Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2012, 27190 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2012, 27190 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken,
Handelend in overeenstemming met de Minister van Financiën;
Gelet op artikel 3.3a, eerste lid, van de Telecommunicatiewet;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
Telecommunicatiewet;
Minister van Economische Zaken;
eenmalig bedrag als bedoeld in artikel 3.3a, tweede lid, onder a, van de wet;
intrekken van de vergunning krachtens artikel 3.7, eerste lid, onderdeel a, van de wet of een wijziging van de vergunning op verzoek van de vergunninghouder, voor zover deze tot gevolg heeft dat in heel Nederland aaneengesloten frequentieruimte van ten minste 1 MHz die voorafgaand aan deze wijziging in de vergunning werd genoemd, niet langer mag worden gebruikt;
de ingetrokken vergunning of het deel van de vergunning dat is ingetrokken als bedoeld in onderdeel d.
Degene die op 26 februari 2013 om 0:00 uur houder is van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte genoemd in de eerste kolom van tabel 1 in de bijlage is voor het gebruik van de onder de verlengde vergunning vallende frequentieruimte genoemd in de tweede kolom van tabel 1, een eenmalig bedrag verschuldigd. Dit bedrag wordt berekend door de respectievelijke volgens de derde kolom van tabel 1 bij deze frequentieruimte behorende rekenprijs in tabel 2, te vermenigvuldigen met het respectievelijke aantal eenheden van 100 KHz van de betreffende frequentieruimte in de verlengde vergunning, en dit bedrag te vermenigvuldigen met de in tabel 3 opgenomen factor behorend bij het totale aantal maanden waarmee de vergunning voor deze frequentieruimte wordt verlengd.
1. De vergunninghouder, bedoeld in artikel 2, betaalt het op grond van artikel 2 verschuldigde bedrag binnen zes weken nadat het besluit tot vaststelling van het bedrag door de Minister aan hem is bekendgemaakt.
2. De betalingen worden verricht door bijschrijving op bankrekeningnummer 569994039 ten name van Ministerie van EZ, Agentschap Telecom onder vermelding van het kenmerknummer van het besluit, bedoeld in het eerste lid.
3. Indien op verzoek van de vergunninghouder, bedoeld in artikel 2, in afwijking van het eerste lid uitstel van betaling wordt verleend, wordt aan de beschikking tot uitstel van betaling het voorschrift verbonden dat het op het lopende kalenderjaar betrekking hebbende deel van het verschuldigde bedrag jaarlijks wordt betaald op dezelfde datum, voor het eerst op de datum, bedoeld in het eerste lid.
4. De Minister kan een geldschuld jegens de vergunninghouder die verband houdt met een bij of krachtens hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet genomen besluit, verrekenen met een vordering op de vergunninghouder op grond van artikel 2.
1. Indien een verlengde vergunning voor afloop van de vergunningstermijn wordt ingetrokken, herberekent de Minister het bedrag dat bij overeenkomstige toepassing van artikel 2 voor de ingetrokken vergunning verschuldigd zou zijn geweest als daarbij was uitgegaan van de werkelijke duur van de verlenging, naar boven afgerond in hele maanden.
2. De Minister betaalt aan degene die op het moment van intrekking houder is van de vergunning:
a. het verschil tussen het deel van het bedrag in de beschikking op grond van artikel 2 dat betrekking heeft op de ingetrokken vergunning enerzijds en het herberekende bedrag bedoeld in het eerste lid anderzijds,
b. vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 119 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek over de periode tussen de datum waarop het op dit verschil betrekking hebbende bedrag in de beschikking op grond van artikel 2 verschuldigd is en de datum waarop de Minister het verschil op grond van dit lid betaalt.
3. De beschikking tot vaststelling van de herberekening, bedoeld in het eerste lid, en het aan de vergunninghouder te betalen bedrag op grond van het tweede lid, wordt uiterlijk twee weken na de dagtekening van het besluit waarmee de vergunning wordt ingetrokken, toegezonden aan de vergunninghouder bedoeld in het tweede lid.
4. Dit artikel is van toepassing onverminderd verplichtingen op grond van artikel 3 en de besluiten op grond van artikel 2.
5. De Minister kan een vordering van de vergunninghouder op grond van dit artikel verrekenen met een geldschuld jegens de vergunninghouder die verband houdt met een bij of krachtens hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet genomen besluit.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 19 december 2012
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.
Tabel 1 Toewijzing rekenprijs aan frequenties binnen verlengde vergunningen
Kenmerk vergunning |
Frequenties |
Toe te passen rekenprijs per 100 KHz uit tabel 2 |
---|---|---|
HDTP/95/5447/HP |
890,1 – 894,1 MHz gepaard met 935,1 – 939,1 MHz |
C3 |
903,1 – 905 MHz gepaard met 948,1 – 950 MHz |
C5 |
|
905 – 910 MHz gepaard met 950 – 955 MHz |
C6 |
|
910 – 911,5 MHz gepaard met 955 – 956,5 MHz |
C7 |
|
HDTP/95/5446/HP |
894,1 – 895 MHz gepaard met 939,1 – 940 MHz |
C3 |
895 – 900 MHz gepaard met 940 – 945 MHz |
C4 |
|
900 – 903,1 MHz gepaard met 945 – 948,1 MHz |
C5 |
|
911,5 – 913,9 gepaard met 956,5 – 958,9 MHz |
C7 |
|
HDTP/98/595/DCS 136 U |
880,1 – 880,9 MHz gepaard met 925,1 – 925,9 MHz |
C1 |
882,3 – 885 MHz gepaard met 927,3 – 930,0 MHz |
C1 |
|
885 – 886,5 MHz gepaard met 930 – 931,5 MHz |
C2 |
|
1740,1 – 1745 MHz gepaard met 1835,1 – 1840 MHz |
D7 |
|
1745 – 1750 gepaard met 1840 – 1845 MHz |
D8 |
|
1750 – 1755 MHz gepaard met 1845 – 1850 MHz |
D9 |
|
HDTP/98/596/DCS 137 U |
880,9 – 882,3 MHz gepaard met 925,9 – 927,3 MHz |
C1 |
886,5 – 890 MHz gepaard met 931,5 – 935 MHz |
C2 |
|
890 MHz – 890, 1 MHz gepaard met 935 – 935,1 MHz |
C3 |
|
HDTP/98/599/DCS 140 U |
1710,1 – 1712,7 MHz gepaard met 1805,1 – 1807,7 MHz |
D1 |
HDTP/98/600/DCS 141 U |
1712,7 – 1715 MHz gepaard met 1807,7 – 1810 MHz |
D1 |
1715 – 1715,1 MHz gepaard met 1810 – 1810,1 MHz |
D2 |
|
HDTP/98/601/DCS 142 U |
1715,1 – 1717,7 MHz gepaard met 1810,1 – 1812,7 MHz |
D2 |
HDTP/98/602/DCS 143 U |
1717,7 – 1720 MHz gepaard met 1812,7 – 1815 MHz |
D2 |
1720 – 1720,1 MHz gepaard met 1815 – 1815,1 MHz |
D3 |
|
HDTP/98/603/DCS 144 U |
1720,1 – 1722,7 MHz gepaard met 1815,1 – 1817,7 MHz |
D3 |
HDTP/98/604/DCS 145 U |
1722,7 – 1725 MHz gepaard met 1817,7 – 1820 MHz |
D3 |
1725 – 1725,1 MHz gepaard met 1820 -1820,1 MHz |
D4 |
|
HDTP/98/605/DCS 146 U |
1725,1 – 1727,7 MHz gepaard met 1820,1 – 1822,7 MHz |
D4 |
HDTP/98/606/DCS 147 U |
1727,7 – 1730 MHz gepaard met 1822,7 – 1825 MHz |
D4 |
1730 – 1730,1 MHz gepaard met 1825 – 1825,1 MHz |
D5 |
|
HDTP/98/607/DCS 148 U |
1730,1 – 1732,7 MHz gepaard met 1825,1 – 1827,7 MHz |
D5 |
HDTP/98/608/DCS 149 U |
1732,7 – 1735 MHz gepaard met 1827,7 – 1830 MHz |
D5 |
1735 – 1735,1 gepaard met 1830 -1830,1 MHz |
D6 |
|
HDTP/98/609/DCS 150 U |
1735,1 – 1737,7 MHz gepaard met 1830,1 – 1832,7 MHz |
D6 |
HDTP/98/610/DCS 151 U |
1737,7 – 1740 MHz gepaard met 1832,7 – 1835 MHz |
D6 |
1740 – 1740,1 MHz gepaard met 1835 – 1835,1 MHz |
D7 |
|
HDTP/98/611/DCS 152 U |
1770,1 – 1772,7 MHz gepaard met 1865, 1 – 1867,7 MHz |
D13 |
HDTP/98/612/DCS 153 U |
1772,7 – 1775 MHz gepaard met 1867,7 – 1870 MHz |
D13 |
1775 – 1775,1 gepaard met 1870 – 1870,1 MHz |
D14 |
|
HDTP/98/613/DCS 154 U |
1775,1 – 1777,7 MHz gepaard met 1870,1 – 1872,7 MHz |
D14 |
HDTP/98/614/DCS 155 U |
1777,7 – 1780 MHz gepaard met 1872,7 – 1875 MHz |
D14 |
Vergunningtype en -nummer in de veiling |
Rekenprijs per 100 KHz |
---|---|
C1 |
€ 3,958,676 |
C2 |
€ 3,958,676 |
C3 |
€ 3,978,676 |
C4 |
€ 3,978,676 |
C5 |
€ 3,958,676 |
C6 |
€ 3,958,676 |
C7 |
€ 3,958,676 |
D1 |
€ 929,863 |
D2 |
€ 929,863 |
D3 |
€ 929,863 |
D4 |
€ 929,863 |
D5 |
€ 929,863 |
D6 |
€ 929,863 |
D7 |
€ 929,863 |
D8 |
€ 929,863 |
D9 |
€ 930,193 |
D10 |
€ 930,193 |
D11 |
€ 930,193 |
D12 |
€ 930,193 |
D13 |
€ 930,193 |
D14 |
€ 930,193 |
Aantal maanden verlenging |
Alpha (factor waarmee de rekenprijs uit tabel 2 vermenigvuldigd wordt) |
---|---|
1 |
0.008841 |
2 |
0.018400 |
3 |
0.027793 |
4 |
0.037493 |
5 |
0.047022 |
6 |
0.056866 |
7 |
0.066782 |
8 |
0.076522 |
9 |
0.086585 |
10 |
0.096468 |
11 |
0.106543 |
12 |
0.116678 |
13 |
0.126175 |
14 |
0.136452 |
15 |
0.146543 |
16 |
0.156967 |
17 |
0.167202 |
18 |
0.177776 |
19 |
0.188428 |
20 |
0.198883 |
21 |
0.209687 |
22 |
0.220292 |
23 |
0.231093 |
24 |
0.241953 |
De GSM 900- en GSM 1800-vergunningen van KPN, T-Mobile en Vodafone lopen op 25 februari 2013 af. De nieuwe verdeling van vergunningen in de 900 en 1800 MHz-band als gevolg van de veiling1, is pas kort (2,5 maand) voor afloop van de huidige vergunningen bekend geworden. Om te voorkomen dat door een dergelijk korte termijn voor het omschakelen van de huidige naar de nieuwe vergunningen de continuïteit van dienstverlening in gevaar kan komen is op grond van artikel 1, eerste lid, van het Besluit continuïteit mobiele telecommunicatiedienstverlening in het Verlengbaarheidsbesluit GSM-vergunningen 20132 besloten de vergunningen verlengbaar te maken en de huidige GSM-vergunningen te wijzigen.
Teneinde een optimaal gebruik van de te verlengen frequentieruimte te waarborgen worden in de Regeling eenmalig bedrag verlenging GSM-vergunningen 2013 bedragen vastgesteld die de houders van te verlengen vergunningen verschuldigd zijn voor het gebruik van de frequentieruimte gedurende de periode waarvoor de verlenging geldt. Het aantal maanden waarmee de vergunningen worden verlengd is op het moment van vaststelling van deze regeling nog niet bekend. Daarom wordt in de tabel in de bijlage bij de regeling per verlengbare vergunning voor elk mogelijk aantal maanden waarmee verlengd kan worden, het bijbehorende eenmalig bedrag vermeld. Nadat op de aanvragen om verlenging is beslist, is bekend welke vergunningen worden verlengd en met welke duur. Dan zal aan een vergunninghouder wiens vergunning is verlengd een beschikking worden verstuurd waarin – aan de hand van de in de tabel opgenomen bedragen – de hoogte van het eenmalig bedrag voor zijn situatie wordt vastgesteld.
Het eenmalig bedrag weerspiegelt de economische waarde van de verlengde vergunning. De wijze waarop de economische waarde van de verlenging wordt berekend, en dus de wijze waarop de hoogte van deze bedragen wordt bepaald, is op 1 oktober 2012 aangekondigd in het Beleidsvoornemen berekeningsmethode eenmalig bedrag verlenging GSM-vergunningen 20133 en het daarbij gepubliceerde rapport ‘Waarde verlenging mobiele vergunningen’4, opgesteld door SEO Economisch Onderzoek en het Instituut voor Informatierecht (hierna: SEO/IViR) in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
De economische waarde van de verlenging, en daarmee de eenmalige bedragen die in deze regeling worden vastgesteld, zijn overeenkomstig de in het rapport beschreven methode afgeleid uit de prijzen die marktpartijen in de veiling voor deze vergunningen over hebben. De veiling biedt namelijk de meest accurate en actuele informatie over de waardering door de markt van de vergunningen die verlengd zullen worden.
Artikel 3.3a, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (hierna: de wet) biedt de mogelijkheid om – teneinde een optimaal gebruik van frequentieruimte te waarborgen – bij ministeriële regeling te bepalen dat de vergunninghouder bij verlenging een vergoeding verschuldigd is voor het gebruik van de frequentieruimte. Hierbij moet het bepaalde in richtlijn nr. 2002/20/EG (de Machtigingsrichtlijn) in acht worden genomen. Artikel 13 van deze richtlijn bepaalt, voor zover hier van belang, dat gebruiksrechten voor radiofrequenties aan vergoedingen kunnen worden onderworpen die ten doel hebben een optimaal gebruik van de frequenties te waarborgen. Daarbij stelt de richtlijn als voorwaarde dat de te betalen vergoeding objectief gerechtvaardigd, transparant en niet discriminerend is. Verder moet de vergoeding in verhouding staan tot het beoogde doel. Deze laatste eis heeft een belangrijk gevolg voor de hoogte van de te betalen vergoeding. Deze moet namelijk voldoende zijn om te leiden tot optimaal gebruik van de frequentieruimte maar mag tegelijkertijd ook niet hoger zijn dan noodzakelijk is om dat doel te bereiken.
Op grond van het tweede lid van artikel 3.3a van de wet kan het te betalen bedrag worden gerelateerd aan de vóór vergunningverlening verwachte contante waarde van die vergunning (eenmalig bedrag), dan wel aan de feitelijk gerealiseerde waarde van de vergunning (periodiek bedrag). In dit geval is gekozen voor een verwachte waarde op basis van de veiling, en dus voor een eenmalig bedrag.
Het tweede lid van artikel 3.3a, onder a, van de wet, schrijft voor dat bij een eenmalig bedrag de hoogte van de te betalen vergoeding gerelateerd moet zijn aan de in het jaar van verlenging bepaalde contante waarde van de uit de exploitatie van de vergunning te verwachten voordelen of omzet gedurende de periode waarmee de vergunning wordt verlengd. De hoogte van het eenmalig bedrag moet met andere woorden de economische waarde van de frequentieruimte weerspiegelen en een optimaal gebruik waarborgen. De prijzen die in de veiling zijn betaald voor vergunningen in de 900 en 1800 MHz-band geven de meest accurate en actuele informatie over de economische waardering door de markt van deze vergunningen. Om die reden is besloten om de hoogte van het eenmalig bedrag af te leiden uit de bedragen die in de veiling voor 900 en 1800 MHz-vergunningen zijn betaald.
Op basis van onderzoek van SEO/IViR naar de beste methode om de vergoedingen af te leiden uit de veilingprijzen is bij het berekenen van het eenmalig bedrag de volgende aanpak gevolgd:
Er zijn verschillende methoden om de waarde van activa te bepalen: op basis van de kosten om het goed opnieuw te produceren (kostenbenadering), op basis van de marktwaarde (marktbenadering) of op basis van de kasstromen die met het goed gegenereerd worden (kasstroombenadering). Bij vergunningen is een kostenbenadering niet mogelijk, omdat spectrum uniek is en niet reproduceerbaar. Op advies van SEO/IViR wordt voor het berekenen van de verlengingsprijs gebruik gemaakt van een combinatie van de marktwaarde- en de kasstroombenadering.
De veilinguitkomsten geven de meest accurate en actuele informatie over de marktwaarde van de vergunningen die verlengd zullen worden. Daarom vormen de prijzen die in de veiling zijn betaald de basis voor de waardebepaling van de verlenging.
De vergunningen in de veiling hebben een looptijd van 17 jaar, terwijl de verlenging een veel kortere tijd beslaat. De veilingprijzen moeten dan ook worden omgerekend naar de waarde van de verlenging gelet op de kortere duur. Met de kasstroombenadering is het mogelijk om de op basis van de veilinguitkomst berekende waarde van vergunningen met een looptijd van 17 jaar om te rekenen naar de waarde van een vergunning voor de verlengingsperiode van 21 maanden5.
Deze aanpak wordt hier nader toegelicht.
Uitgangspunt voor het bepalen van de marktwaarde is dat de waarde van een vergunning gelijk is aan de opportuniteitskosten van de zittende partij: de kosten voor het behouden van de vergunning. Die zijn gelijk aan de hoogste prijs die een potentiële verkrijger voor de vergunning zou willen betalen. Deze potentiële verkrijger kan een nieuwkomer zijn maar ook een huidige vergunninghouder.
Op basis van de veilinguitkomst is een rekenprijs vastgesteld van ieder van de 900 MHz-vergunningen en ieder van de 1800 MHz-vergunningen. Deze rekenprijzen zijn gebaseerd op de prijzen in de aanvullende biedronde en de toewijzingsbiedronde. In de aanvullende biedronde wordt echter op pakketen geboden met kavels uit verschillende banden. Om het juiste deel van de totaalopbrengst in de aanvullende ronde te kunnen toeschrijven aan de vergunningen in de 900 en 1800 MHz-band is gebruik gemaakt van de prijsverhoudingen tussen de verschillende banden uit de laatste primaire biedronde, waar de biedingen wel zien op vergunningen behorende tot een bepaalde band (bijvoorbeeld de 900 MHz-band). De prijzen uit de toewijzingsbiedronde, waar aanvragers door hun bod kenbaar hebben kunnen maken wat ze extra over hebben voor een specifieke plaats in een bepaalde band, zijn als extra prijs toegewezen aan de onderliggende vergunningen. De extra prijs per vergunning of blok van vergunningen (uit eenzelfde band) uit de toewijzingsronde is aan deze vergunning/dit blok toegewezen bij wijze van een extra prijs per 100 kHz binnen deze vergunning of dit blok. De rekenprijzen van de 900 MHz- en ook van de 1800 MHz-vergunningen verschillen om die reden onderling.
De aldus verkregen waardes zien op vergunningen met een looptijd van 17 jaar en moeten dus nog worden omgerekend naar de waarde van de verlenging, die een kortere looptijd heeft. De waarde die met een vergunning kan worden gegenereerd neemt bovenproportioneel toe met de duur van de looptijd, omdat de beginjaren veelal gepaard gaan met aanloopkosten, investeringen en opbouw van marktaandeel. Om die reden kan niet volstaan worden met het simpelweg omrekenen van het uit de veiling afgeleide bedrag naar een bedrag per maand en dat bedrag vervolgens te vermenigvuldigen met het aantal maanden verlengingsduur. Om de waarde van een vergunning gedurende de verlengingsperiode te berekenen is op advies van SEO/IViR als startpunt gehanteerd dat de economische waarde van de verlengde vergunning (met een looptijd van bijvoorbeeld 21 maanden) gelijk is aan het waardeverlies van de potentiële verkrijger doordat hij de vergunning, als gevolg van de verlenging, pas 21 maanden later kan gebruiken. Hiertoe is de verhouding berekend tussen enerzijds de waarde van een vergunning in een fictieve business case waarbij een vergunning direct ingaat en een looptijd heeft van 17 jaar en 21 maanden en anderzijds de waarde van een vergunning in een fictieve business case waarbij een vergunning pas na de verlenging ingaat en een looptijd heeft van 17 jaar. Op die manier wordt duidelijk wat een vergunning met een extra looptijd van 21 maanden meer waard is ten opzichte van een vergunning met een looptijd van 17 jaar, zoals de geveilde 900 en 1800 MHz-vergunningen en wat dus het waardeverlies voor de potentiële verkrijger is als gevolg van de verlenging.
Het eenmalig bedrag voor een verlengde vergunning is bepaald aan de hand van de waardeverhouding van deze fictieve business cases, door de rekenprijs voor een vergunning op basis van de veiling te vermenigvuldigen met dit verhoudingsgetal.
In het rapport van SEO/IViR is deze aanpak nader uitgewerkt.
Op basis van bovenstaande berekeningen, zoals omschreven in het rapport van SEO/IViR, zijn de eenmalige bedragen berekend die de huidige vergunninghouders moeten betalen voor verlenging van hun vergunningen. De daadwerkelijk toegewezen verlengingsduur kan afwijken van de in de aanvraag genoemde periode. Op alle aanvragen om verlenging (eventueel: binnen een bepaalde band) zal, zoals bepaald in het Verlengbaarheidsbesluit GSM-vergunningen 2013, een verlenging voor dezelfde duur worden verleend, ook als een vergunninghouder in zijn aanvraag een kortere periode heeft genoemd. Het hanteren van één verlengingstermijn voor alle vergunningen (eventueel: voor gebruik van frequentieruimte binnen een bepaalde band), heeft tot gevolg dat vergunninghouders die een kortere verlengingsperiode hebben genoemd in hun aanvraag desondanks het eenmalig bedrag voor de toegekende (langere) duur moeten betalen. De vergunninghouder zal immers ook daadwerkelijk voor deze duur gebruik maken van de frequentieruimte. Zoals in de volgende paragraaf wordt uitgelegd krijgt de vergunninghouder die zijn vergunning of een deel daarvan eerder inlevert, een deel van het voor die vergunning gerekende eenmalig bedrag terug.
De Regeling verlenging GSM-vergunningen 2013 schrijft voor dat de vergunninghouders twee aanvragen om verlenging indienen: de hoofdaanvraag op basis van het model in onderdeel A van de bijlage bij deze regeling, en een aanvraag om drie maanden verlenging volgens onderdeel B van die bijlage. Op basis van de aanvraag volgens onderdeel A bepaalt de Minister de termijn waarmee de looptijd van de in de aanvraag genoemde vergunningen wordt verlengd. Voor het geval dat op deze aanvraag niet kan worden beslist voordat de huidige vergunningstermijn afloopt, verleent de minister op de aanvraag bedoeld in onderdeel B van de bijlage de in artikel 2 van het Verlengbaarheidsbesluit genoemde minimale verlengingsduur: tot 25 mei 2013. Zo snel mogelijk daarna beslist de minister op de aanvraag bedoeld in onderdeel A van de bijlage, waarbij hij de definitieve verlengingsperiode vaststelt. Na deze vaststelling van de definitieve verlengingsperiode zal de Minister de hoogte van het eenmalig bedrag vaststellen. Dit bedrag wordt gebaseerd op de totale duur van de verlengingsperiode, dus inclusief de drie maanden die op de aanvraag bedoeld in onderdeel B van de bijlage zijn verleend. Er komt dus één beschikking tot vaststelling van het eenmalig bedrag (factuur) die ziet op beide verlengingen. De beschikking tot vaststelling van het eenmalig bedrag voor de volledige verlengingsduur wordt gericht aan degene die op het tijdstip genoemd in artikel 2 houder was van de betreffende vergunning, ongeacht of de vergunning na dit tijdstip is overgedragen, ook als de vergunning wordt overgedragen voordat de Minister heeft beslist op de aanvraag bedoeld in onderdeel A van de bijlage bij de Regeling verlenging GSM-vergunningen 2013.
In titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn regels opgenomen over de wijze waarop het eenmalig bedrag moet worden betaald. Overeenkomstig artikel 4:86 van de Awb wordt de verplichting tot betaling van het bedrag bij beschikking vastgesteld. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Regeling eenmalig bedrag verlenging GSM-vergunningen 2013 moet het bedrag worden betaald binnen zes weken nadat het besluit tot vaststelling van het bedrag door de Minister aan de vergunninghouder is bekendgemaakt. Het eenmalig bedrag wordt in zijn geheel vooraf betaald of, op verzoek van de vergunninghouder, in jaarlijkse termijnen door middel van uitstel van betaling krachtens artikel 4:94, eerste lid, Awb van het deel van het eenmalig bedrag dat geen betrekking heeft op het lopende kalenderjaar. Indien op verzoek uitstel van betaling wordt verleend, wordt per kalenderjaar het deel van het bedrag betaald dat betrekking heeft op het in dat kalenderjaar gelegen deel van de verlengingsperiode. Indien bijvoorbeeld met 21 maanden verlengd wordt, betaalt de vergunninghouder binnen zes weken na bekendmaking van de vaststellingsbeschikking het bedrag voor de tien in 2013 vallende maanden van de verlenging. De hoogte van het bedrag voor deze tien maanden wordt berekend aan de hand van artikel 2 en de tabellen in de bijlagen. Voor de rest van het bedrag (het vastgestelde eenmalig bedrag voor de volledige verlengingsperiode, in het voorbeeld 21 maanden, minus het bedrag voor de in 2013 vallende tien maanden) wordt uitstel van betaling verleend. Het verlengingsbedrag dat ziet op 2014 dient één jaar en zes weken na bekendmaking van de factuur betaald te zijn, en een eventueel verlengingsbedrag dat ziet op 2015 dient op dezelfde datum in 2015 betaald te zijn. Over het uitgestelde deel van de betaling wordt overeenkomstig artikel 4:101 Awb wettelijke rente in rekening gebracht.
In artikel 3, eerste lid, wordt verwezen naar de vergunninghouder, bedoeld in artikel 2, met andere woorden degene die op 26 februari 2013 om 0:00 uur de houder is van de vergunning waarvoor het eenmalig bedrag moet worden betaald. Hiermee wordt benadrukt dat overdracht van (een deel van) de vergunning waarop een beschikking tot vaststelling van het eenmalig bedrag betrekking heeft, niet tot gevolg heeft dat de betalingsverplichting die in de beschikking is vastgelegd over gaat op de nieuwe verkrijger van de vergunning. Indien bijvoorbeeld bij uitstel van betaling (een deel van) de vergunning wordt overgedragen voordat een volgende betalingstermijn verstrijkt blijft de vergunninghouder aan wie de beschikking tot vaststelling van het eenmalig bedrag is geadresseerd, gehouden alle resterende termijnen te betalen binnen de daarvoor in de beschikking tot uitstel van betaling gestelde termijnen. Vergunninghouders doen er dan ook goed aan hier rekening mee te houden bij de bepaling van de prijs die zij elkaar betalen bij onderlinge overdracht van vergunningen.
De vergunninghouder is in verzuim als hij niet binnen de voorgeschreven termijn betaalt. Het verzuim heeft op grond van artikel 4:98 Awb verschuldigdheid van wettelijke rente tot gevolg overeenkomstig de artikelen 119, eerste en tweede lid, en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van artikel 4:112 Awb maant de Minister de schuldenaar die in verzuim is schriftelijk aan tot betaling binnen twee weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de aanmaning is toegezonden. Hiervoor kan de Minister een vergoeding in rekening brengen (artikel 4:113 Awb). Paragraaf 4.4.4.2. van de Awb regelt de invordering bij gebreke van betaling binnen de aanmaningstermijn.
In artikel 4 is een voorziening opgenomen om bij het eerder laten intrekken van een (deel van een) vergunning aanspraak te maken op het verschil tussen het op grond van artikel 2 vastgestelde bedrag voor de volledige verlengingstermijn, en het eenmalig bedrag voor de werkelijke looptijd van de verlenging.
Indien de vergunninghouder een vergunning of een deel daarvan niet meer nodig heeft om het verkeer van zijn klanten af te wikkelen, of als vergunninghouders onderling afspraken maken waardoor het mogelijk is om hun nieuwe in de veiling verworven vergunning voor afloop van de verlengingsperiode in gebruik te nemen, kan de houder van een verlengde vergunning de Minister verzoeken om deze vergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken voor afloop van de verlengingsperiode. Een gedeeltelijke intrekking vindt plaats door middel van een wijziging van de vergunning waardoor deze recht geeft op landelijk gebruik van een kleinere hoeveelheid MHz aan frequentieruimte. Voorwaarde voor uitbetaling van het verschil met het oorspronkelijk vastgestelde eenmalig bedrag voor het ingetrokken deel van de vergunning, is dat het in te trekken deel frequentieruimte uit minstens 1 aaneengesloten MHz bestaat en door één vergunninghouder wordt ingeleverd voor heel Nederland, dus niet slechts voor een geografisch deel van Nederland. De tabel op basis waarvan de herberekening plaatsvindt bevat uitsluitend de economische waarde van vergunningen voor heel Nederland. Herberekening vindt niet plaats als bijvoorbeeld twee niet-aaneengesloten blokken van 0,5 MHz worden ingeleverd. Indien twee niet-aaneengesloten blokken worden ingeleverd, waarvan de een 1 aaneengesloten MHz omvat, en de ander 0,5 aaneengesloten MHz, valt alleen het blok van 1 MHz (en niet het blok van 0,5 MHz) onder de herberekening in artikel 4.
Als een (deel van een) vergunning op verzoek wordt ingetrokken voor afloop van de verlengingsperiode, wordt het eenmalig bedrag voor de (gedeeltelijk) ingetrokken vergunning herberekend op basis van het aantal maanden dat de verlenging daadwerkelijk heeft geduurd (en, in het geval van een gedeeltelijk ingetrokken vergunning, het aantal MHz dat tijdens de verlenging op grond van de vergunning mocht worden gebruikt). Hierbij wordt een deel van een reeds aangevangen maand voor een volle maand gerekend. Het verschil tussen het bedrag voor het daadwerkelijk gebruikte aantal maanden verlenging en het oorspronkelijk berekende bedrag wordt betaald binnen zes weken na de beschikking waarin de hoogte van het te ontvangen bedrag wordt vastgesteld, inclusief de wettelijke rente over de periode vanaf de datum waarop het oorspronkelijk berekende bedrag moest worden betaald. Deze beschikking wordt toegezonden binnen twee weken na de dagtekening van het besluit waarmee de vergunning (gedeeltelijk) wordt ingetrokken.
Normaal gesproken geeft het eerder in laten trekken van een vergunning waarvoor een eenmalig bedrag is gerekend, geen recht op ‘terugbetaling’ van een deel van dat bedrag. De reden dat hier in dit geval wel een voorziening voor is opgenomen is dat vanwege de bijzondere aard van deze verlenging, vergunninghouders een langere verlengingstermijn kan worden toegekend dan zij aanvragen, en hiervoor ook het eenmalig bedrag moeten betalen. Bij deze verlenging moet er namelijk rekening mee worden gehouden dat vergunninghouders bij de transitie van de huidige verdeling van het spectrum naar de uit de veiling voortvloeiende verdeling, allemaal van elkaar afhankelijk zijn. Hierdoor is het goed mogelijk dat de vergunninghouder die de meeste voorbereidingstijd nodig heeft, het tempo voor de rest bepaalt. Om die reden worden alle vergunningen in beginsel met dezelfde periode verlengd, en wordt aan de vergunninghouders een eenmalig bedrag in rekening gebracht uitgaande van die periode. Het is mogelijk dat de aangenomen onderlinge afhankelijkheid in de praktijk meevalt, of dat de transitiewerkzaamheden sneller kunnen worden uitgevoerd dan op het moment van de aanvraag om verlenging was te voorzien. In die gevallen is het redelijk om bij eerdere intrekking van de vergunning op verzoek van de vergunninghouder, het eenmalig bedrag opnieuw te berekenen. Het verschil tussen het eenmalig bedrag dat voor de gehele verlengingsduur van de eerder ingetrokken vergunning is vastgesteld en het bedrag dat uitgaande van de daadwerkelijk genoten duur verschuldigd zou zijn geweest, wordt inclusief wettelijke rente betaald aan de houder van de ingetrokken vergunning. Dit geeft als bijkomend voordeel dat hierdoor de verlengingsperiode zo kort mogelijk duurt, zodat de in de veiling verdeelde nieuwe vergunningen zo snel mogelijk in kunnen gaan. Aangezien de vergunninghouders reeds een eenmalig bedrag voor de volledige verlengingsperiode hebben betaald, zouden zij zonder deze voorziening hun verlengde vergunning niet eerder willen laten intrekken.
Alhoewel de betaling van het verschil tussen het vastgestelde eenmalig bedrag en het herberekende eenmalig bedrag gebaseerd op de werkelijke duur, gezien moet worden als een bijstelling van de hoogte van het eenmalig bedrag, komt dit bedrag niet per se toe aan degene die het eenmalig bedrag voor de ingetrokken vergunning op grond van artikel 2 moet betalen. De betaling op grond van artikel 4, tweede lid, komt toe aan de houder van de vergunning op het moment van intrekking. Als de ingetrokken vergunning gedurende de verlengingsperiode is overgedragen aan een ander, is het de nieuwe vergunninghouder die na intrekking het bedrag als bedoeld in artikel 4, tweede lid, ontvangt.
De reden voor deze regeling, in plaats van een regeling waarin de herberekening bij wijze van correctie van de beschikking tot vaststelling van het eenmalig bedrag ten gunste komt aan de oorspronkelijke vergunninghouder (die het eenmalig bedrag voor de volledige verlengingsperiode heeft moeten betalen) is tweeledig. Ten eerste is het de houder van de vergunning op het moment van intrekking die invloed heeft op het moment waarop de vergunning wordt ingetrokken, en niet de oorspronkelijke houder die de vergunning inmiddels heeft overgedragen. De tweede reden houdt daar verband mee. Het is aannemelijk dat in de prijs die voor de overdracht van een vergunning wordt betaald van de verkrijger aan de oorspronkelijke houder, rekening zal worden gehouden met het feit dat de oorspronkelijke houder het eenmalig bedrag voor de volledige verlengingsperiode moet betalen. De oorspronkelijke vergunninghouder wordt bij de overdracht dus al gecompenseerd voor het deel van dat bedrag dat betrekking heeft op de periode dat de verkrijger over de vergunning zal beschikken.
Benadrukt wordt dat herberekening van het eenmalig bedrag op grond van artikel 4, de betalingsverplichtingen op grond van artikel 2 en de daarop gebaseerde beschikking tot vaststelling van het eenmalig bedrag, onverlet laat. Degene aan wie de beschikking op grond van artikel 2 is geadresseerd, blijft gehouden eventuele openstaande bedragen, bijvoorbeeld indien de betalingstermijn voor uitgestelde betaling nog niet is verstreken, volledig te betalen, ook indien inmiddels het eenmalig bedrag in een beschikking op grond van artikel 4 is herberekend.
Een concept van het Beleidsvoornemen berekeningsmethode eenmalig bedrag verlenging GSM-vergunningen 2013, inclusief het concept van het rapport van SEO/IViR, is van 31 augustus 2012 tot en met 14 september 2012 geconsulteerd via internetconsultatie.nl. De door SEO/IViR ontwikkelde methodiek is voorafgaand aan die consultatie tevens meerdere malen in conceptvorm voorgelegd aan een aantal marktpartijen voor commentaar. Ook heeft het onderzoeksbureau Verdonck, Klooster and Associates in opdracht van het ministerie een second opinion onderzoek uitgevoerd met als conclusie dat de door SEO/IViR voorgestelde methodiek voor de bepaling van de verlengingsprijs een zeer gedegen methodiek is en dat het een toetsbare en zo nauwkeurig mogelijke benadering van de actuele marktwaarde geeft als onder de huidige omstandigheden mogelijk is.
Hieronder worden de reacties besproken die zijn ingediend in de consultatie van het beleidsvoornemen.
In de consultatie is naar voren gebracht dat de verlengingsprijs niet zou moeten worden afgeleid uit de veiling, omdat gegeven het combinatorische karakter van de veiling, uit de veiling geen representatieve marktwaarde voor de verlengingen kan worden afgeleid. Verder zouden de bestaande en de nieuwe vergunningen te veel verschillen om van een vergelijkbare waarde te spreken. Het zou beter zijn om voor de berekening van de verlengingsprijs uit te gaan van de door OPTA op basis van het BULRIC model berekende waarde van een vergunning. Bovendien worden in de veiling slechts prijzen per pakket van vergunningen bepaald en niet per vergunning.
De veiling geeft de beste indicatie van de marktwaarde van een vergunning. Door uit te gaan van de veilinguitkomst wordt optimaal gebruik gemaakt van de in de markt aanwezige informatie over de waarde van spectrum en de voorkeuren die partijen hebben in de actuele Nederlandse marktsituatie.
SEO/IViR heeft een goede methode ontwikkeld om de waarde van een te verlengen vergunning af te leiden uit de uitkomsten van de (combinatorische klok)veiling. Het is inderdaad juist dat in de aanvullende biedronde op pakketten wordt geboden met kavels uit verschillende banden. Zoals hierboven is toegelicht wordt gebruik gemaakt van de prijsverhoudingen tussen de verschillende banden uit de laatste primaire biedronde -waar de biedingen wel zien op vergunningen behorende tot een bepaalde band (bijvoorbeeld de 900 MHz-band)- om het juiste deel van de totaalopbrengst in de aanvullende biedronde te kunnen toeschrijven aan de vergunningen in de 900 en 1800 MHz-band.
Uitgangspunt voor het bepalen van de marktwaarde van een vergunning is de prijs die een potentiële verkrijger bereid is te betalen voor een vergunning met dezelfde bestemming: mobiele telecommunicatie. Daarbij is niet van belang welke technologie zal worden toegepast door de zittende partij bij het gebruik van de verlengde vergunning. Alleen de waardering van de vergunning door de potentiële verkrijger is hierbij van belang.
Ook wordt opgemerkt dat er sprake zou kunnen zijn van prijsopdrijving door nieuwkomers doordat de verlengingsprijs uit de veiling wordt afgeleid.
Volgens zowel SEO/IViR als VKA is het niet aannemelijk dat het gebruik van de veilinguitkomst voor het bepalen van de verlengingsprijs een rol van betekenis heeft op de prikkels en de mogelijkheden om wel of geen strategisch of collusief gedrag te vertonen. Daar wil ik aan toevoegen dat nieuwkomers de veilingprijs zouden moeten opdrijven, om de verlengingsprijs op te kunnen drijven. Dat is voor nieuwkomers een zeer riskante strategie, omdat ze daarmee het risico lopen dat ze tegen een voor hen te hoge prijs spectrum moeten kopen: op grond van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen 800, 900 en 1800 MHz zijn deelnemers aan de veiling onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan hun biedingen gebonden.
Verder is naar voren gebracht dat in het rapport van SEO/IViR bij de waardering ten onrechte een vergunning met een looptijd van 17 jaar plus 21 maanden wordt vergeleken met een vergunning met een looptijd van 17 jaar. In plaats daarvan zou uitgegaan moeten worden van het waardeverlies van een vergunning met een looptijd van 17 jaar doordat deze niet direct maar 21 maanden (de veronderstelde verlengingsduur) later ingaat – omdat dat overeenkomt met de feitelijke situatie na de veiling.
Dit zou echter leiden tot een onderschatting van het waardeverlies, omdat dan alleen rekening wordt gehouden met het waardeverlies ten gevolge van het opschuiven van de vergunning in de tijd, en geen rekening gehouden wordt met de extra waarde die door de potentiële verkrijger zou kunnen worden gegenereerd gedurende de verlengingsperiode. Om een goede indicatie te krijgen van de waarde van een verlenging met 21 maanden moet deze niet losstaand worden bekeken, maar als een onderdeel van een langer lopende vergunning. Om die reden vergelijkt SEO/IViR, aan de hand van een gedachte-experiment, de kasstroomontwikkeling van een vergunning met een looptijd van 17 jaar en 21 maanden met die van een vergunning van 17 jaar die 21 maanden later ingaat. Het verschil is gelijk aan de opportuniteitskosten en dus aan de waarde van een verlenging van 21 maanden. SEO/IViR gaat dus niet uit van de feitelijke situatie, maar doorloopt alleen een gedachte-experiment om de juiste waarde te bepalen van een verlenging met een looptijd van 21 maanden.
Ook is opgemerkt dat bij de berekening van het eenmalig bedrag zou moeten worden uitgegaan van de opportuniteitskosten van een nieuwkomer, aangezien alleen nieuwkomers niet over de frequenties kunnen beschikken gedurende de verlengingsperiode.
Uitgangspunt is dat de waarde van een vergunning gelijk is aan de opportuniteitskosten van de zittende partij: de kosten van het behouden van de vergunning. Die zijn gelijk aan de prijs die een potentiële verkrijger voor de vergunning zou willen betalen. Deze potentiële verkrijger kan een nieuwkomer zijn maar ook een huidige vergunninghouder.
Naar voren gebracht is ook dat de waardebepaling niet gebaseerd moet worden op de opportuniteitskosten van een zittende partij, maar op de waarde van de verlengde vergunning voor de vergunninghouder, oftewel het waardeverlies wanneer hij geen beschikking meer zou hebben over deze vergunning (deprival value). In het verlengde daarvan wordt daarbij opgemerkt dat de veiling geen goede indicatie van deze waarde is en dat de waarde berekend zou moeten worden op basis van de feitelijk met de vergunning gegenereerde bruto inkomsten.
Uitgangspunt voor de waardebepaling is de marktwaarde, de waarde van een vergunning in het economisch verkeer. Dat is niet noodzakelijkerwijs hetzelfde als de waarde die de zittende partij met de vergunning kan genereren. Zoals SEO/IViR aangeeft is de waarde die verschillende partijen toekennen aan een vergunning verschillend afhankelijk van hun businesscase. Zo zal bijvoorbeeld een zittende partij meer waarde kunnen genereren dan een nieuwkomer omdat er al investeringen zijn gedaan en een klantenbestand is opgebouwd. Het is daarom logisch te kijken naar de opportuniteitskosten van de zittende partij: de kosten van het behouden van de vergunning. Die zijn gelijk aan de (fictieve) prijs die de hoogste bieder voor de vergunning zou betalen. De vergunninghouder derft deze inkomsten door de vergunning zelf in bezit te houden: de opportuniteitskosten. Door het uitgangspunt van de potentiële verkrijger wordt ook gewaarborgd dat de zittende vergunninghouders ten minste een gelijke waardering hebben als een potentiële verkrijger en het spectrum dus niet efficiënter benut zou kunnen worden door een geïnteresseerde koper. Bij deze benadering geeft de veiling de beste indicatie van de waarde van een vergunning.
Bij de bepaling van de verlengingsprijs voor de 900 MHz vergunningen in 2007 is uitgegaan van hetzelfde uitgangspunt, alleen was er toen geen veiling en zijn de opportuniteitskosten destijds modelmatig berekend.
Verder is ingebracht dat de methode voor de bepaling van de verlengingsprijs te laat bekend gemaakt is: dat had al moeten gebeuren bij de aankondiging van de veiling. De verlengingsprijs heeft immers effect op de waardering van de te veilen vergunningen. Indien een vergunninghouder zijn bestaande vergunning terugkoopt heeft hij geen verlenging nodig (en bespaart hij dus de kosten voor die verlenging) en worden migratiekosten vermeden. Informatie over de verlengingsprijs is daarom essentieel bij het bepalen van de business case en het biedgedrag tijdens de veiling.
De prijs voor de verlenging is gelijk aan de economische waarde van de verlengde vergunningen. Zoals hiervoor is toegelicht geeft de prijs die in de veiling aan de vergunningen is toegekend de meest accurate en actuele informatie om deze economische waarde op te baseren. Artikel 3.3a, vijfde lid, van de Telecommunicatiewet laat ook ruimte om de hoogte van het eenmalig bedrag uit een veiling af te leiden. Dit artikel verplicht er niet toe om de methode waarmee de verlengingsprijs uit de veilingopbrengst wordt afgeleid voorafgaand aan de veiling bekend te maken. Desondanks is met de publicatie van het beleidsvoornemen de methodiek voor het bepalen van de verlengingsprijs voorafgaand aan de veiling bekendgemaakt, zodat partijen al voor de veiling zo veel mogelijk inzicht hebben in de kosten van verlenging. In het bij het beleidsvoornemen bijgevoegde rapport heeft SEO/IViR ook de getallen opgenomen voor de verhouding tussen de op basis van de veiling berekende waarde van een vergunning en de kosten van een te verlengen vergunning voor verschillende verlengingstermijnen (α).
Het afleiden van de verlengingsprijs uit de veilingprijzen brengt echter onvermijdelijk met zich mee dat de hoogte van de verlengingsprijs pas na de veiling berekend kan worden. De in dit beleidsvoornemen en bijgevoegd rapport beschreven methodiek zijn gebruikt voor het opstellen van de ministeriële regeling waarin de te betalen verlengingsbedragen zijn opgenomen.
Indien een vergunninghouder zijn huidige frequenties terugkoopt kan hij inderdaad migratiekosten besparen. De hoogte van deze kostenbesparing kan hij zelf berekenen. Met deze besparing heeft hij rekening kunnen houden bij het bieden tijdens de veiling.
Ook is opgemerkt dat de methode weliswaar is bekendgemaakt voorafgaand aan de veiling, maar in de vorm van een beleidsvoornemen in plaats van een ministeriële regeling, wat uit een oogpunt van rechtszekerheid onvoldoende waarborgen biedt. Van het opnemen van de complexe berekeningsmethodiek in formules in een ministeriële regeling is louter afgezien omdat dat geen toegevoegde waarde heeft voor betrokkenen.
Verder wordt opgemerkt dat artikel 3.3a, vijfde lid, van de Telecommunicatiewet niet van toepassing is omdat dat lid ziet op situaties waarin gelijkwaardige gebruiksrechten worden verleend en als uitgangspunt heeft dat de houder van te verlengen vergunning in vrijheid moet kunnen kiezen of hij verlenging aanvraagt of niet, zoals dat ook bij een veiling het geval is. Omdat de te verlengen vergunningen ook zelf opnieuw worden geveild zou de vergunninghouder wel moeten kiezen voor verlenging om de continuïteit van zijn dienstverlening te kunnen waarborgen tijdens de transitieperiode.
Artikel 3.3a, vijfde lid, van de Telecommunicatiewet is niet van toepassing omdat de Regeling eenmalig bedrag verlenging GSM-vergunningen 2013, in werking treedt voordat aanvragen voor verlenging ingediend kunnen worden.
In hoeverre sprake is van een vrije keuze voor vergunninghouders is voor de toepasselijkheid van 3.3a, vijfde lid, overigens niet van belang.
Naar voren is gebracht dat het verlengingsbedrag jaarlijks achteraf betaald zou moeten worden in plaats van vooraf. Bij eventuele niet-betaling kan het gebruik van frequentieruimte echter niet meer ongedaan worden gemaakt. Om die reden is gekozen voor betaling vooraf.
Opgemerkt is dat de toewijzingsbiedronde niet meegenomen zou moeten worden in de berekening van de verlengingsprijs, omdat de plaats van de frequentieruimte voor de huidige vergunninghouders bij verlenging vastligt.
De biedingen in de toewijzingsbiedronde zijn een reflectie van de waarde die partijen toekennen aan een plek en vormen dus een onderdeel van de economische waarde van een vergunning.
Verder wordt opgemerkt dat in de informatiebijeenkomst zou zijn gesuggereerd dat gedeeltelijke regionale teruggave van een verlengde vergunning mogelijk is en dat SEO niet nader heeft uitgewerkt welk bedrag in dat geval zou moeten worden gerestitueerd.
Tijdens de informatiebijeenkomst is gesproken over de manier waarop wordt overgegaan naar de op de veiling verworven frequenties. De vergunninghouders zullen hier onderling in een transitie-overeenkomst afspraken over moeten maken, waarbij zal worden afgesproken om per regio gefaseerd over te gaan op de in de veiling verworven frequentieruimte. Indien (een deel van) een verlengde vergunning al voor afloop van de verlengingsperiode niet meer nodig is voor de transitie, kan de houder van die vergunning dat deel eerder inleveren (op verzoek laten intrekken). Daarbij geldt wel als voorwaarde dat minimaal 1 MHz wordt ingetrokken en dat de vergunninghouder na intrekking dit deel van de frequentieruimte nergens in Nederland mag gebruiken. Regionaal inleveren van vergunningen is dus uitdrukkelijk niet mogelijk.
Na intrekking wordt (aan de hand van de tabellen in de bijlage) opnieuw berekend wat de hoogte is van het eenmalig bedrag voor de ingeleverde vergunning (of het ingeleverde deel van de vergunning) voor het aantal maanden dat de verlenging daadwerkelijk heeft geduurd. Het verschil tussen dit bedrag en het bedrag voor de oorspronkelijke verlengingsperiode wordt uitgekeerd inclusief wettelijke rente.
Verder is commentaar geleverd op de toegepaste risicovrije rentevoet en gemiddelde gearing bij de bepaling van de WACC, en op de toepassing van een post-tax WACC in plaats van een pre-tax WACC.
Op advies van SEO/IViR is aangesloten bij de WACC die eerder door OPTA is vastgesteld. De WACC wordt gebruikt om de EBITDA contant te maken. Omdat het hier gaat om kasstromen voor aftrek van belastingen moet worden uitgegaan van een pre-tax WACC. Dit is in het SEO/IViR rapport verduidelijkt.
Naar voren is gebracht dat de door SEO/IViR voorgestelde berekeningsmethode met zich meebrengt dat bepaalde informatie die geheim zou moeten blijven openbaar wordt gemaakt, met name zou uit de methodiek kunnen worden afgeleid of een potentiële nieuwkomer of een zittende partij heeft meegeboden in de laatste primaire biedrondes. Indien deze informatie op deze wijze bekend zou worden gemaakt zou de vertrouwelijkheid omtrent de veiling worden geschonden.
Het is juist dat het hier informatie betreft die niet op basis van de veilingregeling bekend wordt gemaakt. Daarmee is echter nog niet gezegd dat het per definitie niet toegestaan zou zijn om deze informatie openbaar te maken. Dat hangt af van de aard van de informatie. Uit het gebruikte ingroeipad bij het berekenen van de verlengingsprijs volgens de in het rapport beschreven methodiek kan alleen worden afgeleid of een nieuwkomer of een zittende partij een prijsbepalende rol heeft gespeeld, niet welke partij. Uit het gebruikte ingroeipad kan geen informatie worden afgeleid over een specifieke nieuwkomer of een specifieke zittende partij. Er wordt namelijk niet gebruik gemaakt van het specifieke ingroeipad van een specifieke partij, maar van het ingroeipad van een nieuwkomer respectievelijk een zittende partij in zijn algemeenheid. De ingroeipaden worden berekend op basis van een uitgebreide set van openbare data van diverse bedrijven uit verschillende landen. Met deze informatie worden dus geen vertrouwelijke bedrijfsgegevens openbaar gemaakt.
Ook wordt opgemerkt dat SEO/IViR incomplete definities gebruikt en niet duidelijk is vast te stellen wanneer een bieding van een nieuwkomer bepalend is voor de prijsvorming van vergunningen.
SEO/IViR heeft het rapport op dit punt verduidelijkt door concreet aan te geven in welke gevallen wordt aangenomen dat een nieuwkomer prijsbepalend is geweest. Dat is voor een band het geval als een nieuwkomer spectrum in die band heeft verworven of als de nieuwkomer op vergunningen in die band heeft geboden in de laatste of voorlaatste primaire biedronde. In andere gevallen wordt aangenomen dat een zittende partij prijsbepalend is geweest en zal bij de berekening van het eenmalig bedrag worden uitgegaan van het ingroeimodel van een zittende partij.
Verder wordt opgemerkt dat de door SEO/IViR gebruikte meetpunten naar verwachting sterk gecorreleerd zijn, waardoor er onterecht voorspellende waarde wordt toegekend aan de dataset.
Bij de gebruikte techniek heeft SEO/IViR rekening gehouden met de correlatie tussen de meetpunten die behoren bij eenzelfde operator. De uiteindelijk gebruikte dataset bevat 202 waarnemingen, verdeeld over 42 operators in 14 landen. Daarmee bestaat ruimschoots voldoende spreiding in de data voor een verantwoorde data-analyse.
Ook wordt voorgesteld om de biedingen in de toewijzingsbiedronde, afgezien van het blok vergunningen dat Telfort voorheen in bezit had, evenredig om te slaan over alle 200 KHz subblokken, om te voorkomen dat een houder van een niet preferent subblok teveel zou moeten betalen, respectievelijk dat een houder van een preferent subblok te weinig zou moeten betalen.
De toewijzingsbiedronde geeft inzicht in de economische waarde die kopers toekennen aan specifieke (blokken van) vergunningen. Bij het berekenen van de waarde van een vergunning is daar rekening mee gehouden. Bij een evenredige verdeling van de waarde die partijen in de toewijzingsbiedronde toekennen aan alle vergunningen binnen een band wordt minder optimaal gebruik gemaakt van de op basis van de veiling beschikbare marktinformatie en zou de economische waarde van een vergunning op een minder nauwkeurige wijze worden vastgesteld.
Ook wordt opgemerkt dat VKA in zijn second opinion onderzoek zou concluderen dat het veilingmodel te complex is om op basis daarvan een adequate verlengingsprijs vast te kunnen stellen.
VKA merkt op dat het reglement voor de veiling van frequenties naar zijn mening erg complex is, waardoor het afleiden van een adequate verlengingsprijs van deze veiling ook complex is. VKA concludeert echter dat het ministerie met de voorgestelde methodiek voor de bepaling van de verlengingsprijs een zeer gedegen methodiek in handen heeft. Hoewel de methodiek vrij complex is, is het niettemin voldoende begrijpelijk voor de betrokken doelgroep. Volgens VKA is het een toetsbare en zo nauwkeurig mogelijke benadering van de actuele marktwaarde als onder de huidige omstandigheden mogelijk is.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.
Zie voor meer informatie over deze veiling het Besluit van 22 december 2011, houdende bekendmaking van het via de procedure van veiling verdelen van vergunningen voor frequentieruimte in de 800, 900 en 1800 MHz band, Staatscourant 2012, nr. 395 en de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen 800, 900 en 1800 MHz.
In het onderzoek wordt voor de leesbaarheid uitgegaan van een verlengingsduur van 21 maanden, maar de methode is net zo geschikt voor het bepalen van de economische waarde van een korter durende verlenging.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-27190.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.