Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 december 2012, nr. IVV 51458, tot het gelijkstellen met arbeidsuren, de wijze waarop gelijkstelling geschiedt, het buiten beschouwing laten van arbeidsuren, het meerdere keren in aanmerking nemen van kalenderweken en beëindiging van uitkeringsrechten (Gelijkstellingsregeling arbeidsuren)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 1a, tweede lid, 17a, vierde lid en 20, vijfde lid van de Werkloosheidswet, en artikel 1a, tweede lid van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

Besluit:

Artikel 1. Gelijkstellingen

Met een arbeidsuur als bedoeld in artikel 1a van de Werkloosheidswet en artikel 1a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt gelijkgesteld een uur, gedurende een dienstbetrekking of daaruit voortvloeiend, waarover de werknemer geen inkomen uit arbeid heeft ontvangen, maar:

  • a. als gevolg van vakantie-, snipper-, of compensatieverlofdagen, hij een schadeloosstelling wegens loonderving of vakantiebonnen heeft ontvangen of hij daarmee overeenkomende aanspraken heeft ontvangen of verkregen;

  • b. hij als gevolg van feestdagen, een schadeloosstelling wegens loonderving heeft ontvangen;

  • c. hij een schadeloosstelling of vergoeding wegens het beëindigen van de dienstbetrekking heeft ontvangen;

  • d. dit het gevolg is van werktijdverkorting waarvoor op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 ontheffing is verleend;

  • e. waarover hij een uitkering op grond van een vorstuitkeringsreglement dan wel een uitkering op grond van artikel 18 van de Werkloosheidswet heeft ontvangen;

  • f. waarover hij recht op uitkering heeft op grond van hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet;

  • g. dit het gevolg is van ziekte of arbeidsongeschiktheid;

  • h. dit het gevolg is van een verplichte bedrijfssluiting en waarvoor de werknemer geen loon of inkomsten wegens loonderving dan wel vakantiebonnen of daarmee overeenkomende aanspraken heeft ontvangen of verkregen;

  • i. waarover hij een uitkering heeft ontvangen op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg.

Artikel 2. Vaststelling uren gelijkgesteld aan arbeidsuren einde dienstbetrekking

  • 1. Heeft de werknemer inkomsten ontvangen als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, dan wordt voor de vaststelling van uren die worden gelijkgesteld met arbeidsuren een bedrag aan inkomsten in aanmerking genomen tot aan het bedrag aan loon dat de werknemer zou hebben ontvangen indien de dienstbetrekking door opzegging met inachtneming van de rechtens geldende termijn zou zijn geëindigd. Onder inkomsten als bedoeld in de eerste zin wordt niet verstaan een door de rechter toegewezen vergoeding van proceskosten. Onder de rechtens geldende termijn, bedoeld in de eerste zin, wordt verstaan de termijn die de werkgever of de werknemer op grond van artikel 672 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de artikelen 94 tot en met 97 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of een overeenkomstige bepaling van een soortgelijke regeling ieder voor zich bij opzegging in acht behoort te nemen. In geval de dienstbetrekking is geëindigd met wederzijds goedvinden wordt onder de rechtens geldende termijn, bedoeld in de eerste zin, verstaan de termijn die de werkgever op grond van artikel 672 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de artikelen 94 tot en met 97 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of een overeenkomstige bepaling van een soortgelijke regeling bij opzegging in acht behoort te nemen. Het in de eerste zin bedoelde bedrag wordt toegerekend aan de periode onmiddellijk volgend op de laatste dag van de dienstbetrekking, waarbij:

    • a. indien de dienstbetrekking is geëindigd door ontbinding als datum waarop de dienstbetrekking geacht wordt te zijn opgezegd de datum geldt van de beschikking tot ontbinding; of

    • b. indien de dienstbetrekking is geëindigd met wederzijds goedvinden als datum waarop de dienstbetrekking geacht wordt te zijn opgezegd de datum geldt waarop de beëindiging schriftelijk is overeengekomen, dan wel, bij gebrek aan een schriftelijke beëindigingsovereenkomst, de laatste dag van de dienstbetrekking.

  • 2. Het aantal uren dat met arbeidsuren wordt gelijkgesteld, wordt vastgesteld door het bedrag dat wordt toegerekend aan de periode onmiddellijk volgend op de laatste dag van de dienstbetrekking te delen door het voor de werknemer laatstelijk geldende uurloon dan wel indien de werknemer niet tegen een overeengekomen uurloon werkzaam was, te delen door een door UWV vast te stellen bedrag per uur dat daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komt. Het berekende aantal uren wordt toegerekend aan dezelfde periode als waaraan het bedrag in de eerste volzin wordt toegerekend.

  • 3. Het eerste lid vindt geen toepassing indien de werkgever na het einde van de dienstbetrekking in een toestand verkeert als bedoeld in artikel 61 van de Werkloosheidswet en voor zover de werknemer als gevolg van die toestand het in het eerste lid bedoelde inkomsten niet ontvangt.

Artikel 3. Vaststelling uren gelijkgesteld aan arbeidsuren bij ziekte of arbeidsongeschiktheid

  • 1. Indien de periode van ziekte of arbeidsongeschiktheid dan wel de periode waarover een uitkering als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, is ontvangen, gelet op het arbeidspatroon van de werknemer, aansluit op een periode waarin de werknemer arbeidsuren had, is het aantal uren dat op grond van artikel 1, onderdeel g respectievelijk i, gelijkgesteld wordt, gelijk aan:

    • a. het aantal arbeidsuren dat de werknemer zou hebben gehad indien hij niet ziek of arbeidsongeschikt zou zijn geworden dan wel zich geen situatie zou hebben voorgedaan op grond waarvan hij recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, en hij een vast aantal arbeidsuren had; of

    • b. het gemiddeld aantal arbeidsuren dat de werknemer zou hebben gehad indien hij niet ziek of arbeidsongeschikt zou zijn geworden dan wel zich geen situatie zou hebben voorgedaan op grond waarvan hij recht heeft op een uitkering als bedoeld in het artikel 1, onderdeel i, en hij geen aantal vaste arbeidsuren had.

  • 2. Het gemiddeld aantal arbeidsuren, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt berekend over de periode, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Werkloosheidswet, met dien verstande dat buiten aanmerking blijven de in die periode gelegen uren, waarop hij ten gevolge van ziekte of arbeidsongeschiktheid dan wel de situatie op grond waarvan hij recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, niet werkzaam was.

Artikel 4. Berekening van het gemiddeld aantal arbeidsuren in geval van ploegendienst of arbeidsduurverkorting in de WW

  • 1. Indien de berekening van het aantal arbeidsuren, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Werkloosheidswet ten aanzien van de werknemer, die in ploegendienst of volgens andere vormen van werkroosters arbeidsuren heeft gehad dan wel als gevolg van een bepaalde wijze van invulling van arbeidsduurverkorting, geen juist beeld geeft van dat arbeidspatroon, kan het UWV:

    • a. uren waarop de werknemer geen arbeidsuren had, gelijkstellen met arbeidsuren; of

    • b. arbeidsuren buiten beschouwing laten; of

    • c. zowel uren waarop de werknemer geen arbeidsuren had, gelijkstellen met arbeidsuren als arbeidsuren beschouwing laten.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de arbeidsduurverkorting geacht gelijkelijk te zijn verspreid over een periode van een kalenderjaar. Indien de werknemer in een kalenderweek meer uren arbeidsduurverkorting heeft genoten dan het op jaarbasis vastgesteld gemiddeld aantal per week, wordt het verschil voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld met arbeidsuren. Indien de werknemer in een kalenderweek minder uren arbeidsduurverkorting heeft genoten dan het op jaarbasis vastgesteld gemiddeld aantal per week, wordt het verschil voor de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing gelaten.

  • 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien voor de berekening van het aantal arbeidsuren, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Werkloosheidswet, uren waarin de werknemer niet heeft gewerkt als gevolg van compensatieverlofdagen op grond van artikel 1 zijn gelijkgesteld met arbeidsuren.

Artikel 5. Het buiten beschouwing laten van arbeidsuren bij een andere werkgever

Indien de werknemer arbeidsuren heeft die voortvloeien uit een dienstbetrekking zonder hiervoor te werken en hij die omstandigheid benut om arbeidsuren te hebben die voortvloeien uit een andere dienstbetrekking, dan worden de arbeidsuren die voortvloeien uit die andere dienstbetrekking niet beschouwd als arbeidsuren.

Artikel 6. Het meer keren in aanmerking nemen van weken

  • 1. Voor de vaststelling van het aantal kalenderweken, bedoeld in artikel 17 van de Werkloosheidswet, worden kalenderweken meer dan één keer in aanmerking genomen indien:

    • a. zich tijdens een recht op uitkering opnieuw werkloosheid als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Werkloosheidswet voordoet; of

    • b. een recht op uitkering geheel of gedeeltelijk is geëindigd en zich vervolgens opnieuw werkloosheid als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Werkloosheidswet voordoet, voor zover op dat moment het totale verlies van arbeidsuren groter is dan het verlies van arbeidsuren op het moment, waarop het eerstgenoemde recht is ontstaan.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing in gevallen waarin het recht op uitkering geheel of gedeeltelijk is geëindigd en zich vervolgens opnieuw werkloosheid als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Werkloosheidswet voordoet, indien:

    • a. de werknemer op het moment, waarop het geheel of gedeeltelijk geëindigde recht ontstond, al zijn arbeidsuren in dienstbetrekking had verloren; of

    • b. het aantal resterende arbeidsuren in dienstbetrekking op het moment waarop zich opnieuw werkloosheid voordoet, gelijk is aan, dan wel groter is dan het aantal resterende arbeidsuren in dienstbetrekking op het moment waarop het geheel of gedeeltelijk geëindigde recht ontstond.

Artikel 7. Gelijkstelling kalenderweken ten behoeve van referte-eis Wet WIA

Kalenderweken waarin de werknemer geen arbeidsuren heeft ten gevolge van ploegendienst of vanwege andere vormen van werkroosters worden gelijkgesteld met kalenderweken waarin de werknemer tenminste één arbeidsuur heeft.

Artikel 8. Volgorde beëindiging uitkeringsrechten

  • 1. Indien de werknemer meer dan één recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet heeft en zich een omstandigheid als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdelen a en b, van de Werkloosheidswet, voordoet, worden voor de toepassing van het tweede, derde en vierde lid van dat artikel de uitkeringsrechten beëindigd in de volgorde waarin zij zijn ontstaan.

  • 2. Het UWV neemt, in afwijking van het eerste lid, een andere volgorde in acht, indien de toepassing van dat lid tot een kennelijk onjuiste uitkomst leidt.

  • 3. In de situatie, bedoeld in het tweede lid, wordt voor de vaststelling van de volgorde, waarin de uitkeringsrechten worden beëindigd, uitgegaan van een samenhang tussen de werkloosheidssituaties en de reden van beëindiging van het recht op uitkering.

  • 4. Een samenhang als bedoeld in het derde lid wordt vastgesteld aan de hand van:

    • a. het beroep of de beroepen van de werknemer;

    • b. de bedrijfstak of bedrijfstakken waarin de werknemer werkzaam is;

    • c. het aantal verloren arbeidsuren en het aantal arbeidsuren waarmee het uitkeringsrecht moet worden beëindigd;

    • d. de hoogte van het loon.

Artikel 9. Vaststellen beleidsregels UWV

Met in achtneming van artikel 2 kan het UWV beleidsregels vaststellen ter nadere invulling van deze regeling.

Artikel 10. Intrekking regelingen

De Regeling gelijkstelling niet-gewerkte uren met gewerkte uren, de Regeling gelijkstelling niet-gewerkte weken met gewerkte weken en het Besluit nadere regeling eindiging recht op uitkering Werkloosheidswet worden ingetrokken.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Gelijkstellingsregeling arbeidsuren.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 december 2012

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

TOELICHTING

Algemeen

Met de Wet vereenvoudiging regelingen UWV wijzigt de definitie van het begrip arbeidsuur en wordt deze definitie opgenomen in artikel 1a van de Werkloosheidswet (WW) en artikel 1a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Onder een arbeidsuur wordt verstaan een uur waarover een werknemer inkomen uit arbeid heeft ontvangen of recht heeft op inkomen uit arbeid. Daarnaast is in artikel 1a van de WW en de WIA geregeld dat er regels gesteld kunnen worden ten aanzien van het begrip arbeidsuren waarbij:

  • a. uren worden gelijkgesteld met een arbeidsuur,

  • b. arbeidsuren niet als arbeidsuren worden aangemerkt;

  • c. vastgesteld wordt welke in het kader van een dienstbetrekking ontvangen bedragen in aanmerking komen voor omrekening naar arbeidsuren en hoeveel arbeidsuren deze bedragen vertegenwoordigen.

De regels voor de punten a en c worden geregeld in deze ministeriële regeling. Van de mogelijkheid om regels te stellen voor arbeidsuren die niet als arbeidsuur worden aangemerkt is vooralsnog geen gebruik gemaakt. In de artikelsgewijze toelichting is apart aangegeven indien artikelen alleen van toepassing zijn voor de Wet WIA of wanneer ze van toepassing zijn op de WW en de Wet WIA.

Gelijkstellen van arbeidsuren

De in onderhavige ministeriële regeling gelijk te stellen uren met arbeidsuren zijn uren waarover geen inkomen uit arbeid is ontvangen en/of geen recht bestaat op inkomen uit arbeid, maar toch als arbeidsuur in aanmerking worden genomen om te voorkomen dat een verkeerd beeld ontstaat van het arbeidspatroon van een werknemer. Hiermee wordt bijvoorbeeld voor de WW voorkomen dat het gemiddelde aantal arbeidsuren (GAA) ten onrechte gedrukt wordt. Een voorbeeld van een uur dat gelijk wordt gesteld met een arbeidsuur is een uur waarover de werknemer geen inkomen uit arbeid heeft ontvangen, maar loondoorbetaling bij ziekte. Een voorbeeld van een bedrag dat ontvangen is in het kader van de dienstbetrekking en in aanmerking komt voor omrekening naar arbeidsuren is een bedrag dat ontvangen is in het kader van het einde van de dienstbetrekking.

Volgorde beëindiging van WW-uitkeringsrechten

Verder wordt geregeld in welke volgorde WW-uitkeringsrechten beëindigd moeten worden indien de werknemer meer dan één recht op een WW-uitkering heeft.

Meerdere keren in aanmerking nemen van kalenderweken

Ook wordt in onderhavige ministeriële regeling geregeld onder welke voorwaarden kalenderweken in de WW meer dan één keer worden meegeteld. Het aantal kalenderweken wordt gebruikt bij de bepaling of recht bestaat op WW. Er bestaat recht op WW als in de 36 kalenderweken onmiddellijk voorafgaand aan de eerste dag van werkloosheid in ten minste 26 kalenderwerken sprake is van tenminste 1 arbeidsuur per kalenderweek. Kalenderweken worden meer dan één keer meegeteld als bijvoorbeeld tijdens het recht op een WW-uitkering zich opnieuw een situatie van werkloosheid voordoet.

Met onderhavige ministeriële regeling worden enkele bestaande ministeriële regelingen ingetrokken. In deze ministeriële regelingen werd voorheen het begrip gewerkte uren of het aantal gewerkte weken gedefinieerd. De onderhavige ministeriële regeling voegt deze regelingen samen. De volgende regelingen worden ingetrokken:

  • Regeling gelijkstelling niet-gewerkte uren met gewerkte uren (gold alleen voor de WW)

  • Regeling gelijkstelling niet-gewerkte weken met gewerkte weken (gold voor WW en WIA)

  • Besluit nadere regeling1 eindiging recht op uitkering Werkloosheidswet

De nieuwe definitie van het begrip arbeidsuur heeft tot gevolg dat een aantal bepalingen uit deze ministeriële regelingen kunnen worden geschrapt. Een voorbeeld is de bepaling dat gewerkte uren tijdens een bereikbaarheidsdienst niet als arbeidsuur voor de WW werden meegeteld behalve als daarvoor het reguliere loon werd betaald. Met de nieuwe definitie van een arbeidsuur tellen dergelijke uren niet mee als over die uren geen loon is ontvangen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In artikel 1 worden de situaties genoemd, waarin bepaalde uren, waarin een werknemer geen inkomen uit arbeid heeft ontvangen noch daar recht op had, worden gelijkgesteld met arbeidsuren. Deze situaties zijn ontleend aan de gelijkstellingen zoals deze voorheen waren opgenomen in de verschillende ministeriële regelingen die de gelijkstelling met arbeidsuren regelden. Dit artikel is zowel van toepassing op de WW als op de Wet WIA.

Artikel 2

Artikel 2 bepaalt dat de inkomsten waarop de werknemer recht heeft in verband met de beëindiging van zijn dienstbetrekking worden gelijkgesteld met arbeidsuren. Deze gelijkstelling is gemaximeerd op het aantal arbeidsuren dat de werknemer zou hebben gehad tijdens de voor de werkgever geldende opzegtermijn. De ingangsdatum van het recht op WW-uitkering wordt hiermee verschoven tot na de opzegtermijn ook als deze niet in acht is genomen (de fictieve opzegtermijn). Het tweede lid regelt de wijze van berekening van het aantal uren dat gelijkgesteld wordt met arbeidsuren. Om te berekenen wat het maximaal aantal uren is dat kan worden toegerekend aan de (fictieve) opzegtermijn worden de inkomsten die ontvangen zijn in verband met het einde van de dienstbetrekking gedeeld door het laatstelijk geldende uurloon of een door UWV vast te stellen bedrag dat daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komt. Het derde lid bepaalt dat als de werkgever in een situatie van betalingsonmacht verkeert en de werknemer geen vergoeding in verband met het beëindigen van de dienstbetrekking ontvangt, het eerste lid niet van toepassing is. Dit artikel is zowel van toepassing op de WW als op de Wet WIA.

Artikel 3

Artikel 3 regelt de vaststelling van het aantal uren dat op basis van artikel 1 onder g en i wordt gelijkgesteld met arbeidsuren specifiek, althans wanneer de periode waarin een werknemer arbeidsuren had, wordt gevolgd door een periode van ziekte, arbeidsongeschiktheid of een WAZO-uitkering.

Artikel 4

Binnen een periode waarover het gemiddeld aantal arbeidsuren wordt berekend, kan het voorkomen, doordat is gewerkt in ploegendienst of volgens andere vormen van werkroosters, dan wel vanwege arbeidsduurverkorting, dat in vergelijking met het gangbare arbeidspatroon van de werknemer een te groot of te klein aantal arbeidsuren is aan te wijzen. Indien de berekening tot een onjuist beeld van het gemiddeld aantal arbeidsuren leidt, bepaalt artikel 4, dat het UWV uren gelijk kan stellen worden met gewerkte uren, arbeidsuren buiten beschouwing kan laten en zowel niet-gewerkte uren gelijk kan stellen met gewerkte uren, als gewerkte uren buiten beschouwing kan laten.

Artikel 5

In de omstandigheid dat een werknemer geen arbeid voor zijn werkgever verricht, maar wel loon ontvangt, heeft die werknemer in die dienstbetrekking arbeidsuren zo volgt uit artikel 1a, eerste lid, onderdeel a, WW. Als de periode van niet-werken wordt benut door arbeid te verrichten voor een andere werkgever, dan heeft de werknemer ook in die dienstbetrekking arbeidsuren. Bijvoorbeeld 40 arbeidsuren wegens non-actiefstelling bij werkgever A en 40 arbeidsuren bij het verrichten van arbeid bij werkgever B. Dat levert een totaal op van 80 arbeidsuren per week. Omdat dergelijke uitkomsten als ongewenst worden beschouwd, bepaalt dit artikel dat dergelijke uren niet als arbeidsuren worden aangemerkt.

Artikel 6

Om te kunnen vaststellen of er voldaan is aan de referte-eis van artikel 17 van de WW kunnen kalenderweken meer keren geteld worden. Dat wordt in dit artikel geregeld. Het meerdere keren in aanmerking nemen van kalenderweken zorgt er voor dat in specifieke situaties eerder voldaan kan worden aan de eis van in ten minste 26 weken arbeidsuren hebben. Het gaat dan om situaties waarin tijdens het recht op een WW-uitkering een werknemer opnieuw werkloos wordt of nadat die uitkering geheel of gedeeltelijk is geëindigd opnieuw sprake is van werkloosheid.

Artikel 7

Wanneer een werknemer gedurende een bepaalde periode in kalenderweken geen arbeidsuren heeft omdat hij werkt in ploegendienst of volgens een andere vorm van werkroosters, dan worden deze weken gelijkgesteld met kalenderweken waarin de werknemer tenminste één arbeidsuur heeft. Dit artikel is van toepassing voor de Wet WIA. Voor de WW is een soortgelijke gelijkstelling geregeld in artikel 4.

Artikel 8

Wanneer een werknemer een uitkering heeft op grond van de WW, maar de werknemer verliest zijn hoedanigheid van werknemer of is niet langer werkloos, dan dient de uitkering op grond van de WW beëindigd te worden. Wanneer een werknemer meerdere rechten heeft op uitkering stelt dit artikel vast in welke volgorde de verschillende rechten op WW-uitkering beëindigd dienen te worden.

Artikel 9

Het UWV kan beleidsregels vaststellen die de Gelijkstellingsregeling nader invullen, uiteraard binnen de kaders die de regeling stelt. Wanneer schadevergoedingen, schadeloosstellingen, uitkeringen of andere vergoedingen bedoeld in artikel 1 worden gelijkgesteld met een arbeidsuur, moeten bedragen toegerekend worden aan een bepaalde periode en omgerekend worden in uren. Artikel 9 regelt dat zowel de toerekening als de omrekening geschieden in overeenstemming met beleidsregels die door het UWV zijn opgesteld.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.


X Noot
1

Het betreft hier een ministeriële regeling.

Naar boven