Regeling van de Minister van Financiën van 12 december 2012, kenmerk: FM 2012/1884 M, tot wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft in verband met de invoering van het provisieverbod

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 4:7, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 35a van de Vrijstellingsregeling Wft wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

• 1. Personen als bedoeld in artikel 11, eerst en tweede lid, zijn vrijgesteld van hetgeen ingevolge de afdelingen 4.2.1, 4.2.2, 4.2.3 en 4.3.7 van de wet met betrekking tot beleggingsondernemingen is bepaald, met uitzondering van het bepaalde ingevolge:

  • a. artikel 4:9, eerste lid, van de wet, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;

  • b. artikel 4:10 van de wet, met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;

  • c. artikel 4:13 van de wet;

  • d. artikel 35, eerste, derde, vierde en vijfde lid, van het besluit, met dien verstande dat de beleggingsonderneming de gegevens gedurende ten minste een jaar bewaart;

  • e. artikel 4:16, eerste lid, van de wet en artikel 37 van het besluit;

  • f. artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de wet en de artikelen 39, 40 en 41 van het besluit;

  • g. artikel 4:19 van de wet en artikel 51a van het besluit;

  • h. artikel 4:20, eerste en derde lid, van de wet, en de artikelen 49a, 58a, 58b, eerste lid, onderdelen a tot met e, 58c en 58e van het besluit;

  • i. de artikelen 4:23, eerste en tweede lid, 4:24, eerste, tweede, derde, vierde en zesde lid, 4:25a, eerste lid, en 4:25b van de wet, en de artikelen 80a, eerste tot en met derde lid, 80b, eerste en derde lid, 80c, 80d en 86c van het besluit;

  • j. de artikelen 81 en 82, eerste lid, van het besluit;

  • k. artikel 4:89, eerste en vijfde lid, van de wet; en

  • l. artikel 4:90, eerste lid, van de wet.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

• 2. Personen als bedoeld in artikel 11, vierde lid, zijn vrijgesteld van hetgeen ingevolge de afdelingen 4.2.1, 4.2.2, 4.2.3 en 4.3.7 van de wet met betrekking tot beleggingsondernemingen is bepaald, met uitzondering van het bepaalde ingevolge:

  • a. artikel 4:9, eerste lid, van de wet, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;

  • b. artikel 4:10 van de wet, met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;

  • c. artikel 4:13 van de wet;

  • d. artikel 35, eerste, derde, vierde en vijfde lid, van het besluit, met dien verstande dat de beleggingsonderneming de gegevens gedurende ten minste een jaar bewaart;

  • e. artikel 4:16, eerste lid, van de wet en artikel 37 van het besluit;

  • f. artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de wet en de artikelen 39, 40 en 41 van het besluit;

  • g. artikel 4:19 van de wet en artikel 51a van het besluit;

  • h. artikel 4:20, eerste en derde lid, van de wet, en de artikelen 49a, 58a, 58b, eerste lid, onderdelen a tot met e, 58c en 58e van het besluit;

  • i. de artikelen 4:23, eerste en tweede lid, 4:24, eerste, tweede, derde, vierde en zesde lid, van de wet, en de artikelen 80a, eerste tot en met derde lid, 80b, eerste en derde lid, 80c en 80d van het besluit;

  • j. de artikelen 81 en 82, eerste lid, van het besluit;

  • k. artikel 4:89, eerste en vijfde lid, van de wet; en

  • l. artikel 4:90, eerste lid, van de wet en artikel 168a van het besluit.

ARTIKEL II

In artikel 35a, eerste lid, onderdeel i, wordt ‘80d en 86c’ vervangen door: 80d, 86c en 86f.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, met uitzondering van artikel II dat per 1 juli 2013 in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem.

TOELICHTING

De wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft houdt verband met de inwerkingtreding van de nieuwe artikelen 4:25a en 4:25b van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en artikel 86c van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo) per 1 januari 2013. Door de onderhavige wijziging van artikel 35a, eerste lid, van de Vrijstellingsregeling Wft, worden de artikelen 4:25a, eerste lid, en 4:25b van de Wet op het financieel toezicht en artikel 86c van het Bgfo (provisieverbod) ook van toepassing op financiëledienstverleners die tevens beleggingsdiensten verlenen op grond van artikel 11 van de Vrijstellingsregeling Wft. Het betreft in beginsel adviseurs of bemiddelaars die adviseren over rechten van deelneming in beleggingsinstellingen of orders ontvangen en doorgeven aan beleggingsinstellingen met betrekking tot financiële producten met een beleggingscomponent (zogenaamde gecombineerde producten). Voorbeelden van dergelijke producten zijn effectenhypotheken (hypotheken gekoppeld aan een verpande effectenrekening), pensioenproducten, bankspaarproducten. Op deze financiëledienstverleners is het provisieverbod van toepassing verklaard omdat een deel van de werkzaamheden van deze financiëledienstverleners al onder het provisieverbod valt. Bovendien worden op deze manier financiëledienstverleners die tevens beleggingsdiensten verlenen en financiëledienstverleners die adviseren in complexe en impactvolle producten op een gelijke wijze behandeld. Het gaat namelijk vaak om soortgelijke dienstverlening (zoals het adviseren over rechten van deelneming in een beleggingsinstelling inzake een effectenhypotheek).

Per 1 juli 2013 treedt artikel 86f van het Bgfo betreffende het dienstverleningsdocument in werking en zal dan eveneens van toepassing zijn op financiëledienstverleners die tevens beleggingsdiensten verlenen (zie artikel II).

Artikel 35a, tweede lid (nieuw) heeft betrekking op personen als bedoeld in artikel 11, vierde lid. Deze personen verlenen uitsluitend beleggingsdiensten (zoals het ontvangen en doorgeven van orders). Op deze personen is het provisieverbod niet van toepassing.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem.