Artikel 1. Gelijkstellingen
Met een arbeidsuur als bedoeld in artikel 1a van de Werkloosheidswet en artikel 1a
van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt gelijkgesteld een uur, gedurende
een dienstbetrekking of daaruit voortvloeiend, waarover de werknemer geen inkomen
uit arbeid heeft ontvangen, maar:
-
a. als gevolg van vakantie-, snipper-, of compensatieverlofdagen, hij een schadeloosstelling
wegens loonderving of vakantiebonnen heeft ontvangen of hij daarmee overeenkomende
aanspraken heeft ontvangen of verkregen;
-
b. hij als gevolg van feestdagen, een schadeloosstelling wegens loonderving heeft ontvangen;
-
c. hij een schadeloosstelling of vergoeding wegens het beëindigen van de dienstbetrekking
heeft ontvangen;
-
d. dit het gevolg is van werktijdverkorting waarvoor op grond van artikel 8, derde lid,
van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 ontheffing is verleend;
-
e. waarover hij een uitkering op grond van een vorstuitkeringsreglement dan wel een uitkering
op grond van artikel 18 van de Werkloosheidswet heeft ontvangen;
-
f. waarover hij recht op uitkering heeft op grond van hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet;
-
g. dit het gevolg is van ziekte of arbeidsongeschiktheid;
-
h. dit het gevolg is van een verplichte bedrijfssluiting en waarvoor de werknemer geen
loon of inkomsten wegens loonderving dan wel vakantiebonnen of daarmee overeenkomende
aanspraken heeft ontvangen of verkregen;
-
i. waarover hij een uitkering heeft ontvangen op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf
1, van de Wet arbeid en zorg.
Artikel 2. Vaststelling uren gelijkgesteld aan arbeidsuren einde dienstbetrekking
-
1. Heeft de werknemer inkomsten ontvangen als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, dan
wordt voor de vaststelling van uren die worden gelijkgesteld met arbeidsuren een bedrag
aan inkomsten in aanmerking genomen tot aan het bedrag aan loon dat de werknemer zou
hebben ontvangen indien de dienstbetrekking door opzegging met inachtneming van de
rechtens geldende termijn zou zijn geëindigd. Onder inkomsten als bedoeld in de eerste
zin wordt niet verstaan een door de rechter toegewezen vergoeding van proceskosten.
Onder de rechtens geldende termijn, bedoeld in de eerste zin, wordt verstaan de termijn
die de werkgever of de werknemer op grond van artikel 672 van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek, de artikelen 94 tot en met 97 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of
een overeenkomstige bepaling van een soortgelijke regeling ieder voor zich bij opzegging
in acht behoort te nemen. In geval de dienstbetrekking is geëindigd met wederzijds
goedvinden wordt onder de rechtens geldende termijn, bedoeld in de eerste zin, verstaan
de termijn die de werkgever op grond van artikel 672 van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek, de artikelen 94 tot en met 97 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of
een overeenkomstige bepaling van een soortgelijke regeling bij opzegging in acht behoort
te nemen. Het in de eerste zin bedoelde bedrag wordt toegerekend aan de periode onmiddellijk
volgend op de laatste dag van de dienstbetrekking, waarbij:
-
a. indien de dienstbetrekking is geëindigd door ontbinding als datum waarop de dienstbetrekking
geacht wordt te zijn opgezegd de datum geldt van de beschikking tot ontbinding; of
-
b. indien de dienstbetrekking is geëindigd met wederzijds goedvinden als datum waarop
de dienstbetrekking geacht wordt te zijn opgezegd de datum geldt waarop de beëindiging
schriftelijk is overeengekomen, dan wel, bij gebrek aan een schriftelijke beëindigingsovereenkomst,
de laatste dag van de dienstbetrekking.
-
2. Het aantal uren dat met arbeidsuren wordt gelijkgesteld, wordt vastgesteld door het
bedrag dat wordt toegerekend aan de periode onmiddellijk volgend op de laatste dag
van de dienstbetrekking te delen door het voor de werknemer laatstelijk geldende uurloon
dan wel indien de werknemer niet tegen een overeengekomen uurloon werkzaam was, te
delen door een door UWV vast te stellen bedrag per uur dat daarvoor redelijkerwijs
in aanmerking komt. Het berekende aantal uren wordt toegerekend aan dezelfde periode
als waaraan het bedrag in de eerste volzin wordt toegerekend.
-
3. Het eerste lid vindt geen toepassing indien de werkgever na het einde van de dienstbetrekking
in een toestand verkeert als bedoeld in artikel 61 van de Werkloosheidswet en voor
zover de werknemer als gevolg van die toestand het in het eerste lid bedoelde inkomsten
niet ontvangt.
Artikel 3. Vaststelling uren gelijkgesteld aan arbeidsuren bij ziekte of arbeidsongeschiktheid
-
1. Indien de periode van ziekte of arbeidsongeschiktheid dan wel de periode waarover
een uitkering als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, is ontvangen, gelet op het arbeidspatroon
van de werknemer, aansluit op een periode waarin de werknemer arbeidsuren had, is
het aantal uren dat op grond van artikel 1, onderdeel g respectievelijk i, gelijkgesteld
wordt, gelijk aan:
-
a. het aantal arbeidsuren dat de werknemer zou hebben gehad indien hij niet ziek of arbeidsongeschikt
zou zijn geworden dan wel zich geen situatie zou hebben voorgedaan op grond waarvan
hij recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, en hij een
vast aantal arbeidsuren had; of
-
b. het gemiddeld aantal arbeidsuren dat de werknemer zou hebben gehad indien hij niet
ziek of arbeidsongeschikt zou zijn geworden dan wel zich geen situatie zou hebben
voorgedaan op grond waarvan hij recht heeft op een uitkering als bedoeld in het artikel
1, onderdeel i, en hij geen aantal vaste arbeidsuren had.
-
2. Het gemiddeld aantal arbeidsuren, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt berekend
over de periode, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Werkloosheidswet, met dien
verstande dat buiten aanmerking blijven de in die periode gelegen uren, waarop hij
ten gevolge van ziekte of arbeidsongeschiktheid dan wel de situatie op grond waarvan
hij recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, niet werkzaam
was.
Artikel 4. Berekening van het gemiddeld aantal arbeidsuren in geval van ploegendienst
of arbeidsduurverkorting in de WW
-
1. Indien de berekening van het aantal arbeidsuren, bedoeld in artikel 16, tweede lid,
van de Werkloosheidswet ten aanzien van de werknemer, die in ploegendienst of volgens
andere vormen van werkroosters arbeidsuren heeft gehad dan wel als gevolg van een
bepaalde wijze van invulling van arbeidsduurverkorting, geen juist beeld geeft van
dat arbeidspatroon, kan het UWV:
-
a. uren waarop de werknemer geen arbeidsuren had, gelijkstellen met arbeidsuren; of
-
b. arbeidsuren buiten beschouwing laten; of
-
c. zowel uren waarop de werknemer geen arbeidsuren had, gelijkstellen met arbeidsuren
als arbeidsuren beschouwing laten.
-
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de arbeidsduurverkorting geacht gelijkelijk
te zijn verspreid over een periode van een kalenderjaar. Indien de werknemer in een
kalenderweek meer uren arbeidsduurverkorting heeft genoten dan het op jaarbasis vastgesteld
gemiddeld aantal per week, wordt het verschil voor de toepassing van het eerste lid
gelijkgesteld met arbeidsuren. Indien de werknemer in een kalenderweek minder uren
arbeidsduurverkorting heeft genoten dan het op jaarbasis vastgesteld gemiddeld aantal
per week, wordt het verschil voor de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing
gelaten.
-
3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien voor de berekening van het
aantal arbeidsuren, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Werkloosheidswet, uren
waarin de werknemer niet heeft gewerkt als gevolg van compensatieverlofdagen op grond
van artikel 1 zijn gelijkgesteld met arbeidsuren.
Artikel 5. Het buiten beschouwing laten van arbeidsuren bij een andere werkgever
Indien de werknemer arbeidsuren heeft die voortvloeien uit een dienstbetrekking zonder
hiervoor te werken en hij die omstandigheid benut om arbeidsuren te hebben die voortvloeien
uit een andere dienstbetrekking, dan worden de arbeidsuren die voortvloeien uit die
andere dienstbetrekking niet beschouwd als arbeidsuren.
Artikel 6. Het meer keren in aanmerking nemen van weken
-
1. Voor de vaststelling van het aantal kalenderweken, bedoeld in artikel 17 van de Werkloosheidswet,
worden kalenderweken meer dan één keer in aanmerking genomen indien:
-
a. zich tijdens een recht op uitkering opnieuw werkloosheid als bedoeld in artikel 16,
eerste lid, van de Werkloosheidswet voordoet; of
-
b. een recht op uitkering geheel of gedeeltelijk is geëindigd en zich vervolgens opnieuw
werkloosheid als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Werkloosheidswet voordoet,
voor zover op dat moment het totale verlies van arbeidsuren groter is dan het verlies
van arbeidsuren op het moment, waarop het eerstgenoemde recht is ontstaan.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing in gevallen waarin het recht op uitkering geheel
of gedeeltelijk is geëindigd en zich vervolgens opnieuw werkloosheid als bedoeld in
artikel 16, eerste lid, van de Werkloosheidswet voordoet, indien:
-
a. de werknemer op het moment, waarop het geheel of gedeeltelijk geëindigde recht ontstond,
al zijn arbeidsuren in dienstbetrekking had verloren; of
-
b. het aantal resterende arbeidsuren in dienstbetrekking op het moment waarop zich opnieuw
werkloosheid voordoet, gelijk is aan, dan wel groter is dan het aantal resterende
arbeidsuren in dienstbetrekking op het moment waarop het geheel of gedeeltelijk geëindigde
recht ontstond.
Artikel 7. Gelijkstelling kalenderweken ten behoeve van referte-eis Wet WIA
Kalenderweken waarin de werknemer geen arbeidsuren heeft ten gevolge van ploegendienst
of vanwege andere vormen van werkroosters worden gelijkgesteld met kalenderweken waarin
de werknemer tenminste één arbeidsuur heeft.
Artikel 8. Volgorde beëindiging uitkeringsrechten
-
1. Indien de werknemer meer dan één recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet
heeft en zich een omstandigheid als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdelen
a en b, van de Werkloosheidswet, voordoet, worden voor de toepassing van het tweede,
derde en vierde lid van dat artikel de uitkeringsrechten beëindigd in de volgorde
waarin zij zijn ontstaan.
-
2. Het UWV neemt, in afwijking van het eerste lid, een andere volgorde in acht, indien
de toepassing van dat lid tot een kennelijk onjuiste uitkomst leidt.
-
3. In de situatie, bedoeld in het tweede lid, wordt voor de vaststelling van de volgorde,
waarin de uitkeringsrechten worden beëindigd, uitgegaan van een samenhang tussen de
werkloosheidssituaties en de reden van beëindiging van het recht op uitkering.
-
4. Een samenhang als bedoeld in het derde lid wordt vastgesteld aan de hand van:
-
a. het beroep of de beroepen van de werknemer;
-
b. de bedrijfstak of bedrijfstakken waarin de werknemer werkzaam is;
-
c. het aantal verloren arbeidsuren en het aantal arbeidsuren waarmee het uitkeringsrecht
moet worden beëindigd;
-
d. de hoogte van het loon.
Artikel 9. Vaststellen beleidsregels UWV
Met in achtneming van artikel 2 kan het UWV beleidsregels vaststellen ter nadere invulling
van deze regeling.
Artikel 10. Intrekking regelingen
De Regeling gelijkstelling niet-gewerkte uren met gewerkte uren, de Regeling gelijkstelling
niet-gewerkte weken met gewerkte weken en het Besluit nadere regeling eindiging recht
op uitkering Werkloosheidswet worden ingetrokken.
Artikel 11. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.
Artikel 12. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Gelijkstellingsregeling arbeidsuren.
TOELICHTING
Algemeen
Met de Wet vereenvoudiging regelingen UWV wijzigt de definitie van het begrip arbeidsuur
en wordt deze definitie opgenomen in artikel 1a van de Werkloosheidswet (WW) en artikel
1a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Onder een arbeidsuur
wordt verstaan een uur waarover een werknemer inkomen uit arbeid heeft ontvangen of
recht heeft op inkomen uit arbeid. Daarnaast is in artikel 1a van de WW en de WIA
geregeld dat er regels gesteld kunnen worden ten aanzien van het begrip arbeidsuren
waarbij:
-
a. uren worden gelijkgesteld met een arbeidsuur,
-
b. arbeidsuren niet als arbeidsuren worden aangemerkt;
-
c. vastgesteld wordt welke in het kader van een dienstbetrekking ontvangen bedragen in
aanmerking komen voor omrekening naar arbeidsuren en hoeveel arbeidsuren deze bedragen
vertegenwoordigen.
De regels voor de punten a en c worden geregeld in deze ministeriële regeling. Van
de mogelijkheid om regels te stellen voor arbeidsuren die niet als arbeidsuur worden
aangemerkt is vooralsnog geen gebruik gemaakt. In de artikelsgewijze toelichting is
apart aangegeven indien artikelen alleen van toepassing zijn voor de Wet WIA of wanneer
ze van toepassing zijn op de WW en de Wet WIA.
Gelijkstellen van arbeidsuren
De in onderhavige ministeriële regeling gelijk te stellen uren met arbeidsuren zijn
uren waarover geen inkomen uit arbeid is ontvangen en/of geen recht bestaat op inkomen
uit arbeid, maar toch als arbeidsuur in aanmerking worden genomen om te voorkomen
dat een verkeerd beeld ontstaat van het arbeidspatroon van een werknemer. Hiermee
wordt bijvoorbeeld voor de WW voorkomen dat het gemiddelde aantal arbeidsuren (GAA)
ten onrechte gedrukt wordt. Een voorbeeld van een uur dat gelijk wordt gesteld met
een arbeidsuur is een uur waarover de werknemer geen inkomen uit arbeid heeft ontvangen,
maar loondoorbetaling bij ziekte. Een voorbeeld van een bedrag dat ontvangen is in
het kader van de dienstbetrekking en in aanmerking komt voor omrekening naar arbeidsuren
is een bedrag dat ontvangen is in het kader van het einde van de dienstbetrekking.
Volgorde beëindiging van WW-uitkeringsrechten
Verder wordt geregeld in welke volgorde WW-uitkeringsrechten beëindigd moeten worden
indien de werknemer meer dan één recht op een WW-uitkering heeft.
Meerdere keren in aanmerking nemen van kalenderweken
Ook wordt in onderhavige ministeriële regeling geregeld onder welke voorwaarden kalenderweken
in de WW meer dan één keer worden meegeteld. Het aantal kalenderweken wordt gebruikt
bij de bepaling of recht bestaat op WW. Er bestaat recht op WW als in de 36 kalenderweken
onmiddellijk voorafgaand aan de eerste dag van werkloosheid in ten minste 26 kalenderwerken
sprake is van tenminste 1 arbeidsuur per kalenderweek. Kalenderweken worden meer dan
één keer meegeteld als bijvoorbeeld tijdens het recht op een WW-uitkering zich opnieuw
een situatie van werkloosheid voordoet.
Met onderhavige ministeriële regeling worden enkele bestaande ministeriële regelingen
ingetrokken. In deze ministeriële regelingen werd voorheen het begrip gewerkte uren
of het aantal gewerkte weken gedefinieerd. De onderhavige ministeriële regeling voegt
deze regelingen samen. De volgende regelingen worden ingetrokken:
-
• Regeling gelijkstelling niet-gewerkte uren met gewerkte uren (gold alleen voor de
WW)
-
• Regeling gelijkstelling niet-gewerkte weken met gewerkte weken (gold voor WW en WIA)
-
• Besluit nadere regeling1 eindiging recht op uitkering Werkloosheidswet
De nieuwe definitie van het begrip arbeidsuur heeft tot gevolg dat een aantal bepalingen
uit deze ministeriële regelingen kunnen worden geschrapt. Een voorbeeld is de bepaling
dat gewerkte uren tijdens een bereikbaarheidsdienst niet als arbeidsuur voor de WW
werden meegeteld behalve als daarvoor het reguliere loon werd betaald. Met de nieuwe
definitie van een arbeidsuur tellen dergelijke uren niet mee als over die uren geen
loon is ontvangen.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In artikel 1 worden de situaties genoemd, waarin bepaalde uren, waarin een werknemer
geen inkomen uit arbeid heeft ontvangen noch daar recht op had, worden gelijkgesteld
met arbeidsuren. Deze situaties zijn ontleend aan de gelijkstellingen zoals deze voorheen
waren opgenomen in de verschillende ministeriële regelingen die de gelijkstelling
met arbeidsuren regelden. Dit artikel is zowel van toepassing op de WW als op de Wet
WIA.
Artikel 2
Artikel 2 bepaalt dat de inkomsten waarop de werknemer recht heeft in verband met
de beëindiging van zijn dienstbetrekking worden gelijkgesteld met arbeidsuren. Deze
gelijkstelling is gemaximeerd op het aantal arbeidsuren dat de werknemer zou hebben
gehad tijdens de voor de werkgever geldende opzegtermijn. De ingangsdatum van het
recht op WW-uitkering wordt hiermee verschoven tot na de opzegtermijn ook als deze
niet in acht is genomen (de fictieve opzegtermijn). Het tweede lid regelt de wijze
van berekening van het aantal uren dat gelijkgesteld wordt met arbeidsuren. Om te
berekenen wat het maximaal aantal uren is dat kan worden toegerekend aan de (fictieve)
opzegtermijn worden de inkomsten die ontvangen zijn in verband met het einde van de
dienstbetrekking gedeeld door het laatstelijk geldende uurloon of een door UWV vast
te stellen bedrag dat daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komt. Het derde lid bepaalt
dat als de werkgever in een situatie van betalingsonmacht verkeert en de werknemer
geen vergoeding in verband met het beëindigen van de dienstbetrekking ontvangt, het
eerste lid niet van toepassing is. Dit artikel is zowel van toepassing op de WW als
op de Wet WIA.
Artikel 3
Artikel 3 regelt de vaststelling van het aantal uren dat op basis van artikel 1 onder
g en i wordt gelijkgesteld met arbeidsuren specifiek, althans wanneer de periode waarin
een werknemer arbeidsuren had, wordt gevolgd door een periode van ziekte, arbeidsongeschiktheid
of een WAZO-uitkering.
Artikel 4
Binnen een periode waarover het gemiddeld aantal arbeidsuren wordt berekend, kan het
voorkomen, doordat is gewerkt in ploegendienst of volgens andere vormen van werkroosters,
dan wel vanwege arbeidsduurverkorting, dat in vergelijking met het gangbare arbeidspatroon
van de werknemer een te groot of te klein aantal arbeidsuren is aan te wijzen. Indien
de berekening tot een onjuist beeld van het gemiddeld aantal arbeidsuren leidt, bepaalt
artikel 4, dat het UWV uren gelijk kan stellen worden met gewerkte uren, arbeidsuren
buiten beschouwing kan laten en zowel niet-gewerkte uren gelijk kan stellen met gewerkte
uren, als gewerkte uren buiten beschouwing kan laten.
Artikel 5
In de omstandigheid dat een werknemer geen arbeid voor zijn werkgever verricht, maar
wel loon ontvangt, heeft die werknemer in die dienstbetrekking arbeidsuren zo volgt
uit artikel 1a, eerste lid, onderdeel a, WW. Als de periode van niet-werken wordt
benut door arbeid te verrichten voor een andere werkgever, dan heeft de werknemer
ook in die dienstbetrekking arbeidsuren. Bijvoorbeeld 40 arbeidsuren wegens non-actiefstelling
bij werkgever A en 40 arbeidsuren bij het verrichten van arbeid bij werkgever B. Dat
levert een totaal op van 80 arbeidsuren per week. Omdat dergelijke uitkomsten als
ongewenst worden beschouwd, bepaalt dit artikel dat dergelijke uren niet als arbeidsuren
worden aangemerkt.
Artikel 6
Om te kunnen vaststellen of er voldaan is aan de referte-eis van artikel 17 van de
WW kunnen kalenderweken meer keren geteld worden. Dat wordt in dit artikel geregeld.
Het meerdere keren in aanmerking nemen van kalenderweken zorgt er voor dat in specifieke
situaties eerder voldaan kan worden aan de eis van in ten minste 26 weken arbeidsuren
hebben. Het gaat dan om situaties waarin tijdens het recht op een WW-uitkering een
werknemer opnieuw werkloos wordt of nadat die uitkering geheel of gedeeltelijk is
geëindigd opnieuw sprake is van werkloosheid.
Artikel 7
Wanneer een werknemer gedurende een bepaalde periode in kalenderweken geen arbeidsuren
heeft omdat hij werkt in ploegendienst of volgens een andere vorm van werkroosters,
dan worden deze weken gelijkgesteld met kalenderweken waarin de werknemer tenminste
één arbeidsuur heeft. Dit artikel is van toepassing voor de Wet WIA. Voor de WW is
een soortgelijke gelijkstelling geregeld in artikel 4.
Artikel 8
Wanneer een werknemer een uitkering heeft op grond van de WW, maar de werknemer verliest
zijn hoedanigheid van werknemer of is niet langer werkloos, dan dient de uitkering
op grond van de WW beëindigd te worden. Wanneer een werknemer meerdere rechten heeft
op uitkering stelt dit artikel vast in welke volgorde de verschillende rechten op
WW-uitkering beëindigd dienen te worden.
Artikel 9
Het UWV kan beleidsregels vaststellen die de Gelijkstellingsregeling nader invullen,
uiteraard binnen de kaders die de regeling stelt. Wanneer schadevergoedingen, schadeloosstellingen,
uitkeringen of andere vergoedingen bedoeld in artikel 1 worden gelijkgesteld met een
arbeidsuur, moeten bedragen toegerekend worden aan een bepaalde periode en omgerekend
worden in uren. Artikel 9 regelt dat zowel de toerekening als de omrekening geschieden
in overeenstemming met beleidsregels die door het UWV zijn opgesteld.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher.