Besluit van de raad van bestuur van het Fonds Podiumkunsten tot wijziging van de Deelregeling projectsubsidies Fonds Podiumkunsten en de Deelregeling internationaliseringssubsidies Fonds Podiumkunsten

Het bestuur van het Fonds Podiumkunsten,

Gelet op artikel 10 lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid en artikel 2 van het Algemeen Reglement Fonds Podiumkunsten

Besluit:

ARTIKEL I

De Deelregeling projectsubsidies Fonds Podiumkunsten wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1.1 worden de volgende definities toegevoegd:

concours:

een competitie gericht op podiumkunstenaars die aan het begin van een professionele carrière staan waarbij het wedstrijdelement het verbindende element tussen de activiteiten vormt;

maker:

iemand die artistiek-inhoudelijk actief is in de podiumkunsten en artistiek-inhoudelijk eindverantwoordelijk is voor het totstandkomen van voorstellingen of concerten.

B

Aan het einde van artikel 2.2, eerste lid, wordt toegevoegd: of het organiseren van een concours.

C

Aan artikel 2.3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een aanvraag heeft betrekking op één specifieke productie of een specifieke editie van een concours.

D

Artikel 2.4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Als de subsidieaanvraag betrekking heeft op een productie kan subsidie alleen worden verstrekt als de verantwoordelijke maker of makers minimaal twee jaar actief zijn, meerdere producties hebben voortgebracht en de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd overwegend in Nederland plaatsvinden.

E

In artikel 2.4, derde lid, wordt ‘een vierjarige subsidie dan wel een meerjarige productiesubsidie’ vervangen door: een meerjarige activiteitensubsidie.

F

Artikel 2.5 komt te luiden:

Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. artistieke kwaliteit van het plan;

  • b. ondernemerschap;

  • c. bijdrage aan de pluriformiteit van het podiumkunstenaanbod in Nederland;

  • d. geografische spreiding.

G

Paragraaf 3 komt te luiden:

Paragraaf 3: Subsidie nieuwe makers

Artikel 3.1. Doel

Het bestuur verstrekt subsidies nieuwe makers als bijdrage in een ontwikkelingstraject van makers aan het begin van hun carrière om bij te dragen aan een pluriform en kwalitatief hoogstaand aanbod van podiumkunsten in Nederland.

Artikel 3.2. Aanvrager
  • 1. Een subsidie nieuwe maker kan worden aangevraagd door een instelling die primair gericht is op het zelf ontwikkelen en produceren van voorstellingen of concerten op het terrein van de podiumkunsten of het presenteren daarvan.

  • 2. Een aanvrager kan per aanvraagronde maximaal 3 aanvragen indienen.

Artikel 3.3. Subsidieaanvraag

Een aanvraag heeft betrekking op een ontwikkelingstraject met een looptijd van maximaal twee jaar voor een door de aanvrager gekozen maker of als collectief opererende groep makers die zich nog niet of maar beperkt als zodanig heeft of hebben gemanifesteerd in het Nederlandse podiumkunstenveld.

Artikel 3.4. Vereisten
  • 1. Een subsidie nieuwe maker kan worden verstrekt als:

    • a. de maker of groep makers op wie de aanvraag betrekking heeft minimaal twee producties zullen maken en deze in Nederland worden gepresenteerd; en

    • b. er is voorzien in deskundige begeleiding en ondersteuning; en

    • c. voor de betreffende maker of groep makers niet vaker dan eenmaal eerder een subsidie nieuwe maker is toegekend.

  • 2. Als de aanvrager zelf niet beschikt over faciliteiten om de producties die tot stand zullen komen te presenteren, dient de aanvraag vergezeld te gaan van een of meer verklaringen van een of meer instellingen die de voorstellingen of concerten zullen presenteren.

Artikel 3.5. Beoordeling
  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. motivering van de beoogde samenwerking tussen de aanvrager en de maker of groep makers ;

    • b. ondernemerschap;

    • c. verwachte bijdrage aan de ontwikkeling van de maker of groep makers;

    • d. bijdrage aan de pluriformiteit van het podiumkunstenaanbod in Nederland.

  • 2. Als onderdeel van de beoordelingsprocedure kunnen de aanvrager en de maker of groep makers worden uitgenodigd hun plannen mondeling toe te lichten.

Artikel 3.6. Hoogte subsidie
  • 1. Het subsidie bedraagt nooit meer dan 50 % van de subsidiabele kosten als deze € 100.000 of meer bedragen en nooit meer dan 80% van de subsidiabele kosten als deze minder dan € 100.000 bedragen.

  • 2. Bij het bepalen van de subsidiabele kosten is het bepaalde in artikel 2.6 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het bestuur kan bepalen dat een subsidie nieuwe maker nooit meer bedraagt dan een bepaald bedrag.

H

Artikel 4.4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een subsidie compositieopdracht kan worden verstrekt als de aanvraag voldoende aannemelijk maakt dat het te componeren werk minimaal tweemaal zal worden uitgevoerd. Hiervan is in ieder geval sprake als de aanvraag vergezeld gaat van een of meer bevestigingen van instellingen die primair gericht zijn op het presenteren van voorstellingen of concerten waaruit blijkt dat het te componeren werk door hen zal worden geprogrammeerd.

I

Artikel 4.5 komt te luiden:

Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. motivering van de keuze voor de componist;

  • b. programmering(sbeleid) waarbinnen de opdracht tot stand komt;

  • c. verwachte uitvoeringsmogelijkheden;

  • d. bijdrage aan de pluriformiteit van het muziekrepertoire in Nederland.

J

Artikel 4.6 wordt als volgt gewijzigd:

1)) Voor de tekst wordt de aanduiding ’1.’ geplaatst.

2)) Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het bestuur kan bepalen dat een subsidie compositieopdracht nooit meer bedraagt dan een bepaald bedrag.

ARTIKEL II

De Deelregeling internationaliseringssubsidies Fonds Podiumkunsten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.8, sub f, wordt ‘een vierjarige subsidie dan wel een meerjarige productiesubsidie’ vervangen door: een meerjarige activiteitensubsidie.

B

In artikel 1.8 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • h. als voor de activiteit waarvoor wordt aangevraagd reeds op een andere grond subsidie is verstrekt door het Fonds Podiumkunsten.

C

Paragraaf 2 komt te luiden:

Paragraaf 2: subsidie Nederlandse voorstellingen of concerten in het buitenland

Artikel 2.1. Doel

Het bestuur verstrekt subsidies aan buitenlandse podia of festivals voor het programmeren van Nederlandse voorstellingen en concerten om bij te dragen aan het opbouwen en bereiken van een publiek daarvoor.

Artikel 2.2. Aanvrager
  • 1. Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een buiten Nederland gevestigde instelling die artistiek en financieel eindverantwoordelijk is voor de programmering van een of meer theater- of concertzalen of die een festival organiseert.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen is vereist dat uit de programmering van de aanvrager blijkt dat hij een substantieel aandeel buitenlandse voorstellingen of concerten programmeert.

Artikel 2.3. Subsidieaanvraag

Een aanvraag kan worden gedaan voor het programmeren van een of meer voorstellingen of concerten van een of meer in Nederland gevestigde groepen of performers.

Artikel 2.4. Vereisten
  • 1. Subsidie kan worden verstrekt als de aanvraag betrekking heeft op voorstellingen of concerten van podiumkunstenaars die primair vanuit Nederland werken en de betreffende activiteiten ook in Nederland zijn of zullen worden gepresenteerd.

  • 2. Subsidie wordt niet verstrekt als de eerste uitvoering waarvoor het subsidie (mede) is bestemd plaatsvindt binnen 4 maanden na de uiterste indiendatum.

Artikel 2.5. Beoordeling

Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. internationale positie van het podium;

  • b. betekenis van de presentatie voor de te presenteren instelling(en);

  • c. effecten van de presentatie voor de bekendheid / zichtbaarheid van het Nederlandse podiumkunstenaanbod in het buitenland;

  • d. bijdrage aan het Internationaal Cultuurbeleid.

Artikel 2.6. Hoogte subsidie
  • 1. Het subsidie bedraagt nooit meer dan het totaal van de redelijkerwijs noodzakelijke reis- en transportkosten voor de voor subsidie in aanmerking komende voorstellingen of concerten en de directe kosten voor de randprogrammering rond de voorstellingen of concerten waar de aanvraag betrekking op heeft.

  • 2. Het bestuur kan bepalen dat een subsidie nooit meer bedraagt dan een bepaald bedrag.

D

Artikel 3.5 komt te luiden:

Artikel 3.5. Beoordeling

Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. artistieke kwaliteit;

  • b. ondernemerschap;

  • c. bijdrage aan het Internationaal Cultuurbeleid;

  • d. bijdrage aan de pluriformiteit van het podiumkunstenaanbod in Nederland.

E

Artikel 4.5 komt te luiden:

Artikel 4.5. Beoordeling

Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. artistieke kwaliteit;

  • b. ondernemerschap;

  • c. bijdrage aan het Internationaal Cultuurbeleid;

  • d. relevantie voor de podiumkunstpraktijk in Nederland.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, met uitzondering van artikel II, onderdeel C, dat in werking treedt op 1 juli 2013.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Het bestuur van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+, namens deze: George Lawson, directeur / voorzitter Raad van Bestuur.

Vastgesteld in de vergadering van de Raad van Bestuur d.d. 11 december 2012

Toelichting bij het besluit van de raad van bestuur van het Fonds Podiumkunsten tot wijziging van de Deelregeling projectsubsidies Fonds Podiumkunsten en de Deelregeling internationaliseringssubsidies Fonds Podiumkunsten.

Deze wijziging wijzigt twee Deelregelingen van het Fonds Podiumkunsten: Deelregeling projectsubsidies Fonds Podiumkunsten en de Deelregeling internationaliseringssubsidies Fonds Podiumkunsten.

Artikel I

B. en C.

Een organisatie die zich richt op het organiseren van een concours kan daarvoor een productiesubsidie aanvragen. Het moet gaan om een specifieke editie van het concours.

F.

Alle aanvragen die aan de eisen voldoen, worden getoetst aan de volgende criteria:

  • a. artistieke kwaliteit van het plan;

  • b. ondernemerschap;

  • c. bijdrage aan de pluriformiteit van het podiumkunstenaanbod in Nederland;

  • d. geografische spreiding.

Het Fonds Podiumkunsten vraagt over aanvragen voor een productiesubsidie advies aan een adviescommissie met expertise op dit specifieke terrein. De commissie toetst aanvragen aan de criteria uit de regeling.

Voor de toets van criterium a wordt gekeken naar de artistieke kwaliteit zoals die naar voren komt in het plan. Vakmanschap, oorspronkelijkheid en zeggingskracht zijn de drie onderdelen die daarbij worden getoetst. De beschrijving uit de aanvraag staat centraal. Geeft die het vertrouwen dat een interessante voorstelling/concert tot stand komt? Daarbij heeft vakmanschap betrekking op de ambachtelijke vaardigheid van de betrokken makers. Vakmanschap valt niet één-op-één samen met het gevolgd hebben van een vakopleiding. Oorspronkelijkheid gaat over de eigenheid en de herkenbare artistieke signatuur zoals die uit het plan naar voren komt. Zeggingskracht ten slotte hangt af van de wijze waarop en de mate waarin de voorstellingen of concerten naar verwachting het publiek zullen aanspreken. In hoeverre weten de makers hun publiek te beroeren, te prikkelen of te verrassen?

Bij criterium b staat het ondernemerschap centraal. Dit uit zich onder andere in een deugdelijke bedrijfsvoering en een overtuigende visie op publieksbereik en -ontwikkeling. Van belang is dat de aanvraag blijk geeft van een visie of strategie op het behalen van (publieks)inkomsten. In dit kader wordt ook de productionele kwaliteit van het plan beoordeeld. Bij productionele kwaliteit kan worden gedacht aan zaken als ‘getuigt het plan van kennis van zaken, is het haalbaar, is aan alle productionele voorwaarden voldaan’.

Criterium c zet de aanvraag af tegen dat wat er verder in Nederland gebeurt. In hoeverre levert de voorstelling/concert een interessante bijdrage aan dat wat er al is of dat wat al wordt gemaakt. Daarbij wordt ook over de grenzen van de gesubsidieerde podiumkunsten gekeken.

Criterium d kijkt waar de activiteiten plaatsvinden en welke rol de voorstellingen of concerten daar naar verwachting hebben.

G.

2. Subsidies nieuwe maker

algemeen

Subsidies nieuwe maker worden verstrekt om bij te dragen aan de ontwikkeling van beginnende makers in de podiumkunsten. Daartoe verstrekt het Fonds Podiumkunsten een financiële bijdrage aan ontwikkelingstrajecten, waarin een maker zich kan ontwikkelen door onder begeleiding een aantal producties te realiseren. Op deze wijze wordt geïnvesteerd in een kwalitatief hoogwaardig en inhoudelijk divers podiumkunstenaanbod in de nabije toekomst.

wie kan aanvragen

Een ‘subsidie nieuwe maker’ kan worden aangevraagd door verschillende soorten organisaties die actief zijn in de professionele podiumkunsten. Zowel organisaties die gericht zijn op het realiseren van voorstellingen of concerten (zoals een (muziek)theatergroep, ensemble of dansgroep) als festival- en podiumorganisaties kunnen aanvragen. Hieronder vallen ook gespecialiseerde podia die zich voornamelijk bezighouden met talentontwikkeling (de voormalige productiehuizen). Ook instellingen die een meerjarige subsidie van het Fonds Podiumkunsten ontvangen of van het ministerie van OCW kunnen een aanvraag indienen.

Wel moet de aanvrager kunnen garanderen dat de voorstellingen of concerten die tot stand komen ook getoond zullen worden. Als de aanvrager dat niet kan garanderen omdat deze geen eigen presentatiegelegenheid heeft, dan moet een partnerorganisatie worden betrokken die wel die mogelijkheid heeft.

Er mag ook sprake zijn van een samenwerking tussen verschillende partners, bijvoorbeeld een podiumorganisatie en een gezelschap. Daarbij kan ook sprake zijn van buitenlandse partijen (bijvoorbeeld een buiten Nederland gevestigd gezelschap op festival).

Aanvragen is mogelijk als de aanvrager rechtspersoonlijkheid bezit.

Subsidie wordt niet verstrekt aan instellingen die alleen een schakel tussen aanbieders en afnemers vormen. Voorbeelden van dergelijke instellingen zijn bemiddelaars en intermediairs. Zij komen dus niet voor subsidie in aanmerking.

waarvoor kan worden aangevraagd

Een ‘subsidie nieuwe maker’ kan worden aangevraagd voor een ontwikkelingstraject dat zich richt op een nieuwe maker of een groep van nieuwe makers. De laatste mogelijkheid is bedoeld voor makers die zich als collectief presenteren, waarmee wordt bedoeld dat zij gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de voorstellingen of concerten die tot stand komen. Het traject waarvoor wordt aangevraagd mag maximaal twee jaar duren. In die periode moeten meerdere voorstellingen of concerten tot stand komen. Gedurende het traject moet de maker zelf de artistieke verantwoordelijkheid hebben voor de producties die tot stand komen.

Daarnaast moet het ontwikkelingstraject voorzien in begeleiding (artistiek en zakelijk).

Met de term 'nieuwe makers' wordt gedoeld op makers die zich nog niet of maar beperkt als zodanig hebben gemanifesteerd in het Nederlandse podiumkunstenveld. Als indicatie geldt dat de maker niet langer dan drie jaar als maker actief is op het moment dat voor het eerst een subsidie nieuwe maker wordt aangevraagd. Een nieuwe maker kan wel al langere tijd als uitvoerder (acteur, danser, musicus) actief zijn geweest.

Voor een specifieke maker of groep makers kan twee keer subsidie worden toegekend. Zo kan er dus sprake zijn van twee geschakelde ontwikkelingstrajecten die samen maximaal 4 jaar duren. Beide ontwikkelingstrajecten hoeven niet door dezelfde partij te worden aangevraagd. Een maker kan ook besluiten voor een tweede aanvraag met een andere partij samen te werken.

Aanvragen kunnen ook betrekking hebben op samenwerkingen tussen Nederlandse en buitenlandse instellingen, mits verzekerd is dat de voorstellingen of concerten die tot stand komen (ook) in Nederland getoond worden.

hoe wordt de aanvraag beoordeeld

De subsidieaanvragen voor een subsidie nieuwe maker worden in meerdere jaarlijkse subsidierondes behandeld. De bijbehorende indiendata worden bekend gemaakt via de website van het Fonds Podiumkunsten.

Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. motivering van de beoogde samenwerking tussen de aanvrager en de maker of groep makers ;

  • b. ondernemerschap;

  • c. verwachte bijdrage aan de ontwikkeling van de maker of groep makers;

  • d. bijdrage aan de pluriformiteit van het podiumkunstenaanbod in Nederland.

Het Fonds Podiumkunsten vraagt over aanvragen voor subsidie advies aan een adviescommissie met expertise op dit specifieke terrein. De commissie toetst aanvragen aan de criteria uit de regeling. De aanvrager en de maker of groep makers kunnen daarbij worden uitgenodigd voor een gesprek met de adviescommissie. In dit gesprek kunnen zij hun plannen mondeling toelichten aan de commissie.

Voor de toets van criterium a wordt gekeken naar de samenwerking. Centraal staat de match tussen de maker en de aanvrager (waaronder ook eventuele partners in het ontwikkelingstraject worden begrepen). Is de samenwerking tussen maker en aanvrager logisch, werkzaam en haalbaar? Daarbij wordt ook gekeken of de artistieke signatuur van de aanvrager aansluit bij die van de maker. Het gaat dus niet om de vraag of de maker interessant is.

Bij criterium b staat het ondernemerschap centraal. Dit uit zich onder andere in een overtuigende visie op publieksbereik en -ontwikkeling. Van belang is dat de partijen blijk geven van een visie of strategie op het bereiken van het beoogde publiek. Daarbij hoort ook een visie op het behalen van (publieks)inkomsten die past bij het soort producties dat wordt ontwikkeld.

Criterium c kijkt naar de ontwikkeling die de maker wil doormaken en welke ontwikkeling in het traject te realiseren is. Centraal staan de leerdoelen (persoonlijk, artistiek en zakelijk) van de maker in dit ontwikkelingstraject. In dit kader wordt ook gekeken of er vanuit de aanvrager voldoende aandacht is voor de ontwikkeling van de maker, anders dan direct voor de te maken producties.

Criterium d gaat over de bijdrage die de maker levert aan de pluriformiteit van het aanbod. In dit kader wordt specifiek gekeken naar nieuwe ontwikkelingen. Wat zijn ontwikkelingen in de podiumkunsten en hoe kan in dat licht de bijdrage van een maker aan de pluriformiteit worden geduid?

hoogte subsidie

Het subsidie is allereerst bestemd ter dekking van kosten die samenhangen met de producties die worden gerealiseerd (personeelskosten, voorbereiding en uitvoeringskosten, kosten voor marketing en publiciteit en bureau en huisvestingskosten). Daarnaast kunnen ook kosten die gericht zijn op ontwikkelingsmogelijkheden onderdeel zijn van de aanvraag. Het gaat dan bijvoorbeeld om kosten voor coaching van de nieuwe maker of het volgen van workshops.

Voorbereidingskosten zijn kosten die worden gemaakt om de productie speelklaar of verkoopbaar te maken; inclusief de in de sector gangbare salarissen, honoraria of onkostenvergoedingen, pensioenkosten en de kosten van verloning; uitvoeringskosten zijn kosten die gepaard gaan met het uitvoeren van de productie, de dagkosten.

De kosten voor marketing en publiciteit zijn alle kosten die samenhangen met publieksbereik en -ontwikkeling. Uitgangspunt is steeds dat alleen kosten die redelijkerwijs toerekenbaar zijn aan het ontwikkelingstraject voor subsidie in aanmerking komen. Kosten moeten verder ook aansluiten op wat gebruikelijk is in vergelijkbare gevallen. De kosten voor de producties die worden gemaakt moeten ook redelijk zijn gelet op het feit dat het om producties van beginnende makers gaat. Dit geldt ook voor de salariskosten.

De hoogte van het subsidie wordt door het bestuur van het Fonds Podiumkunsten bepaald. Het subsidie bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten als deze minder dan 100.000 euro bedragen en maximaal 50% van de subsidiabele kosten als deze 100.000 euro of meer bedragen. Dit geldt per traject. Als er wordt aangevraagd voor een collectief van makers, gelden deze maxima dus voor het collectief.

H.

De aanvraag moet inzicht geven in de uitvoeringsmogelijkheden. In elk geval moet voldoende aannemelijk zijn dat het werk (binnen een redelijke termijn) minimaal twee keer wordt uitgevoerd. De aanvrager moet daartoe kunnen aantonen dat er garanties zijn van podia of festivals waaruit blijkt dat die het werk zullen programmeren. Als dergelijke garanties niet aanwezig zijn, beoordeelt het Fonds of voldoende aannemelijk is dat er binnen een jaar (gerekend vanaf de première) twee uitvoeringen zullen plaatsvinden.

I.

Voor de toets van criterium a wordt gekeken naar de inhoudelijke onderbouwing die de aanvrager geeft voor de keuze van de componist. Waarom wil de aanvrager nu juist deze componist deze opdracht geven? Maakt de aanvrager aannemelijk dat zijn keuze tot een geslaagd resultaat zal leiden?

Bij criterium b gaat het om de wijze waarop de aanvraag zich verhoudt tot het opdrachtenbeleid van de aanvrager en het kader waarbinnen de compositie tot stand komt (de programmering). Is de opdracht logisch gelet op het beleid dat de aanvrager heeft. En wordt de compositie gepresenteerd in een interessant kader?

Bij criterium c staat het aantal te verwachten uitvoeringen centraal. Het gaat niet alleen om de reeds bevestigde uitvoeringen, maar ook de uitvoeringen die verder te verwachten zijn. Naast het aantal uitvoeringen wordt ook gekeken naar het met die uitvoeringen gegenereerde publieksbereik. Meer uitvoeringen is niet per se beter, wel gaat het erom of de uitvoeringen eraan bijdragen dat de compositie een plaats krijgt in het podiumlandschap.

Bij criterium d staat de vraag centraal in hoeverre de compositie zich verhoudt tot dat wat er verder al in Nederland gebeurt. In hoeverre levert de compositie die zal worden geschreven een interessante bijdrage aan dat wat er al is of dat wat al wordt gemaakt? Daarbij wordt ook over de grenzen van het gesubsidieerde repertoire gekeken.

Artikel II

C.

2. subsidie Nederlandse voorstellingen of concerten in het buitenland

algemeen

Het Fonds Podiumkunsten kan een subsidie verstrekken aan buitenlandse podia of festivals voor het programmeren van voorstellingen en concerten van Nederlandse gezelschappen, ensembles, performers om bij te dragen aan het opbouwen en bereiken van een publiek in het buitenland.

wie kan aanvragen

Subsidie kan worden aangevraagd door een buiten Nederland gevestigd podium of festival. Uit de programmering van de aanvrager moet blijken dat een substantieel aandeel van de programmering voorstellingen of concerten van buiten de eigen landsgrenzen betreft. Daarbij moet worden gedacht aan circa 20% van de programmering.

waarvoor kan worden aangevraagd

Er kan subsidie worden aangevraagd voor het programmeren van voorstellingen of concerten van in Nederland gevestigde groepen of performers. Het kan zowel om een enkel optreden gaan als om een combinatie van verschillende voorstellingen of concerten van meerdere groepen of performers. De optredens moeten wederzijds bevestigd zijn (de uitgenodigde partij moet de uitnodiging dus ook willen aannemen). Voorts moeten de optredens een logische samenhang vertonen. Dat betekent onder meer dat de optredens aaneengesloten zijn en binnen een beperkte tijdspanne plaatsvinden. Voor gastregies, -choreografieën, dirigentschappen en dergelijke kan niet worden aangevraagd.

Het subsidiebedrag wordt bepaald op basis van de reis- en transportkosten voor de betreffende voorstellingen of concerten. Daarnaast kan een bijdrage in de kosten van de randprogrammering worden verstrekt, voor zover daarvan sprake is.

hoe wordt de aanvraag beoordeeld

Alle aanvragen die aan de eisen voldoen, worden getoetst aan de volgende criteria:

  • a. internationale positie van het podium;

  • b. betekenis van de presentatie voor de te presenteren instelling(en);

  • c. effecten van de presentatie voor de bekendheid / zichtbaarheid van het Nederlandse podiumkunstenaanbod in het buitenland;

  • d. bijdrage aan het Internationaal Cultuurbeleid.

Voor de toets van criterium a wordt gekeken naar de internationale positie van het podium. Hoe bekend of belangrijk is het podium voor het betreffende soort aanbod.

Criterium b heeft betrekking op de betekenis van de presentatie voor de te presenteren instelling(en). In dit kader wordt getoetst hoe de presentatie bijdraagt aan de buitenlandse bekendheid en reputatie van de instelling, de gelegenheid om via de optredens nieuw publiek te bereiken etc. Een bundeling van presentaties van een instelling of een bundeling met andere instellingen is in dit kader in de regel positief.

Bij criterium c wordt gekeken naar de effecten van de presentatie voor de bekendheid / zichtbaarheid van het Nederlandse podiumkunstenaanbod in het buitenland. Hier gaat het dus om een bredere toetsing, waarbij niet het belang van de presentaties voor de betreffende groep(en) of gezelschap(pen) centraal staat, maar het algemene belang. Een bundeling van voorstellingen of concerten van meerdere instellingen zal in de regel betekenen dat het effect van de presentatie groter is.

Criterium d betreft de mate waarin de aanvraag aansluit op het Internationaal Cultuurbeleid.

werkwijze

De subsidieaanvragen worden een aantal keer per jaar in aanvraagrondes behandeld. De bijbehorende indiendata worden bekendgemaakt via de website van het Fonds Podiumkunsten. Het Fonds Podiumkunsten vraagt over aanvragen advies aan een adviescommissie met expertise op dit specifieke terrein. De commissie toetst aanvragen aan de criteria.

Omdat het beschikbare budget mogelijk niet voldoende is om alle aanvragen te honoreren, geldt een financieel plafond. Dit plafond wordt op de website van het Fonds Podiumkunsten gepubliceerd.

Aanvragen worden na de beoordeling aan de hand van de criteria verdeeld in drie categorieën:

  • A: honoreren;

  • B: honoreren indien budget toereikend is; en

  • C: afwijzen.

Een aanvraag moet op elk van de criteria in enige mate positief scoren om voor honorering (indeling in categorie A of B) in aanmerking te komen. Het totaalbeeld bepaalt uiteindelijk of een aanvraag wel of niet voor subsidie in aanmerking komt. Daarbij kunnen ook aanvragen die op alle criteria positief scoren in categorie C worden geplaatst als het totaalbeeld dusdanig gematigd is dat honorering om beleidsmatige redenen niet wenselijk is.

D.

Voor de toets van criterium a wordt gekeken naar de artistieke kwaliteit. Vakmanschap, oorspronkelijkheid en zeggingskracht zijn de drie onderdelen die daarbij worden getoetst. De beschrijving uit de aanvraag staat centraal. Geeft die het vertrouwen dat een interessante voorstelling/concert tot stand komt? Daarbij heeft vakmanschap betrekking op de ambachtelijke vaardigheid van de betrokken makers. Vakmanschap valt niet één-op-één samen met het gevolgd hebben van een vakopleiding. Oorspronkelijkheid gaat over de eigenheid en de herkenbare artistieke signatuur zoals die uit het plan naar voren komt. Zeggingskracht ten slotte hangt af van de wijze waarop en de mate waarin de voorstellingen of concerten naar verwachting het publiek zullen aanspreken. In hoeverre weten de makers hun publiek te beroeren, te prikkelen of te verrassen?

Criterium b betreft het ondernemerschap. Dit uit zich onder andere in een deugdelijke bedrijfsvoering en een overtuigende visie op publieksbereik en -ontwikkeling. Van belang is dat de aanvraag blijk geeft van een visie of strategie op het behalen van (publieks)inkomsten binnen en buiten Nederland en dat waar mogelijk ook aandacht is besteed aan andere inkomstenbronnen om de activiteiten te realiseren. In principe is een redelijke bijdrage uit het buitenland een vereiste voor een positief oordeel over het ondernemerschap. Verder wordt in dit kader ook gekeken naar de productionele kwaliteit. Bij productionele kwaliteit kan worden gedacht aan zaken als ‘getuigt het plan van kennis van zaken, is het haalbaar, is aan alle productionele voorwaarden voldaan’.

Bij criterium c wordt gekeken of en in welke mate honorering van de aanvraag aansluit op het Internationaal Cultuurbeleid.

Bij criterium d wordt getoetst of deze voorstellingen of concerten iets wezenlijks toevoegen aan wat reeds te zien is op de Nederlandse podia. Dit criterium wordt direct getoetst als er een productie tot stand komt, of indirect als er alleen sprake is van kennisuitwisseling. In het laatste geval gaat het om een inschatting van het belang van het project voor de Nederlandse podiumkunsten in algemene zin.

E.

Voor de toets van criterium a wordt gekeken naar de artistieke kwaliteit van de voorstellingen. Vakmanschap, oorspronkelijkheid en zeggingskracht zijn de drie onderdelen die daarbij worden getoetst. De beschrijving uit de aanvraag staat centraal. Geeft die het vertrouwen dat een interessante voorstelling/concert tot stand komt? Daarbij heeft vakmanschap betrekking op de ambachtelijke vaardigheid van de betrokken makers. Vakmanschap valt niet één-op-één samen met het gevolgd hebben van een vakopleiding. Oorspronkelijkheid gaat over de eigenheid en de herkenbare artistieke signatuur zoals die uit het plan naar voren komt. Zeggingskracht ten slotte hangt af van de wijze waarop en de mate waarin de voorstellingen of concerten naar verwachting het publiek zullen aanspreken. In hoeverre weten de makers hun publiek te beroeren, te prikkelen of te verrassen?

Criterium b betreft het ondernemerschap. Dit uit zich onder andere in een deugdelijke bedrijfsvoering en een overtuigende visie op publieksbereik en -ontwikkeling. Van belang is dat de aanvraag blijk geeft van een visie of strategie op het behalen van (publieks)inkomsten en dat waar mogelijk ook aandacht is besteed aan andere inkomstenbronnen om de activiteiten te realiseren. Verder wordt in dit kader ook gekeken naar de productionele kwaliteit. Bij productionele kwaliteit kan worden gedacht aan zaken als ‘getuigt het plan van kennis van zaken, is het haalbaar, is aan alle productionele voorwaarden voldaan’.

Bij criterium c wordt gekeken of en in welke mate honorering van de aanvraag aansluit op het Internationaal Cultuurbeleid.

Bij criterium d wordt getoetst of deze voorstellingen of concerten iets wezenlijks toevoegen aan wat reeds te zien is op de Nederlandse podia. Dit criterium wordt direct getoetst als er een productie tot stand komt, of indirect als er alleen sprake is van kennisuitwisseling. In het laatste geval gaat het om een inschatting van het belang van het project voor de Nederlandse podiumkunsten in algemene zin.

Naar boven