Deelreglement Realisering van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film

24 oktober 2012

INHOUDSOPGAVE

ALGEMEEN

2

– definities –

2

– toepasselijkheid reglementen –

4

– aanvraag –

4

– aanvrager –

4

– subsidievorm –

5

– beoordeling subsidie voor realisering –

5

– onderlinge verhouding financiële bijdragen –

5

– samenwerkingsprojecten –

5

– voorbereiding besluitvorming –

5

– completion bond –

6

– verplichtingen subsidieontvanger –

6

– uitvoeringsovereenkomst –

6

– betrokkenheid regisseurs en scenaristen –

7

– bestedingsverplichting –

7

– subsidiabele activiteit realisering minoritaire coproductie –

7

– subsidiabele activiteit afwerking –

8

– oplevering werkkopie –

8

– digitale conservering en exploitatie –

8

BIJZONDERE BEPALINGEN TEN AANZIEN VAN DE CATEGORIEËN

8

Speelfilm

8

– subsidiabele activiteit –

8

Documentaire

9

subsidiabele activiteit

9

Animatie

9

subsidiabele activiteit –

9

Filmisch experiment

9

subsidiabele activiteit –

9

– Beoordelingscriterium –

9

SLOT– EN OVERGANGSBEPALINGEN

9

TOELICHTING

11

Algemene toelichting

11

Artikelsgewijze toelichting

11

Artikel 1 (definities)

11

Artikel 3 (aanvraag)

12

Artikel 4 (aanvrager)

12

Artikel 5 (subsidievorm)

13

Artikel 8 (samenwerkingsprojecten)

13

Artikel 9 (voorbereiding besluitvorming)

13

Artikel 10 (completion bond)

14

Artikel 11 (verplichtingen aanvrager)

14

Artikel 12 (uitvoeringsovereenkomst)

14

Artikel 13 (betrokkenheid regisseurs en scenaristen)

14

Artikel 14 (bestedingsverplichting)

14

Artikel 15 (minoritaire coproductie)

14

Artikel 16 (subsidiabele activiteit afwerking)

15

Artikel 19 (speelfilm / subsidiabele activiteit)

15

Artikel 23 (filmisch experiment/ beoordelingscriterium)

15

Artikel 24 (Overgangs– en slotbepalingen)

15

De Stichting Nederlands Fonds voor de Film,

Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op artikel 10, lid 4, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

Gelet op artikel 2 van het Algemeen Reglement;

Besluit:

ALGEMEEN

Artikel 1 – definities –

In dit reglement wordt verstaan onder:

afwerking:

het voor bioscoopvertoning en verdere exploitatie gereed maken van een filmproductie na voltooiing van de werkkopie;

animatic:

opeenvolging van meestal getekende storyboard-beelden die het scenario weergeven, dezelfde lengte als de te produceren animatiefilm heeft en minimaal van dialogen is voorzien;

animatie:

een filmproductie die een kunstmatige filmtechniek hanteert waarbij door het na elkaar afspelen van verschillende stilstaande beelden de illusie van beweging ontstaat;

beginnend:

een scenarist, regisseur of producent die minder dan twee filmproducties binnen de desbetreffende categorie in de professionele film-en televisiesector gerealiseerd en uitgebracht heeft;

bestuur:

de directeur/bestuurder van het Fonds;

bioscoopuitbreng:

de landelijke distributie van een filmproductie, die na de première minimaal drie weken gelijktijdig in drie of meer bioscopen of filmtheaters met een dagelijkse vertoning voor een betalend publiek in Nederland wordt uitgebracht;

categorie:

een soort filmproductie;

completion bond:

de verzekering die waarborgt dat de filmproductie zal worden afgemaakt en opgeleverd onder in de verzekeringspolis opgenomen (budgettaire) voorwaarden, of dat – als de productie zou worden gestaakt – de tot dan toe gemaakte productiekosten worden terugbetaald;

coproductie:

een filmproductie, waaraan twee of meer coproducenten risicodragend, op basis van een door alle partijen goedgekeurd filmplan en/of scenario een inhoudelijke en financiële bijdrage leveren;

crossmediaal marketing & distributieplan:

een gedetailleerd plan van alle activiteiten op het gebied van marketing en distributie, waarbij gebruik gemaakt wordt van alle mogelijke vormen van promotie, publiciteit en (social) media, ten behoeve van de bioscoopuitbreng en verdere exploitatie van de filmproductie;

DCPdebutant:

de digital cinema print is de digitale kopie van de filmprint;een scenarist, regisseur of producent die nog geen filmproductie binnen de desbetreffende categorie in de professionele film-en televisiesector gerealiseerd en uitgebracht heeft;

distributie:

de professionele uitbreng en exploitatie van filmproducties;

documentaire:

een non-fictie filmproductie geschikt voor bioscoopvertoning die een aspect van de werkelijkheid belicht waarbij de eigen visie van de regisseur wordt vormgegeven met creatieve gebruikmaking van filmische middelen in een persoonlijke stijl;

ervaren:

een producent, regisseur of scenarist waarvan twee of meer filmproducties binnen de desbetreffende categorie in de professionele film -en televisiesector gerealiseerd en uitgebracht zijn;

filmconsulent:

een gespecialiseerd filmprofessional die voor een beperkte periode door het Fonds is aangesteld om te adviseren over aanvragen bij het Fonds; filmisch experiment: een filmproductie die naar het oordeel van het bestuur binnen de categorieën speelfilm, documentaire, animatie en korte film onderzoekend en/of grensverleggend is dan wel experimentele of kunstzinnige filmproducties of filmproducties met een duidelijk aanwijsbaar filmische component waarin het visueel verhalende en de inzet van nieuwe mediatoepassingen (E-cultuur) samenkomen;

filmdistributeur:

een rechtspersoon die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit met als hoofddoel de distributie en exploitatie van filmproducties in de Nederlandse bioscoop en via andere distributiekanalen. De rechtspersoon is ten tijde van de subsidieaanvraag minimaal twee jaar gevestigd en actief geweest in Nederland, een Lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;

filmplan:

het plan van de aanvrager tot uitvoering van een met elkaar samenhangend geheel van activiteiten dat bestaat uit het financieren, het tot stand brengen en (doen) exploiteren van een filmproductie;

filmprint:

het negatief c.q. de definitieve (digitale) eindversie van de filmproductie waarvan later (digitale) kopieën worden gemaakt;

filmproductie:

een cinematografisch werk;

het Fonds:

Stichting Nederlands Fonds voor de Film;

internationale coproductie:

een in de Nederlandse bioscoop en/of filmtheaters uit te brengen internationaal gecoproduceerde filmproductie. Bij een minoritaire coproductie is de Nederlandse producent in beperkte mate beslissingsbevoegd en verantwoordelijk en brengt deze tevens minder dan 50% van de financiering van de filmproductie bijeen. Bij een majoritaire coproductie is de Nederlandse producent hoofdverantwoordelijk en beslissingsbevoegd en brengt deze tevens meer dan 50% van de financiering van de filmproductie bijeen;

korte film:

een filmproductie met een vertoningsduur tot 60 minuten;

majoritair (co)producent:

een producent van een in de Nederlandse bioscoop en/of filmtheaters uit te brengen (internationale) filmproductie, die hoofdverantwoordelijk en in doorslaggevende mate beslissingsbevoegd is en die meer dan vijftig procent van de financiering van de filmproductie bijeen heeft gebracht;

marketing:

Het creëren van een optimale publieksbenadering voor een filmproductie die moet aansluiten op verwachtingen van doelgroepen (bioscoop)bezoekers waardoor deze overtuigd worden deze filmproductie te gaan zien. De juiste marketingstrategie is gericht op maximaliseren van het publieksbereik en bestaat uit een heldere positionering aansluitend op de doelgroep, de invulling en uitvoering van de filmproductie zelf, een marketing en distributieplan met uitwerking van de plaats van uitbreng, een media en publiciteitsplan, de promotie en eventuele merchandising en de prijsstrategie.

marktpartijen:

partijen wier reguliere professionele activiteiten zijn gericht op het distribueren en exploiteren van filmproducties, in de ruimste zin des woords, ofwel partijen die risicodragende investeringen doen;

matching bijdrage:

een bijdrage van het Fonds die wordt toegekend indien een specifieke partijen ook een bepaalde bijdrage leveren;

minoritair coproducent:

een producent van een in de Nederlandse bioscoop en/of filmtheaters uit te brengen (internationale) filmproductie, die in beperkte mate beslissingsbevoegd en verantwoordelijk is en die minder dan vijftig procent van de financiering van de filmproductie bijeen heeft gebracht;

New Screen NL:

het programma voor nieuw talent, alsmede voor filmisch experiment en voor de korte (animatie) film van debuterende en ervaren regisseurs;

non theatrical release:

alle mogelijke vormen van distributie van een filmproductie, uitgezonderd die via bioscopen en filmtheaters, waaronder in ieder geval wordt begrepen de distributie op DVD en Blu ray, via televisie, Video On Demand, pay per view- en online distributiekanalen;

printkosten:

de kosten voor het verveelvoudigen van de filmprint en/of vervaardigen van een DCP (Digital Cinema Package) voor vertoning van de filmproductie;

prints & advertising (P&A):

de directe kosten na de fase van realisering die samenhangen met de bioscoopuitbreng en marketing van de voor vertoning gereed zijnde filmproductie, inclusief VPF en de kosten voor de uitbrengkopieën (printkosten);

producent:

de natuurlijke persoon die de productiemaatschappij rechtsgeldig vertegenwoordigt en binnen de organisatie van de productiemaatschappij beleidsmatig, bedrijfsmatig en inhoudelijk eindverantwoordelijk is;

productiekosten:

de kosten gemoeid met de realisering van een filmproductie;

productiemaatschappij:

een rechtspersoon die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit met als hoofddoel de productie en exploitatie van filmproducties en/of mediaproducties. De rechtspersoon is ten tijde van de subsidieaanvraag minimaal twee jaar gevestigd en actief geweest in Nederland, een Lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;

programma:

een samengesteld subsidieprogramma van het Fonds met een specifieke doelstelling;

realisering:

alle werkzaamheden na de fase van ontwikkeling die verbonden zijn aan het tot stand brengen en voor vertoning gereed maken van een filmproductie die bestemd is voor bioscoopuitbreng in Nederland;

regisseur:

een natuurlijk persoon die de artistieke regie voert over de uitvoering van een filmproductie;

Screen NL:

het programma voor speelfilms, lange animatiefilms en lange documentaires, waaronder ook internationale coproducties dat zich primair richt op ervaren regisseurs die hun tweede of volgende film willen maken;

Screen NL Plus:

het (semi) automatische programma gericht op de realisering van bioscoopfilms voor een groot publiek en de distributie van filmproducties;

speelfilm:

een filmproductie in het genre fictie met een vertoningsduur van tenminste 60 minuten, die primair bestemd is voor bioscoopuitbreng;

theatrical release:

de distributie van de filmproductie in de bioscoop of filmtheater;

toeslag:

een aanvullende fondsbijdrage op grond van vooraf vastgestelde criteria opgenomen in het Financieel & Productioneel Protocol;

VPF:

de virtual print fee is een bedrag dat een filmdistributeur betaalt per DCP voor de uitbreng in de bioscoop of het filmtheater.

werkkopie:

de definitief vastgestelde montageversie (‘picture lock’) van de filmproductie, op basis waarvan de verdere nabewerking plaatsvindt.

Artikel 2 – toepasselijkheid reglementen –

  • 1. Dit deelreglement is van toepassing op subsidies die het bestuur verstrekt voor realisering en afwerking in de categorieën speelfilm, documentaire, animatie, korte film en filmisch experiment en, met inachtneming van artikel 8, op subsidies die worden verstrekt in het kader van de samenwerkingsprojecten met andere instellingen die tot realisering van deze filmproducties strekken.

  • 2. Het Algemeen Reglement is van toepassing naast en in aanvulling op dit deelreglement.

Artikel 3 – aanvraag –

  • 1. Per programma en categorie wordt een aanvraag digitaal ingediend, waarbij een schriftelijke, door de aanvrager ondertekende, kopie van deze digitale aanvraag aan het Fonds wordt overgelegd.

  • 2. Bij aanvragen voor realisering gelden in beginsel vaste indienmomenten per categorie. Aanvragen voor de afwerking van een filmproductie kunnen gedurende het gehele jaar worden ingediend. Informatie over indienrondes en eventuele indienstops wordt gepubliceerd op de website van het Fonds (www.filmfonds.nl).

  • 3. Aanvragen voor realisering van eenzelfde filmproductie kunnen, na een afwijzend besluit daarover, eenmaal opnieuw worden ingediend. Een aanvraag voor eenzelfde filmproductie, die tweemaal door het bestuur is afgewezen, wordt niet meer in behandeling genomen.

  • 4. De aanvrager overlegt bij de aanvraag in ieder geval een verklaring waarin hij garandeert dat zijn financiële positie, en dan met name de relatie tussen beschikbare middelen en aangegane verplichtingen, voorafgaand aan de aanvraag geen negatieve ontwikkeling heeft gekend die bedreigend is geweest voor de stabiliteit en solvabiliteit van de aanvrager en, naar reële verwachting, deze ook niet zal kennen.

  • 5. Bij aanvragen voor realisering van filmproducties overlegt de aanvrager de verklaring(en) van de (film)distributeurs en/of derden die zich wat betreft financiering, vertoning en/of exploitatie aan de filmproductie verbinden.

  • 6. De aanvrager overlegt bij de aanvraag in ieder geval een verklaring waarin hij garandeert over (een exclusieve optie op) de voor de filmproductie noodzakelijke exclusieve verfilmings- en exploitatierechten rechten te beschikken.

Artikel 4 – aanvrager –

  • 1. Realiseringsaanvragen in de categorie speelfilm worden gedaan door een productiemaatschappij, vertegenwoordigd door een producent die als majoritair producent hoofdverantwoordelijk is geweest voor het voortbrengen van tenminste twee speelfilms met een bioscoopuitbreng in Nederland.

    Voor een realiseringsaanvraag voor een minoritaire internationale coproductie in de categorie speelfilm geldt dat de desbetreffende producent als majoritair producent hoofdverantwoordelijk geweest is voor tenminste één speelfilm met een bioscoopuitbreng in Nederland.

  • 2. In afwijking van het voorgaande lid kan binnen het programma New Screen NL in bepaalde gevallen een aanvraag in de categorie speelfilm worden gedaan door een productiemaatschappij, vertegenwoordigd door een beginnend producent..

  • 3. Realiseringsaanvragen in de categorie documentaire worden gedaan door een productiemaatschappij, vertegenwoordigd door een producent, die als majoritair producent hoofdverantwoordelijk is geweest voor het voortbrengen van tenminste twee (lange) documentaires met een bioscoopuitbreng of landelijke televisie-uitzending in Nederland.

    Voor een realiseringsaanvraag voor een minoritaire internationale coproductie in de categorie documentaire geldt dat de desbetreffende producent als majoritair producent hoofdverantwoordelijk geweest is voor tenminste één (lange) documentaire met een bioscoopuitbreng of landelijke televisie-uitzending in Nederland.

  • 4. In afwijking van het voorgaande lid kan binnen het programma New Screen NL in bepaalde gevallen een aanvraag in de categorie documentaire worden gedaan door een productiemaatschappij, vertegenwoordigd door een beginnend producent.

  • 5. Realiseringsaanvragen in de categorie animatie met een vertoningsduur tot zestig minuten worden gedaan door een productiemaatschappij, vertegenwoordigd door een producent, die als majoritair producent hoofdverantwoordelijk is geweest voor het realiseren en uitbrengen van tenminste twee vrije, niet in opdracht vervaardigde filmproducties op het gebied van animatie in Nederland. In voorkomende gevallen kan bij een relatief laag productiebudget van dit vereiste afgeweken worden.

    Voor een realiseringsaanvraag voor een minoritaire internationale coproductie in de categorie animatie met een vertoningsduur tot zestig minuten geldt dat de desbetreffende producent als majoritair producent hoofdverantwoordelijk geweest is voor het realiseren en uitbrengen van tenminste één vrije, niet in opdracht vervaardigde filmproductie op het gebied van animatie in Nederland.

  • 6. Realiseringsaanvragen in de categorie filmisch experiment worden gedaan door een productiemaatschappij, vertegenwoordigd door een producent, die als majoritair producent hoofdverantwoordelijk is geweest voor het realiseren en uitbrengen van tenminste twee vrije filmproducties in Nederland. In voorkomende gevallen kan bij een relatief laag productiebudget van dit vereiste afgeweken worden.

  • 7. Een aanvraag voor afwerkingsubsidie wordt door een productiemaatschappij gedaan.

  • 8. In afwijking op het voorgaande lid kan een aanvraag van subsidie voor afwerking ook aangevraagd worden door een beginnend regisseur of beginnend producent die zijn of haar filmproductie zelf produceert of een ervaren regisseur van een korte film.

Artikel 5 – subsidievorm –

  • 1. Het bestuur verstrekt een subsidie voor realisering in de vorm van een lening.

  • 2. Het bestuur kan een subsidie voor realisering in bijzondere gevallen in de vorm van een garantstelling verstrekken.

  • 3. Aan de subsidie voor realisering verbindt het bestuur nadere voorwaarden.

Artikel 6 – beoordeling subsidie voor realisering –

Voor toekenning van de aanvraag dient het oordeel over de kwaliteit van de filmproductie positief te zijn. De kwaliteit van de filmproductie wordt beoordeeld aan de hand van de beoordelingscriteria in artikel 5 van het Algemeen Reglement.

Artikel 7 – onderlinge verhouding financiële bijdragen –

  • 1. Het verstrekken van een subsidie voor de realisering van een filmproductie bindt het bestuur in geen geval (tot het verlenen van enige andere subsidie.

  • 2. Eerder door het bestuur aan een bepaalde filmproductie verleende subsidies maken onderdeel uit van de financiële bijdrage voor realisering.

Artikel 8 – samenwerkingsprojecten –

  • 1. Het bestuur kan in samenwerking met andere (subsidieverlenende) instellingen subsidies verstrekken ten behoeve van de realisering van filmproducties en daartoe samenwerkingsovereenkomsten met deze instellingen en/of uitvoeringsovereenkomsten met de aanvragers aangaan.

  • 2. Het bestuur kent een subsidie voor realisering in het kader van een samenwerking zoals bedoeld in het eerste lid, voor zover mogelijk en relevant, overeenkomstig dit reglement toe. Het bestuur kan daarbij afwijken van het bepaalde in dit deelreglement.

  • 3. Het bestuur publiceert op de website van het Fonds: www.filmfonds.nl de nadere voorwaarden, procedures en werkwijze van de samenwerkingsprojecten.

Artikel 9 – voorbereiding besluitvorming –

Het besluit tot subsidieverlening kan worden voorafgegaan door een voornemen tot subsidieverlening.

Artikel 10 – completion bond –

  • 1. Indien de productiekosten meer bedragen dan € 2.000.000,– of sprake is van een filmproductie die naar het oordeel van het bestuur als risicovol kan worden gekwalificeerd is de subsidieontvanger verplicht om een completion bond af te sluiten.

  • 2. De voorwaarden waaronder de completion bond wordt afgesloten dienen vooraf te worden goedgekeurd door het bestuur.

  • 3. Indien een completion bond is vereist op grond van het eerste lid, dient de ontvanger van de subsidie bij het afsluiten van de uitvoeringsovereenkomst een schriftelijke verklaring te overleggen van een completion guarantor, waaruit onomstotelijk blijkt dat de begrote productiekosten van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend, zoals opgenomen in de productiebegroting, toereikend zijn en dat de voortbrenging en voltooiing van de bioscoopfilm waarvoor subsidie is verleend vallen onder de dekking van deze completion guarantor vanaf het moment waarop de opnamen van de filmproductie starten. Tevens dient de ontvanger van de subsidie een afschrift van een geldende completion bond te overleggen waarin het Fonds als medebegunstiger is aangewezen.

Artikel 11 – verplichtingen subsidieontvanger –

  • 1. De ontvanger is verplicht om:

    • a. binnen een termijn van uiterlijk twaalf maanden na subsidieverlening de ter zake van de financiering en exploitatie van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend definitieve schriftelijke overeenkomsten met alle bij de financiering van de filmproductie betrokken partijen te overleggen. Hieruit blijkt dat naar het oordeel van het bestuur elk van deze partijen zich onvoorwaardelijk heeft verbonden tot het hem betreffende aandeel in de financiering ten behoeve van de realisering van de filmproductie overeenkomstig de bij de subsidieaanvraag overgelegde gegevens en op voorwaarden die verenigbaar zijn met de voorwaarden die zijn verbonden aan de subsidieverlening, dit deelreglement en het Algemeen Reglement;

    • b. ervoor te zorgen dat de opnamen, of in het geval van animatie de uitvoering van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend, niet eerder starten dan nadat én door het Fonds is bericht dat de aanvrager heeft voldaan aan de verplichtingen, zoals bedoeld in het eerste lid onder a., én – indien van toepassing – de completion guarantor definitieve dekking heeft verleend voor de voortbrenging en voltooiing van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend;

    • c. het bestuur voorafgaand in kennis te stellen van het moment waarop de opnamen, of in het geval van animatie de uitvoering van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend, starten en ervoor te zorgen dat de filmproductie 24 maanden na de start gereed en openbaar is gemaakt.

  • 2. De ontvanger is verplicht een actueel en waarheidsgetrouw overzicht van alle opbrengsten, uitgaven en de territoriale besteding die met de realisering van de filmproductie samenhangen aan het Fonds te overleggen.

  • 3. De ontvanger is verplicht een werkkopie van de filmproductie op te leveren, die in overeenstemming is met de aanvraag en het bijbehorende filmplan.

  • 4. De ontvanger is verplicht het Fonds adequaat en schriftelijk te informeren over de kosten, het publieksbereik en de opbrengsten die door distributie en exploitatie van de filmproductie, waarvoor subsidie is verleend, worden voortgebracht.

Artikel 12 –uitvoeringsovereenkomst –

  • 1. Nadat de in artikel 10 en 11 bedoelde overeenkomsten en stukken door het bestuur zijn ontvangen zullen de aanvrager en het bestuur een uitvoeringsovereenkomst aangaan.

  • 2. In de tussen de aanvrager en het bestuur na subsidieverlening af te sluiten uitvoeringsovereenkomst worden de aan de subsidie verbonden nadere verplichtingen vastgelegd. In deze overeenkomst wordt onder meer vastgelegd:

    • a. welke zekerheden, voor zover daartoe naar het oordeel van het bestuur gerede aanleiding bestaat, de aanvrager dient te stellen met betrekking tot de nakoming van de verplichtingen van andere partijen die financieringsbijdragen hebben toegezegd aan de filmproductie waarvoor subsidie is verleend;

    • b. de frequentie waarbinnen en de vorm waarin de aanvrager voldoet aan eventuele rapportageverplichtingen;

    • c. de wijze waarop de met exploitatie van de filmproductie te genereren opbrengsten worden verdeeld tussen de rechthebbenden en financiers en op welk moment deze opbrengsten dienen te worden aangewend om de op grond van dit reglement verleende subsidie terug te betalen of aan te wenden voor een volgende filmproductie.

Artikel 13 – betrokkenheid regisseurs en scenaristen –

Het bestuur kan, gelet op de doelmatige besteding van middelen, voorwaarden dan wel beperkingen stellen aan de betrokkenheid van regisseurs en scenaristen.

Artikel 14 – bestedingsverplichting –

De aanvrager is verplicht een bedrag gelijk aan de verleende subsidie te besteden in Nederland of aan in Nederland gevestigde (rechts)personen. Het deel van de productiekosten dat in Nederland wordt uitgegeven wordt, evenals de besteding in mogelijke andere territoria, separaat aangegeven in de ingediende productiebegroting. In het geval dat andere bijdragen of subsidies zijn verstrekt, waaraan een (gedeeltelijke) bestedingsverplichting in Nederland of aan in Nederland gevestigde (rechts)personen is verbonden, staat het de aanvrager te allen tijde vrij om ten minste 20% van de begrote productiekosten te besteden in een andere Lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland.

Artikel 15 – subsidiabele activiteit realisering minoritaire coproductie –

Voor een aanvraag voor subsidie voor een minoritaire coproductie gelden de volgende voorwaarden:

  • 1. Uitsluitend minoritaire coproducties die geen bijdrage van het Fonds op grond van een andere regeling van het Fonds voor realisering hebben ontvangen komen in aanmerking voor een bijdrage.

  • 2. In het geval van een in het buitenland geïnitieerde internationale coproductie met een vertoningsduur van tenminste 60 minuten voor de categorieën speelfilm en documentaire en ten hoogste 60 minuten voor de categorie animatie en coproducties voor de categorie filmisch experiment, wordt het aandeel in de filmproductie van de Nederlandse productiemaatschappij als minoritaire coproducent, alsmede de aard van de Nederlandse inbreng betrokken bij de beoordeling van de aangevraagde subsidie.

  • 3. Er wordt prioriteit gegeven aan internationale coproducties waarvan de buitenlandse majoritaire coproducent is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, of in een staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland, of een staat waarmee de Nederlandse overheid een bilateraal verdrag aangaande filmproducties afgesloten heeft.

  • 4. In geval van een coproductie in de zin van het vorige lid, dient op het moment van indiening van de aanvraag bij het Fonds, minimaal 50% van de financiering uit de staat van de buitenlandse majoritaire coproducent afkomstig en schriftelijk toegezegd te zijn.

  • 5. De totale inbreng van Nederlandse fondsen en marktpartijen in de realisering van de filmproductie dient minimaal 10% te bedragen van de totale productiekosten.

  • 6. Tenzij in bilaterale verdragen met het Fonds anders is overeengekomen of het bestuur zwaarwegende redenen ziet hiervan af te wijken, dient de aanvrager met inachtneming van artikel 14, de bijdrage van het Fonds volledig in Nederland te besteden. Het deel van de productiekosten dat in Nederland wordt uitgegeven wordt separaat aangegeven in de ingediende productiebegroting. Deze bestedingsverplichting staat los van eventuele verdere bestedingsverplichtingen die andere (Nederlandse) financiers kunnen opleggen.

  • 7. De aanvrager dient schriftelijk aan te tonen dat de betrokken buitenlandse majoritaire coproducent en het buitenlandse filmfonds bereid zijn om te participeren in een andere Nederlands filmproductie.

  • 8. De aanvrager dient een coproductieovereenkomst ondertekend door de buitenlandse majoritaire coproducent te overleggen.

  • 9. De aanvrager dient te beschikken over de exclusieve verfilmings- en exploitatierechten voor bij voorkeur de Benelux en, indien de rechten voor België en Luxemburg reeds vergeven zijn, tenminste over deze rechten op het Nederlandse territorium.

  • 10. De aanvrager deelt in verhouding tot de buitenlandse majoritaire coproducent pro rato mee in de wereldopbrengsten van de filmproductie.

  • 11. De aanvrager verplicht zich in de af te sluiten coproductieovereenkomst met de buitenlandse majoritaire coproducent te bedingen dat eventuele financiële bijdragen in het kader van Eurimages, i2i en/of andere Europese financiering pro rato toegerekend worden aan de aanvrager.

  • 12. Voor de categorieën speelfilm en documentaire dient de aanvrager een schriftelijke verklaring ondertekend door een Nederlandse filmdistributeur en/of indien van toepassing van een Nederlandse zendgemachtigde te overleggen.

Artikel 16 – subsidiabele activiteit afwerking –

  • 1. Het bestuur verleent uitsluitend subsidie voor afwerking indien de aanvraag een filmproductie betreft die zonder realiseringssubsidie van het Fonds tot stand is gebracht, nog niet openbaar is gemaakt en de kosten voor afwerking niet of niet geheel door een derde partij worden gefinancierd.

  • 2. Het bestuur kent een subsidie voor afwerking, voor zover mogelijk en relevant, overeenkomstig dit deelreglement toe.

  • 3. Bij een aanvraag wordt een crossmediaal marketing plan ingediend. In de categorieën speelfilm en documentaire dient tevens een schriftelijke verklaring van een filmdistributeur te worden overgelegd, waarmee de filmdistributeur zich jegens de aanvrager verbindt tot bioscoopuitbreng.

  • 4. De definitieve werkkopie dient bij de aanvraag te worden opgeleverd.

Artikel 17 – oplevering werkkopie –

  • 1. De aanvrager is verplicht de werkkopie te overleggen volgens de procedure die is beschreven in het Financieel & Productioneel Protocol.

  • 2. Het bestuur beoordeelt of de werkkopie in overeenstemming is met de aanvraag en het bijbehorende filmplan.

Artikel 18 – digitale conservering en exploitatie –

  • 1. Ter behoud van het cultureel erfgoed is de aanvrager verplicht om tijdig, dat wil zeggen ten tijde van de afwerking van de filmproductie contact op te nemen met EYE Film Instituut Nederland en hen toegang te verschaffen tot het digitale en analoge (indien van toepassing) moedermateriaal van de uiteindelijke filmprint. De aanvrager gaat bij verlening van de subsidie akkoord met het conserveren en het met dat doel digitaal opslaan van de film door EYE Film Instituut Nederland. De condities verbonden aan de conservering en daaraan verbonden digitale opslag door EYE Film Instituut Nederland zullen worden vastgelegd in een separate overeenkomst tussen de aanvrager en EYE Film Instituut Nederland.

  • 2. Met het oog op de innovatie van de filmsector en de brede toegankelijkheid van mede door het Fonds gesubsidieerde filmproducties voor het publiek, wordt de subsidie verleend onder de voorwaarde dat de aanvrager op non exclusieve basis de beschikking houdt over de rechten tot digitale exploitatie van de filmproductie, echter met in achtneming van een redelijke termijn, waarin de aanvrager zich gedurende een bepaalde periode ten gunste van de filmdistributeur onthoudt van exploitatie van deze rechten.

  • 3. De aanvrager is gerechtigd – en jegens het Fonds verplicht – de filmproducties digitaal te (doen) ontsluiten via in elk geval het onafhankelijke digitale platform dat in samenwerking met EYE Filminstituut Nederland en Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid onder de naam Ximon filmproducties in de volle breedte voor het publiek blijvend toegankelijk maakt.

BIJZONDERE BEPALINGEN TEN AANZIEN VAN DE CATEGORIEËN

Speelfilm

Artikel 19 – subsidiabele activiteit –
  • 1. De subsidie voor realisering van een speelfilm wordt beschikbaar gesteld ten behoeve van de vervaardiging van een werkkopie en de definitieve digitale filmprint die in de bioscoop en/of filmtheaters en tevens non theatrical zal worden vertoond.

  • 2. Om tot een besluit van subsidieverlening te komen dient de producent op grond van een voornemen tot subsidieverlening en in gezamenlijkheid met een filmdistributeur een gedetailleerd crossmediaal marketing en distributieplan voor te leggen aan het bestuur van het Fonds. Dit plan dient gericht te zijn op het behalen van een optimaal publieksbereik via een theatrical en non theatrical release.

Documentaire

Artikel 20 – subsidiabele activiteit –
  • 1. De subsidie voor realisering van een documentaire met een vertoningsduur van tenminste 60 minuten wordt beschikbaar gesteld ten behoeve van een werkkopie en een definitieve voor vertoning gereed zijnde kopie die in de bioscoop en/of filmtheaters en tevens non theatrical zal worden vertoond.

  • 2. Om tot een besluit van subsidieverlening te komen dient de producent op grond van een voornemen tot subsidieverlening en in gezamenlijkheid met een filmdistributeur een gedetailleerd crossmediaal marketing en distributieplan voor te leggen aan het bestuur van het Fonds. Dit plan dient gericht te zijn op het behalen van een optimaal publieksbereik via een theatrical en non theatrical release.

Animatie

Artikel 21 – subsidiabele activiteit –
  • 1. Dit artikel is van toepassing op animatie met een vertoningsduur tot maximaal 60 minuten.

  • 2. De subsidie voor realisering van animatie wordt beschikbaar gesteld ten behoeve van een werkkopie en een definitieve voor vertoning gereed zijnde kopie die via audiovisuele media en/of de bioscoop en/of filmtheaters vertoond zal worden.

  • 3. De aanvraag dient voorzien te zijn van een gedetailleerd crossmediaal marketing en distributieplan, gericht op het behalen van een optimaal publieksbereik via verschillende platforms.

  • 4. Op een aanvraag voor een animatiefilm van tenminste 60 minuten gelden de bijzondere bepalingen in artikel 19 voor de categorie ‘speelfilm’.

Filmisch experiment

Artikel 22 – subsidiabele activiteit –
  • 1. De subsidie voor realisering van een Filmisch experiment wordt beschikbaar gesteld ten behoeve van een werkkopie en een eindproduct dat geschikt is voor openbare vertoning aan een publiek.

  • 2. De aanvrager dient de keuze voor de vertoningswijze en de locatie daarvan te onderbouwen in de aanvraag.

  • 3. De aanvraag dient voorzien te zijn van een gedetailleerd crossmediaal marketing en distributieplan, gericht op het behalen van een optimaal publieksbereik via verschillende platforms.

Artikel 23 – Beoordelingscriterium –

Bij de beoordeling van een subsidieaanvraag beoordeelt het bestuur, in aanvulling op de criteria van Artikel 5 van het Algemeen Reglement of de filmproductie in de categorie filmisch experiment naar het oordeel van het bestuur bijdraagt aan de creatieve en technische innovatie van de cinematografie. Voor een toekenning dient ook de beoordeling van dit criterium positief te zijn.

SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 24

  • 1. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

  • 2. Het bestuur kan om zwaarwegende redenen afwijken van dit reglement, voor zover dergelijke afwijkingen verenigbaar zijn met het beoordelingskader voor staatssteun aan de filmsector, zoals dat wordt gehanteerd door de Europese Commissie.

  • 3. Dit reglement is vastgesteld door het bestuur met goedkeuring van de Raad van Toezicht op 24 oktober 2012.

  • 4. Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 5. Het Deelreglement Realisering zoals dat is vastgesteld op 9 maart 2011 is per 1 januari 2013 ingetrokken.

  • 6. Op alle aanvragen die door het Fonds voor 1 januari 2013 zijn ontvangen blijft het Deelreglement Realisering zoals dit gold tot 1 januari 2013 van toepassing.

  • 7. Dit reglement wordt aangehaald als Deelreglement Realisering van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film

  • 8. Dit reglement wordt bekendgemaakt middels kennisgeving in de Staatscourant en op de website van het Nederlands Fonds voor de Film (www.filmfonds.nl).

De Stichting Nederlands Fonds voor de Film.

TOELICHTING

Algemene toelichting

Subsidie wordt verleend aan filmproducties op grond van het Algemeen Reglement en de betreffende deelreglementen. Met ingang van 2013 kent het Fonds drie programma’s met een specifiek profiel voor ontwikkeling, realisering en distributie van filmproducties van zowel ervaren als beginnende makers:

  • New Screen NL het programma voor nieuw talent, filmisch experiment en voor de korte (animatie) film van nieuwe en ervaren regisseurs, en

  • Screen NL voor speelfilms, lange animatiefilms en lange documentaires waaronder ook internationale coproducties. Screen NL richt zich primair op ervaren regisseurs die hun tweede of volgende film willen maken, en

  • Screen NL Plus waarbij (semi)automatische bijdragen worden verstrekt voor de realisering van bioscoopfilms voor een groot publiek en voor de distributie van filmproducties.

Per programma is een hoofd verantwoordelijk voor de uitvoering van de reglementen en een zorgvuldig proces van subsidieverlening. Voor de beoordeling van en advisering over aanvragen – aan de hand van de geldende reglementen en binnen de gestelde kaders – betrekt het Fonds vanaf 2013 filmconsulenten. Het subsidiebureau draagt daarbij zorg voor de projectanalyse, waarbij de productionele en zakelijke aspecten van een aanvraag worden getoetst. Het subsidiebureau adviseert tevens over de hoogte van een mogelijke bijdrage. Filmconsulenten hebben een bepaalde expertise en werken primair binnen het programma Screen NL of New Screen NL. In voorkomende gevallen adviseert het hoofd en/of eventuele externe adviseurs het bestuur over aanvragen. Besluiten op aanvragen worden genomen door het bestuur van het Fonds.

De nieuwe werkwijze van het Fonds binnen vaste programma’s sluit aan bij de vereenvoudiging en actualisering van de reglementen uit 2011. Uitgangspunt daarbij was de reglementen aan te doen sluiten op de verschillende fasen van het productieproces: ontwikkeling, realisering en distributie en binnen de reglementen evenwichtige mogelijkheden te bieden voor nieuw talent en ervaren makers.

Het deelreglement realisering beschrijft in het algemene deel ondermeer de werkwijzen, procedures, vereisten en verplichtingen van de aanvrager die gelden voor alle subsidies voor realisering. In het tweede deel zijn per categorie de bijzondere bepalingen vastgelegd. Op deze categorieën zijn de bepalingen van het algemene deel onverkort van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 (definities)

Het Fonds onderscheidt bij realisering en afwerking de volgende soorten van filmproductie: de categorieën speelfilm, documentaire, animatie, filmisch experiment en de korte film.

Onder afwerking wordt verstaan de verdere beeld-en geluidafwerking van de reeds opgenomen en gemonteerde filmproductie gericht op vertoning in de bioscoop.

Het Fonds verstaat onder de definitie van bioscoopuitbreng een gedegen en landelijke distributie van een filmproductie, die na de première minimaal drie weken gelijktijdig in drie of meer bioscopen en/of filmtheaters met een dagelijkse vertoning voor een betalend publiek wordt uitgebracht. Indien voor een specifieke filmproductie een afwijkende uitbreng in bioscopen en filmtheaters noodzakelijk is, zoals filmproducties die worden gerealiseerd binnen het programma New Screen NL, dan dient dat vooraf met het Fonds afgestemd te worden. In het kader van dit deelreglement gaat het om in de Nederlandse bioscopen of filmtheaters uit te brengen of uitgebrachte filmproducties. Bij verlening van een afwerkingsubsidie in de categorie filmisch experiment en animatie wordt onder bioscoopvertoning ook een festivalvertoning verstaan.

Van de definitie van documentaire zijn uitgezonderd audiovisuele werken die louter tot doel hebben informatie te verstrekken of louter beschrijvend zijn, zoals bijvoorbeeld een voorlichtingsfilm, een informatieve film, bedrijfsfilm, een reportage, een zuiver wetenschappelijke of didactische mediaproductie, (een item voor) een journaal of actualiteitenprogramma. Documentaires hebben in de regel, op een enkele uitzondering na, een vertoningsduur van tenminste 60 minuten.

Onder een korte film wordt verstaan een verhalende filmproductie met een maximale lengte van 60 minuten die niet in een van de andere categorieën valt.

Binnen de definitie filmisch experiment vallen niet alleen de filmproducties die binnen hun genre experimenteren en grensverleggend zijn, maar ook (speel)films die hun oorsprong voornamelijk vinden in de beeldende kracht van het medium film en die de grenzen tussen kunst en film verkennen.

Onder E-cultuur worden audiovisuele werken verstaan met een duidelijk aanwijsbare filmische component, waarin het visueel verhalende en de inzet van nieuwe mediatoepassingen samenkomen. In deze werken is sprake van een meer of minder interactieve verhalende structuur waarbij het beeld in het middelpunt van de beleving van de kijker staat en de E-cultuur component van wezenlijke invloed is op de vorm en inhoud van het filmproductie. Niet in aanmerking voor ondersteuning komen E-cultuur filmproducties met louter promotionele doeleinden.

Indien de aanvrager een productiemaatschappij is zal ten genoegen van het bestuur moeten worden aangetoond dat wordt voldaan aan de elementen van de definitie van productiemaatschappij.

De producent is, als eindverantwoordelijke, tevens de eigenaar/aandeelhouder van de productiemaatschappij.

Bij de beoordeling of een producent, regisseur of scenarist debuterend, beginnend of ervaren is wordt gekeken naar de eerder gerealiseerde en professioneel uitgebrachte filmproducties binnen dezelfde categorie waarvoor een aanvraag wordt ingediend. Zo wordt bij de categorie speelfilm gekeken naar eerder gerealiseerde en in de bioscoop uitgebrachte speelfilms.

Een beginnend producent is een producent, die minder dan twee filmproducties binnen de desbetreffende categorie in de professionele film -en televisiesector in Nederland gerealiseerd en in (in de bioscoop) uitgebracht heeft. Filmproducties, die in het kader van een opleiding of zelfeducatie tot stand kwamen worden buiten beschouwing gelaten.

Een beginnend regisseur is een regisseur, die minder dan twee filmproducties binnen de desbetreffende categorie in de professionele film -en televisiesector in Nederland gerealiseerd en (in de bioscoop) uitgebracht heeft. Filmproducties, die in het kader van een opleiding of zelfeducatie tot stand kwamen worden buiten beschouwing gelaten.

Onder realisering wordt niet verstaan de omzetting van reeds opgenomen delen van een televisieserie of televisiefilm naar een speelfilm. Hiervan kan bij uitzondering worden afgeweken.

Artikel 3 (aanvraag)

Op grond van het Algemeen Reglement dient het aanvraagformulier naar waarheid, volledig en volgens de in de toelichting bij het aanvraagformulier vermelde richtlijnen worden ingevuld, voorzien van alle gevraagde bijlagen. Een onvolledig en/of te laat ingediend aanvraagformulier wordt niet in behandeling genomen.

Bij een aanvraag voor realisering van een (Nederlandse) filmproductie worden de verklaringen van de filmdistributeur, omroepen en/of andere exploitanten en financiers aan de aanvraag toegevoegd. De mate waarin deze partijen zich aan de filmproductie verbinden en de onderliggende onderbouwing voor de voorgenomen distributie of exploitatie wordt in de beoordeling van de aanvraag meegewogen.

De aanvrager dient over de verfilmings- en exploitatierechten te beschikken. Indien de medewerking van bepaalde natuurlijke personen of instanties cruciaal zijn voor de realisering van de betreffende filmproductie dan dient de aanvrager aan te tonen dat de medewerking van betreffende personen of instanties aan de realisering en exploitatie van de filmproductie is toegezegd.

Bij een aanvraag voor realisering van een lange animatiefilm strekt het tot de aanbeveling om daarbij tevens een animatic te overleggen.

De aanvrager dient te beschikken over exclusieve verfilmings- en exploitatierechten op de filmproductie.

Artikel 4 (aanvrager)

Een aanvraag voor de categorie speelfilm kan slechts worden gedaan door een productiemaatschappij vertegenwoordigd door een producent die hoofdverantwoordelijk is geweest voor het realiseren van minimaal twee speelfilms met een bioscoopuitbreng in Nederland. Voor minoritaire coproducties binnen deze categorie geldt een minimum van één speelfilm met een bioscoopuitbreng in Nederland. Ook de categorieën documentaire en animatie hanteren bepaalde minimumeisen als het gaat om de producent, die de productiemaatschappij vertegenwoordigt. Het Fonds hanteert deze regels om de verdere professionalisering van de sector te stimuleren. Het Fonds kan daarnaast specifieke eisen stellen aan de aanvrager in het geval de aanvrager een aanvraag indient voor een bepaald speelfilmgenre (zoals animatie) waarvoor zeer specifieke vakkennis vereist is.

Binnen het programma New Screen NL kan bij een relatief laag budget en voor een beperkte subsidiebijdrage van bovenstaande vereiste van twee gerealiseerde en (in de bioscoop) uitgebrachte filmproducties binnen de betreffende categorie afgeweken worden.

Een producent, die nog niet aan de vereisten voldoet kan ook een financiële bijdrage aanvragen voor afwerking of een realiseringsaanvraag in coproductie met een, binnen de desbetreffende categorie ervaren, producent indienen. In een dergelijk geval is de productiemaatschappij van de producent, die wel aan de vereisten voldoet, de hoofdaanvrager en derhalve voor eigen rekening en risico eindverantwoordelijk voor het financieel beheer, de besteding van de productiekosten en de financiële verantwoording. De producenten geven verder zelf invulling aan een redelijke onderlinge verdeling van verantwoordelijkheden, rechten en vergoedingen, welke voorafgaand aan de aanvraag in een gedetailleerd coproductiecontract worden vastgelegd. Een producent met ruime ervaring binnen andere categorieën dan speelfilm, die aantoont reeds succesvol te zijn op het gebied van de internationale coproductie en/of bioscoopuitbreng wordt in de gelegenheid gesteld om hiervan afwijkende coproductieafspraken ter goedkeuring voor te leggen aan het bestuur als het gaat om een aanvraag voor realisering in de categorie speelfilm. Het bestuur bepaalt per geval of afwijkende afspraken mogelijk zijn.

De aanvrager in de categorie animatie dient een productiemaatschappij te zijn. Wanneer de totale productiekosten lager zijn dan het, in het Financieel & Productioneel Protocol aangegeven bedrag, dan kan van dit vereiste afgeweken worden, maar dan dient de aanvrager naar het oordeel van het bestuur genoeg aantoonbare productie-ervaring op het gebied van animatie te hebben.

De aanvrager in de categorie filmisch experiment dient een productiemaatschappij te zijn. Wanneer de totale productiekosten lager zijn dan het, in het Financieel & Productioneel Protocol aangegeven bedrag, dan kan van dit vereiste afgeweken worden, maar dan dient de aanvrager naar het oordeel van het bestuur relevante ervaring hebben in de professionele film- of televisiepraktijk, media of beeldende kunst en ten genoegen van het Fonds aantoonbare productie-ervaring te hebben.

Beginnende regisseurs die zich binnen de narratieve filmproductie, documentaire, animatiefilm of filmisch experiment verder willen ontwikkelen of ervaren regisseurs van een korte film kunnen een beperkte bijdrage in de afwerkingskosten aanvragen. Betrokkenheid van een (ervaren) producent is niet voor alle aanvragen vereist om in te dienen, maar dit verdient wel aanbeveling.

Artikel 5 (subsidievorm)

Het bestuur verstrekt een subsidie voor realisering meestal in de vorm van een lening waarbij het Fonds meedeelt in de inkomsten uit exploitatie. Aan deze leningsvormen zullen voorwaarden worden verbonden, bijvoorbeeld met betrekking tot terugbetaling en de positie in het recoupmentschema. Het bestuur kan in bijzondere gevallen ook een subsidie verstrekken in de vorm van een garantstelling zoals bedoeld in artikel 6, onderdeel a, van het Algemeen Reglement.

Artikel 8 (samenwerkingsprojecten)

Het Fonds kan om zijn beleidsdoelstellingen te verwezenlijken samenwerkingsprojecten aangaan met andere (subsidieverlenende) instellingen en daartoe samenwerkingsovereenkomsten sluiten. Zo heeft het Fonds de samenwerking met het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst en neemt het Fonds deel aan verschillende samenwerkingsprojecten met de Nederlandse Publieke Omroep, het Mediafonds en het CoBO ter stimulering van talent. Het Filmfonds en het Hubert Bals Fonds werken samen met als doel Nederlandse producenten een betere entree te geven tot artistiek interessante internationale coproducties. Het Fonds kent realiseringssubsidies in het kader van samenwerkingsprojecten met andere (subsidieverlenende) instellingen voor zover mogelijk en relevant, overeenkomstig dit reglement toe. Met name waar het gaat om procedures en werkwijzen kan het bestuur in deze gevallen van dit reglement afwijken.

Artikel 9 (voorbereiding besluitvorming)

Omdat het Fonds gedegen zakelijke informatie behoeft om tot een zorgvuldig verleningsbesluit te komen, kan de aanvrager eerst een voornemen tot subsidieverlening ontvangen, ook wel aangeduid als ‘Fase 1’, waarna de nadere zakelijke informatie pas in de zogenoemde 'Fase2' hoeft te worden overgelegd. Zo wordt voorkomen dat aanvragers wier aanvraag in Fase 1 wordt afgewezen onnodig veel administratieve lasten moeten dragen. Aanvragers wier aanvraag in Fase 1 vooralsnog positief is bevonden, moeten in Fase 2 aantonen dat de filmproductie in lijn met hun aanvraag gerealiseerd en uitgebracht kan en zal worden. Op grond van de nadere zakelijke informatie die in Fase 2 wordt overgelegd komt het Fonds al dan niet tot een positief besluit.

Artikel 10 (completion bond)

Bij filmproducties boven een budget van € 2.000.000,– dient een completion bond te worden afgesloten. Deze producties worden namelijk als risicovoller ingeschat dan filmproducties met een lager budget. Het bestuur kan in die gevallen waarin de productionele risico’s door het Fonds laag wordt ingeschat bijvoorbeeld vanwege een eenvoudige financieringsstructuur of in het geval van een minoritaire internationale coproductie, bij uitzondering hiervan afwijken. Het Fonds dient de voorwaarden waaronder de completion bond wordt verleend goed te keuren zodat er duidelijkheid wordt verkregen over de dekking en de voorwaarden van de completion bond, en de ervaring, onafhankelijkheid en financiële draagkracht van de verzekeraar.

Artikel 11 (verplichtingen aanvrager)

Het Fonds kan ongelimiteerd steekproeven houden om te controleren of aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. De administratie van de aanvrager dient daarom te zijn ingericht op een controle van het Fonds. Daartoe dient de administratie van de aanvrager aan bepaalde vereisten te voldoen en, in het geval van een realiseringsaanvraag, in ieder geval financiële rapportages en productionele planningen zoals bijvoorbeeld callsheets, dagrapporten en productie- en bestedingsoverzichten te bevatten.

De opnamen mogen niet eerder starten dan dat de aanvrager voldaan heeft aan de verplichtingen gesteld in dit artikel. Hiervan uitgezonderd zijn eerste (proef)opnamen in de categorie documentaire of filmisch experiment die eerder in de fase van (project)ontwikkeling noodzakelijk waren voor de eventuele realisering in een later stadium.

Artikel 12 (uitvoeringsovereenkomst)

Het Fonds is gerechtigd om aanvullende zekerheden verplicht te stellen. Zo kan het Fonds een direct opeisbare bankgarantie of een betaling op een aparte bankrekening verplicht stellen indien een bepaalde vorm van financiering naar het oordeel van het Fonds nog niet onomstotelijk vaststaat.

Artikel 13 (betrokkenheid regisseurs en scenaristen)

De samenstelling van de driehoek producent, regisseur en scenarist dient qua kennis en ervaring goed op elkaar afgestemd te zijn. Indien het Fonds ziet dat dezelfde makers betrokken zijn bij meerdere aanvragen, kan het Fonds voorwaarden stellen aan de betrokkenheid van deze makers teneinde een optimale voortgang van de ontwikkeling en realisering van filmproducties te waarborgen.

Vanuit doelmatigheidsoverwegingen kan het bestuur besluiten dat bepaalde regisseurs en scenaristen in beperkte mate bij de realisering van onderscheidenlijke filmproducties betrokken kunnen zijn. Het Fonds is bijvoorbeeld van oordeel dat een regisseur in die hoedanigheid bij niet meer dan twee verleende subsidies waarvoor nog geen uitvoeringsovereenkomst is afgesloten, tegelijkertijd betrokken kan zijn.

Ook kan de producent, die de aanvrager rechtsgeldig vertegenwoordigt, in beginsel niet de regisseur of scenarist van de filmproductie zijn.

Artikel 14 (bestedingsverplichting)

De subsidie dient volledig in Nederland of aan Nederlandse rechtspersonen besteed te worden. In uitzonderlijke gevallen kan het bestuur hiervan afwijken. Indien andere financiers eveneens Nederlandse bestedingsverplichtingen hanteren en het totaal aan bestedingsverplichtingen voor Nederland boven de 80 procent van de begrote productiekosten uitkomt, dan heeft de aanvrager echter het recht om de overige 20 procent buiten Nederland uit te geven.

Artikel 15 (minoritaire coproductie)

Om te voorkomen dat het Fonds filmproducties beoordeelt welke niet realiseerbaar zijn, is het noodzakelijk dat minimaal 50% van de financiering door de hoofdverantwoordelijke buitenlandse producent, zeker is gesteld. Daarnaast kunnen meerdere minoritaire coproducenten aan de filmproductie deelnemen.

Een eventuele bijdrage van het Nederlandse deel uit Eurimages wordt betrokken bij de berekening van de totale inbreng van Nederlandse fondsen en marktpartijen.

Het Fonds hanteert bij de beoordeling van een minoritaire coproductie het principe van wederkerigheid. Dat houdt in dat ofwel de buitenlandse coproducent of het betrokken buitenlandse filmfonds de bereidheid hebben om te participeren in een andere Nederlandse filmproductie ofwel de Nederlandse minoritaire coproducent die de aanvraag bij het bestuur indient een filmproductie in zijn ontwikkelingsportefeuille moet hebben waartoe concrete plannen dan wel afspraken zijn gemaakt met een coproductiepartner uit het betreffende coproducerende land. Deze coproductiepartner zal zich aantoonbaar in moeten willen zetten voor de financiering van die filmproductie in hetzelfde land. Deze coproductiepartner kan dezelfde buitenlandse producent zijn als die verbonden is aan de betreffende aanvraag maar kan ook een andere producent uit het coproducerende land zijn.

Uit de intentieverklaring van de buitenlandse coproducent dient ondermeer te blijken dat er sprake is van samenwerking, wat men van elkaar verwacht, wat de financiële inbreng is, hoe risico’s zijn afgedekt, de onderdelen waarvoor de coproducenten zorg moeten dragen en hoe de rechten op de coproductie zijn geregeld.

Voor alle coproducties geldt dat er een filmdistributeur moet zijn die de film in Nederland wil uitbrengen. De aanvrager dient dan ook een verklaring van de Nederlandse distributeur bij de aanvraag te overleggen waaruit blijkt dat deze instaat voor de distributie van de coproductie in Nederland. Voor een filmproductie in de categorie animatie met een vertoningsduur tot zestig minuten en filmisch experiment kan een uitzondering gemaakt worden, maar dan moet er wel een gedegen distributieplan worden overgelegd.

Minoritaire Nederlandse coproducties met een Vlaamse majoritaire producent worden in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met het Vlaams Audio Visueel Fonds (VAF) alleen via de gezamenlijke commissie van het Fonds en het VAF in behandeling genomen.

Artikel 16 (subsidiabele activiteit afwerking)

Het bestuur kan besluiten een subsidie voor afwerking toe te kennen ten behoeve van filmproducties die zonder realiseringssubsidie van het Fonds tot stand zijn gebracht. Dit reglement is, voor zover mogelijk en relevant, van toepassing op het besluit van het Fonds om deze vorm van subsidie te verlenen.

Bij een aanvraag voor de afwerking van een Telefilm dient naast een dealmemo/distributieovereenkomst met een filmdistributeur ook een schriftelijke goedkeuring van het CoBO en de betrokken omroep te worden overlegd, waarin zij akkoord gaan met distributie in de bioscoop. Er dient daarnaast voldoende tijd te zijn tussen de uitbreng en de vertoning op televisie.

Artikel 19 (speelfilm / subsidiabele activiteit)

Het Fonds gaat met ingang van 2013 met gedifferentieerde realiseringsbijdragen en nieuwe maxima werken. Subsidiebedragen kunnen op basis van artistiek succes verhoogd worden met een toeslag en op basis van bepaalde aangetrokken financiering verhoogd worden met een matchingbijdrage Deze bedragen zijn vastgelegd in het Financieel & Productioneel Protocol.

Artikel 23 (filmisch experiment/ beoordelingscriterium)

Bij de beoordeling van een aanvraag in de categorie filmisch experiment bepaalt het bestuur in hoeverre de filmproductie vernieuwend, uitzonderlijk en voorbeeldstellend van karakter is. Daarbij kan het gaan om nieuwe werkwijzen op technisch en creatief gebied waardoor de filmproductie een kwalitatieve en/of professionele toevoeging is aan het culturele aanbod in Nederland. Dit criterium dient positief beoordeeld te worden om tot subsidieverlening te komen bij de categorie filmisch experiment.

Artikel 24 (Overgangs- en slotbepalingen)

De peildatum die van belang is voor het overgangsregime is de datum van indiening van de aanvraag tot subsidieverlening. Op aanvragen die vanaf 1 januari 2013 worden ingediend is dit deelreglement van toepassing.

Naar boven