Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Nl. I&S/2012/17949 van 14 december 2012, tot het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging aan de Dienst Uitvoering Onderwijs tot uitoefening van een aantal bevoegdheden op grond van de wet- en regelgeving op het terrein van de inburgering (Besluit mandaat, volmacht en machtiging Dienst Uitvoering Onderwijs Wet- en regelgeving inburgering)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 10:3 en 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht,

Handelende met instemming van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gezien de schriftelijke instemming van de Directeur-Generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs van 4 december 2012;

Besluit:

Artikel 1

Aan de Directeur-Generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend om de bevoegdheden uit te oefenen die verband houden met:

  • a. het verlenen van gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de inburgeringsplicht op grond van een diploma, certificaat of ander document, bedoeld in de artikelen 2.3 en 2.4 van het Besluit inburgering;

  • b. het verlenen van gehele vrijstelling van de inburgeringsplicht op grond van het met goed gevolg afleggen van een toets als bedoeld in artikel 2.5 van het besluit;

  • c. het aanwijzen van een onafhankelijke arts, die een advies uitbrengt over ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap, als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid van het Besluit inburgering;

  • d. het verlenen van een ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap, bedoeld in artikel 2.8 van het Besluit inburgering;

  • e. het verlenen van een ontheffing van de inburgeringsplicht aan een inburgeringsplichtige die aantoonbaar voldoende is ingeburgerd, als bedoeld in artikel 2.8a van het Besluit inburgering;

  • f. het verlenen van een ontheffing van de inburgeringsplicht aan een inburgeringsplichtige die zich aantoonbaar heeft ingespannen om aan de inburgeringsplicht te voldoen, als bedoeld in artikel 2.8b van het Besluit inburgering

  • g. het verlengen van de inburgeringstermijn op grond van artikel 2.11 of artikel 2.12 van het Besluit inburgering;

  • h. het verlengen van de inburgeringstermijn op grond van artikel 32 van de Wet inburgering;

  • i. het verstrekken van leningen en het innen van schulden uit verstrekte leningen, bedoeld in de artikelen 16 en 17 van de Wet inburgering;

  • j. het kwijtschelden van schulden, bedoeld in artikel 4.13 van het Besluit inburgering;

  • k. het opleggen van een bestuurlijke boete, bedoeld in de artikel 31 of artikel 33 van de Wet inburgering;

  • l. het beheren van het Informatiesysteem Inburgering, bedoeld in artikel 47 van de Wet inburgering;

  • m. het verwerken van gegevens uit het Informatiesysteem inburgering, bedoeld in artikel 47, tweede lid, van de Wet inburgering;

  • n. het verwerken van gegevens uit het Informatiesysteem Inburgering, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van het Besluit inburgering;

  • o. het afnemen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van het Besluit inburgering;

  • p. het ongeldig verklaren van het inburgeringsexamen en het bepalen dat de kandidaat het inburgeringsexamen of een onderdeel daarvan opnieuw moet afleggen als bedoeld in artikel 3.6 van het Besluit inburgering;

  • q. het uitreiken van het inburgeringsdiploma, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van het Besluit inburgering;

  • r. het vaststellen van een examenreglement, als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van de Regeling inburgering;

  • s. het afgeven van een kennisgeving inzake de inburgeringsplicht aan de inburgeringsplichtige.

Artikel 2 (overgangsrecht)

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. Wet inburgering:

    Wet inburgering zoals die gold op 31 december 2012;

    b. Besluit inburgering:

    Besluit inburgering zoals dat gold op 31 december 2012;

  • 2. Aan de Directeur-Generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend om de bevoegdheden uit te oefenen die verband houden met:

    • a. het uitreiken van het inburgeringsdiploma, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet inburgering;

    • b. het afnemen van het praktijkdeel van het inburgeringsexamen in de vorm van het portfolio, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet inburgering;

    • c. het afnemen van het centraal deel van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Wet inburgering;

    • d. het verstrekken van leningen en het innen van schulden uit verstrekte leningen, bedoeld in de artikelen 16 en 17 van de Wet inburgering, en het kwijtschelden van schulden, bedoeld in artikel 4.13 van het Besluit inburgering;

    • e. het verstrekken van vergoedingen als bedoeld in artikel 18, eerste en vierde lid, van de Wet inburgering;

    • f. het beheren van het Informatiesysteem Inburgering, bedoeld in artikel 47 van de Wet inburgering, en het verwerken van gegevens in het Informatiesysteem Inburgering, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van het Besluit inburgering;

    • g. het verstrekken van gegevens uit het Informatiesysteem inburgering, bedoeld in artikel 47, tweede lid, van de Wet inburgering en artikel 13 van de Regeling persoonsvolgend budget voor inburgering in de opvang.

Artikel 3

Aan de Directeur-Generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt mandaat en machtiging verleend met betrekking tot het nemen van besluiten op bezwaar, het voeren van gerechtelijke procedures en het behandelen van klachten voor zover deze verband houden met de uitoefening van de bevoegdheden, genoemd in artikel 1 en 2, en met dien verstande dat hij geen besluit op bezwaar neemt met betrekking tot een bezwaarschrift tegen een besluit dat hij in mandaat heeft genomen.

Artikel 4

De Directeur-Generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, genoemd in de artikelen 1 en 2, ondermandaat, volmacht en machtiging in een door hem te bepalen omvang verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen, met dien verstande dat hij geen ondermandaat verleent aan de functionaris aan wie door hem ondermandaat tot het nemen van het besluit waartegen het bezwaar zich richt is verleend.

Artikel 5

Indien uitvoering wordt gegeven aan dit besluit, luidt de ondertekening:

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

voor deze,

gevolgd door functieaanduiding, handtekening en naam van de betrokken functionaris.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging Dienst Uitvoering Onderwijs Wet- en regelgeving inburgering 2013.

Deze regeling zal met de toelichting (en de bijlage(n)) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 december 2012

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

TOELICHTING

Per 1 januari 2013 wordt de Wet inburgering gewijzigd. Dit heeft gevolgen voor de eerder bij mandaat aan DUO opgedragen taken op het terrein van inburgering. Met het onderhavige mandaatbesluit wordt door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Directeur-Generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DG-DUO) mandaat, volmacht en machtiging verleend om de bevoegdheden uit te oefenen in het kader van de uitvoering van de Wet inburgering en onderliggende regelgeving.

Artikel 1 In dit artikel is een opsomming gegeven van de bevoegdheden die de DG-DUO namens de Minister van SZW uitoefent op grond van de Wet inburgering en het besluit inburgering zoals die gelden vanaf 1 januari 2013.

Artikel 2 In dit artikel is een opsomming gegeven van de bevoegdheden die de DG-DUO namens de Minister van SZW uitoefent in het kader van de uitvoering van het overgangsrecht. Het betreft dus bevoegdheden die voortvloeien uit de Wet inburgering en het besluit inburgering zoals die golden tot en met 31 december 2012. Deze bevoegdheden zijn nodig om degenen die voor 2013 een inburgeringstraject zijn begonnen in staat te stellen dat inburgeringstraject af te maken.

Artikel 3 Aan de DG-DUO wordt betreffende de uitvoeringstaken de bevoegdheid verleend om administratieve handelingen te verrichten, om klacht-, bezwaar- en beroepsprocedures te voeren en besluiten daaromtrent te nemen. De beperking van de bevoegdheid met betrekking tot het nemen van beslissingen op bezwaar houdt verband met het bepaalde in artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op grond waarvan degene die het primaire besluit krachtens mandaat heeft genomen, niet de beslissing op bezwaar mag nemen.

Artikel 4 De DG-DUO heeft de bevoegdheid de aan hem in de artikelen 1 en 2 verleende bevoegdheden door te mandateren aan de onder hem ressorterende functionarissen (ondermandaat). Ingevolge het bepaalde in artikel 10:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is het bepaalde in artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op het ondermandaat.

Artikel 5 In dit artikel is de ondertekening geregeld van beschikkingen, brieven etc. die namens de Minister van SZW worden ondertekend door gemandateerde functionarissen van de DUO.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

Naar boven