Wijziging van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag in verband met de inwerkingtreding van de teruggaafregeling energiebelasting met betrekking tot elektriciteit voor energie-intensieve bedrijven met convenanten

21 december 2012

NR. DV 2012/502

DIRECTORAAT-GENERAAL VOOR FISCALE ZAKEN, DIRECTIE DOUANE EN VERBRUIKSBELASTINGEN

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 66, achtste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘64, zesde lid, 67, vierde lid,’ vervangen door: 64, zesde lid, 66, achtste lid, 67, vierde lid,.

2. In het tweede lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. de EAN-code:

de EAN-code, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Regeling afnemers en monitoring Elektriciteitswet 1998 en Gaswet.

B

Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23

  • 1. Het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de wet, heeft betrekking op slechts één aansluiting en wordt gedaan binnen dertien weken na afloop van het kalenderjaar waarover teruggaaf wordt verzocht.

  • 2. In het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de wet, worden ten minste de volgende gegevens vermeld:

    • a. het kalenderjaar waarover teruggaaf wordt verzocht;

    • b. naam en adres van de verbruiker;

    • c. naam en adres van de leverancier of leveranciers;

    • d. de EAN-code van de aansluiting via welke de elektriciteit geleverd is waarop het verzoek betrekking heeft;

    • e. de hoeveelheid elektriciteit die in het kalenderjaar waarover teruggaaf wordt verzocht via de aansluiting, bedoeld in onderdeel d, geleverd is, voor zover deze elektriciteit zakelijk is verbruikt en niet op grond van artikel 64, eerste of derde lid, van de wet van energiebelasting is vrijgesteld.

  • 3. Bij het verzoek worden overgelegd:

    • a. de factuur of facturen waaruit blijkt hoeveel energiebelasting ter zake van de in het tweede lid, onderdeel e, bedoelde elektriciteit in rekening is gebracht;

    • b. de verklaringen, bedoeld in artikel 66, derde en vierde lid, van de wet.

  • 4. De verklaring, bedoeld in artikel 66, derde lid, van de wet, wordt door de verbruiker ondertekend en bevat ten minste:

    • a. de dagtekening;

    • b. naam en adres van de verbruiker.

  • 5. De verklaringen, bedoeld in artikel 66, vierde lid, van de wet, worden door de verbruiker ondertekend en bevatten ten minste:

    • a. de dagtekening;

    • b. naam en adres van de verbruiker;

    • c. de EAN-code van de aansluiting waarop de verklaringen betrekking hebben;

    • d. het kalenderjaar waarop de verklaringen betrekking hebben.

  • 6. De verbruiker richt zijn administratie zodanig in dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens zijn opgenomen omtrent alle voor de toepassing van de teruggaafregeling, bedoeld in artikel 66 van de wet, van belang zijnde bedrijfshandelingen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers.

TOELICHTING

Algemeen

Deze ministeriële regeling strekt tot aanpassing van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag (hierna: URBM) om uitvoering te geven aan de teruggaafregeling energiebelasting, bedoeld in artikel 66 van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: de wet). Van deze teruggaafregeling mogen bedrijven gebruik maken die in het kader van gemaakte afspraken als bedoeld in artikel 66 van de wet, verplichtingen op zich hebben genomen ter verbetering van de energie-efficiëntie. De afspraken die tot op heden zijn gemaakt, vinden hun weerslag in een tweetal convenanten, te weten de convenanten ‘Meerjarenafspraak energie-efficiëntie ETS-ondernemingen’ (MEE) en ‘Meerjarenafspraak energie-efficiëntie 2001–2020’ (MJA3). De teruggaafregeling is met ingang van 1 januari 2013 geïntroduceerd ter vervanging van de vrijstelling, bedoeld in artikel 65 van de wet. Deze vrijstellingsregeling was goedgekeurd door de Europese Commissie tot en met 31 december 2012. Een aanvraag voor verlenging van de goedkeuring tot en met 2020 is in behandeling bij de Europese Commissie. Naar het zich laat aanzien wordt er echter geen goedkeurend besluit door de Europese Commissie genomen vóór 1 januari 2013. De genoemde vrijstelling wordt daarom vervangen door de onderhavige maatregel waarvoor geen goedkeuring van de Europese Commissie is vereist. Voor de verdere toelichting op de wetswijziging wordt verwezen naar de algemene toelichting op artikel VIIc van het Belastingplan 2013 (kamerstukken II 2012/13, 33 402, nr. 3).

Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel I, onderdeel A, wijzigt artikel 1, eerste lid, van de URBM door invoeging van de wettelijke delegatiebepaling, artikel 66, achtste lid, van de wet, om de teruggaafregeling energiebelasting, bedoeld in artikel 66 van de wet, uit te werken. Verder wordt in artikel 1, tweede lid, van de URBM het begrip ‘EAN-code’ gedefinieerd door te verwijzen naar de definitie die in de Regeling afnemers en monitoring Elektriciteitswet 1998 en Gaswet is opgenomen. Daarin wordt de EAN-code gedefinieerd als uniek identificatienummer conform de Europese Artikel Nummering betreffende de aansluiting van een leverancier, netbeheerder of meetbedrijf. Voor de verwijzing naar deze definitie is gekozen omdat een eenduidige aanduiding van een aansluiting voor elektriciteitsvoorzieningen nauw verband houdt met de Elektriciteitswet en de daarop berustende regelingen. Bovendien is het gebruik van de EAN-code in de praktijk de standaard. Een gelijke invulling van het begrip ‘EAN-code’ in beide ministeriële regelingen ligt derhalve voor de hand.

Ingevolge artikel I, onderdeel B, wordt een nieuw artikel 23 in de URBM opgenomen waarmee nadere regels worden gesteld waaraan een verzoek om teruggaaf van energiebelasting voor het verbruik van elektriciteit boven de 10 miljoen kWh door energie-intensieve bedrijven moet voldoen.

In artikel 23, eerste lid, van de URBM wordt bepaald dat het verzoek alleen op één aansluiting betrekking mag hebben. Dit betekent dat als een energie-intensief bedrijf beschikt over meerdere aansluitingen die voldoen aan de voorwaarden om op de voet van artikel 66 van de wet teruggaaf van energiebelasting te verkrijgen, voor elk van die aansluitingen een afzonderlijk verzoek moet worden gedaan. Dit houdt verband met het feit dat zowel de hoeveelheid elektriciteit die voor teruggaaf in aanmerking komt als het bedrag van de teruggaaf per aansluiting vastgesteld moet worden. Het tijdvak waarop de teruggaaf betrekking heeft, is een kalenderjaar. De termijn voor het indienen van het teruggaafverzoek bedraagt dertien weken na afloop van het kalenderjaar.

In artikel 23, tweede lid, van de URBM worden de inhoudelijke eisen gesteld waaraan een teruggaafverzoek dient te voldoen. Naast het kalenderjaar waarop de teruggaaf betrekking heeft (onderdeel a), moet het verzoek in ieder geval de naam- en adresgegevens van de verbruiker en van de leverancier(s) (onderdelen b en c), de EAN-code van de aansluiting (onderdeel d), alsmede de verbruikte hoeveelheid elektriciteit waarover teruggaaf wordt gevraagd (onderdeel e) bevatten.

Om het verzoek te kunnen beoordelen heeft de belastingdienst een aantal documenten nodig die in artikel 23, derde lid, van de URBM worden genoemd. Daarbij gaat het om de factuur respectievelijk facturen waarmee onder meer de energiebelasting aan de verbruiker in rekening is gebracht (onderdeel a) alsmede om de verklaringen, bedoeld in artikel 66, derde en vierde lid, van de wet (onderdeel b). De verbruiker die om teruggaaf van energiebelasting verzoekt, dient een verklaring te overhandigen waaruit blijkt dat hij niet in moeilijkheden verkeert. Voorts moet degene die om teruggaaf verzoekt verklaren dat hij deelnemer is aan een convenant als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de wet, dat het verbruik van de elektriciteit zakelijk verbuik betreft en dat hij een energie-intensief bedrijf is als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel p, van de wet.

In artikel 23, vierde en vijfde lid, van de URBM worden inhoudelijke eisen gesteld aan de voornoemde verklaringen, zoals de dagtekening, naam- en adresgegevens van de verbruiker voor alle noodzakelijke verklaringen, en voor de in het vijfde lid genoemde verklaringen daarnaast ook de EAN-code van de aansluiting alsmede het kalenderjaar waarop de verklaring betrekking heeft.

In artikel 23, zesde lid, van de URBM worden eisen aan de administratie van de verbruiker gesteld. In de administratie moeten de gegevens die de grondslag voor het teruggaafverzoek vormen op overzichtelijke wijze zijn opgenomen.

Artikel II

Deze regeling houdt verband met de inwerkingtreding van artikel VIIc van het Belastingplan 2013. Derhalve dient deze regeling in werking te treden met ingang van hetzelfde tjdstip, te weten 1 januari 2013.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers.

Naar boven