Aanwijzing lichten van gedetineerden, TBS-gestelden en jeugdigen

Categorie: Opsporing

Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 4 Wet RO

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van de parketten

Registratienummer: 2012A019

Datum vaststelling: 04-12-2012

Datum inwerkingtreding: 01-01-2013

Geldigheidsduur: 31-12-2016

Publicatie in Stcrt.: PM

Vervallen: Aanwijzing lichten van gedetineerden, TBS-gestelden en jeugdigen

(2011A017)

Relevante beleidsregels OM: Aanwijzing inverzekeringstelling (2009A012);

Aanwijzing rechtsbijstand bij politieverhoor (2010A007);

Aanwijzing auditief en audiovisueel registeren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (2010A018)

Wetsbepalingen: art. 61a, art. 62 Sv, art. 62a, 76 Sv

Jurisprudentie: –

Bijlage(n): 0

Samenvatting

Deze aanwijzing geeft regels voor het lichten van degenen die op last van de officier van justitie in het kader van de strafrechtstoepassing zijn geplaatst in een justitiële of niet-justitiële inrichting, waar diegene voorlopig is gehecht of in verband met de executie van een straf of maatregel verblijft.

Achtergrond

De officier van justitie kan opdracht geven tot lichten van degene die op last van de officier van justitie in het kader van de strafrechtstoepassing zijn geplaatst in een penitentiaire inrichting (PI), een huis van bewaring, een justitiële jeugdinrichting, een inrichting voor verpleging van terbeschikkinggestelden of een niet-justitiële inrichting waar iemand voorlopig is gehecht of in verband met de executie van een straf of maatregel verblijft.. Waar hierna wordt gesproken over ‘PI’ worden ook de overige genoemde inrichtingen en instellingen bedoeld, tenzij expliciet anders is vermeld. De in de PI geplaatste persoon wordt hierna aangeduid als ‘ingeslotene’.

In deze aanwijzing wordt onder ‘lichten’ verstaan:

het, op last van het Openbaar Ministerie, voor een korte tijd doen verlaten van een PI door een ingeslotene, gedurende welke tijd de betrokkene ter beschikking staat van een gerechtelijke autoriteit of de politie ten behoeve van de opsporing.

Over het algemeen maakt lichten een inbreuk op het regime dat geldt bij de voorlopige hechtenis, de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, de TBS of PIJ. Lichten is onder bepaalde voorwaarden mogelijk. De aanwijzing geeft aan welke voorschriften in de te onderscheiden situaties in acht genomen moeten worden als de wens tot lichten bestaat. Bepalend hierbij is of het lichten verband houdt met een feit waarvoor de ingeslotene in de inrichting verblijft en of de ingeslotene instemt met het lichten. Afhankelijk van het antwoord op deze vragen kan worden volstaan met een lichtingsbevel of dient de officier van justitie een bevel maatregel in het belang van het onderzoek, inhoudende dat iemand tegen zijn wil wordt gelicht, te geven.

Opsporing

1. Lichten algemeen

Bij het lichten geldt het volgende:

  • a. Lichten geschiedt op last van de officier van justitie ten behoeve van het onderzoek dat in zijn opdracht of in die van de rechter-commissaris (RC) dient plaats te vinden;

  • b. Indien er zwaarwegende redenen zijn tegen het transport of verblijf elders (bijvoorbeeld ernstig vluchtgevaar, bijzondere veiligheidsmaatregelen of medische redenen), dient de wens tot lichten vooraf kenbaar te worden gemaakt aan de directeur van de inrichting;

  • c. Door het lichten wordt de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming niet onderbroken;

  • d. Er zijn passende maatregelen genomen om ontvluchten te voorkomen;

  • e. Door de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis voor het nieuwe feit wordt de termijn voor het oude feit van rechtswege opgeschort.

Lichten of horen in PI?

Ten aanzien van alle categorieën ingeslotenen geldt: waar het redelijkerwijs mogelijk is om in de PI te horen moet die mogelijkheid zo veel mogelijk worden benut. Omstandigheden als de verwachte duur van het verhoor, de plicht of wens om het verhoor (audio/visueel) vast te leggen en de mate waarin de te horen ingeslotene met onderzoeksmateriaal moet worden geconfronteerd, kunnen maken dat het verhoor niet in de PI plaats vindt.

Is het horen in de PI niet mogelijk, dan wel zeer bezwaarlijk, dan kan gelicht worden. In alle gevallen moeten eventuele verplichtingen voortvloeiend uit de Aanwijzing rechtsbijstand bij politieverhoor en de Aanwijzing auditief en audiovisueel registeren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten worden nageleefd.

Duur lichten

Uitgangspunt is dat het lichten zo kort mogelijk duurt..

Dat wil zeggen dat de ingeslotene dezelfde dag teruggebracht moet worden naar de inrichting of, in bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld als de afstand tussen de plaats van verhoor en de inrichting hiertoe noodzaakt, hoogstens één nacht, bij zeer grote afstand (meer dan honderd kilometer), twee nachten op het politiebureau verblijft.

Inverzekeringstelling na lichten

Als de gelichte persoon na het lichten in verzekering wordt gesteld, dan moet een kopie van de inverzekeringstelling onverwijld (per fax of e-mail) aan de PI worden gezonden in verband met het stopzetten of schorsen van de lopende executie. Indien de gelichte persoon ingesloten was voor een ander parket (zie ook paragraaf 3) dient tevens een afschrift van de inverzekeringstelling te worden gezonden naar de administratie van het andere parket.

Lichtingsbevel versus bevel maatregel in het belang van het onderzoek

De opdracht of toestemming van de officier aan de gerechtelijke autoriteit of de politie om iemand te lichten alsmede het daarop volgende (schriftelijk) verzoek aan de directeur van de inrichting om de ingeslotene mee te geven, wordt in de praktijk aangeduid met de term ‘lichtingsbevel’.

De term ‘lichtingsbevel’ moet niet worden verward met de door de officier van justitie bevolen maatregel in het belang van het onderzoek, inhoudende dat iemand tegen zijn wil wordt gelicht (zie hierna onder 2.2).

In alle gevallen waarin een ingeslotene wordt gelicht is een lichtingsbevel nodig. Slechts een enkele keer zal ook een bevel maatregel in het belang van het onderzoek door de officier van justitie worden gegeven.

2. Wanneer lichten?

De volgende situaties moeten worden onderscheiden:

  • 1. Lichten met instemming van de ingeslotene in verband met een verhoor over een feit waarvoor men wel in voorlopige hechtenis in de PI verblijft;

  • 2. Lichten tegen de wil van de ingeslotene in verband met een verhoor over een feit waarvoor men wel in voorlopige hechtenis in de PI verblijft;

  • 3. Lichten met instemming van de ingeslotene in verband met een verhoor over een feit waarvoor men niet in voorlopige hechtenis in de PI verblijft;

  • 4. Lichten tegen de wil van de ingeslotene in verband met een verhoor over een feit waarvoor men niet in voorlopige hechtenis in de PI verblijft;

2.1 Lichten met instemming van de ingeslotene in verband met het feit waarvoor de ingeslotene1 wel in voorlopige hechtenis in een PI verblijft

In dit geval volstaat het afgeven en opmaken van een lichtingsbevel (zie 3).

2.2 Lichten tegen de wil van de ingeslotene in verband met een verhoor over een feit waarvoor de ingeslotene wel in voorlopige hechtenis in een PI verblijft

Indien de officier van justitie de ingeslotene in dit geval tegen diens zin wil laten lichten, kan dat met inachtneming van de artikelen 62 en 62a Sv jo. artikel 76 Sv. Lichten moet dan worden gezien als een maatregel bevolen in het belang van het onderzoek. De ingesloten verdachte kan tegen dat bevel bezwaar maken (artikel 62a lid 4 Sv)2.

In dit geval moet naast het lichtingsbevel een bevel maatregel in het belang van het onderzoek worden afgegeven3.

2.3 Lichten met instemming van de ingeslotene in verband met een verhoor over een feit waarvoor de ingeslotene niet in voorlopige hechtenis in een PI verblijft

Het komt voor dat men een persoon die in een PI verblijft wil horen over een of meer feiten waarvoor hij niet in voorlopige hechtenis zit. Dat is bijvoorbeeld aan de orde bij het als verdachte horen met betrekking tot een nieuw of ander strafbaar feit, maar ook bij het horen als getuige in een ander onderzoek, of als getuige of verdachte in het kader van een buitenlands rechtshulpverzoek.

Indien de ingeslotene instemt met lichten, volstaat het afgeven en opmaken van een lichtingsbevel.

2.4 Lichten tegen de wil van de ingeslotene in verband met een verhoor over een feit waarvoor de ingeslotene niet in voorlopige hechtenis in een PI verblijft

In dit geval kan een ingeslotene alleen worden gelicht ter executie van het bevel tot aanhouding of een bevel tot rechterlijke medebrenging.

3. Lichtingsbevel

In alle gevallen dat de officier een lichtingsbevel geeft, dient het bevel schriftelijk te worden verstrekt aan de directeur van de inrichting waar de betrokken gedetineerde verblijf houdt. Het lichtingsbevel moet de tijdsduur bevatten. De politie kan het lichtingsbevel in persoon, per fax of per email ontvangen van het betreffende parket.

De officier van het parket waarvoor de ingeslotene in de PI verblijft, is degene die het lichtingsbevel moet afgeven. Indien het parket waarvoor moet worden gelicht een ander parket is dan waarvoor de ingeslotene in de PI verblijft, dan neemt het parket waarvoor wordt gelicht contact op met het parket waarvoor de ingeslotene ingesloten zit.

De parketadministratie dient steeds te verifiëren of de betreffende officier inderdaad het bevel heeft afgegeven. Dit om misbruik te voorkomen. Wanneer de parketadministratie een coördinerende rol speelt bij lichtingsbevelen van de RC, geldt voor die bevelen hetzelfde.

Bevindt de verdachte zich in voorlopige hechtenis voor een feit waarvoor hij in eerste aanleg is veroordeeld en waartegen hij hoger beroep heeft ingesteld dan geldt het volgende. Dient verdachte te worden gehoord in verband met het feit waarvoor hij in voorlopige hechtenis zit, dan wordt het lichtingsbevel afgegeven door de advocaat-generaal van het desbetreffende ressortsparket. Dient verdachte te worden gehoord in verband met een nieuw feit, dan wordt het lichtingsbevel afgegeven door de officier van justitie na afstemming met en met instemming van de hiervoor bedoelde advocaat-generaal. Op het lichtingsbevel wordt zo mogelijk het parketnummer van het ressortsparket vermeld en/of het parketnummer in eerste aanleg (waartegen hoger beroep is ingesteld).

Overgangsregeling

De beleidsregels in deze aanwijzing hebben gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.


X Noot
1

Al dan niet na toepassing van artikel 67b Sv.

X Noot
2

Het betreft immers een bevel tot toepassing van een maatregel in het belang van het onderzoek, niet een lichtingsbevel, zie hiervoor onder ‘Lichtingsbevel versus bevel tot lichten’.

X Noot
3

HR 23-11-1990, NJ 1991, 184, LJN: ZC0054.

Naar boven