Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatscourant 2012, 27305 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatscourant 2012, 27305 | beleidsregel |
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
Gelet op artikel 80, zesde lid, van de Spoorwegwet,
Besluit:
Deze beleidsregel is van toepassing op alle overtredingen die als beboetbaar feit zijn aangemerkt bij of krachtens artikel 77, eerste lid, van de Spoorwegwet.
Bij de vaststelling van de hoogte van de bestuurlijke boete ter zake van overtreding van een norm die zich richt tot een natuurlijke persoon, niet zijnde een onderneming, worden de bedragen gehanteerd, opgenomen in bijlage 1, behorende bij deze beleidsregel.
1. Bij de vaststelling van de hoogte van een bestuurlijke boete ter zake van een overtreding van een norm die zich richt tot een onderneming, worden de normbedragen gehanteerd zoals opgenomen in bijlage 2, behorende bij deze beleidsregel.
2. Het normbedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt vermenigvuldigd met de bij de omzetcategorie van de onderneming horende factor.
3. De categorie-indeling, bedoeld in het vorige lid, luidt als volgt:
Categorie I |
ondernemingen met een omzet van minder dan € 100.000 |
Factor 0,25 |
Categorie II |
Ondernemingen met een omzet van ten minste € 100.000 maar minder dan € 200.000 |
Factor 0,5 |
Categorie III |
Ondernemingen met een omzet van ten minste € 200.000 maar minder dan € 500.000 |
Factor 1 |
Categorie IV |
Ondernemingen met een omzet van ten minste € 500.000 maar minder dan € 1.000.000 |
Factor 2 |
Categorie V |
Ondernemingen met een omzet van meer dan € 1.000.000 |
Factor 3 |
4. De omzet in de zin van dit artikel is de omzet in het kalenderjaar voorafgaand aan de datum van overtreding.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, namens deze: De inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport, J. Thunnissen.
Overtredingen van onderstaand artikel van de Spoorwegwet |
boetebedrag |
---|---|
19, eerste lid |
€ 1.500 |
19, tweede lid |
€ 3.800 |
21, eerste lid |
€ 1.500 |
37b, achtste lid |
€ 3.800 |
51, vierde lid |
€ 1.500 |
53 |
€ 1.500 |
65, tweede lid |
€ 3.800 |
96, tweede lid |
€ 1.500 |
Overtredingen van artikelen krachtens artikel 65, eerste lid, van de Spoorwegwet vastgesteld |
boetebedrag |
---|---|
6, tweede lid, Besluit spoorverkeer |
€ 1.500 |
8a Besluit spoorverkeer |
<10 km te hard: € 1.500 ≥10 km te hard: € 3.800 |
9, eerste lid, Besluit spoorverkeer |
<10 km te hard: € 1.500 ≥10 km te hard: € 3.800 |
10, eerste lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
10, tweede lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
11 Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
12, eerste lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
12, derde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
12, vierde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
13, eerste lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
13, derde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
14, eerste lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
14, derde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
15, eerste lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
15, derde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
16 Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
19 Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
22, eerste lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
22, tweede lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
22, derde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
23, derde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
24 Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
27, derde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
30 Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
34 Besluit spoorverkeer |
€ 1.500 |
35 Besluit spoorverkeer |
€ 1.500 |
36, tweede lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
37, eerste lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
37, derde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 3.800 |
40, vierde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 1.500 |
Overtredingen van onderstaand artikel van de Spoorwegwet |
boetenormbedrag |
---|---|
19, eerste lid |
€ 10.000 |
21, eerste lid |
€ 10.000 |
33, vijfde lid |
€ 50.000 |
36, eerste lid |
€ 10.000 |
37, eerste lid |
€ 10.000 |
37b, eerste lid |
€ 10.000 |
37b, achtste lid |
€ 10.000 |
53, eerste, tweede en derde lid |
€ 10.000 |
53, vierde lid |
€ 50.000 |
96, tweede lid |
€ 50.000 |
Overtredingen krachtens artikel 65, eerste lid, van de Spoorwegwet vastgesteld |
boetenormbedrag |
---|---|
2, eerste lid, Besluit spoorverkeer |
€ 10.000 |
2, derde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 10.000 |
2, vierde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 10.000 |
2, vijfde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
3, derde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 10.000 |
4, tweede lid, Besluit spoorverkeer |
€ 10.000 |
4, vierde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
5 Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
7 Besluit spoorverkeer |
€ 10.000 |
8 Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
8a Besluit spoorverkeer |
<10 km te hard: € 10.000 ≥10 km te hard: € 50.000 |
11 Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
12, eerste lid, Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
12, derde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
12, vierde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
18, eerste lid, Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
18, derde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
18, vierde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
21 Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
22, vierde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
23, eerste lid, Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
23, vierde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
24 Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
25, eerste lid, Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
31 Besluit spoorverkeer |
€ 10.000 |
34 Besluit spoorverkeer |
€ 10.000 |
36, eerste lid, Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
37, eerste lid, Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
37, derde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 50.000 |
40, vierde lid, Besluit spoorverkeer |
€ 10.000 |
Met dit besluit wordt de beleidsregel vastgesteld, bedoeld in artikel 80, zesde lid, van de Spoorwegwet. Dit artikellid bepaalt dat er voor de toepassing van het nieuwe artikel 80 een beleidsregel moet worden vastgesteld. Artikel 80 is gewijzigd bij de Wet van 19 april 2012 tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met de uitvoering van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging» (Stb. 2012, 213), voorts te noemen de Wet van 19 april 2012.
Met de Wet van 19 april 2012 wordt een groot deel van de overtredingen die voorheen strafrechtelijk waren gesanctioneerd, aangemerkt als bestuurlijk beboetbaar feit1. Het betreft feiten in de Spoorwegwet zelf en feiten in het Besluit spoorverkeer.
Uiteraard is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing bij het opleggen van bestuurlijke boetes; zie met name titel 5.4 (artikel 5:40 en volgende) van de Algemene wet bestuursrecht.
Op grond van het Instellingsbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport2 (voorts: ILT) is de ILT belast met de handhaving van wet- en regelgeving op het werkterrein van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, voor zover dat niet aan anderen is opgedragen of gemandateerd. De bestuurlijke boetes zullen dus in de praktijk worden opgelegd door ILT.
In het Besluit aanwijzing toezichthouders spoorwegen is neergelegd wie belast is met het toezicht op de naleving van de Spoorwegwet. Het toezicht op de naleving van de beboetbare overtredingen van de Spoorwegwet gebeurt door ambtenaren van ILT met uitzondering van de artikelen 19 en 21. Het toezicht op de naleving van die artikelen gebeurt door door de minister aangewezen medewerkers van ProRail.
Boeterapporten opgemaakt ter zake van overtredingen van de Spoorwegwet worden door de hierboven bedoelde toezichthouders aangeboden aan de afdeling Vergunningen Binnenvaart en Bestuurlijke Boete van ILT. Daar wordt, in mandaat3 namens de Minister, de boetebeschikking gemaakt.
Bij het, met deze beleidsregel, vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes spelen de volgende factoren:
• Algemene beginselen, voortvloeiend uit jurisprudentie;
• De maximale boetes, zoals vastgesteld in artikel 80, eerste lid van de Spoorwegwet;
• De verplichting om de hoogte van de boete af te stemmen op de omzet van de onderneming, indien de overtreder een ondernemer is, zoals neergelegd in artikel 80, tweede lid van de Spoorwegwet;
• De mogelijkheid om een recidive-toeslag te berekenen, neergelegd in artikel 80, derde lid.
Uit jurisprudentie en literatuur vloeit voort dat de hoogte van een bestuurlijke boete in redelijke verhouding moet staan tot het beoogde doel in termen van preventie (afschrikwekkende werking). De hoogte moet derhalve toereikend zijn om volgende overtredingen door dezelfde overtreder te voorkomen (speciale preventie), alsmede om potentiële overtreders te weerhouden van nieuwe, soortgelijke overtredingen (generale preventie).
Artikel 80, eerste lid, van de Spoorwegwet bepaalt welke boetes ten hoogste mogen worden opgelegd. Aan een natuurlijke persoon, niet zijnde een onderneming mag ten hoogste een boete van € 5.700,– worden opgelegd. Aan een onderneming mag ten hoogste een boete van € 225.000,– worden opgelegd.
Daarnaast schrijft het tweede lid van artikel 80 van de Spoorwegwet voor dat, wanneer het een onderneming betreft, de hoogte van de boete moet zijn afgestemd op de omzet van de onderneming. Met deze beleidsregel is een categorie-indeling naar omzet van de onderneming vastgesteld, die aansluit bij artikel 80, tweede lid, van de Spoorwegwet, zoals dat luidde tot de inwerkingtreding van de Wet van 19 april 2012.
Bij de keuze van de boetebedragen is onderscheid gemaakt naar de ernst van de overtreding; daarbij is uitgegaan van twee niveaus, zowel bij natuurlijke personen, niet zijnde een onderneming als bij ondernemingen. De niveaus zijn vastgesteld aan de hand van de risico’s voor de spoorwegveiligheid.
Het derde lid van artikel 80 van de Spoorwegwet biedt de mogelijkheid om onder bepaalde omstandigheden een recidive-toeslag te berekenen van 50%. Indien voldaan is aan de eisen, genoemd in het derde lid van artikel 80 van de Spoorwegwet, zal, in het licht van de spoorwegveiligheid, afhankelijk van de omstandigheden van het geval en de ernst van de overtreding worden bezien of het gebruiken van de mogelijkheid van oplegging van een recidive-toeslag noodzakelijk is; in plaats van nóg een keer een bestuurlijke boete op te leggen, kan ook gedacht worden aan het toepassen van een andere interventie.
Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat de maxima betekenen dat de boetes die in de praktijk kunnen worden opgelegd de bedragen van € 5.700,– respectievelijk € 225.000,– nooit kunnen overschrijden, ook niet in geval van recidive4.
Rekening houdend met deze bepalingen zijn de bijlagen 1 en 2 bij de beleidsregel opgesteld.
Omdat alle in deze beleidsregel genoemde boetebedragen hoger zijn dan het bedrag genoemd in artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht (€ 340,–) wordt van de overtreding steeds een rapport of proces-verbaal opgemaakt en wordt de overtreder steeds in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
Aan de hand van de normadressaat wordt bepaald welke bijlage bij deze beleidsregel van toepassing is.
Natuurlijke persoon, niet zijnde een onderneming
Is de overtreding begaan door een natuurlijke persoon, niet zijnde een onderneming, dan is bijlage 1 bij de beleidsregel van toepassing. Met betrekking tot natuurlijke personen, niet zijnde een onderneming, kunnen twee verschillende bedragen worden opgelegd, te weten € 1.500,– voor overtredingen met een groot risico voor de spoorwegveiligheid en € 3.800,– voor overtredingen met een zeer groot risico voor de spoorwegveiligheid.
Het bedrag van € 3.800,– is afgeleid van het wettelijk maximumbedrag (€ 5.700,–), wetende dat het bedrag van € 3.800,– met 50% kan worden verhoogd in geval van recidive.
Is de overtreding begaan door een onderneming, dan is bijlage 2 bij de beleidsregel van toepassing. Met betrekking tot ondernemingen wordt gewerkt met een boetenormbedrag. Er zijn twee boetenormbedragen, te weten € 10.000 voor overtredingen met een groot risico voor de spoorwegveiligheid en € 50.000 voor overtredingen met een zeer groot risico voor de spoorwegveiligheid.
Om te kunnen vaststellen wat de daadwerkelijke hoogte van het boetebedrag is, moet gebruik worden gemaakt van de tabel in artikel 3, derde lid, van de beleidsregel, waarin wordt bepaald in welke gevallen het boetenormbedrag met welke factor moet worden vermenigvuldigd.
Indien de omzet van een onderneming niet bekend is, kan die worden opgevraagd bij de onderneming. Indien de onderneming de gegevens niet binnen de door ILT genoemde termijn levert, wordt op grond van artikel 80, vierde lid, van de Spoorwegwet, de maximale boete van € 225.000,– opgelegd.
In artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat een bestuursorgaan geen bestuurlijke boete mag opleggen voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
Uit jurisprudentie5 blijkt dat bij het ontbreken van enige, al dan niet geobjectiveerde schuld, geen bestuurlijke boete mag worden opgelegd. En in situaties waarin sprake is van het volledig ontbreken van verwijtbaarheid, behoort van boeteoplegging te worden afgezien6.
Met de Wet van 19 april 2012 is een groot deel van de overtredingen die voorheen strafrechtelijk konden worden gesanctioneerd, aangemerkt als bestuurlijk beboetbaar feit7. Van sommige feiten is, voor zover bij de Minister bekend, nooit bewezen dat zij, naar de mening van de strafrechter, ‘verwijtbaar’ zijn gepleegd. Het belangrijkste voorbeeld van een feit waarvan ‘verwijtbaarheid’ nooit bewezen is geacht, is overtreding van artikel 65, tweede lid, van de Spoorwegwet, waaronder de zogeheten Stoptonend Sein-passage valt. Met betrekking tot dit beboetbaar feit is het (ook) in de toekomst zeer onwaarschijnlijk dat het ‘verwijtbaar’ wordt gepleegd. Mocht het zich echter voordoen, dat er sprake is van verwijtbaarheid8 dan is een hoge boete zeker gerechtvaardigd. Daarom is in bijlage 1 gekozen voor de hoge boete (€ 3.800,–).
Een overtreding die krachtens artikel 77, eerste lid, van de Spoorwegwet als beboetbaar feit is aangemerkt, kan niet tevens als strafbaar feit krachtens artikel 87, eerste lid, van de Spoorwegwet worden aangemerkt9. Andersom geldt hetzelfde: een overtreding die krachtens artikel 87, eerste lid, van de Spoorwegwet als strafbaar feit is aangemerkt, wordt niet tevens als beboetbaar feit krachtens artikel 77, eerste lid, van de Spoorwegwet aangemerkt10.
Samenloop van de bestuurlijke boete met andere sancties die worden gezien als een ‘criminal charge’ in de zin van artikel 6 van het EVRM wordt bepaald door beginselen van strafrecht, zoals het ne bis in idem beginsel. In het spoorse domein kan daarbij bijv. gedacht worden aan sancties op grond van overtreding van artikel 164 en 165 van het Wetboek van Strafrecht.
Samenloop van de bestuurlijke boete met herstelsancties (zoals lasten onder dwangsom of bestuursdwang en intrekking van een vergunning) zijn wel mogelijk.
Zoals is bepaald in artikel 6 treedt de beleidsregel in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst. De beleidsregel treedt tegelijk in werking met de Wet van 19 april 2012, met ingang van 1 januari 2013. Dat betekent dat de beleidsregel niet van toepassing is op overtredingen die plaatsvonden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de wet. Er zijn overtredingen die ook voor het tijdstip van inwerkingtreding van de wet bestuurlijk beboetbaar waren11. Voor overtredingen begaan vóór de datum van inwerkingtreding van de wet, ongeacht of de boete voor of na inwerkingtreding van de wet wordt opgelegd, wordt geen recidive-toeslag toegepast.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, namens deze: De inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport J. Thunnissen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-27305.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.