TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
In de Politiewet 2012 is in artikel 68 bepaald dat de Minister nadere regels vaststelt
over de behandeling van klachten over gedragingen van ambtenaren van politie als bedoeld
in artikel 2, onderdelen a,b en c, Politiewet 2012 en dan met name over de klachtencommissie,
de registratie en de publicatie van klachten. In artikel 7 van deze ministeriële regeling
is bepaald dat de korpschef nadere regels vaststelt over de uniforme werkwijze van
de klachtbehandeling in alle eenheden. Samenvattend wordt de klachtbehandeling bij
de politie geregeld door hoofdstuk 7 van de Politiewet 2012, hoofdstuk 9 van de Algemene
wet bestuursrecht, deze ministeriële regeling en de uitvoeringsregeling. Op deze manier
is geborgd dat de klachtbehandeling uniform verloopt binnen alle eenheden van de politie
en de ondersteunende diensten.
In de afgelopen jaren heeft de klachtbehandeling een ontwikkeling doorgemaakt van
een formele behandeling naar een voorkeur voor direct persoonlijk contact en bemiddeling
tussen de klager en beklaagde. Hierbij is van belang dat klager en beklaagde gelijk
behandeld worden. De behandeling geschiedt in twee fasen. In de eerste fase wordt
zo snel mogelijk persoonlijk contact gezocht met de klager. Dit kan telefonisch zijn,
waarna een persoonlijk gesprek kan volgen met de klachtbehandelaar, bij voorkeur in
bijzijn van de beklaagde. Uit de praktijk blijkt dat het grootste deel van de klachten
hierna afgehandeld is omdat de klager aangeeft tevreden te zijn. Een klein deel belandt
in de tweede fase, te weten dat de politiechef oordeelt over de klacht na behandeling
en advisering door de onafhankelijke klachtencommissie. Deze trend van een formele
schriftelijke behandeling naar persoonlijk contact en bemiddeling, verbetert het contact
tussen politie en klager. Het maakt de behandeling minder juridisch van aard wat gepaard
gaat met een reductie van administratieve lasten. Deze trend wordt de komende jaren
doorgezet binnen de politie.
De onderwerpen die in deze regeling nader worden behandeld - te weten de klachtencommissie,
de registratie en de publicatie van klachten - zijn gericht op het herstel van het
vertrouwen van de klager in de politie, alsmede op de versterking van het lerend vermogen
van de politie en op het afleggen van verantwoording. Deze regeling moet bijdragen
aan de ontwikkeling van een organisatiecultuur waarin klachten serieus worden genomen,
zorgvuldig worden behandeld en uiteindelijk zoveel mogelijk worden voorkomen. In dit
licht moeten deze nadere regels worden beschouwd.
2. De onafhankelijke klachtencommissie
De leden van de klachtencommissie zijn onafhankelijk en functioneren zonder last of
ruggespraak. De vaste voorzitter en zijn plaatsvervanger zijn lid van de commissie
en bewaken de onafhankelijkheid van de commissie. De ambtelijk secretaris is geen
lid van de commissie, neemt niet deel aan de besluitvorming en vervult geen rol bij
het proces van de klachtbehandeling of klachtencoördinatie bij de politie.
De onafhankelijkheid van de commissie zit ook in de uitstraling van de commissie naar
de klager toe. Zo is het is van belang dat de locatie van de zitting op neutraal terrein
plaatsvindt, bijvoorbeeld in het gemeentehuis, dat gebruik gemaakt wordt van neutraal
briefpapier, dat de commissie een open en onpartijdige kijk heeft op de zaak etc.
Hierbij is van belang dat de leden van de klachtencommissie die ter zitting aanwezig
zijn, de klager noch de beklaagde persoonlijk kennen. In verband met de voorwaarde
van onafhankelijkheid vergt de wijze waarop voorzien wordt in de kennis van het politiewerk
in de commissie nog enige toelichting. Dit kan worden ingebracht door een voormalig
politieambtenaar, die werkzaam is geweest in een andere eenheid om te voorkomen dat
de beklaagde wordt gekend.
Tot slot is de wijze van werving, selectie, beloning en ontslag van belang bij het
onafhankelijk opereren van de commissie. Binnen het landelijke politiekorps wordt
deze verantwoordelijkheid voor de klachtencommissie voor de regionale en landelijke
eenheden ‘op afstand’ gelegd bij de korpschef. Vanuit praktisch oogpunt geschiedt
de voordracht door de politiechef. Hierbij wordt aangetekend dat de werving geschiedt
door middel van een open sollicitatieprocedure en de selectie vindt plaats op basis
van de criteria als vermeld in artikel 3, lid 2 van deze regeling. In de voordracht
dient dit tot uitdrukking te komen. De zittende klachtencommissie wordt betrokken
bij de werving, selectie en voordracht van nieuwe leden. De beloning is voor alle
klachtencommissies gelijk en de regels hiervoor worden vastgesteld door de korpschef.
De behandeling door de commissie.
Het doel van klachtbehandeling is herstel van vertrouwen van de burger in de politie
door een zorgvuldige behandeling van zijn klacht. De aanpak van de onafhankelijke
klachtencommissie is afhankelijk van welke aanpak naar verwachting het meest effectief
is om dit doel te bereiken.
Globaal variëren de verschillende werkwijzen tussen een meer informele aanpak met
een blik naar de (omgang in de) toekomst en een meer formele aanpak met een terugblik
op een gedraging van de politie in het verleden en een oordeel van de klachtencommissie
hierover. De te verwachten effectiviteit is doorslaggevend bij het bepalen van de
aanpak voor een klacht.
De competenties van de leden van de commissie moeten hierbij aansluiten waarbij gedacht
wordt aan leden met ervaring met geschillenbeslechting en bemiddeling. Ook moet bij
de werving worden gelet op diversiteit in de achtergrond van de leden om het inlevingsvermogen
in het gedrag van verschillende soorten klagers en beklaagden te vergroten.
3. Registratie en publicatie
Het aantal klachten en de aard hiervan geven een indicatie van de kwaliteit van de
relatie tussen burger en politie. Deze kwaliteit wordt in essentie gevormd door behoorlijk
gedrag over en weer, met als kenmerken respect en elkaar serieus nemen. Wanneer dit
ontbreekt dan is het niet goed gesteld met het vertrouwen in en de legitimiteit van
het optreden van de politie. Het is dan ook van het grootste belang dat inzicht bestaat
in de aard en de omvang van klachten ten einde de relatie burger en politie van tijd
tot tijd te kunnen herijken.
Om een goed beeld te krijgen en cijfers te kunnen vergelijken is een registratie volgens
uniforme rubricering van de aard van de klacht en van het oordeel een voorwaarde.
De korpschef is verantwoordelijk voor het invoeren van zo’n rubricering binnen alle
eenheden van de politie. In het verlengde hiervan bestaat de noodzaak van een uniform
informatie- en registratiesysteem.
Het leren van klachten bestaat op drie niveaus: bij de beklaagde, binnen de regionale
en landelijke eenheden en de ondersteunende diensten, en bij de politie als geheel.
In dit verband is de trend bij de klachtbehandeling om meer tot bemiddeling tussen
klager en beklaagde over te gaan van groot belang. Dit ondersteunt niet alleen het
herstel van de relatie van burger en politie maar de beklaagde krijgt ook direct feedback
op zijn gedrag waardoor hij de kans krijgt dit bij te stellen. Wat het tweede en derde
niveau betreft is goede registratie en analyse van belang. Dit gebeurt binnen de eenheden
en de ondersteunende diensten. Op het derde niveau is de korpschef actief. Het is
de verantwoordelijkheid van de korpschef om de klachten binnen de politie te verzamelen
en eventuele structurele tekortkomingen binnen de politie als geheel aan het licht
te brengen en hier actie aan te verbinden. Dit vindt zijn weerslag in het jaarverslag
van de klachtbehandeling bij de politie dat wordt aangeboden aan de Minister.
Artikelsgewijs
Artikel 2
Deze ministeriële regeling bestrijkt het interne klachtrecht binnen de politie. De
politieorganisatie is verantwoordelijk voor een behoorlijke behandeling van de klacht.
De korpschef of de politiechef vraagt conform artikel 67a van de wet de klachtencommissie
om advies als de klager niet tevreden is na de behandeling van zijn klacht in eerste
instantie binnen de politieorganisatie. In de Uitvoeringsregeling wordt omschreven
hoe de klacht in de eerder genoemde eerste fase behandeld dient te worden.
De keuze binnen de politie voor een klachtencommissie per eenheid is ingegeven omwille
van de laagdrempeligheid voor de klager en de beklaagde en de hanteerbaarheid van
het aantal klachten. Als hoofdregel is bepaald dat elke regionale eenheid en de landelijke
eenheid een klachtencommissie heeft die zich ten principale buigt over klachten betreffende
politieambtenaren die werkzaam zijn in de eigen eenheid. In het derde lid van dit
artikel is bepaald dat in voorkomende gevallen hiervan kan worden afgeweken. Hierbij
moet worden gedacht aan de volgende gevallen. Het kan voorkomen dat in een periode
waarin veel klachten moeten worden behandeld de werkdruk van de klachtencommissie
van de eigen eenheid zo hoog wordt dat de termijn van afhandeling zoals genoemd in
artikel 72 van de wet wordt overschreden. De politiechef kan dan na overleg met de
eigen klachtencommissie contact zoeken met een politiechef en een klachtencommissie
van een andere eenheid met het verzoek een aantal klachten te behandelen en aan hem
advies uit te brengen.
In geval van politieoptreden waaraan is deelgenomen door ambtenaren van politie die
werkzaam zijn bij verschillende eenheden kan de klachtencommissie van de politieregio
waarbinnen dit politieoptreden heeft plaatsgevonden worden belast met de behandeling
van en de advisering over klachten die samenhangen met dat politieoptreden. Indien
de commissie een klacht behandelt over een gedraging van een ambtenaar van politie
van een andere eenheid brengt zij advies uit aan de politiechef van de eenheid waarbij
de betrokken ambtenaar van politie werkzaam is.
De behandeling van klachten die worden ingediend over politieambtenaren behorend tot
de ondersteunende diensten vindt plaats door de klachtencommissie van de regionale
eenheid waar diegene zijn werkgebied heeft (voorbeeld: een klacht over een ambtenaar
die bij de korpsstaf van de landelijke korpsleiding in Den Haag werkt wordt behandeld
door de commissie van eenheid Haaglanden).
De klachtencommissie van de regionale of landelijke eenheid kan er, in overleg met
de politiechef, voor kiezen om de commissie te splitsen in kamers en op meerdere locaties
zitting te laten houden, in verband met de reistijd van de klager, de beklaagde en
de leden van de commissie. Elke kamer heeft dan een fungerend voorzitter. Het aantal
leden van de klachtencommissie is afhankelijk van de werkdruk, die kan verschillen
per eenheid. In dit verband is geen maximaal aantal leden genoemd in deze regeling.
De klachtencommissie kan de korpschef of de politiechef (on)gevraagd advies geven
over alle aspecten van de klachtbehandeling binnen de regionale of landelijke eenheid.
Dit kan dus betrekking hebben op individuele klachten maar ook op het proces van de
klachtbehandeling of eventuele structurele tekortkomingen in het functioneren van
de politie. In dit verband verdient het aanbeveling dat er ten minste jaarlijks een
gesprek plaatsvindt tussen de klachtencommissie en de korpschef of de politiechef
om zodoende een moment te creëren om het een en ander te bespreken.
Artikel 3
Nieuwe leden van de klachtencommissie worden geworven door middel van een open sollicitatieprocedure.
De politiechef en de zittende leden van de klachtencommissie bepalen gezamenlijk het
functieprofiel en verzorgen de selectie. Iedere burger met relevante competenties
zoals omschreven in lid 2 en voldoende tijd voor de frequentie van vergaderen kan
in aanmerking komen. De leden van de klachtencommissie worden - na verleende toestemming
- vooraf gescreend op basis van artikel 4:3 lid 1 onder f van het Besluit politiegegevens.
Een lid van de commissie kan door de korpschef, op voordracht van de politiechef,
worden ontslagen. De reden hiervoor kan onder meer zijn dat gebleken is van wangedrag.
De commissie benoemt een vaste voorzitter uit haar midden, alsmede een vaste plaatsvervanger.
Dit wordt nodig geacht om een aantal redenen. Ten eerste is de onafhankelijkheid van
de commissie van groot belang, wat gediend is met een constante in de aanwezigheid
van de voorzitter die de onafhankelijkheid bewaakt. Dit betekent bijvoorbeeld dat
de voorzitter ervoor waakt dat geen lid van de commissie ter zitting de klager of
beklaagde kent. Ook zorgt de voorzitter, in samenspraak met de politie, voor een externe
locatie voor de zittingen. Ten tweede kan de voorzitter expertise opbouwen en lijn
brengen in de (wijze van) beoordeling van klachten, alsmede dienen als vast aanspreekpunt
voor de politiechef, dan wel de korpschef of de Minister, of andere klachtencommissies.
Ten derde maakt de voorzitter deel uit van de nationale klachtencommissie, zie voor
verdere toelichting artikel 4 van deze regeling.
Bij de behandeling van een klacht zijn in beginsel tenminste drie leden betrokken
die in gezamenlijkheid tot een advies komen zodat het advies vanuit verschillende
invalshoeken tot stand komt. In het huishoudelijk reglement kan in afwijking hiervan
bepaald worden dat in nader te bepalen gevallen, bijvoorbeeld vanwege de aard van
de klacht, de voorzitter bevoegd is alleen advies uit te brengen. Ook kan de commissie
ervoor kiezen de klacht door middel van bemiddeling te behandelen en ook in dat geval
is het niet noodzakelijk dat dit door drie leden gezamenlijk gebeurt.
De zittingen van de klachtencommissie zijn in principe niet openbaar omdat het hier
een interne klachtprocedure betreft waarbij privacygevoelige informatie voor de klager
en beklaagde ter sprake komt. Zij kunnen ten behoeve van persoonlijke ondersteuning
een beperkt aantal personen meenemen naar een eventuele zitting. Over de noodzaak
van het raadplegen van getuigen, deskundigen en anderen beslist de voorzitter.
Artikel 4
De nationale klachtencommissie kan om advies worden gevraagd bij klachten over de
politiechefs, de korpschef en de korpsleiding. Aangezien dit een beperkt aantal personen
betreft die in de regel weinig direct contact hebben met burgers ligt het in de lijn
der verwachting dat er op jaarbasis zeer weinig klachten over deze personen worden
ingediend. Vanuit reden van efficiëntie verdient het dan ook de voorkeur om voor deze
klachten geen afzonderlijke vaste commissie samen te stellen. Gezien de expertiseopbouw
bij de vaste voorzitters van de reguliere klachtencommissies in combinatie met de
mogelijke gevoeligheid van de klacht, gaat de voorkeur uit om de voorzitters te vragen
een voorkomende klacht te behandelen. Uit hun midden kiezen zij een voorzitter voor
deze gelegenheid. In het huishoudelijk reglement (zie artikel 5, lid 6) worden de
mogelijke werkwijzen beschreven alsmede het aantal en de selectie van leden die een
klacht behandelt.
Artikel 5
Bij de onafhankelijke positie van de klachtencommissie hoort een eigen jaarverslag.
Hierin wordt verslag gedaan van haar werkzaamheden, met een (kritische) beschouwing
van de klachtbehandeling in de eenheid. De informatie is niet tot personen herleidbaar,
maar wel herleidbaar naar gemeenten. Dit ondersteunt het afleggen van verantwoording
door de burgemeester in de gemeenteraad. De jaarverslagen worden in een uniform format
en conform de rubricering van de aard van de klachten en het oordeel zoals die worden
gehanteerd door de politie, aangeboden aan de politiechef en de korpschef. Deze verwerkt
de informatie over structurele tekortkomingen en de aanbevelingen uit de jaarverslagen
van de klachtencommissies in het jaarverslag van het landelijk politiekorps dat wordt
aangeboden aan de Minister. De korpschef stelt in overeenstemming met de klachtencommissies
een uniform format vast voor de jaarverslagen. De politie verstrekt aan de klachtencommissie
alleen die gegevens die noodzakelijk zijn voor een goede behandeling van de klacht.
De leden van de commissie zijn vervolgens voor de verwerking van persoonsgegevens
gehouden aan de wettelijke kaders, zoals de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
voor wat betreft de justitiële en strafvorderlijke gegevens, de Wet politiegegevens
voor wat betreft de politiegegevens en de Wet bescherming persoonsgegevens voor wat
betreft de andere persoonsgegevens.
De voorzitters van de klachtencommissies stellen gezamenlijk een huishoudelijk reglement
op waarin een gedeelde werkwijze wordt beschreven. Hierbij kan worden gedacht aan
een beschrijving van de verschillende manieren van behandeling bijvoorbeeld schriftelijk,
bemiddeling, hoorzittingen etc. alsmede het werken in kamers. Er worden regels opgenomen
over de werkwijze van de nationale commissie. De korpschef verleent praktische ondersteuning
bij de totstandkoming van dit reglement.
Artikel 6
De Minister, de korpschef en de politiechefs registeren de klachten op uniforme wijze.
De publicatie vindt niet meer plaats in de eenheid maar door middel van het jaarverslag
van de korpschef over de klachtbehandeling bij de politie, die de Minister aanbiedt
aan de Tweede Kamer. Hierbij is bijzondere aandacht voor de vraag in hoeverre bepaalde
klachten wijzen op structurele tekortkomingen in het functioneren van de politie en,
indien nodig, aan de middelen om deze tekortkomingen op te heffen. Ten behoeve van
deze analyse sturen onder meer de klachtencommissies hun jaarverslagen aan de korpschef.
Een punt van aandacht is de lokale herleidbaarheid van de klachten ten behoeve van
de verantwoording in de gemeenteraden door de burgemeester. In het jaarverslag van
de politie zal hiervoor aandacht zijn op het abstractieniveau dat vergelijking tussen
gemeenten en tussen eenheden mogelijk is. De regionale eenheden moeten hiernaast op
verzoek van de burgemeester of hoofdofficier gegevens over klachten in een gemeente
of arrondissement beschikbaar hebben. Ten behoeve van voornoemde uniforme registratie,
analyse en publicatie zal de korpschef zo snel mogelijk overgaan op een landelijk
uniform registratie -en informatiesysteem.
Artikel 7
Binnen de politie is het niet alleen van belang dat de registratie van klachten op
uniforme wijze geschiedt maar ook de werkwijze in de eenheden moet uniform zijn waarbij
aandacht is voor een verdere professionalisering van de klachtbehandeling. De korpschef
stelt hiervoor een uitvoeringsregeling vast.
Artikel 8
Binnen de regionale politiekorpsen onder het regime van de Politiewet 1993 was het
niet ongebruikelijk dat de ambtelijk secretaris tevens klachtencoördinator was of
op andere wijze bij de klachtbehandeling betrokken. In die gevallen maakt artikel
3, derde lid, tweede volzin het noodzakelijk personele wijzigingen door te voeren,
die echter nog niet doorgevoerd mogen worden voorafgaand aan de totale personele reorganisatie
die binnen de nationale politie gaat plaatsvinden in de eerste jaren na inwerkingtreding
van de Politiewet 2012. Om die reden treedt bedoelde bepaling pas in werking op 1
januari 2015. Uiteraard dient er wel naar gestreefd te worden dit zoveel eerder als
mogelijk blijkt toch te realiseren.
Bij de benoeming van leden die al commissielid waren onder de Politiewet 1993 zal
voor de benoemingstermijn in beginsel worden aangesloten bij hun lopende benoemingstermijn.
De oude benoemingstermijnen bij regiokorpsen waren soms langer dan de twee maal vier
jaar uit de onderhavige regeling en dat zou betekenen dat deze leden niet meer benoemd
kunnen worden. Om de continuïteit te waarborgen wordt de mogelijkheid geboden deze
leden nog voor een periode van één jaar te benoemen.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten