Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 10 februari 2012, nr. IENM/BSK-2012/15475, tot wijziging van de Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (deregulering en reductie administratieve lasten voor bedrijven)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op richtlijn nr. 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PbEU L 312/3), de artikelen 10.45, vijfde lid, en 10.55, vierde lid, van de Wet milieubeheer en op de artikelen 3 en 4 van het Besluit inzamelen afvalstoffen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na ‘de natuurlijke persoon’ ingevoegd: of rechtspersoon.

2. Onderdeel b vervalt.

3. Onderdeel c wordt geletterd b.

4. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. vakbekwaamheid, door de natuurlijke persoon die permanent en daadwerkelijk leiding geeft aan het handelen of bemiddelen, of indien de leiding bij meer personen berust, door ten minste een van hen.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt ‘bij de aanvraag’ vervangen door: bij de eerste aanvraag.

2. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. ten aanzien van betrouwbaarheid: een niet ouder dan drie maanden zijnde verklaring omtrent het gedrag van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon als bedoeld in titel 2, afdeling 5, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, en.

3. Het eerste lid, onderdeel b, vervalt.

4. Het eerste lid, onderdeel c, wordt geletterd b.

5. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer’ vervangen door: Minister van Infrastructuur en Milieu.

6. Het tweede lid, onderdeel b, vervalt.

7. Het tweede lid, onderdeel c, wordt geletterd b.

8. In het derde lid, onderdeel a, wordt ‘artikel 5, eerste, respectievelijk derde lid, van de Wet goederenvervoer over de weg’ vervangen door: artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a en b, onderscheidenlijk onderdeel c, van de Wet wegvervoer goederen.

9. In het vierde lid, aanhef, wordt ‘onder c’ telkens vervangen door: onder b.

10. In het vierde lid, onderdeel b, onder 1, vervalt ‘inzamelaar, vervoerder,’ en onder 2 vervalt telkens ‘inzamelen, vervoeren,’.

C

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Het criterium van betrouwbaarheid, bedoeld in artikel 4, onderdeel a, is niet van toepassing op aannemers en hoveniers, die uit eigen werkzaamheden vrijgekomen afvalstoffen, met eigen vervoer tot een gewicht van 1000 kilogram overbrengen naar de eigen inrichting of naar een inrichting van de inzamelaar van afvalstoffen.

D

De artikelen 8 tot en met 11 vervallen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 februari 2012

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma.

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

De Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (hierna: de regeling) geeft uitvoering aan de artikelen 10.45, vijfde lid, en 10.55, vierde lid, van de Wet milieubeheer (hierna: Wm).

Op grond van deze artikelen zijn nadere regels gesteld met betrekking tot de vermelding op de lijst van inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen (hierna: de lijst) en de beëindiging van die vermelding.

De regeling is sinds 2004 van kracht en is toe aan een herziening.

2. Aanleiding en noodzaak

Bij het betrokken bedrijfsleven heeft de regeling regelmatig geleid tot vragen over nut en noodzaak. Ook vanuit de binnenvaart zijn reacties gekomen over met name de eis van kredietwaardigheid.

In haar rapport ‘Weg Belemmeringen’ van 11 juni 2008 benoemt de Commissie Noordzij de regeling als knelpunt waar het met name gaat om administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Samen met de betrokken brancheverenigingen is de regeling geëvalueerd en zijn voorstellen gedaan die tot doel hebben dat de regeling:

  • a. meer in lijn is met de registratieverplichting in artikel 26 van de Europese kaderrichtlijn afvalstoffen (richtlijn nr. 2008/98/EG). Elke lidstaat implementeert dit artikel op eigen wijze in de nationale regelgeving en voor Nederland betekent dit het geheel of gedeeltelijk vervallen van de regels ten aanzien van betrouwbaarheid, kredietwaardigheid en vakbekwaamheid,en

  • b. zo min mogelijk administratieve lasten heeft voor het bedrijfsleven.

De onderhavige wijziging van de regeling strekt daartoe.

3. Gevolgen van deze regeling

3.1 Administratieve lasten en bedrijfsvreemde inhoudelijke nalevingskosten voor bedrijven en burgers

De regeling stelt nadere regels omtrent de krachtens artikel 10.55, eerste lid, van de Wm verplichte vermelding op de lijst.

In 2005 berekende SIRA-consulting de administratieve lasten voor 7000 bedrijven op totaal € 1.485.900,–, omgerekend per bedrijf € 212,00. Per 1 september 2011 staan ca. 11.000 bedrijven vermeld op de lijst. Uitgaande van het bedrag per bedrijf zouden de administratieve lasten per jaar totaal € 2.332.000,– zijn. Geen rekening is gehouden met de inflatiecorrectie.

Door de volgende maatregelen is een aanzienlijke lastenreductie voor het bedrijfsleven behaald.

  • Het voldoen aan het criterium betrouwbaarheid is alleen nog bij de eerste aanvraag vereist.

  • Het criterium van kredietwaardigheid is in zijn geheel vervallen.

  • Het criterium vakbekwaamheid is alleen nog van toepassing op handelaars en bemiddelaars bij de eerste aanvraag voor vermelding op de lijst.

Doordat de gestelde criteria geheel of grotendeels zijn afgeschaft zijn de resterende administratieve lasten na de inwerkingtreding van deze regeling berekend op totaal € 636.000,– per jaar, hetgeen leidt tot een administratieve lastenreductie van € 1.698.986,–. Dit is ruim 73%.

De bedrijfsvreemde inhoudelijke nalevingskosten voor het bedrijfsleven zijn na de inwerkingtreding van deze regeling berekend op € 30.000,– per jaar. Dit betreft cursuskosten voor nieuwe handelaars en bemiddelaars voor het behalen van het vereiste vakbekwaamheidsdiploma. Hierbij is er van uitgegaan dat jaarlijks 15 nieuwe handelaars en bemiddelaars zich aanmelden voor vermelding op de lijst en dat de kosten per cursus ca. € 2.000,- bedragen.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor burgers.

3.1.1 Bestuurlijke lasten

De bestuurlijke lasten komen voor rekening van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De uitvoering door de Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (hierna: NIWO) kost € 70,– per inschrijving. Per 1 september 2011 is sprake van ca. 11.000 inschrijvingen. De gemiddelde kosten per jaar zijn € 154.000,– (€ 70,- x 11.000: 5 jaar).

3.2 Milieueffecten

Uit deze regeling vloeien geen milieueffecten voort. Deze regeling brengt de (administratieve) registratieverplichting in de regeling meer in lijn met artikel 26 van richtlijn nr. 2008/98/EG, hetgeen geen gevolgen heeft voor het beschermingsniveau van het milieu.

3.3. Handhaafbaarheid, fraudebestendigheid en uitvoerbaarheid

De handhaafbaarheid wordt niet beïnvloed. De wijze waarop een inzamelaar, vervoerder, handelaar of een bemiddelaar de vermelding op de lijst moet aantonen, ondergaat door deze regeling geen wijziging.

De fraudebestendigheid en de uitvoerbaarheid worden als gevolg van de in onderdeel 3.1. bedoelde dereguleringsaspecten positief beïnvloed, omdat de aanvrager aan minder eisen hoeft te voldoen en de NIWO minder controle hoeft uit te voeren op de aanvraag.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A en B (artikelen 4, onderdeel a, en 5, eerste lid, onderdeel a)

In onderdeel a van artikel 4 is geregeld dat ook de rechtspersoon moet voldoen aan het criterium van betrouwbaarheid. Dit is nodig om te voorkomen dat indien een natuurlijke persoon als leidinggevende de rechtspersoon verlaat, de rechtspersoon niet meer voldoet aan dit criterium, waardoor de vermelding van de rechtspersoon op de lijst moet worden beëindigd.

In artikel 5, eerste lid, onderdeel a, is derhalve bepaald dat ook een verklaring omtrent het gedrag van een rechtspersoon moet worden overgelegd.

De regels die gelden voor een verklaring omtrent het gedrag van een natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn opgenomen in titel 2, afdeling 5, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, welke wet de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag vervangt.

Onderdelen A en B (artikelen 4, onderdeel b, en 5, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b (oud))

Bij de aanvraag voor vermelding op de lijst moest de kredietwaardigheid worden aangetoond. Dit moest door middel van het toesturen van een door een accountant ondertekende verklaring dat de aanvrager ten minste € 18.000 in eigen vermogen had. Voor het goederenvervoer over de weg was dit bedrag inmiddels verlaagd naar € 9000.

Zoals in de onderdelen 2 en 3.1 van het algemeen deel reeds is aangegeven, is het aantonen van de kredietwaardigheid afgeschaft.

Onderdelen A en B (artikelen 4, onderdeel b, en 5, vierde lid, onderdeel b)

De eis van vakbekwaamheid wordt gesteld aan alle inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars.

Op grond van artikel 9 van het Besluit inzamelen afvalstoffen moeten inzamelaars van de in dat artikel genoemde afvalstoffen over een door de Minister van infrastructuur en Milieu afgegeven vergunning beschikken. Voor het verkrijgen van een dergelijke vergunning moeten inzamelaars ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit inzamelen afvalstoffen beschikken over een door de NIWO afgegeven vakdiploma op het terrein van afvalstoffen.

Vervoerders moeten op grond van de Wet wegvervoer goederen voldoen aan de bij of krachtens die wet gestelde eisen ten aanzien van vakbekwaamheid.

Omdat ten aanzien van de eis van vakbekwaamheid van inzamelaars en vervoerders al regels zijn gesteld in andere regelgeving, kon in het oude onderdeel c - thans onderdeel b - van artikel 4 die eis vervallen. Een soortgelijke wijziging is aangebracht in artikel 5, vierde lid, onderdeel b, onder 1 en 2.

Daarentegen zijn er voor handelaars en bemiddelaars in andere regelgeving geen eisen gesteld aan de vakbekwaamheid. Het vakdiploma op het terrein van afvalstoffen dat is afgegeven door de NIWO blijftderhalve een vereiste voor handelaars en bemiddelaars.

Onderdeel B (artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel b, derde lid, onderdeel a, en vierde lid, aanhef)

Met het oog op deregulering en reductie van administratieve lasten is in de aanhef van het eerste lid bepaald dat alleen bij de eerste aanvraag voor vermelding op de lijst de in dit lid voorgeschreven documenten moeten worden overgelegd.

De aanpassing van het eerste lid, onderdeel b, is het gevolg van de opheffing van het ambt van Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en instelling van het ambt van Minister van Infrastructuur en Milieu.

De wijziging van onderdeel a van het derde lid betreft een noodzakelijke aanpassing van de verwijzing naar het desbetreffende artikel van de Wet wegvervoer goederen die de Wet goederenvervoer over de weg vervangt.

De wijziging van de aanhef van het vierde lid is noodzakelijk omdat het onderdeel c in het eerste en tweede lid is geletterd tot onderdeel b.

Onderdeel C

Het criterium van betrouwbaarheid, bedoeld in artikel 4, onderdeel a, is niet van toepassing op aannemers en hoveniers, die uit eigen werkzaamheden vrijgekomen afvalstoffen, tot een gewicht van maximaal 1000 kg, vervoeren naar de eigen inrichting of naar een erkende inzamelaar. Hierbij moet worden gedacht aan (kleine) bouwbedrijven en hoveniers, waar bij werkzaamheden op locatie kleine hoeveelheden afvalstoffen vrijkomen.

Onderdeel D

In de artikelen 7 (oud) en 8 tot en met 11 waren bepalingen opgenomen met betrekking tot overgangsrecht, wijziging en inwerkingtreding van de regeling, wijziging van de Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen en intrekking van de Regeling afgewerkte olie. Die bepalingen zijn reeds uitgewerkt en konden derhalve vervallen.

Artikel II

Bij het bepalen van het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling is geen rekening gehouden met één van de vaste verandermomenten en met de invoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding van deze regeling. De reden daarvan is dat de betrokken brancheverenigingen in verband met een aanzienlijke reductie van de administratieve lasten gebaat zijn bij spoedige inwerkingtreding van deze regeling.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma.

Naar boven