Regeling projectsubsidies voor publicaties

De Stichting Nederlands Letterenfonds,

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

Gelet op het Algemeen reglement Nederlands Letterenfonds;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

1. belastbaar verzamelinkomen:

het bedrag, zoals gedefinieerd in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en zoals definitief vastgesteld door de inspecteur van de belastingdienst in de definitieve aanslag inkomstenbelasting;

2. bestuur:

het bestuur van het Letterenfonds;

3. debuut:

het eerste gepubliceerde literaire werk van een schrijver;

4. het Letterenfonds:

Stichting Nederlands Letterenfonds;

5. publicatie:

een door het Letterenfonds te subsidiëren oorspronkelijk, literair werk in boekvorm in de Nederlandse of Friese taal;

6. uitgave-overeenkomst:

een overeenkomst tussen auteur en uitgeverij betreffende de exploitatierechten op de publicatie waarin minimaal de bepalingen over het royalty-percentage en de licentie zijn overeengekomen, zoals geregeld in het Modelcontract GAU/VvL voor de uitgave van oorspronkelijk Nederlandstalig literair werk.

7. uitgeverij:

een rechtspersoon die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit ten behoeve van de uitgave van literaire werken.

Artikel 2. Toepasselijkheid

Deze regeling is van toepassing op projectsubsidies die het bestuur verstrekt voor de totstandkoming van publicaties.

Artikel 3. Vereisten aanvrager

  • 1. De aanvrager is een natuurlijk persoon.

  • 2. Het (gemiddelde) belastbaar verzamelinkomen van de aanvrager in het tijdvak waarvoor (een gedeelte van) het subsidiebedrag wordt verleend, welk tijdvak maximaal drie jaar zal beslaan, is naar verwachting niet hoger dan een door het bestuur vastgestelde inkomensgrens. De hoogte van deze inkomensgrens wordt bekendgemaakt op de website van het Letterenfonds.

  • 3. De aanvrager heeft op het moment van het indienen van de aanvraag minimaal één Nederlands- of Friestalig literair werk gepubliceerd op grond van een uitgave-overeenkomst dan wel één toneeltekst geschreven die in productie is genomen door een professionele theaterproductiemaatschappij.

  • 4. Het werk, genoemd in het vorige lid, is uitgegeven in een oplage van ten minste 500 exemplaren met uitzondering van poëziebundels en Friestalige literaire werken waarvoor een minimum geldt van 300 exemplaren en Friestalige poëzie waarvoor een minimum van 200 exemplaren geldt.

  • 5. Het werk, genoemd in het derde lid, heeft een omvang van ten minste 20 bladzijden (poëzie), 35.000 woorden (fictie en non-fictie) en 7.000 woorden (kinder- en jeugdliteratuur).

  • 6. De toneeltekst, genoemd in het derde lid, is ten minste tien maal opgevoerd door een professioneel theatergezelschap en betrof een stuk voor meerdere personages waarvan de totale opvoeringsduur ten minste 90 speelminuten besloeg.

  • 7. Indien het werk, genoemd in het derde lid, een debuut betreft is het gepubliceerd in de periode tussen de sluitingsdatum van de subsidieronde en de 1e januari van het twee jaar daarvoor gelegen jaar.

  • 8. Indien een eerdere aanvraag is afgewezen op grond van het criterium literaire kwaliteit, zoals genoemd in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, kan pas een nieuwe aanvraag worden ingediend als een nieuw werk op dat criterium kan worden beoordeeld.

Artikel 4. Algemene vereisten

Een subsidie kan slechts worden verstrekt indien:

  • 1. de aanvrager een afschrift van een uitgave-overeenkomst dan wel een intentieverklaring overlegt van een uitgeverij, waarin is vastgelegd dat een dergelijke overeenkomst zal worden afgesloten;

  • 2. de publicatie ten tijde van de subsidieverlening nog niet is gerealiseerd;

  • 3. subsidieverlening er niet toe leidt dat meer dan twee aanvragen van dezelfde aanvrager tegelijkertijd worden gesubsidieerd zolang de betreffende publicaties nog niet zijn gepubliceerd;

  • 4. het (gemiddelde) belastbaar verzamelinkomen van de aanvrager in het tijdvak waarvoor (een gedeelte van) het subsidiebedrag wordt verleend, welk tijdvak maximaal drie jaar zal beslaan, niet hoger is dan een door het bestuur vastgestelde inkomensgrens.

Artikel 5. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt uitsluitend ingediend met gebruikmaking van een door het Letterenfonds ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

  • 2. Het aanvraagformulier is naar waarheid, volledig en volgens de richtlijnen in de toelichting bij het aanvraagformulier ingevuld en voorzien van alle bijlagen.

  • 3. Aanvraagformulieren zijn digitaal beschikbaar via de website www.letterenfonds.nl.

  • 4. Aanvragen kunnen worden ingediend met inachtneming van de sluitingsdata zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid.

  • 5. Bij de aanvraag wordt een werkplan overgelegd conform de daaraan gestelde vereisten in het aanvraagformulier.

  • 6. Bij de aanvraag wordt een kopie van de overeenkomst met de uitgever gevoegd dan wel een intentieverklaring van de uitgever waaruit blijkt dat deze een overeenkomst met de aanvrager zal afsluiten.

  • 7. In de aanvraag onderbouwt de aanvrager de verwachting dat zijn belastbaar verzamelinkomen onder de in artikel 4, onder d, bedoelde inkomensgrens blijft op het moment van uitbetalen van de subsidie of een gedeelte van de subsidie. Daarbij betrekt hij de verwachte tijdsinvestering en duur van de totstandkoming van de publicatie. De aanvrager overlegt een afschrift van een, in het aanvraagformulier aangegeven aantal, definitieve aanslag(en) inkomstenbelasting van de belastingdienst.

  • 8. Een aanvrager kan op grond van deze regeling per jaar maximaal twee aanvragen bij het Letterenfonds indienen.

  • 9. Voor zover de aanvrager voor dezelfde in de aanvraag begrote kosten tevens subsidie of andere geldelijke middelen heeft aangevraagd bij of ontvangen van een of meer andere publieke of private organisaties, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 10. Aanvragen kunnen, na een afwijzend besluit op grond van de toets aan de beoordelingscriteria, als genoemd in artikel 6, niet meer opnieuw worden ingediend.

  • 11. Een aanvraag kan uitsluitend bij ofwel het Letterenfonds ofwel het Vlaams Fonds voor de Letteren worden ingediend.

Artikel 6. Beoordelingscriteria

  • 1. De aanvragen worden per subsidieronde in een rangorde geplaatst volgens een vergelijkende beoordeling op grond van de volgende twee criteria:

    • a) de te verwachten literaire kwaliteit van de publicatie,

    • b) de mate waarin de publicatie bijdraagt aan de diversiteit van het literaire aanbod in Nederland.

  • 2. Bij de beoordeling van de te verwachten literaire kwaliteit van de publicatie worden de volgende deelcriteria gehanteerd:

    • de literaire kwaliteit van het tot het moment van de aanvraag door de aanvrager opgebouwde oeuvre en de ontwikkeling daarin;

    • de literaire kwaliteit van het meest recent in boekvorm gepubliceerde werk of opgevoerde toneelwerk van de aanvrager;

    • de kwaliteit van het ingediende werkplan, genoemd in artikel 5, vijfde lid.

  • 3. Bij de beoordeling van de bijdrage aan de diversiteit worden de volgende deelcriteria gehanteerd:

    • de mate waarin de publicatie een aanvulling vormt op het bestaande literaire oeuvre van de aanvrager;

    • de mate waarin de publicatie een aanvulling vormt op het bestaande literaire aanbod;

    • de mate waarin de publicatie bijdraagt aan een evenwichtige balans tussen de verschillende door het Letterenfonds te subsidiëren literaire genres en aan de verscheidenheid binnen elk genre.

  • 4. Voor toekenning van de aanvraag dient in ieder geval het oordeel over de te verwachten literaire kwaliteit van de publicatie positief te zijn.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

  • 1. De minimale en maximale hoogte van de subsidie is afhankelijk van de bandbreedte waarbinnen de aanvrager valt op grond van zijn opgebouwde oeuvre en de door hem reeds ontvangen subsidies van het Letterenfonds.

  • 2. De bandbreedtes worden bekendgemaakt op de website van het Letterenfonds.

  • 3. Binnen een bandbreedte wordt de hoogte van de subsidie bepaald op grond van de beoordelingscriteria, zoals genoemd in artikel 6, en de verwachte tijdsinvestering in de totstandkoming van de publicatie.

Artikel 8. Adviescommissie

Het bestuur laat zich over de toets aan de beoordelingscriteria en de hoogte van de subsidie adviseren door een adviescommissie samengesteld uit leden van de raad van advies als bedoeld in het Huishoudelijk reglement van het Letterenfonds. Het bestuur betrekt bij zijn besluit over de aanvraag het advies van de adviescommissie. De adviescommissie kan zich laten bijstaan door één of meer externe adviseurs.

Artikel 9. Subsidierondes en subsidieplafond

  • 1. Het bestuur behandelt de aanvragen in drie subsidierondes per jaar:

    • a. een subsidieronde voor aanvragers die, met inachtneming van art 3, zevende lid, één dan wel twee literaire titels hebben gepubliceerd in de genres proza, non-fictie, poëzie, toneel of kinder- en jeugdliteratuur;

    • b. een subsidieronde voor aanvragers die minimaal drie literaire werken hebben gepubliceerd en nog geen vijf subsidies op basis van deze regeling of regelingen die door deze regeling zijn vervangen, hebben ontvangen;

    • c. een subsidieronde voor aanvragers die minimaal vijf subsidies op basis van deze regeling of regelingen die door deze regeling zijn vervangen, hebben ontvangen.

  • 2. Het Letterenfonds publiceert de sluitingsdata van de subsidierondes op de website www.letterenfonds.nl.

  • 3. Het bestuur stelt per subsidieronde een subsidieplafond in. Het besluit hiertoe wordt bekendgemaakt via de website van het Letterenfonds.

Artikel 10. Verdeling budget

  • 1. Aanvragen die aan de voorwaarden voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen worden onderverdeeld in drie categorieën:

    • a: honoreren voor het geadviseerde subsidiebedrag;

    • b: honoreren voor zover het budget dat toelaat; en

    • c: niet honoreren.

  • 2. Als een subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen in de categorieën a en b te honoreren, wijst het bestuur, in geval een aanvrager in de betreffende subsidieronde twee aanvragen heeft ingediend, eerst de aanvraag af van de in de rangorde laatst geplaatste aanvraag van deze aanvrager.

  • 3. Als een subsidieplafond dan nog ontoereikend is om alle aanvragen in de categorieën a en b te honoreren, wijst het bestuur vervolgens de aanvraag af van een aanvrager die nog werkt aan de totstandkoming van een eerdere door het Letterenfonds gesubsidieerde publicatie.

  • 4. Als een subsidieplafond dan nog ontoereikend is om alle aanvragen in de categorieën a en b te honoreren honoreert het bestuur eerst de aanvragen in categorie a en vervolgens de aanvragen in categorie b in volgorde van de rangorde als bedoeld in artikel 6, eerste lid, totdat het subsidieplafond is bereikt. De resterende aanvragen worden afgewezen.

  • 5. Bij onderbesteding van het budget in een subsidieronde kan het bestuur besluiten om in het laatste kwartaal van het jaar de afgewezen aanvragen alsnog toe te wijzen met inachtneming van de rangorde als bedoeld in artikel 6, eerste lid.

Artikel 11. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. De subsidie wordt door de subsidieontvanger besteed aan de totstandkoming van de in de aanvraag omschreven publicatie.

  • 2. De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan het Letterenfonds van ingrijpende wijzigingen in het bij de aanvraag overgelegde werkplan.

  • 3. Indien de subsidieontvanger het werkplan niet kan voltooien binnen de in de aanvraag vermelde periode dan wel niet zal voltooien, maakt hij de redenen hiervoor onverwijld kenbaar aan het bestuur.

  • 4. Indien een subsidieontvanger subsidies of geldelijke middelen van derde partijen voor de publicatie heeft ontvangen, dient hij het bestuur hiervan onverwijld in kennis te stellen.

  • 5. De subsidieontvanger verplicht zich de publicatie direct na publicatie in vijfvoud toe te (laten) zenden aan het Letterenfonds.

  • 6. In de publicatie is het Letterenfonds vermeld als subsidieverstrekker op een door het Letterenfonds aangegeven wijze.

  • 7. Indien de inkomensgrens, bedoeld in artikel 4, onder d, is overschreden in het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, meldt de subsidieontvanger dit onverwijld aan het Letterenfonds na ontvangst van de definitieve aanslag inkomstenbelasting over de jaren in dat betreffende tijdvak.

  • 8. Indien bij de aanvraag een intentieverklaring van de uitgever was gevoegd, dient de uitgave-overeenkomst uiterlijk binnen één maand na de uitgave van de publicatie te worden overgelegd.

Artikel 12. Subsidieverlening en -vaststelling

  • 1. Bij het verlenen van de subsidie geeft het bestuur direct een beschikking tot subsidievaststelling.

  • 2. In de beschikking wordt de wijze van betaling van de subsidie bepaald.

Artikel 13. Termijnen

  • 1. Het bestuur beslist binnen 13 weken na afloop van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend.

  • 2. De termijn genoemd in het vorige lid bedraagt 22 weken, indien over de aanvraag advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie dan wel een nader onderzoek wordt ingesteld.

Artikel 14. Samenwerkingsprojecten

  • 1. Het bestuur kan in samenwerking met andere (subsidie verlenende) instellingen subsidies verstrekken ten behoeve van de totstandkoming van publicaties en daartoe samenwerkingsovereenkomsten met deze instellingen aangaan.

  • 2. Het bestuur kent een subsidie in het kader van een samenwerking, voor zover mogelijk en relevant, overeenkomstig deze regeling toe.

  • 3. Het bestuur publiceert op de website van het Letterenfonds de nadere voorwaarden, procedures en werkwijze van de samenwerkingsprojecten.

Artikel 15. Intrekkings- en wijzigingsgronden subsidievaststelling

  • 1. Het bestuur kan de subsidievaststelling intrekken of wijzigen als deze niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2. Als het bestuur constateert dat substantiële wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van de bij de aanvraag verstrekte gegevens, kan het bestuur de subsidievaststelling intrekken of wijzigen.

  • 3. Het bestuur is bevoegd de subsidievaststelling te wijzigen dan wel in te trekken wanneer de termijn, bedoeld in artikel 11, derde lid, is overschreden en de aanvrager naar het oordeel van het bestuur hiervoor geen gegronde redenen heeft kunnen aanvoeren.

  • 4. Het bestuur is bevoegd de subsidievaststelling te wijzigen dan wel in te trekken wanneer de inkomensgrens zoals bedoeld in artikel 4, vierde lid, is overschreden.

  • 5. Het bestuur is bevoegd de subsidievaststelling te wijzigen dan wel in te trekken op grond van het overlijden van de aanvrager.

  • 6. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 7. Het bedrag waarmee de subsidie eventueel wordt verlaagd wordt verrekend met eventueel nog te betalen gedeelten van de subsidie of teruggevorderd.

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het bestuur kan, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, een artikel buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 17. Overgangsbepalingen

  • 1. Deze regeling treedt onmiddellijk in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 2. In afwijking van het eerste lid blijven de Werkbeursregeling Schrijvers (nieuwe stijl) en de Regeling Stimuleringsbeurzen Schrijvers van toepassing op voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regelingen tijdig ingestelde bezwaar- en beroepschriften.

  • 3. Subsidies die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn verleend op grond van de Werkbeursregeling Schrijvers (nieuwe stijl) en de Regeling Stimuleringsbeurzen Schrijvers worden vastgesteld in de eerste helft van 2013 conform deze regeling met uitzondering van artikel 12 en artikel 15, vierde lid.

  • 4. Indien op het moment van de vaststelling zoals bedoeld in het vorige lid de subsidie nog niet geheel is bevoorschot, vindt uitbetaling van het gehele subsidiebedrag, verminderd met de reeds betaalde voorschotten, plaats in de tweede helft van 2013.

  • 5. Bij de toepassing van de inkomensgrens voor in 2013 op basis van deze regeling vastgestelde en betaalde subsidies blijft het in het vierde lid bedoelde bedrag buiten beschouwing.

  • 6. De in 2013 op grond van de Werkbeursregeling Schrijvers (nieuwe stijl) vastgestelde cofinancierings- en uitbetalingsafspraken met het Vlaams Fonds voor de Letteren blijven van kracht.

Artikel 18. Slotbepalingen

  • 1. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bestuur.

  • 2. Naast en in aanvulling op deze regeling is het Algemeen reglement Nederlands Letterenfonds van toepassing.

  • 3. Deze regeling is vastgesteld op 1 november 2012 door het op die datum vigerende bestuur van de Stichting Nederlands Letterenfonds.

  • 4. De Werkbeursregeling Schrijvers (nieuwe stijl) en de Regeling Stimuleringsbeurzen Schrijvers zijn met ingang van 1 januari 2013 ingetrokken.

  • 5. Deze regeling wordt aangehaald als Regeling projectsubsidies voor publicaties.

Deze regeling wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de website van het Letterenfonds (www.letterenfonds.nl).

Het bestuur van het Nederlands Letterenfonds, voor deze, P. Steinz, directeur

TOELICHTING

Algemeen

Wijzigingen in het budget van het Letterenfonds en aanpassingen aan het Uniform subsidiekader zijn aanleiding geweest om de regelingen van het Letterenfonds te hergroeperen en de uitvoering ervan te vereenvoudigen.

Deze regeling komt in de plaats van de Werkbeursregeling Schrijvers en de Regeling Stimuleringsbeurzen Schrijvers die hierbij worden ingetrokken.

Het Letterenfonds beoogt met deze regeling talent in een vroeg stadium te signaleren en te stimuleren en schrijvers in staat te stellen een oeuvre op te bouwen, wat de kwaliteit en de diversiteit van de Nederlandse literatuur ten goede komt.

Deze regeling beschrijft de werkwijzen, beoordelingscriteria, procedures, vereisten en verplichtingen die gelden voor alle projectsubsidies die het Letterenfonds verstrekt voor de totstandkoming van Nederlands of Friestalig oorspronkelijk literaire werken.

Artikelsgewijs

Artikel 1 (definities)

Een uitgever is een rechtspersoon die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit met onder meer als hoofddoel de uitgave van literaire werken. Dat een uitgever deze bedrijfsactiviteiten op continue basis ontplooit houdt allereerst in dat hij over een onafhankelijke redactie beschikt die de schrijver begeleidt bij de totstandkoming van de publicatie. Verder brengt dit mee dat de uitgever op regelmatige basis aanbiedingen van door hem uit te geven en/of uitgegeven publicaties aan de boekhandel verzorgt en deze publicaties via de boekhandel verspreidt, zijn publicaties van een ISBN voorziet, de gebruikelijke leveringsvoorwaarden hanteert en minstens één keer per jaar een fondslijst maakt.

Titels waarvoor de auteur zelf in de productie-, promotie- of distributiekosten participeert of waarvan de auteur een bepaald aantal exemplaren afneemt tegen betaling, komen niet in aanmerking voor een subsidie op grond van deze regeling.

Artikel 3 (vereisten aanvrager)

Het belastbaar verzamelinkomen mag in het tijdvak waarvoor de subsidie wordt verleend, niet hoger zijn dan een door het bestuur vastgestelde inkomensgrens. De aanvrager meldt de voorgenomen looptijd van het project in de aanvraag en maakt aannemelijk dat de inkomensgrens in dit tijdvak niet wordt overschreden. Indien het project in een tijdvak van meerdere opeenvolgende kalenderjaren wordt uitgevoerd, wordt de inkomensgrens bepaald door het gemiddelde van het belastbaar verzamelinkomen over die kalenderjaren, met een maximum van drie kalenderjaren.

Als bewijs voor het belastbaar verzamelinkomen geldt de definitieve aanslag inkomstenbelasting van de belastingdienst.

Indien de inkomensgrens is overschreden, is de subsidieontvanger verplicht om dit onverwijld na ontvangst van de definitieve aanslag inkomstenbelasting te melden bij het Letterenfonds. Het bestuur kan op grond van deze nieuwe gegevens de beschikking tot subsidievaststelling intrekken of wijzigen.

Een aanvrager dient minimaal één zelfstandig literair werk gepubliceerd te hebben om in aanmerking te komen voor subsidie. Aanvragen van schrijvers die niet aan deze eis voldoen worden niet in behandeling genomen.

Een debuut geschreven door meer dan één auteur geldt niet als een zelfstandig literair werk. Het bestuur is dan niet in staat het eerdere werk van de aanvrager te toetsen aan de beoordelingscriteria. Schrijvers die eerder een niet-literair boek hebben gepubliceerd, kunnen pas een aanvraag op grond van deze regeling indienen na het verschijnen van hun literaire debuut.

Het eerdere werk van de aanvrager dient te zijn uitgegeven door een uitgeverij. Uitgaven in eigen beheer, publicaties die uitsluitend in een bepaalde boekhandelketen te koop zijn, gelegenheidsuitgaven, bibliofiele uitgaven in een beperkte oplage, werk in de vorm van redactie en samenstelling, verzamelbundels met werk van meerdere auteurs, herdrukken, bewerkingen (tenzij de bewerking als voldoende oorspronkelijk kan worden beoordeeld) en publicaties van geringe omvang vallen hier niet onder.

Het Letterenfonds kan 5 exemplaren van dit eerdere werk voor de beoordeling van de aanvraag bij de aanvrager opvragen.

Om in aanmerking te komen voor subsidie voor een nieuw project op basis van deze regeling kan het eerdere werk van de aanvrager ook bestaan uit één toneeltekst die in productie is genomen door een professionele theaterproductiemaatschappij. Ook deze toneeltekst dient, als het een debuut betreft, te zijn opgevoerd in de in artikel 3, zevende lid genoemde, periode. Geënsceneerde readings worden door het Letterenfonds niet beschouwd als opvoering door een professioneel gezelschap. Toneelteksten die door één persoon zijn geschreven, geregisseerd en gespeeld worden op één lijn gesteld met publicaties in eigen beheer, en tellen – net als bij de andere genres (proza, poëzie, non-fictie en kinder- en jeugdliteratuur) – niet mee. Voor een te schrijven toneeltekst kan vervolgens uitsluitend binnen deze regeling worden aangevraagd als het wordt gepubliceerd bij een uitgever. Voor te schrijven toneelteksten gekoppeld aan opvoering en voor vrij werk kan subsidie aangevraagd worden bij het Fonds Podiumkunsten.

Auteurs die één literaire titel hebben gepubliceerd voorafgaand aan de periode, genoemd in artikel 3, zevende lid, kunnen pas aanvragen als er nieuw zelfstandig werk is gepubliceerd dan wel opgevoerd.

Schrijvers kunnen een aanvraag indienen voor een project in een ander genre dan tot nu toe beoefend. Zij dienen er dan rekening mee te houden dat in geval van honorering van hun aanvraag de literaire kwaliteit en de ontwikkeling van het oeuvre minder zwaar meeweegt bij de bepaling van de hoogte van het subsidiebedrag.

Een niet-Nederlandstalige schrijver die gedebuteerd is met een Nederlandstalige literaire vertaling in boekvorm kan op basis van deze regeling subsidie aanvragen mits het tot stand te brengen werk als eerste in de Nederlandse taal verschijnt en de schrijver de intentie heeft zelf in het Nederlands te gaan schrijven. Voor de hiervoor bedoelde in Nederland woonachtige schrijver blijft artikel 3, zevende lid, buiten toepassing. Dit vereiste is voor deze schrijvers, zeker indien het vluchtelingen betreft, te belemmerend bij de voortzetting van het schrijverschap en de opbouw van het oeuvre. Hij kan gedurende een beperkte termijn aanspraak maken op subsidie als niet-Nederlandstalige schrijver.

Artikel 4 (algemene vereisten)

Aanvragen worden pas in behandeling genomen nadat een uitgever zich achter de te subsidiëren publicatie heeft geschaard en bereid is een financieel risico hiervoor te dragen. De uitgever maakt een inschatting van het publieksbereik en verbindt zich aan een minimumoplage. Bij het indienen van de aanvraag dient dan ook een kopie van de gehele uitgave-overeenkomst met de uitgever dan wel een kopie van de intentieverklaring van de uitgever overgelegd te worden. Het bestuur houdt zich het recht voor om bij ernstige twijfel aan de getrouwheid van deze overeenkomst een accountantsonderzoek te doen verrichten.

De schrijver ontvangt voor het literaire werk een redelijk honorarium van de uitgeverij. De aanvrager dient dan ook aan te kunnen tonen dat hij minimaal heeft gecontracteerd conform de bepalingen over het royaltypercentage en de licentie zoals geregeld in het Modelcontract GAU/VvL.

Per schrijver kunnen maximaal twee projecten tegelijk gesubsidieerd worden. Dit betekent dat het niet zinvol is om een nieuwe aanvraag in te dienen als niet ten minste één van de projecten waarvoor eerder subsidie werd verleend, is gepubliceerd.

Artikel 5 (aanvraag)

Indien een eerdere aanvraag is afgewezen omdat er onvoldoende positieve verwachtingen waren op grond van de literaire kwaliteit van het reeds verschenen werk in een bepaald genre, dan kan pas een nieuwe aanvraag worden ingediend als er een nieuwe boekpublicatie in dat genre beoordeeld kan worden.

Ter uitvoering van artikel 2 van het Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie hebben het Letterenfonds en het Vlaams Fonds voor de Letteren een samenwerkingsverband. Uit oogpunt van doelmatigheid kan een aanvraag uitsluitend bij ofwel het Letterenfonds ofwel het Vlaams Fonds voor de Letteren worden ingediend. Om diezelfde reden worden in Nederland woonachtige auteurs geacht bij het Letterenfonds aan te vragen en in Vlaanderen woonachtige auteurs bij het Vlaams Fonds voor de Letteren. Gegevens over bij de fondsen ingediende aanvragen worden uitgewisseld.

Artikel 6 (beoordelingscriteria)

Het bestuur beoordeelt de aanvragen op advies van de adviescommissie op grond van de te verwachten literaire kwaliteit van de tot stand te komen publicatie en de mate waarin deze bijdraagt aan de diversiteit van het literaire aanbod in Nederland. Deze beoordelingscriteria zijn afgeleid van de statutaire doelstelling van het Letterenfonds. Om tot een positief besluit tot subsidieverlening te kunnen komen dient de toets aan de te verwachten literaire kwaliteit in ieder geval positief te zijn. Bij de beoordeling van de te verwachten literaire kwaliteit van de te subsidiëren publicatie wordt ook de plaats die deze zal innemen in het tot dan toe opgebouwde oeuvre van de aanvrager tot uitgangspunt genomen. De publicatie zal dus van toegevoegde waarde moeten zijn voor de oeuvre-opbouw van de aanvrager.

Bij de weging van de literaire kwaliteit van het oeuvre van de aanvrager en de ontwikkeling daarin worden de beoordelingen door het Letterenfonds van eerdere aanvragen betrokken. Indien de literaire kwaliteit van het oeuvre van de aanvrager niet eerder is beoordeeld door het Letterenfonds in het kader van eerdere aanvragen, vraagt het Letterenfonds het meest recente boek van de aanvrager op alsmede een tweede boek dat naar de mening van de aanvrager in dit verband het best beoordeeld kan worden.

Daarnaast wordt de literaire kwaliteit van het meest recente werk van de aanvrager beoordeeld. Hierbij worden elementen betrokken als stijl, compositie, taalgebruik, karaktertekening, inventiviteit, thematiek, spanning en verteltechniek. Bij de beoordeling van poëzie is bijvoorbeeld taalbehandeling, thematiek en motieven, versificatie, compositie, beeldspraak, ritme, zeggingskracht en stijl van belang. Bij essayistiek zijn met name invalshoek en thematiek, taalbehandeling, inventiviteit, structuur en diepgang, zeggings- en overtuigingskracht (het gebruik van retorische procedés), stijl en het documentaire aspect van belang.

De kwaliteit van het ingediende werkplan wordt getoetst op elementen als oorspronkelijkheid, ambitie, zeggings- en overtuigingskracht, de positionering van het voorgenomen werk binnen het oeuvre en de reflectie op het schrijverschap van de aanvrager.

Artikel 7 (hoogte van de subsidie)

Bij de vaststelling van de bandbreedtes wordt een onderscheid gemaakt naar gelang het opgebouwde oeuvre van de aanvragers en het aantal reeds ontvangen subsidies van het Letterenfonds. Het bestuur stelt de hoogte van de subsidie binnen deze bandbreedtes af waarbij de toets aan de beoordelingscriteria en de te verwachten tijdsinvestering bepalend zijn.

Het bestuur beoordeelt de literaire kwaliteit van het oeuvre als geheel en van het recent verschenen werk van de aanvrager. Het reeds door de aanvrager vervaardigde werk is de meest overtuigende indicatie van de literaire kwaliteit die een subsidie op basis van deze regeling beoogt te honoreren.

Verder wordt gekeken naar de tijdsinvestering die de uitvoering van het werkplan met zich meebrengt. Het gaat hierbij om de schrijftijd die met de uitvoering van het werkplan is gemoeid, en – in verband daarmee – het publicatieritme van de aanvrager.

Artikel 12 (subsidieverlening- en vaststelling)

Bij het verlenen van de subsidie geeft het bestuur direct een beschikking tot subsidievaststelling. In deze beschikking kan het bestuur bepalen dat de subsidie in gedeelten wordt betaald. Het bestuur zal daarbij aangeven hoe deze gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald. Het bestuur betrekt daarbij de door de aanvrager opgegeven planning. Het tijdvak waarvoor de subsidie wordt toegekend beslaat maximaal drie jaar. Dit geldt ook indien de uitvoering van het project meer dan drie kalenderjaren beslaat.

Artikel 17 (overgangsbepalingen)

Deze regeling treedt onmiddellijk in werking. Subsidies die zijn verleend op grond van de Werkbeursregeling Schrijvers (nieuwe stijl) of de Regeling Stimuleringsbeurzen Schrijvers worden in de eerste helft van 2013 vastgesteld conform het bepaalde in onderhavige regeling. Het eventuele restant van de werkbeurs wordt in de tweede helft van 2013 uitbetaald. Indien de inkomensgrens daardoor wordt overschreden, zal de subsidievaststelling niet worden gewijzigd of ingetrokken. Hiervoor is gekozen om de beheerskosten van de afhandeling van oude subsidieverleningen te minimaliseren. De ontvanger van de subsidie houdt wel de verplichtingen op grond van het verleningsbesluit en die op grond van deze regeling, zoals de verplichting het gesubsidieerde werkplan uit te voeren en het Letterenfonds onverwijld in te lichten bij vertraging of voortijdige beëindiging van het project. Het bestuur blijft bevoegd te besluiten de vastgestelde subsidie in te trekken of ten nadele van de ontvanger te wijzigen indien de ontvanger van de subsidie nalaat het gesubsidieerde werkplan uit te voeren. Het bestuur kan in dat geval beslissen de ontvangen subsidie terug te vorderen.

De subsidieontvanger die in 2013 op basis van deze regeling een subsidie ontvangt wordt niet belast met de financiële afhandeling van subsidies die op basis van de vorige regeling zijn verstrekt en waarvan het restant in 2013 wordt uitbetaald. De eventuele uitbetaling van een restantbedrag wordt dan ook buiten beschouwing gelaten bij de toepassing van de inkomensgrens op auteurs die in 2013 op basis van deze regeling een subsidie ontvangen.

Naar boven