedoeld in artikel 4, onderdeel a, is niet van
toepassing op aannemers en hoveniers, die uit eigen werkzaamheden vrijgekomen afvalstoffen,
tot een gewicht van maximaal 1000 kg, vervoeren naar de eigen inrichting of naar een
erkende inzamelaar. Hierbij moet worden gedacht aan (kleine) bouwbedrijven en hoveniers,
waar bij werkzaamheden op locatie kleine hoeveelheden afvalstoffen vrijkomen.
Onderdeel D
In de artikelen 7 (oud) en 8 tot en met 11 waren bepalingen opgenomen met betrekking
tot overgangsrecht, wijziging en inwerkingtreding van de regeling, wijziging van de
Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen en intrekking
van de Regeling afgewerkte olie. Die bepalingen zijn reeds uitgewerkt en konden derhalve
vervallen.
Artikel II
Bij het bepalen van het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling is geen rekening
gehouden met één van de vaste verandermomenten en met de invoeringstermijn van twee
maanden tussen publicatie en inwerkingtreding van deze regeling. De reden daarvan
is dat de betrokken brancheverenigingen in verband met een aanzienlijke reductie van
de administratieve lasten gebaat zijn bij spoedige inwerkingtreding van deze regeling.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J.J. Atsma.