Loonheffingen. Pensioenen; in bepaalde gevallen tijdelijk geen doorwerkvereiste

5 december 2012

Nr. BLKB2012/1822M.

Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio’s, Brieven en beleidsbesluiten

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

In dit besluit is een tijdelijke goedkeuring opgenomen voor het in bepaalde gevallen achterwege laten van het wettelijke doorwerkvereiste.

1. Inleiding

Per 1 januari 2013 wijzigt de pensioenleeftijd in de Algemene ouderdomswet (AOW) door inwerkingtreding van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. Deze wet regelt naast een stapsgewijze verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd vanaf 1 januari 2013, ook de verhoging van de pensioenrichtleeftijd voor het aanvullende ouderdomspensioen naar 67 jaar per 1 januari 2014. Tijdens de behandeling van deze wet in de Eerste Kamer is een motie1 aangenomen over het laten vervallen van het wettelijke doorwerkvereiste2 bij uitstel van het aanvullend pensioen. In deze motie wordt geconstateerd dat het vanaf 1 januari 2013 om fiscale redenen niet altijd mogelijk is om het aanvullend pensioen gelijktijdig te laten ingaan met de AOW-uitkering en dat dit tot onduidelijke situaties leidt voor zowel pensioenuitvoerders als burgers. Ook zou dit anders hoge uitvoeringslasten meebrengen. Dit besluit strekt ertoe het wettelijke doorwerkvereiste tijdelijk buiten werking te laten.

2. Het wettelijke doorwerkvereiste

Het wettelijke doorwerkvereiste regelt dat uitstel van de in de aanvullende pensioenregeling opgenomen pensioeningangsdatum alleen mogelijk is voor zover de werknemer na die reglementaire ingangsdatum in dienstbetrekking werkzaam blijft. Hoewel het doorwerkvereiste past in de wetsystematiek en bij het inkomensvervangende karakter van pensioen, constateer ik dat de invoering van de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd in bepaalde situaties tot problemen kan leiden. Het gaat daarbij met name om ex-werknemers die hun arbeidzame periode reeds hebben afgesloten en thans door middel van uitkeringen ingevolge de VUT, prepensioen of een andersoortige uitkering in hun inkomen voorzien. In het algemeen zullen deze ex-werknemers vóór 1 januari 1950 zijn geboren. De uitkeringsduur van de genoemde uitkeringen en de ingangsdatum van het daaropvolgende ouderdomspensioen zullen normaliter afgestemd zijn op een ingang van de AOW-uitkeringen bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Voor deze ex-werknemers blijft in het algemeen dan ook een reglementaire ingangsdatum van de uitkeringen van het ouderdomspensioen bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd gelden. Omdat deze werknemers hun arbeidzame leven al hebben beëindigd voldoen zij niet aan het wettelijke doorwerkvereiste om uitkeringen van het ouderdomspensioen gelijk met de AOW-uitkeringen te laten ingaan. Het wettelijke doorwerkvereiste staat immers in deze situatie niet toe dat de ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt uitgesteld. Hierdoor zou er verschil ontstaan tussen de ingangsdatum van de AOW-uitkeringen en de ingangsdatum van de uitkeringen van het aanvullend ouderdomspensioen.

3. Aanleiding voor goedkeuring

Het voorgaande kan leiden tot onduidelijke situaties en hoge uitvoeringslasten voor zowel pensioengerechtigden als pensioenuitvoerders. Dit is voor mij aanleiding om tijdelijk goed te keuren dat (ex-)werknemers die vóór 1 januari 1950 zijn geboren de ingangsdatum van de uitkeringen van het ouderdomspensioen kunnen uitstellen tot de voor hen geldende AOW-leeftijd in de zin van artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet, zonder dat wordt getoetst of en in hoeverre de (ex-)werknemer nog in dienstbetrekking werkzaam is.

Goedkeuring

Ik keur met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule) tijdelijk goed dat een (ex-)werknemer de in de pensioenregeling opgenomen ingangsdatum van het ouderdomspensioen uitstelt tot de voor hem geldende AOW-leeftijd als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet, zonder dat hij moet voldoen aan het wettelijke vereiste van doorwerken in dienstbetrekking. Deze goedkeuring geldt ook voor werknemers die in deeltijd werken, voor zover zij niet reeds voldoen aan het wettelijke doorwerkvereiste

Deze goedkeuring geldt alleen voor (ex-)werknemers die zijn geboren vóór 1 januari 1950. De goedkeuring eindigt op 31 maart 2015.

3. Inwerkingtreding en vervaldatum

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2013 en vervalt met ingang van 1 april 2015.

Den Haag, 5 december 2012

De staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers.


X Noot
1

Motie-Noten (PvdA) c.s. over het laten vervallen van het doorwerkvereiste (kamerstuk EK 33.290, I).

X Noot
2

Zie artikel 18a, vierde lid, onder 2°, van de Wet op de loonbelasting 1964.

Naar boven