Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 december 2012, nr. MLB/461975, houdende wijziging van de bijlage behorende bij artikel 17 van de Mediaregeling 2008

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 3.30, tweede lid, van de Mediawet 2008 en artikel 17 van de Mediaregeling 2008:

BESLUIT:

ARTIKEL I

De bijlage behorende bij artikel 17 van de Mediaregeling 2008 komt te luiden:

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL 17 BIJDRAGE TOEZICHTSKOSTEN COMMERCIËLE MEDIADIENSTEN

Artikel 1. Televisieomroepdiensten

Een commerciële media-instelling is per toestemming voor het verzorgen van een televisieomroepdienst jaarlijks aan het Commissariaat een bijdrage in de toezichtskosten verschuldigd volgens de onderstaande tabellen in euro’s:

Tabel 1. Toezichtskosten televisieomroepdiensten die zich uitsluitend of in overwegende mate op het binnenland richten

Tariefgroep

 

A

B

C

D

E

F

Aantal huishoudens*

 

<25.000

25.000–50.000

50.000–100.000

100.000–500.000

>500.000

 

Marktaandeel**

 

<0,3%

<0,3%

<0,3%

<0,3%

<0,3%

>=0,3%

Uitzenduren***

<12 uur

400

800

1600

3200

6400

12.800

 

>=12 uur

800

1600

3200

6400

12.800

25.600

* Voor de toepassing van de tabel wordt onder ‘aantal huishoudens’ verstaan: het aantal huishoudens dat een televisieomroepdienst technisch in Nederland kan ontvangen.

** Voor de toepassing van de tabel wordt onder ‘marktaandeel’ verstaan: het percentage kijkers naar de televisieomroepdienst, gepercenteerd op het totale kijkerspubliek binnen de doelgroep.

*** Voor de toepassing van de tabel wordt onder ‘uitzenduren’ verstaan: de gemiddelde duur van het verzorgde programma-aanbod per dag in het desbetreffende kalenderjaar.

Tabel 2. Toezichtskosten televisieomroepdiensten die zich uitsluitend of in overwegende mate op het buitenland richten

Tariefgroep

 

A

B

Marktaandeel*

 

<0,3%

>=0,3%

Uitzenduren**

< 12 uur

4200

8400

 

>= 12 uur

8400

8400

* Voor de toepassing van de tabel wordt onder ‘marktaandeel’ verstaan: het percentage kijkers naar de televisieomroepdienst, gepercenteerd op het totale kijkerspubliek binnen de doelgroep. Als een televisieomroepdienst zich op meerdere landen richt, is het hoogste marktaandeel in één land van toepassing.

** Voor de toepassing van de tabel wordt onder ‘uitzenduren’ verstaan: de gemiddelde duur van het verzorgde programma-aanbod per dag in het desbetreffende kalenderjaar.

Artikel 2. Radio-omroepdiensten

Een commerciële media-instelling is per toestemming voor het verzorgen van een radio-omroepdienst jaarlijks aan het Commissariaat een bijdrage in de toezichtskosten verschuldigd volgens de onderstaande tabellen in euro’s:

Tabel 3. Toezichtskosten radio-omroepdiensten die zich uitsluitend of in overwegende mate op het binnenland richten

Tariefgroep

 

A

B

C

D

E

F

Aantal huishoudens*

 

<25.000

25.000–50.000

50.000–100.000

100.000–500.000

500.000–3.000.000

>3.000.000

Uitzenduren**

<12 uur

200

400

800

1600

3200

6400

 

>=12 uur

400

800

1600

3200

6400

12.800

* Voor de toepassing van de tabel wordt onder ‘aantal huishoudens’ verstaan: het aantal huishoudens dat een radio-omroepdienst technisch in Nederland kan ontvangen.

** Voor de toepassing van de tabel wordt onder ‘uitzenduren’ verstaan: de gemiddelde duur van het verzorgde programma-aanbod per dag in het desbetreffende kalenderjaar.

Tabel 4. Toezichtskosten radio-omroepdiensten die zich uitsluitend of in overwegende mate op het buitenland richten

Uitzenduren*

< 12 uur

2100

 

>= 12 uur

4200

* Voor de toepassing van de tabel wordt onder ‘uitzenduren’ verstaan: de gemiddelde duur van het verzorgde programma-aanbod per dag in het desbetreffende kalenderjaar.

Artikel 3. Kabelkranten

Een commerciële media-instelling is per toestemming voor het verzorgen van een televisieomroepdienst die bestaat uit het veelvuldig en aaneensluitend herhalen van programma-aanbod dat uitsluitend of vrijwel uitsluitend bestaat uit stilstaande beelden jaarlijks aan het Commissariaat een bijdrage in de toezichtskosten verschuldigd volgens de onderstaande tabellen in euro’s:

Tabel 5. Toezichtskosten kabelkranten die zich uitsluitend of in overwegende mate op het binnenland richten

Tariefgroep

 

A

B

C

D

E

F

Aantal huishoudens*

 

<25.000

25.000–50.000

50.000–100.000

100.000–500.000

500.000–3.000.000

>3.000.000

Uitzenduren**

<12 uur

200

200

400

800

1600

3200

 

>=12 uur

200

400

800

1600

3200

6400

* Voor de toepassing van de tabel wordt onder ‘aantal huishoudens’ verstaan: het aantal huishoudens dat een radio-omroepdienst technisch in Nederland kan ontvangen.

** Voor de toepassing van de tabel wordt onder ‘uitzenduren’ verstaan: de gemiddelde duur van het verzorgde programma-aanbod per dag in het desbetreffende kalenderjaar.

Tabel 6. Toezichtskosten kabelkranten die zich uitsluitend of in overwegende mate op het buitenland richten

Uitzenduren*

< 12 uur

2100

 

>= 12 uur

4200

* Voor de toepassing van de tabel wordt onder ‘uitzenduren’ verstaan: de gemiddelde duur van het verzorgde programma-aanbod per dag in het desbetreffende kalenderjaar.

Artikel 4. Edities

Een commerciële media-instelling die toestemmingen heeft voor het verzorgen van meerdere televisieomroepdiensten of meerdere radio-omroepdiensten waarbij:

  • a. deze televisieomroepdiensten respectievelijk deze radio-omroepdiensten wat betreft inhoud nagenoeg identiek zijn; en

  • b. deze televisieomroepdiensten respectievelijk deze radio-omroepdiensten onder dezelfde naam worden verspreid,

is voor deze televisieomroepdiensten respectievelijk deze radio-omroepdiensten tezamen niet meer verschuldigd dan éénmaal het desbetreffende hoogste bedrag uit de toepasselijke tabel.

Artikel 5. Evenredige vaststelling

Als een toestemming voor het verzorgen van een commeriële omroepdienst in de loop van een kalenderjaar is verleend, vervallen of ingetrokken, worden de bedragen in de tabellen van de artikelen 1 tot en 3 naar evenredigheid van de overgebleven maanden in het kalenderjaar vastgesteld, met een minimum van 200 euro voor radio-omroepdiensten en voor televisieomroepdiensten als bedoeld in tabel 5 van artikel 3 en een minimum van 400 euro voor overige televisie-omroepdiensten.

Artikel 6. Omroepdiensten uitsluitend via open internet
  • 1. In afwijking van de artikelen 1 tot en met 5 is een commerciële media-instelling per toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst die uitsluitend via het open internet wordt verspreid jaarlijks aan het Commissariaat een bedrag van 200 euro verschuldigd.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder verspreiding via het open internet verstaan: technische verspreiding via het internetprotocol op zodanige wijze dat het publiek zonder extra betalingen ten behoeve van de verzorger van de omroepdienst of de aanschaf of gebruik van specifieke apparatuur de omroepdienst kan ontvangen.

Artikel 7. Mediadiensten op aanvraag

Een commerciële media-instelling is per mediadienst op aanvraag jaarlijks aan het Commissariaat een bedrag van 200 euro voor toezichtskosten verschuldigd.

Artikel 8. Indexering

De in deze bijlage genoemde bedragen worden jaarlijks bijgesteld met de door het Centraal Planbureau voor het desbetreffende jaar geraamde consumentenprijsindex.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013. Indien de Staatscourant, waarin deze regeling wordt geplaatst, verschijnt na 31 december 2012, dan treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Op grond van artikel 3.30 van de Mediawet 2008 zijn commercële media-instellingen jaarlijks bijdragen in de toezichtskosten verschuldigd. Per verkregen toestemming voor een radio- of televisieomroepdienst en per mediadienst op aanvraag is een bijdrage in de toezichtskosten verschuldigd. De huidige toezichtskostenregeling, opgenomen in een bijlage bij de Mediaregeling 2008, is echter verouderd en houdt onvoldoende rekening met de aard en marktpositie van commerciële mediadiensten. Bovendien sluit de oude regeling niet goed meer aan bij de daadwerkelijke kosten van het toezicht. De huidige regeling is dan ook aan vervanging toe. In een brief aan de Tweede Kamer is mede naar aanleiding van vragen en klachten over de huidige regeling een herziening aangekondigd.1 Samen met het Commissariaat voor de Media is gezocht naar mogelijke alternatieven voor en verbetering van de huidige toezichtskostenregeling. Daarbij is gekeken naar de wijze waarop bij andere toezichthoudende organen in Nederland en in andere landen kosten voor toezicht in rekening worden gebracht. Dat leverde een heel divers beeld op. Uiteindelijk is geconcludeerd dat een vereenvoudiging en verbetering van de huidige regeling het meest aangewezen is.

Eenvoudiger en evenwichtiger regeling

Met deze regeling wordt de huidige toezichtskostenregeling vervangen. Bij deze vervanging is gestreefd naar een regeling die eenvoudiger is, beter is toegesneden op de praktijk en beter aansluit bij de daadwerkelijke kosten van het toezicht. Het uitgangspunt van het nieuwe systeem is dat voor de verschillende mediadiensten dezelfde criteria als maatstaf worden gebruikt voor bepaling van de hoogte van de toezichtskosten. Vereenvoudiging is bereikt door het schrappen van de afzonderlijke tabel voor abonnee-omroep, vermindering van het aantal categorieën met betrekking tot het aantal uitzenduren en een eenvoudige tabel met vaste tarieven voor op het buitenland gerichte omroepdiensten. De regeling gaat niet meer alleen uit van technisch bereik, maar houdt ook rekening met het werkelijke bereik en de draagkracht van kleine aanbieders (vooral webstations). Hierdoor en door het invoeren van vaste tarieven voor omroepdiensten die op het buitenland zijn gericht, is de regeling evenwichtiger geworden.

Indexering

De bijdragen die commerciële media-instellingen verschuldigd zijn voor toezichtskosten zijn het afgelopen decennium nooit geïndexeerd. Er is daarom reden om bij het vaststellen van de bedragen rekening te houden met indexering over de afgelopen jaren. Daarbij is er wel voor gezorgd dat dit niet leidt tot onevenredige verhoging. Om die reden is rekening gehouden met een maximale indexering van 16,6 procent cumulatief over de afgelopen negen jaar. Daarbij zijn de indexeringspercentages gehanteerd zoals deze de afgelopen negen jaar op de mediabegroting zijn toegepast. In de regeling is opgenomen dat de bedragen voortaan jaarlijks worden geïndexeerd met de consumentenprijsindex.

Mediadiensten op aanvraag

Nieuw is het vaststellen van bedragen voor mediadiensten op aanvraag. Voor deze diensten gold tot nu toe een nul-tarief. Zoals aangekondigd in de eerdergenoemde brief aan de Tweede Kamer is een flat fee geïntroduceerd. Het bedrag is vastgesteld op 200 euro.

Administratieve lasten

Bij de opstelling van deze nieuwe regeling is acht geslagen op beperking van administratieve lasten. Er vloeien geen exra administratieve lasten voor het bedrijfsleven uit de nieuwe regeling voort. De verplichting voor aanbieders van commerële omroepdiensten om eens per jaar opgave te doen van het aantal huishoudens dat men bereikt, is een bestaande verplichting die noodzakelijk is om uitvoering te kunnen geven aan de regeling. Introductie van marktaandeel als nieuw criterium leidt niet tot hogere administratieve lasten, omdat het Commissariaat zich bij de bepaling van marktaandelen baseert op de openbare rapporten van Stichting Kijkonderzoek (SKO) die aan het begin van het jaar worden gepubliceerd. Deze informatie geldt als objectieve standaard in de markt. Marktaandelen worden gemeten over een jaar. De definitie van marktaandeel in deze regeling sluit aan bij de SKO en wordt gemeten onder de doelgroep van 6 jaar en ouder van de Nederlandse bevolking gedurende een tijdvak van 24 uur per dag. Verder baseert het Commissariaat zich op de jaarraporten van het European Audiovisual Observatory (EAO) om het landelijk marktaandeel te bepalen voor televisieomroepdiensten in andere Europese landen. Deze gegevens worden door soortgelijke organisaties als de SKO verstrekt aan EAO en zijn een objectieve en betrouwbare basis. De introductie van een vast tarief voor mediadiensten op aanvraag voorkomt eveneens dat er extra administratieve lasten ontstaan.

Gevolgen van de aanpassingen

Vanwege de verschillende wijzigingen en de individuele omstandigheden zullen de gevolgen per geval verschillen. In het algemeen geldt het volgende. Door het vervallen van het onderscheid tussen free-to-air omroepdiensten en abonnee-omroepdiensten gaan abonneezenders minder betalen. De vermindering van het aantal categorieën met betrekking tot aantal uitzenduren en de samenvoeging van twee bereikscategorieën, zullen naar verwachting slechts voor ongeveer tien tot vijftien procent van de actieve binnenlandse omroepdiensten tot verhoging van de toezichtskosten leiden die groter is dan de indexatie van 16,6 procent.

Door rekening te houden met daadwerkelijk bereik bij de grote landelijke commerciële zenders (marktaandeel groter of gelijk aan 0,3 procent) zullen de bijdragen van deze zenders hoger uitvallen. Het tarief voor de middelgrote omroepdiensten met een hoog technisch bereik (televisieomroepdiensten: >500.000 en radio-omroepdiensten: 500.000–3.000.000 huishoudens) en een laag daadwerkelijk bereik (dat wil zeggen lager dan 0,3 procent marktaandeel) pakt echter weer lager uit. Dat geldt ook voor de omroepdiensten met een technische bereik tussen 100.000–500.000 huishoudens. Bij omroepdiensten met een laag technisch bereik (<25.000) zal alleen in enkele gevallen sprake zijn van hogere bijdragen als gevolg van de ophoging van het minimum tarief van 113 euro nu naar 200 euro (kabelkrant) of 400 euro straks.

Door een aparte categorie voor op het buitenland gerichte omroepdiensten in te voeren, waaronder ook de op het buitenland gerichte kabelkranten, zullen deze omroepdiensten meer gaan bijdragen in de toezichtskosten. Tot nu toe betaalden deze diensten zeer minimale bijdragen, hetgeen niet in overeenstemming was met het daadwerkelijk benodigde toezicht. Door verbetering van de systematiek worden de toezichtskosten beter in balans gebracht met het daadwerkelijke toezicht dat nodig is.

Artikelsgewijze deel

Artikelen 1 en 2

Er is een onderscheid gemaakt tussen aanbieders van omroepdiensten die uitsluitend of in overwegende mate op het binnenland zijn gericht en aanbieders van omroepdiensten die uitsluitend of in overwegende mate op het buitenland zijn gericht. Laatstgenoemden waren op grond van de oude regeling slechts minimale bedragen verschuldigd omdat ze geen of nauwelijks bereik hebben in termen van aantal huishoudens in Nederland. Dit leidde tot een niet gerechtvaardigde bevoordeling ten opzichte van de op het binnenland gerichte omroepdiensten. Het strookte bovendien niet met het daadwerkelijke toezicht dat het Commissariaat houdt op deze omroepdiensten.

Tabellen 1 en 3 gelden voor omroepdiensten die uitsluitend of in overwegende mate op het binnenland zijn gericht. Bezien is of de toezichtskostenregeling vereenvoudigd kon worden door het aantal categorieën in de tabellen te verminderen. Vermindering van het aantal categorieën leidt enerzijds tot vereenvoudiging, maar strijdt anderzijds met het doel om tot een evenwichtiger systeem te komen. Minder categorieën betekent immers ook minder differentiatie, terwijl de grote diversiteit tussen aanbieders van omroepdiensten juist om differentiatie vraagt. Daarom zijn de bestaande categorieën zo veel mogelijk gehandhaafd. Alleen de categorieën 500.000–1.000.000 en 1.000.000–3.000.000 huishoudens zijn samengevoegd tot één categorie. Door het samentrekken van deze categorieën is de verdriedubbeling van het tarief bij een technisch bereik van 100.000–500.000 huishoudens zoals die uit de oude regeling voortvloeide, opgeheven en is het geheel evenwichtiger geworden.

Het aantal categorieën met betrekking tot uitzenduren is fors verminderd: van vijf naar twee. Het overgrote deel van de omroepen concentreert zich namelijk in de hoogste categorie.

Net als in de oude regeling zijn de bedragen voor radio-omroepdiensten vastgesteld op 50 procent van de bedragen voor televisieomroepdiensten.

Er is geen aparte tabel meer voor abonnee-omroepdiensten. Bij de introductie van de Mediawet 2008 zijn abonnee-omroepdiensten niet meer als afzonderlijke categorie mediadiensten benoemd. Voor abonnee-omroepdiensten golden onder de oude regeling hogere bedragen dan voor free-to-air omroepdiensten. Verondersteld werd dat het technische bereik van abonnee-omroepdiensten gelijk was aan het daadwerkelijke bereik, omdat de kijker een direct contract sluit met de aanbieder van de abonnee-omroepdienst. Tegenwoordig worden abonnee-omroepdiensten veelal in pluspakketten aangeboden en is vaak niet meer inzichtelijk welke aanbieder/zender er voor heeft gezorgd dat een kijker voor het pluspakket heeft gekozen. Het onderscheid tussen free-to-air omroepdiensten en abonnee-omroepdiensten is dan ook vervallen.

Nieuw is het criterium van marktaandeel voor televisieomroepdiensten. Het meest rechtvaardige systeem zou zijn om te differentiëren op basis van daadwerkelijk bereik. Een hoog technisch bereik betekent namelijk niet automatisch een hoog daadwerkelijk bereik. De actuele bereiksmetingen zijn echter onvoldoende in staat significante verschillen tussen televisieomroepdiensten met een klein bereik – de meerderheid – aan te tonen. Bovendien wordt het bereik van met name mediadiensten die via internet worden aangeboden niet op dezelfde manier gemeten. Om toch enig onderscheid te kunnen maken tussen omroepen met een hoog en een laag daadwerkelijk bereik, is in de hoogste categorie voor televisieomroepdiensten het marktaandeel als criterium ingevoerd. Als een televisieomroepdienst een landelijk marktaandeel van 0,3 procent of meer heeft, is de kolom met de hoogste tarieven van toepassing. Dit leidt tot een evenwichtiger verdeling van de bijdragen: de grootste omroepen in termen van daadwerkelijk bereik en draagkracht waar relatief meer toezicht op gehouden wordt, dragen ook meer bij in de toezichtskosten.

De grens van 0,3 procent marktaandeel sluit aan bij de vrijstellingsmogelijkheid voor de rapportageverplichtingen uit de Europese richtlijn Audiovisuele Mediadiensten met betrekking tot de naleving van de artikelen 16 en 17 van die richtlijn inzake de quotaverplichtingen. Het criterium van marktaandeel is alleen van toepassing op televisieomroepdiensten. Zoals gezegd baseert het Commissariaat zich voor de bepaling van het marktaandeel op de SKO-gegevens. Voor radio-omroepdiensten zijn voor dit doel onvoldoende gegevens voorhanden, omdat deelname aan luitsteronderzoeken afhankelijk is van vrijwillige aanmelding.

Tabellen 2 en 4 gelden voor op het buitenland gerichte omroepdiensten. Deze omroepdiensten betalen voortaan een bijdrage in de toezichtskosten die beter in verhouding staat tot het daadwerkelijke toezicht. Of een omroepdienst uitsluitend of in overwegende mate op het buitenland is gericht stelt het Commissariaat vast aan de hand van onder meer technisch bereik in Nederland, marktaandeel, taal van de uitzendingen, reclame- of marketingactiviteiten en de doelgroep waarop de omroepdienst zich richt.

De parallel tussen binnen- en buitenland op grond van marktaandeel is enkel toepasbaar op televisie. Er zijn onvoldoende gegevens over marktaandelen van radio-omroepdiensten in Nederland omdat alleen de grotere radiozenders zijn opgenomen in de dagboekjes van het luisteronderzoek. En het European Audiovisual Observatory verstrekt geen gegevens over radio-omroepdiensten in de EU landen omdat deze er eenvoudigweg niet zijn. Bij kabelkranten is het criterium marktaandeel ook niet toepasbaar door het beperkte bereik enerzijds en het ontbreken van gegevens anderzijds.

Artikel 3

Dit artikel bevat een bijzondere regeling voor zogenaamde kabelkranten die ook in de oude regeling was opgenomen. Ook hier is onderscheid gemaakt naar diensten die uitsluitend of in overwegende mate op het binnenland zijn gericht en diensten die uitsluitend of in overwegende mate op het buitenland zijn gericht. Voor de eerste categorie is, net als in de oude regeling, het tarief bepaald op vijfentwintig procent van de bedragen voor gewone televisieomroepdiensten. De tweede categorie betaalde op grond van de oude regeling eveneens vijfentwintig procent van de bedragen voor gewone televisieomroepdiensten. Omdat deze categorie omroepdiensten geen of nauwelijks bereik in Nederland heeft, waren aanbieders van deze omroepdiensten daardoor in de praktijk minimale bedragen verschuldigd, terwijl het toezicht op deze omroepdiensten in de praktijk intensiever is ten opzichte van op het binnenland gerichte omroepdiensten waarvoor een lichter reclameregime geldt. Daarom is voor de op het buitenland gerichte omroepdiensten het tarief verhoogd tot vijftig procent van de bedragen die voor gewone televisieomroepdiensten gelden.

Artikel 4

In dit artikel is een regeling getroffen voor aanbieders van omroepdiensten die zogenaamde edities verzorgen. Het gaat dan om de verspreiding van meerdere omroepdiensten onder dezelfde naam met nagenoeg dezelfde inhoud, bijvoorbeeld regionale edities van eenzelfde radioprogramma. Omdat voor elk van die omroepdiensten een toestemming is vereist, zouden ook voor elk van die toestemmingen toezichtskosten in rekening gebracht moeten worden. Dat kan opgeteld leiden tot een totaalbedrag dat uitkomt boven het maximum dat een aanbieder van één omroepdienst verschuldigd is. Om die reden is de heffing gemaximeerd op het maximum dat voor één omroepdienst verschuldigd is.

Artikel 5

Deze bepaling, die ook was ook opgenomen in de oude regeling, zorgt er voor dat als een toestemming in de loop van een kalenderjaar is verleend of ingetrokken, de toezichtskosten naar rato worden vastgesteld.

Artikelen 6 en 7

In de oude regeling werden de criteria gemiddelde uitzendduur en potentieel bereik toegepast op lineaire omroepdiensten die via de traditionele distributieplatforms ether, kabel en satelliet worden verspreid. Deze criteria lenen zich echter niet voor toepassing bij omroepdiensten die via het open internet worden verspreid en mediadiensten op aanvraag die eveneens veelal via het open internet worden aangeboden. Het potentieel bereik van internet is immers onbegrensd. Het criterium potentieel bereik heeft daardoor geen onderscheidend vermogen. Het zou er toe leiden dat de aanbieder van een mediadienst via internet automatisch wordt aangeslagen voor het hoogste bedrag aan toezichtskosten, ook als in werkelijkheid maar een heel klein publiek wordt bereikt. Daarnaast heeft het criterium van gemiddelde uitzendduur per dag bij mediadiensten op aanvraag geen betekenis: voor deze diensten is geen gemiddelde uitzendduur vast te stellen omdat zij in principe continu beschikbaar zijn.

Naar aanleiding daarvan is onderzocht of andere criteria, zoals het daadwerkelijke bereik, marktaandeel, omzet of reclame-inkomsten toepasbaar kunnen zijn. Het Commissariaat heeft nader onderzoek gedaan naar de belangrijkste methoden van on line bereikonderzoek die op dit moment in ons land worden gebruikt door verschillende partijen. Op basis van de beschikbare informatie heeft het Commissariaat de conclusie getrokken dat deze methoden nog niet geschikt zijn voor het meten van bereik of marktaandeel van audiovisuele mediadiensten die via internet worden aangeboden. Zo is bijvoorbeeld in sommige gevallen het onderzoekspanel te klein (te kleine steekproef) of wordt alleen een deel van het totale aanbod gemeten. Ook heeft het Commissariaat gekeken naar de mogelijkheid dat aanbieders van mediadiensten op aanvraag zelf de bereiksgegevens leveren met behulp van methoden die het verkeer van en naar websites meten, zoals die bijvoorbeeld door Google en Yahoo worden aangeboden. Lang niet alle aanbieders van mediadiensten op aanvraag maken echter gebruik van dergelijke meetmethoden. Bovendien leunt de uitvoering dan helemaal op de medewerking van de aanbieders van de mediadiensten en dat is een risico voor de betrouwbaarheid van de informatie. Verder leidt het tot extra administratieve- en uitvoeringslasten. Laatstgenoemde nadelen kleven ook aan het gebruik van omzet of reclame-inkomsten als criterium.

Vanwege vorenstaande overwegingen is voor mediadiensten die uitsluitend via het open internet worden verspreid en voor mediadiensten op aanvraag een vast tarief vastgesteld van 200 euro. Een laag tarief voor mediadiensten op aanvraag is voorts gerechtvaardigd omdat voor deze diensten een beperkte set regels geldt waarvoor navenant minder toezicht nodig is.

Met diensten die uitsluitend via het ‘open internet’ worden verspreid worden bedoeld diensten die voor iedereen via het internet toegankelijk zijn zonder daarvoor extra te moeten betalen (bijvoorbeeld abonnementsgeld) of ontvangstapparatuur (zoals een settop box) te moeten aanschaffen. Diensten die in een afgeschermde omgeving – via zogenaamde managed lanes – worden aangeboden, zoals IPTV, en waarvoor toegangsvoorwaarden gelden, vallen niet onder ‘open internet’.

Artikel 8

Tot nu toe zijn de in rekening te brengen bedragen voor toezichtskosten nooit geïndexeerd. Daardoor zijn de inkomsten achtergebleven bij de kostenstijgingen van het toezicht. Voortaan worden de bedragen elk jaar geïndexeerd met de consumentenprijsindex.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstukken II, 2009/2010, 31 876, nr. 29.

Naar boven