De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Wonen
en Rijksdienst,
Gelet op de artikelen 9, derde lid, en 12a, derde lid, van de Wet schadeloosstelling
leden Tweede Kamer, de artikelen 10, tweede lid, 13, derde lid, 16, derde lid, en
18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 4, vierde en vijfde
lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale
ombudsman, artikel 16, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, artikel
21, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, de artikelen 2, tweede
en vierde lid, en 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,
de artikelen 2, tweede en vierde lid, en 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en
commissieleden, artikel 25, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, de
artikelen 7, derde lid, en 10, vierde lid, van het Voorzieningenbesluit ministers
en staatssecretarissen, artikel 3.2, tweede lid, van het Waterschapsbesluit, artikel
13, eerste lid, van het Reisbesluit binnenland, artikel 8, tweede lid en artikel 12bb
van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 en de artikelen 3, eerste lid, en 3a van het
Besluit betaling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel;
Besluiten:
ARTIKEL I
In artikel 12a, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer wordt
‘€ 0,58’ vervangen door: € 0,60.
ARTIKEL II
In artikel 13, tweede lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer wordt ‘€ 0,58’
vervangen door: € 0,60.
ARTIKEL III
In de in de kolommen C tot en met E van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van
de in kolom B genoemde wetten, besluiten en ministeriële regelingen wordt de in kolom
F opgenomen tekst telkens vervangen door de in kolom G opgenomen tekst. In kolom F
staan de bedragen voor het jaar 2012. In kolom G staan de bedragen die per 1 januari
2013 gelden.
A
|
B
|
C
|
D
|
E
|
F
|
G
|
Nr
|
Wet/besluit/
ministeriële regeling
|
artikel
|
lid
|
Onderdeel
|
Huidige tekst
|
Nieuwe tekst
|
1
|
Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer
|
9
|
1
|
|
€ 2509,27
|
€ 2566,99
|
2
|
Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer
|
12a
|
2
|
|
€ 0,60
|
€ 0,62
|
3
|
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer
|
10
|
1
|
|
€ 2787,45
|
€ 2788,80
|
4
|
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer
|
13
|
2
|
|
€ 0,60
|
€ 0,62
|
5
|
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer
|
16
|
1
|
|
€ 2389,59
|
€ 2444,56
|
6
|
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer
|
18
|
2
|
|
€ 311,59
|
€ 319,06
|
7
|
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer
|
18
|
2
|
|
€ 3102,43
|
€ 3176,80
|
8
|
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer
|
18
|
2
|
|
€ 6206,09
|
€ 6354,86
|
9
|
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer
|
18
|
2
|
|
€ 10.085,06
|
€ 10.326,81
|
10
|
Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
|
4
|
3
|
|
€ 0,60
|
€ 0,62
|
11
|
Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
|
6
|
2
|
a
|
€ 328,63
|
€ 336,19
|
12
|
Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
|
6
|
2
|
b
|
€ 273,50
|
€ 279,79
|
13
|
Rechtspositiebesluit burgemeesters
|
16
|
1
|
|
€ 331,28
|
€ 338,90
|
14
|
Rechtspositiebesluit burgemeesters
|
16
|
1
|
|
€ 345,23
|
€ 353,17
|
15
|
Rechtspositiebesluit burgemeesters
|
16
|
1
|
|
€ 356,71
|
€ 364,91
|
16
|
Rechtspositiebesluit gedeputeerden
|
21
|
1
|
|
€ 328,53
|
€ 336,09
|
17
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel I
|
|
|
€ 232,57
|
€ 235,58
|
18
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel I
|
|
|
€ 367,49
|
€ 372,25
|
19
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel I
|
|
|
€ 572,81
|
€ 580,23
|
20
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel I
|
|
|
€ 889,13
|
€ 900,64
|
21
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel I
|
|
|
€ 1157,56
|
€ 1172,56
|
22
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel I
|
|
|
€ 1354,52
|
€ 1372,07
|
23
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel I
|
|
|
€ 1537,82
|
€ 1557,74
|
24
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel I
|
|
|
€ 1791,52
|
€ 1814,73
|
25
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel I
|
|
|
€ 2181,10
|
€ 2209,35
|
26
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel II
|
|
|
€ 43,31
|
€ 44,31
|
27
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel II
|
|
|
€ 57,54
|
€ 58,86
|
28
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel II
|
|
|
€ 76,37
|
€ 78,13
|
29
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel II
|
|
|
€ 104,87
|
€ 107,28
|
30
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel II
|
|
|
€ 135,64
|
€ 138,76
|
31
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel II
|
|
|
€ 154,45
|
€ 158,00
|
32
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel II
|
|
|
€ 172,69
|
€ 176,66
|
33
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel II
|
|
|
€ 205,73
|
€ 210,46
|
34
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel II
|
|
|
€ 246,75
|
€ 252,43
|
35
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel IV
|
|
|
€ 55,87
|
€ 56,59
|
36
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel IV
|
|
|
€ 61,76
|
€ 62,56
|
37
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel IV
|
|
|
€ 74,09
|
€ 75,05
|
38
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel IV
|
|
|
€ 91,17
|
€ 92,35
|
39
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel IV
|
|
|
€ 116,43
|
€ 117,94
|
40
|
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
|
Tabel IV
|
|
|
€ 147,61
|
€ 149,52
|
41
|
Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden
|
2
|
1
|
|
€ 12.948,63
|
€ 13.116,34
|
42
|
Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden
|
2
|
3
|
|
€ 88,90
|
€ 90,94
|
43
|
Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden
|
13
|
|
|
€ 104,08
|
€ 105,43
|
44
|
Rechtspositiebesluit wethouders
|
25
|
1
|
|
€ 132,67
|
€ 135,72
|
45
|
Rechtspositiebesluit wethouders
|
25
|
1
|
|
€ 218,01
|
€ 223,02
|
46
|
Rechtspositiebesluit wethouders
|
25
|
1
|
|
€ 282,02
|
€ 288,51
|
47
|
Rechtspositiebesluit wethouders
|
25
|
1
|
|
€ 307,75
|
€ 314,83
|
48
|
Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen
|
7
|
2
|
|
€ 0,60
|
€ 0,62
|
49
|
Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen
|
10
|
2
|
a
|
€ 657,27
|
€ 672,39
|
50
|
Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen
|
10
|
2
|
b
|
€ 657,27
|
€ 672,39
|
51
|
Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen
|
10
|
2
|
c
|
€ 328,63
|
€ 336,19
|
52
|
Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen
|
10
|
2
|
d
|
€ 273,50
|
€ 279,79
|
53
|
Waterschapsbesluit
|
3.2
|
1
|
|
€ 442,68
|
€ 448,41
|
54
|
Reisregeling binnenland
|
5
|
1
|
aanhef
|
€ 4,33
|
€ 4,43
|
55
|
Reisregeling binnenland
|
5
|
1
|
aanhef
|
€ 12,95
|
€ 13,23
|
56
|
Reisregeling binnenland
|
5
|
1
|
a
|
€ 13,63
|
€ 13,90
|
57
|
Reisregeling binnenland
|
5
|
1
|
b
|
€ 20,62
|
€ 21,03
|
58
|
Reisregeling binnenland
|
5
|
1
|
c
|
€ 83,42
|
€ 85,92
|
59
|
Reisregeling binnenland
|
5
|
1
|
d
|
€ 8,15
|
€ 8,39
|
60
|
Verplaatsingskosten-regeling 1989
|
12
|
1
|
|
€ 341,42
|
€ 350,15
|
61
|
Verplaatsingskosten-regeling 1989
|
12
|
2
|
|
€ 19,15
|
€ 19,63
|
62
|
Verplaatsingskosten-regeling 1989
|
12
|
5
|
|
€ 0,17
|
€ 0,18
|
63
|
Verplaatsingskosten-regeling 1989
|
13
|
1
|
a
|
€ 51,28
|
52,58
|
64
|
Verplaatsingskosten-regeling 1989
|
13
|
1
|
b
|
€ 2,88
|
€ 2,95
|
65
|
Verplaatsingskosten-regeling 1989
|
13
|
1
|
c
|
€ 0,06
|
€ 0,06
|
66
|
Verplaatsingskosten-regeling 1989
|
13
|
2
|
|
€ 0,17
|
€ 0,18
|
67
|
Verplaatsingskosten-regeling 1989
|
13
|
2
|
|
€ 0,06
|
€ 0,06
|
ARTIKEL IV
In artikel 2 van de Regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011–2012
wordt in:
a. onderdeel a ‘€ 104,74’ vervangen door: € 119,41.
b. onderdeel b ‘€ 34,86’ vervangen door: € 38,70.
c. onderdeel c ‘€ 25,14’ vervangen door: € 26,90.
d. onderdeel d ‘€ 15,89’ vervangen door: € 14,78.
ARTIKEL V
-
1. Artikel I en II van deze regeling treden in werking met ingang van de dag na de datum
van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werken terug tot
en met 1 januari 2012.
-
2. Artikel III van deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013. Indien
de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari
2013 treedt artikel III in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2013.
-
3. Artikel IV van deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013. Indien
de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari
2013 treedt artikel III in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige regeling behelst het aanpassen van bedragen ten behoeve van diverse
wettelijk geregelde onkostenvergoedingen voor zowel politieke ambtsdragers als voor
de ambtenaren van de sector Rijk. Op grond van bovenliggende regelgeving is sprake
van een verplichting om de in de regeling opgenomen bedragen elk jaar aan te passen
aan de hand van de daarin voorgeschreven aanpassingssystematiek.
De verschillende bedragen moeten op 1 januari van ieder jaar dan wel jaarlijks worden
gewijzigd aan de hand van de in de regelgeving genoemde en verschillende indexcijfers
zoals de consumentenprijsindex, de consumentenprijsindex voor restaurants, fastfood,
afhaalservice, cafés en accommodaties en het prijsindexcijfer autolease personenauto’s.
Daarnaast zijn er enkele vergoedingen voor politieke ambtsdragers die gekoppeld zijn
aan het indexcijfers CAO lonen overheid. Voorts zijn er vergoedingen van politieke
ambtsdragers die, aan de hand van een rekenregel, moeten worden gewijzigd omdat de
vergoedingen voor dienstreizen van het burgerlijk rijkspersoneel wijzigen. De tegemoetkomingen
aan rijksambtenaren voor woon- werkverkeer op grond van de Verplaatsingskostenregeling
1989 wordt, ook ingevolge een rekenregel, geïndexeerd met de prijsstijging van een
Ov-jaarkaart 2e klasse.
Tevens worden de bedragen in de regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel
2011–2012 aangepast. Voor de nadere uitleg wordt hier verwezen naar de artikelsgewijze
toelichting van artikel IV van deze regeling.
Artikelsgewijs
Artikel I en II
Op 14 november 2012 is de Wet schadeloosstelling Tweede Kamerleden en de Wet vergoedingen
leden Eerste Kamer gewijzigd in verband met de invoering van de werkkostenregeling
en de regeling van de dienstauto voor de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer.1 Voor het woon-werkverkeer en dienstreizen kan de voorzitter nu ook een dienstauto
ter beschikking worden gesteld. De prijs voor deze dienstauto’s zijn per kilometer
gemaximeerd. Per 1 januari van elk jaar wordt dit bedrag bij ministeriële regeling
gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde
operationele autolease inclusief brandstof, zoals door het Centraal Bureau voor de
Statistiek gepubliceerd, over het tweede kalenderjaar voorafgaand aan genoemde datum
ten opzichte van hetzelfde indexcijfer over het jaar daaraan voorafgaand.
De wijziging per 1 januari 2012 was nog niet doorgevoerd. Het prijsindexcijfer autolease
personenauto’s 2010 was 108,7. Het prijsindexcijfer autolease personenauto’s 2009
was 105,9. Het verschil is dus 108,7-105,9 = 2,8. In een percentage uitgedrukt is
de stijging 2,64%. Het normbedrag voor 2011 was (niet afgerond) € 0,5825072309375
(afgerond € 0,58) vermenigvuldigd met 2,64% wordt (niet afgerond) 0,597908744, het
bedrag per januari 2012 bedroeg afgerond: € 0,60.
Artikel III, nummer 1, 5, 11, 12, 13 tot en met 16, 26 tot en met 34, 42, 44 tot en
met 47 en 49 tot en met 52
De volgende toelagen en onkostenvergoedingen worden jaarlijks met ingang van 1 januari
aangepast aan de consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het voorafgaande
kalenderjaar. De consumentenprijsindex voor 2012 is bepaald op 112,70. Voor 2011 was
dit indexcijfer 110,17. Dit betekent dat de bedragen per 1 januari 2013 worden verhoogd
met 2,3%. Het betreft de volgende vergoedingen:
-
• de vergoeding voor leden van de Eerste en Tweede Kamer voor kosten verbonden aan de
uitoefening van het ambt (artikel 9, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden
Tweede Kamer en artikel 16, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer:
nummers 1 en 5),
-
• de vergoeding voor de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene
Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State en de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige
leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen voor
de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening komen en door hen mede worden
aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 6, tweede lid, van het
Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman:
nummers 11 en 12).
-
• de ambtstoelage voor burgemeesters (artikel 16, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit
burgemeesters: nummers 13 t/m 15),
-
• de onkostenvergoeding voor gedeputeerden (artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit
gedeputeerden: nummer 16),
-
• de onkostenvergoeding voor raadsleden (tabel II van het Rechtspositiebesluit raads-
en commissieleden: nummers 26 t/m 34),
-
• de onkostenvergoeding voor statenleden (artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit
staten- en commissieleden: nummer 42),
-
• de onkostenvergoeding voor wethouders (artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit
wethouders: nummers 44 t/m 47),
-
• de vergoeding voor ministers en staatssecretarissen voor de kosten van voorzieningen
die voor hun eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van
de vervulling van hun ambt (artikel 10, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit ministers
en staatssecretarissen: nummers 49 t/m 52),
Bij het vaststellen van de vergoedingen in de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer
en de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer is verondersteld dat de werkkostenregeling
is ingevoerd. Indien dit nog niet geval is, geldt overgangsrecht tot 1 januari 2014
(artikel 19a van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en artikel 20 van de Wet schadeloosstelling
leden Tweede Kamer).
Het overgangsrecht betreft de toepassing van artikel 39c van de Wet op de loonbelasting
1964. In dat geval worden de bedragen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Wet
schadeloosstelling leden Tweede Kamer en artikel 16, tweede lid, van de Wet vergoedingen
leden Eerste Kamer vermenigvuldigd met 100/P, waarbij P wordt berekend door het getal
100 te verminderen met het getal van het hoogste tarief, bedoeld in kolom IV van artikel 2.10
van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Voor leden van de Tweede Kamer bedraagt de vergoeding op grond van artikel 9, tweede
lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer in dat geval met ingang van
1 januari 2013 € 5.347,89 per jaar. Voor leden van de Eerste Kamer bedraagt de vergoeding
op grond van artikel 16, tweede lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer in
dat geval met ingang van 1 januari 2013 € 5.092,83 per jaar.
Artikel III, nummers 3 en 6 tot en met 9
Artikel 10, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ziet op een vergoeding
waarmee de leden van de Eerste Kamer voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid,
ouderdom en overlijden. Artikel 18, tweede lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste
Kamer betreft de vergoeding voor verblijfkosten. Als de werkkostenregeling met ingang
van 1 januari 2013 nog niet wordt ingevoerd, geldt op grond van artikel 19a van de
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer toepassing van artikel 39c van de Wet op de loonbelasting
1964. In dat geval worden de bedragen vermenigvuldigd met 100/P, waarbij P wordt berekend
door het getal 100 te verminderen met het getal van het hoogste tarief, bedoeld in
kolom IV van artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Dat leidt tot de volgende bedragen:
Reisafstand
|
Vergoeding bij toepassing van art. 19a
|
0 km
|
€ 664,71
|
10 km
|
€ 6.618,33
|
75 km
|
€ 13.239,28
|
150 km
|
€ 21.514,18
|
De vergoeding voor verblijfkosten voor leden van de Tweede Kamer is geregeld in artikel
8, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer. Deze bepaling bevat
een rekenregel, zodat in onderhavige regeling de bedragen niet gewijzigd hoeven te
worden. Als de werkkostenregeling met ingang van 1 januari 2013 nog niet wordt ingevoerd,
geldt op grond van artikel 20 van de Wet schadeloosstelling toepassing van artikel
39c van de Wet op de loonbelasting 1964.In dat geval worden de bedragen, bedoeld in
artikel 8, eerste lid, vermenigvuldigd met 100/P, waarbij P wordt berekend door het
getal 100 te verminderen met het getal van het hoogste tarief, bedoeld in kolom IV
van artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Reisafstand
|
Vergoeding art. 8, eerste lid
|
0 km
|
€ 6.728,00
|
10 km
|
€ 11.135,00
|
75 km
|
€ 15.378,95
|
150 km
|
€ 20.566,00
|
Reisafstand
|
Vergoeding bij toepassing van art. 20
|
0 km
|
€ 14.016,67
|
10 km
|
€ 23.197,92
|
75 km
|
€ 32.039,48
|
150 km
|
€ 42.845,83
|
Artikel III, nummer 2, 4, 10 en 48
Deze wijzigingen strekken tot aanpassing van de bedragen die zijn opgenomen in artikel
12a, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en artikel 13, tweede
lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 4, derde lid, van het Besluit
rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en artikel
7, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen.
Het in deze bepalingen vermelde bedrag heeft betrekking op de maximaal toegestane
kilometerprijs van een aan te schaffen dienstauto. Het bedrag wordt per 1 januari
van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging
van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease inclusief brandstof,
zoals door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd, over het tweede kalenderjaar
voorafgaand aan genoemde datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer over het jaar
daaraan voorafgaand. De stijging van de normbedragen zoals die met dit besluit gestalte
krijgt is als volgt berekend. Het prijsindexcijfer autolease personenauto’s 2011 was
112,0. Het prijsindexcijfer autolease personenauto’s 2010 was 108,7. Het verschil
is dus 112,0-108,7 = 3,3. In een percentage uitgedrukt is de stijging 3,04 %. Het
normbedrag voor 2011 was (niet afgerond) € 0,597908744 vermenigvuldigd met 3,04 %
wordt € 0,618237641296 afgerond € 0,62.
Artikel III, nummers 17 tot en met 25, 35 tot en met 40, 43 en 53
Het maximumbedrag van de vergoeding voor werkzaamheden toegekend aan raadsleden en
statenleden (tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden respectievelijk
artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden) worden
jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de hand van het door het Centraal
Bureau voor de Statistiek voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar
vastgestelde indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen.
Ten aanzien van 2012 was het indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen
geldend voor de maand september 2011 in november 2011 nog niet bekend. De vergoedingen
die met dit indexcijfer gewijzigd moeten worden zijn om die reden met ingang van 1
januari 2012 niet aangepast.
In de loop van 2012 werd dit indexcijfer wel bekend. Dat indexcijfer was 0,3% lager
ten opzichte van het indexcijfer dat voor 2011 gehanteerd werd. Er is toen voor gekozen
deze verlaging op dat moment niet door te berekenen in de bedragen over 2012. De bedragen
over 2012 blijven dus hetzelfde als de bedragen over 2011.
Met dat percentage (-/- 0,3%) moet echter wel rekening worden gehouden bij de berekening
van de bedragen over 2013. Voor 2013 geldt namelijk wel een verhoogd indexeringspercentage.
Het indexcijfer CAO lonen overheid voor 2013 is bepaald op 131,9. Voor 2012 was dit
indexcijfer 129,8, een verhoging van 1,6%.
De volgende berekeningswijze is daarom gehanteerd. Het indexcijfer dat over de bedragen
van 2011 is toegepast is 130,2. Het indexcijfer voor de bedragen over 2012 is 129,8.
Dat betekent dat de desbetreffende bedragen per 1 januari 2012 verlaagd hadden moeten
worden met 0,3%. Deze verlaging is nu bij de berekening van de bedragen over 2013
meegenomen, in die zin dat de bedragen van 2011 eerst zijn verlaagd met 0,3% en dat
voor de bedragen voor 2013 op die verlaagde bedragen de verhoging van 1,6% is toegepast.
De vergoeding aan een lid van een commissie, vermeld in tabel IV van het Rechtspositiebesluit
raads- en commissieleden en artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden
worden overeenkomstig aangepast. Tot slot wordt ook de vergoeding voor leden van het
algemeen bestuur die geen lid zijn van het dagelijks bestuur (artikel 3.2, eerste
lid, van het Waterschapsbesluit overeenkomstig aangepast.
Artikel III, nummers 54 tot en met 59
De bedragen voor de vergoeding van kleine uitgaven overdag en kleine uitgaven ’s avonds
worden geïndexeerd met 2,2%, de gemiddelde stijging van het totaal van de componenten
ontbijt, lunch en diner. De bedragen voor lunch en diner worden geïndexeerd met 2,0%,
de gemiddelde wijziging van de consumentenprijsindexen voor restaurants, fastfood
en afhaalservice en cafés. De bedragen voor logies en ontbijt worden geïndexeerd met
3,0% van de consumentenprijsindex voor accommodaties.
Artikel III, nummers 60 tot en met 67
Het maximumbedrag per maand van de tegemoetkoming per kilometer voor degene die de
plaats van tewerkstelling niet of niet doelmatig per openbaar vervoer kan bereiken
(artikel 12a Verplaatsingskostenbesluit 1989) en voor degene die de afstand tussen
de woning en de plaats van tewerkstelling per fiets aflegt (artikel 12b, tweede lid,
Verplaatsingskostenbesluit 1989) wordt vastgesteld op een twaalfde deel van de per
1 januari 2013 geldende grootverbruikcontractprijs van een OV jaarkaart 2e klasse.
Deze grootverbruikcontractprijs bedraagt, op basis van de door de NS opgegeven prijs
van een OV jaarkaart 2e klasse, op 1 januari 2013 € 4201,74. De tegemoetkoming in
gemaakte reiskosten bedraagt vanaf 1 januari 2013 aldus € 350,15.
Het maximumbedrag per maand van de tegemoetkoming per kilometer voor degene die de
plaats van tewerkstelling met het openbaar vervoer kan bereiken, maar daarvan geen
gebruik maakt (artikel 12b, eerste lid, Verplaatsingskostenbesluit 1989) wordt geïndexeerd
met 2,5%, de prijsstijging van een OV jaarkaart 2e klasse, en bedraagt per 1 januari
2013 € 52,58.
Voor degenen die niet regelmatig naar dezelfde plaats van tewerkstelling reizen (artikel
12, tweede lid, en artikel 13, eerste lid, onder b van de Verplaatsingskostenregeling
1989) is een maximale tegemoetkoming per dag van toepassing. De maximale bedragen
per dag (€ 19,63 respectievelijk € 2,95) zijn het resultaat van de volgende berekening:
het maandbedrag ( € 350,15 respectievelijk € 52,58 ), vermenigvuldigd met twaalf (maanden)
en gedeeld door 214 (het reguliere aantal reisdagen per jaar, zoals opgenomen in de
formule in artikel 12 van de verplaatsingskostenregeling 1989).
De bedragen voor de tegemoetkoming per kilometer (artikel 12, vijfde lid, onderdeel
d, en artikel 13, eerste lid, onderdeel c, van de Verplaatsingskostenregeling 1989)
wordt respectievelijk blijft per 1 januari 2013:18 respectievelijk 6 eurocent per
kilometer.
De hoge tegemoetkoming per kilometer wordt vastgesteld, door het niet afgeronde bedrag
van 1 januari 2012 (17,09 eurocent) te indexeren met de prijsstijging van een OV jaarkaart
2e klasse van 2,5% en de uitkomst (17,52 eurocent) rekenkundig af te ronden op hele
eurocenten (18 eurocent).
De lage tegemoetkoming wordt vastgesteld, op een derde deel van de niet afgeronde
hoge tegemoetkoming per kilometer, dat resulteert in een bedrag van 5,84 eurocent,
en wordt rekenkundig afgerond op hele eurocenten (6 eurocent).
Artikel IV
In artikel 3, eerste lid, van het Besluit betaling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel
worden de vergoedingen geregeld die een betrokkene verschuldigd is voor het van rijkswege
verstrekte genot van een woning en verdere verstrekkingen in die woning. Voor het
van rijkswege verstrekte genot van verwarming van de woning, energie voor kookdoeleinden,
elektrische energie anders dan voor verwarming van de woning en voor kookdoeleinden,
en leidingwater is als vergoeding een percentage van de bezoldiging vastgesteld.
De bedragen genoemd in artikel 2 Regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel
2011–2012 zijn gemaximeerd en worden jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de
consumentenprijsindex van gas, elektriciteit en water.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok.