Kennisgeving MER beoordelingsbesluit Project veiligheidsbuffer Oesterdam, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

De Minister van Infrastructuur en Milieu maakt als bevoegd gezag, gelet op artikel 7.19, juncto 7.17 van de Wet milieubeheer, het volgende bekend:

Project veiligheidsbuffer Oesterdam

Als gevolg van de bouw van de Oosterscheldewerken is de doorstroomopening in de Oosterscheldemonding verkleind, waardoor het getijvolume fors is verminderd. Het gevolg van het verminderde getijvolume is dat de geulen in de Oosterschelde kleiner worden door opvulling: de geulen hebben zandhonger. Het materiaal waarmee de geulen zich opvullen is afkomstig van zandplaten, schorren, slikken en oevers van de Oosterschelde. Daarnaast stroomt het water te langzaam om zand uit de geulen op de platen en slikken te krijgen. Hierdoor neemt de oppervlakte van de platen, slikken en schorren in de Oosterschelde af en nemen de oppervlakte van het intergetijdengebied en de droogvalduur van de slikken en schorren af. Deze morfologische gevolgen van zandhonger hebben negatieve effecten op natuur, veiligheid, landschap en economie.

De projectlocatie

Eén van de doelstellingen is het ontwikkelen van een oplossing om het zandhongerprobleem ter plaatse van de Oesterdam aan te pakken, zodanig dat het unieke landschap met slikken en platen de komende vijftig jaar behouden kan blijven. De andere doelstelling is het ontwikkelen van een duurzaam veilige oplossing voor de Oesterdam, zodanig dat de Oesterdam gevrijwaard is van te hoge golfaanval en grote investeringen in aanpassing van de dijk gedurende de eerste 30 jaar.

De procedure

De Oesterdam is een primaire waterkering, maar er vinden géén werkzaamheden plaats aan de dam zelf. Eén van de doelen van het project is echter het ontwikkelen van een duurzaam veilige oplossing voor de Oesterdam, zodanig dat de Oesterdam gevrijwaard is van te hoge golfaanval en grote investeringen in aanpassing van de dijk gedurende de eerste 30 jaar.

Weliswaar geldt er op grond van onderdeel D 3.2 van het Besluit milieueffectrapportage geen m.e.r.-beoordelingsplicht, maar gelet op de werkzaamheden dicht bij de primaire waterkering heeft initiatiefnemer vrijwillig een m.e.r-beoordelingsnotitie opgesteld en ter beoordeling aan het bevoegd gezag voorgelegd.

Bij besluit van 19 december 2012, nummer RWS/DZL-2012/4602 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu geoordeeld dat voor de activiteiten het herintroduceren van getijde in het Rammegors door middel van een afsluitbaar doorlaatmiddel in de primaire waterkering Krabbenkreekdam en het verdedigen van (afkalvende-) schorranden en waar mogelijk uitbreiden van bestaande schorren in de Oosterschelde behoeft geen milieueffectrapport te worden opgesteld aangezien er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn.

Inzage

Het m.e.r - beoordelingsbesluit en het bijbehorende rapport liggen met ingang van 24 december 2012 gedurende zes weken ter inzage bij:

  • Rijkswaterstaat, Waterdistrict Zeeuwse Delta, Evertsenstraat 98 te Goes;

  • Gemeente Kapelle, Kerkplein 1 te Kapelle;

  • Gemeente Tholen, Hof van Tholen 2 te Tholen;

  • Gemeente Reimerswaal, Oude Plein 1 te Kruiningen

Bezwaarschrift ten aanzien van het m.e.r.-beoordelingsbesluit

Het m.e.r.-beoordelingsbesluit is een voorbereidingsbeslissing in de zin van artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen geen zelfstandig bezwaar of beroep mogelijk is. Belanghebbenden kunnen hun bezwaren tegen dit beoordelingsbesluit te zijner tijd kenbaar maken in de procedure van het uiteindelijke besluit, te weten de vaststelling van het projectplan volgens de Waterwet.

Middelburg, 21 december 2012

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, Namens deze, DE DIRECTEUR WATER EN SCHEEPVAART, J.T.L. van der Togt

Naar boven