Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2012, 25935 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2012, 25935 | beleidsregel |
30 november 2012
nr. BLKB2012/1558M
Belastingdienst/Douane Landelijk kantoor
De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit is een actualisering van het beleidsbesluit van 16 mei 2012, nr. BLKB2012/541M. In onderdeel 8 van laatstbedoeld besluit is bepaald dat het vervalt met ingang van 1 januari 2013. Ingevolge het Belastingplan 2012 zou de wetgeving verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten immers met ingang van 1 januari 2013 worden ingetrokken. In de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 is echter nader bepaald dat de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip zal worden ingetrokken. Tevens is daarin bepaald dat de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten met ingang van 1 januari 2013 uitsluitend van toepassing is op alcoholvrije dranken. Dit betekent dat de verbruiksbelasting van pruimtabak en snuiftabak met ingang van 1 januari 2013 niet meer wordt geheven. Dit heeft tot gevolg dat de beleidsregels opnieuw moeten worden vastgesteld. Naast enige aanpassingen van redactionele aard zijn de volgende beleidsregels vervallen:
– De onder 5.1 (aanbrengen van de belastingzegels voor snuiftabak bij het gebruik van een overdoos), 5.2 (vermelding op de verpakking van pruimtabak of snuiftabak), 6.1 (verkoop beneden de kleinhandelsprijs op de belastingzegels bij opheffing winkelbedrijf) en 6.2 (kortingen op de kleinhandelsprijs door geschenken, bonnen en dergelijke) opgenomen beleidsregels vervallen met ingang van 1 januari 2013 omdat de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten met ingang van 1 januari 2013 uitsluitend van toepassing is op alcoholvrije dranken.
Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten
Uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten
Uitvoeringsregeling verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten
een inrichting voor verbruiksbelastinggoederen zoals omschreven in artikel 2, onderdeel b, van de wet
alcoholvrije dranken als bedoeld in artikel 6 van de wet
alcoholvrije dranken
De hoofdstukindeling van dit besluit is voor zover mogelijk gelijk aan de hoofdstukindeling van de wet. De inhoudsopgave ziet er daarom als volgt uit:
1. Inleidende bepalingen
2. Definities van de goederen en tarieven
3. Uitslag en Invoer
4. Vrijstellingen en teruggaven
5. Bijzondere bepalingen
6. Verbodsbepalingen en strafbepalingen
7. Intrekking besluiten
8. Inwerkingtreding
De beleidsregels zijn onder de betreffende hoofdstukken (1 t/m 6) opgenomen.
Indien alcoholvrije dranken tijdelijk buiten de IVV worden gebracht om ze elders een bewerking te laten ondergaan is op grond van artikel 3, eerste lid, van de wet sprake van uitslag. Indien de alcoholvrije dranken weer binnen de IVV worden gebracht, kan de verbruiksbelasting worden teruggevraagd.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de inspecteur toestaat dat alcoholvrije dranken tijdelijk buiten de IVV worden gebracht om elders een eenvoudige bewerking te ondergaan. Dit wordt dan niet aangemerkt als uitslag. De toestemming wordt in de vergunning voor de IVV opgenomen en kan worden verleend onder de volgende voorwaarden:
– de bewerking mag niet zodanig zijn dat de bewerkte alcoholvrije dranken een hoger belastingbedrag vertegenwoordigen dan voor die bewerking het geval was;
– in de administratie van de IVV moeten de tijdelijke overbrenging en de onregelmatigheden tijdens de overbrenging worden vastgelegd;
– de overbrenging van of naar de plaats van bewerking moet plaatsvinden met een bescheid als omschreven in artikel 5 van het besluit onder vermelding van de tekst ‘tijdelijke uitslag IVV’ en het nummer van de IVV-vergunning.
Het vervoer van alcoholvrije dranken kan onder schorsing van verbruiksbelasting onder andere plaatsvinden tussen:
– vergunninghouders van IVV’s onderling;
– een afzender in een andere lidstaat en een IVV.
Het vervoer onder schorsing van verbruiksbelasting vindt in deze situaties plaats onder geleide van een vervoersopdracht (tussen IVV's) of een bescheid (vanuit een andere lidstaat naar een IVV).
Er is ook sprake van vervoer onder schorsing van verbruiksbelasting indien de alcoholvrije dranken vanuit een derde land in Nederland in het vrije verkeer van de EU gebracht worden zonder betaling van de verbruiksbelasting en deze goederen worden overgebracht naar een IVV. In deze situatie moet het vervoer ook plaatsvinden met een vervoersopdracht.
In de praktijk is gebleken dat er bij vergunninghouders van een IVV uit logistieke overwegingen behoefte bestaat om de alcoholvrije dranken rechtstreeks door hun leverancier af te (laten) leveren bij hun afnemer.
Rechtstreekse aflevering is op grond van de wet niet mogelijk. Alleen een vergunninghouder van een IVV mag immers, op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel b van de wet, verbruiksbelastinggoederen onder schorsing van verbruiksbelasting ontvangen. Onder uitslag wordt volgens artikel 3, eerste lid, van de wet verstaan het brengen van verbruiksbelastinggoederen buiten de IVV. Indien goederen rechtstreeks worden afgeleverd bij hun afnemers, vindt er geen fysieke handeling plaats die als uitslag aangemerkt kan worden. Dit heeft tot gevolg dat de verbruiksbelasting derhalve niet bij de vergunninghouder van de IVV kan worden geheven.
Hoewel de wet rechtstreekse aflevering van alcoholvrije dranken niet mogelijk maakt ben ik van mening dat sprake is van een gerechtvaardigde wens van het bedrijfsleven.
Daarom is er aanleiding een regeling te treffen die tegemoet komt aan deze wens van het bedrijfsleven, maar tevens bewerkstelligt dat de heffing van de verbruiksbelasting voldoende is verzekerd.
Ik keur goed dat de inspecteur op schriftelijk verzoek van een vergunninghouder van een IVV (hierna: vergunninghouder-geadresseerde) onder voorwaarden toestaat dat hij alcoholvrije dranken onder schorsing van de verbruiksbelasting ontvangt zonder dat hij deze goederen fysiek in de ruimte van de IVV inslaat, maar rechtstreeks aflevert of laat afleveren aan zijn afnemer.
De situatie dat alcoholvrije dranken niet worden afgeleverd bij de vergunninghouder die de geadresseerde is, maar bij de afnemer van die vergunninghouder, wordt in dit kader rechtstreekse aflevering genoemd.
Voordat toestemming wordt verleend, moet de desbetreffende vergunninghouder voldoende waarborgen treffen om de heffing van de verbruiksbelasting veilig te stellen en het toezicht daarop mogelijk maken.
De toestemming wordt opgenomen in de vergunning van de houder van de IVV die de goederen rechtstreeks aflevert of laat afleveren bij zijn afnemer in Nederland.
Als het tijdstip van uitslag als bedoeld in artikel 18 van de wet wordt aangemerkt de datum waarop de goederen door de afnemer zijn ontvangen.
Bij gebleken misbruik of indien aan één of meer van de onder punt 1.2.3 hierna genoemde voorwaarden niet wordt voldaan, wordt de verleende toestemming ingetrokken.
Een toestemming kan niet worden verleend:
– aan een ondernemer die geen vergunninghouder van een IVV is;
– aan een publiekrechtelijk lichaam;
– aan een natuurlijk persoon die de alcoholvrije dranken voor ander dan persoonlijk verbruik voorhanden heeft.
a. De afnemer aan wie rechtstreeks wordt afgeleverd moet een ondernemer zijn in de zin van de Wet op de Omzetbelasting 1968.
b. De toestemming geldt alleen als de volledige hoeveelheid alcoholvrije dranken die op de vervoersopdracht of op het bescheid is vermeld, rechtstreeks wordt afgeleverd. Het is dus bijvoorbeeld niet mogelijk om een gedeelte van de alcoholvrije dranken fysiek in de IVV in te slaan en een ander gedeelte rechtstreeks af te leveren.
c. Indien het overbrengen geschiedt met een vervoersopdracht dan zijn de naam en adres van de IVV (vergunninghouder-geadresseerde) vermeld waarnaar de alcoholvrije dranken worden overgebracht. De naam en adres van de afnemer zal niet in de vervoersopdracht vermeld zijn. Daarom moet naast de vervoersopdracht tevens een commercieel vervoersdocument bij de zending aanwezig zijn waaruit blijkt wie de afnemer van de alcoholvrije dranken is.
d. Indien het overbrengen geschiedt met een bescheid dan zijn de naam en adres van de IVV (vergunninghouder-geadresseerde) vermeld waarnaar de alcoholvrije dranken worden overgebracht. De naam en adres van de afnemer zal niet in het bescheid vermeld zijn. Daarom moet naast het bescheid tevens een commercieel vervoersdocument bij de zending aanwezig zijn waaruit blijkt wie de afnemer van de alcoholvrije dranken is.
e. De vergunninghouder-geadresseerde moet ervoor zorgen dat hij wordt geïnformeerd over de datum van ontvangst door de afnemer in Nederland. Deze gegevens worden op de commerciële bescheiden, behorende bij de fysieke aflevering, vermeld. Tevens moet hij ervoor zorgen dat hij na de rechtstreekse aflevering het bescheid of de vervoersopdracht in zijn bezit krijgt.
f. Rechtstreekse aflevering kan door de vergunninghouder-geadresseerde ook plaatsvinden aan een andere IVV-houder (vergunninghouder-afnemer), waarbij de vergunninghouder-afnemer de alcoholvrije dranken onder schorsing van verbruiksbelasting ontvangt. In die situatie moet de vergunninghouder-geadresseerde op de vervoersopdracht of het bescheid vermeld zijn. De vergunninghouder-geadresseerde moet dan een nieuwe vervoersopdracht (tweede vervoersopdracht) opmaken zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit. Deze tweede vervoersopdracht moet hij zenden aan de vergunninghouder-afnemer. Deze verklaart op de tweede vervoersopdracht dat hij de alcoholvrije dranken heeft ontvangen en opgenomen in zijn IVV-administratie en stuurt de vervoersopdracht terug aan vergunninghouder-geadresseerde.
g. Indien de afnemer in het bezit is van een vrijstellingsvergunning zoals bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de wet handelt de vergunninghouder-geadresseerde zoals in punt f is aangegeven voor de levering aan een andere IVV. De houder van de vrijstellingsvergunning handelt zoals in punt f is aangegeven voor de ontvangst door de vergunninghouder-afnemer.
h. Indien het overbrengen geschiedt met toepassing van artikel 2, zesde t/m dertiende lid, van het besluit wordt geen gebruik gemaakt van een vervoersopdracht. Bij de zending zal echter wel een commercieel vervoersbescheid aanwezig moeten zijn. Uit dit commercieel vervoersbescheid moet blijken wat de daadwerkelijke plaats van lossing is.
i. De vergunninghouder-geadresseerde neemt de hoeveelheid die door de afnemer ontvangen is op in zijn administratie als in- en uitslag. De datum van deze in- en uitslag is de datum als bedoeld onder punt e hiervoor.
j. De vergunninghouder-geadresseerde moet met overeenkomstige toepassing van artikel 20 van de wet, de verbruiksbelasting op aangifte voldoen, als ware sprake van uitslag als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet. Deze voorwaarde is echter niet van toepassing als de rechtstreekse aflevering plaatsvindt aan een andere IVV.
k. De vergunninghouder-geadresseerde bewaart de vervoersopdrachten, bescheiden en commerciële bescheiden die betrekking hebben op de fysieke aflevering bij zijn administratie.
l. In de administratie van de vergunninghouder-geadresseerde moet duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de transacties waarbij de alcoholvrije dranken fysiek door de vergunninghouder-geadresseerde worden ontvangen en de rechtstreekse afleveringen.
m. Iedere wijziging die zich na het verlenen van de toestemming voordoet, moet schriftelijk aan de inspecteur worden gemeld.
De inspecteur kan nog nadere voorwaarden stellen met het oog op de naleving van de hiervoor genoemde voorwaarden.
Het grensoverschrijdend vervoer van alcoholvrije dranken onder schorsing van verbruiksbelasting vindt vaak plaats via meerdere expeditiebedrijven. Dit betekent dat tijdens dit internationale vervoer overslag kan plaatsvinden. Daarbij is het opvolgend vervoermiddel niet altijd direct aanwezig.
Als de goederen niet direct kunnen worden overgeladen en moeten worden gelost, moeten de alcoholvrije dranken worden opgeslagen in een IVV om te voorkomen dat verschuldigdheid van de verbruiksbelasting ontstaat. Voor het afgeven van een vergunning IVV moet de administratie voldoen aan een aantal eisen. De eisen zijn van zodanige aard dat een doorsnee expeditiebedrijf niet in aanmerking komt voor een vergunning IVV.
Bovendien is, volgens artikel 9 van de regeling, het afgeven van een vergunning IVV die uitsluitend is gericht op opslag van alcoholvrije dranken alleen mogelijk indien de hoeveelheid die daar gemiddeld over een jaar voorhanden is meer bedraagt dan 50.000 liter. Ook aan deze eis kan veelal niet worden voldaan. De alcoholvrije dranken opgeslagen houden in het vervoermiddel waarmee zij zijn aangebracht, is om economische redenen niet wenselijk.
Goedkeuring
Gelet op de logistieke problemen keur ik goed dat, in afwachting van verder vervoer naar een andere lidstaat of naar een derde land, alcoholvrije dranken onder schorsing van de verbruiksbelasting gedurende ten hoogste zes dagen worden opgeslagen buiten een IVV.
Bij deze vervoersopslag moeten bescheiden of afdrukken van het uitvoergeleidedocument of de aangifte ten uitvoer (artikel 4 en 5 van het besluit) voorhanden zijn waaruit de identiteit en de herkomst van de alcoholvrije dranken blijkt. Deze bescheiden mogen niet ouder zijn dan zes dagen.
Gereserveerd
Vanaf 1 januari 1993 is het niet meer mogelijk om communautaire goederen met communautaire douanedocumenten binnen de EU te vervoeren. In het geval er sprake is van kettingverkopen (verkopen tijdens het vervoer of de vervoersopslag) is het daardoor niet meer mogelijk om belastingvrij te leveren. Aangezien er geen fysieke opslag plaatsvindt, kan er ook geen IVV worden afgegeven.
Goedkeuring
In verband daarmede keur ik goed dat de inspecteur een vergunning voor een IVV als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet verleent zonder dat de vergunninghouder de producten fysiek in opslag neemt (een zogenaamde fictieve inrichting).
De vergunning kan slechts worden toegepast als de handelaren opdracht geven verbruiksbelastinggoederen over te brengen van een fysieke IVV naar
a. een andere fysieke IVV,
b. een andere lidstaat van de EU of
c. naar een derde land.
Het is niet toegestaan om verbruiksbelastinggoederen onder schorsing van de verbruiksbelasting over te brengen vanuit derde landen naar het regime van een fictieve IVV.
De koop en verkoop van de verbruiksbelastinggoederen tussen handelaren behoeft niet (terstond) gepaard te gaan met de daadwerkelijke aflevering van de goederen. Veelal worden de verbruiksbelastinggoederen meer malen doorverkocht voordat ze daadwerkelijk worden afgeleverd. De verbruiksbelastinggoederen blijven in die periode opgeslagen in een fysieke IVV.
In die gevallen hebben de koop en verkoop voor de verbruiksbelastingen geen gevolgen. Slechts in het geval dat de koper opdracht geeft de goederen fysiek te verplaatsen naar een andere IVV, een lidstaat van de EU of een derde land, kan van de vergunning voor de (fictieve) IVV gebruik worden gemaakt
Ten aanzien van de zekerheidsstelling moeten aan de vergunninghouder voor een fictieve IVV dezelfde voorwaarden worden gesteld als aan de vergunninghouder die wel in het bezit is van een IVV met fysieke opslag.
In de vergunningen moeten, naast de wettelijk voorgeschreven voorwaarden, in ieder geval de volgende voorwaarden worden opgenomen:
a. De vergunninghouder van de IVV van waaruit de verbruiksbelastinggoederen zullen worden overgebracht maakt een vervoersopdracht op voor de vergunninghouder van de fictieve IVV. Op deze vervoersopdracht moet te allen tijde het nummer van de factuur respectievelijk de factuurdatum worden vermeld. Deze gegevens mogen niet worden vervangen door gegevens van bijvoorbeeld pakbonnen of andere vervoersbescheiden.
Tevens moet op de vervoersopdracht worden vermeld: VERGUNNING FICTIEF IVV.
b. De vergunninghouder van de fictieve IVV tekent de vervoersopdracht van de vergunninghouder van de IVV van waaruit de goederen zullen worden overgebracht voor ontvangst af en stuurt deze overeenkomstig artikel 2, derde lid, van het besluit terug naar de leverancier.
c. Vervolgens maakt de vergunninghouder van de fictieve IVV een nieuwe vervoersopdracht op voor de daadwerkelijke fysieke overbrenging van de verbruiksbelastinggoederen vanaf de IVV waar de goederen daadwerkelijk liggen opgeslagen naar de andere fysieke IVV. Die vervoersopdracht zal bij de aanvang van het vervoer van de verbruiksbelastinggoederen bij het vervoermiddel aanwezig moeten zijn.
De overbrenging naar een andere lidstaat van de EU dient te blijken uit de boeken en bescheiden en de overbrenging naar een derde land moet blijken uit afdrukken van het uitvoergeleidedocument of de aangifte ten uitvoer alsmede van de bevestiging van uitgang (artikelen 3 en 4 van het besluit).
d. In de administratie moet een relatie worden gelegd tussen de vervoersopdrachten waarmee de verbruiksbelastinggoederen fictief naar de fictieve IVV zijn overgebracht en die waarmee de verbruiksbelastinggoederen fysiek naar een andere IVV zijn overgebracht.
Op de facturen moet een verwijzing worden gesteld naar het nummer van de vervoersopdracht of worden aangegeven dat het overbrenging betreft naar een lidstaat van de EU of een derde land overeenkomstig artikelen 3 en 4 van het besluit. Tevens moet het vergunningnummer worden vermeld met de aantekening: FICTIEF IVV.
Op grond van artikel 21, tweede lid, van de wet kan een ondernemer in het kader van zijn onderneming, anders dan in een IVV, op verzoek toestemming krijgen om in plaats van een dagaangifte een weekaangifte te doen voor het voorhanden hebben van verbruiksbelastinggoederen.
In artikel 53a, tweede lid, van de Wet op de accijns is bepaald dat een geregistreerde geadresseerde weekaangifte voor de verschuldigde accijns doet.
Aangezien handelaren in alcoholhoudende dranken (waaronder geregistreerde geadresseerden) ook handelen in alcoholvrije dranken, kunnen zij worden geconfronteerd met verschillende procedures.
Deze handelwijze brengt zowel voor het bedrijfsleven als voor de belastingdienst onnodige administratieve handelingen met zich mee.
Goedkeuring
In verband hiermee keur ik goed dat bij uitslag van alcoholvrije dranken in de zin van artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet de belasting die in een week op de voet van artikel 19 van de wet verschuldigd is geworden uiterlijk de vrijdag van de week daaropvolgend op aangifte wordt voldaan. De aan de inspecteur te vragen toestemming, zoals bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de wet wordt daarbij geacht te zijn verleend.
Op grond van artikel 29, tweede lid, van de wet kan alleen aan degene die aan de verbruiksbelastinggoederen een vrijstellingsbestemming geeft een vergunning worden verleend. Dit heeft tot gevolg dat een handelaar in verbruiksbelastinggoederen alleen met betaling van de verbruiksbelasting aan een vrijstellingsgenietende kan leveren. De vrijstellingsgenietende kan vervolgens teruggaaf van verbruiksbelasting vragen. De handelaar zou alleen met een IVV onder schorsing van de verbruiksbelasting aan een vrijstellingsgenietende kunnen leveren.
Goedkeuring
Ik keur, mede ter voorkoming van administratieve lasten, goed dat aan handelaren die regelmatig verbruiksbelastinggoederen aan vrijstellingsgenietenden leveren ook een vrijstellingsvergunning wordt verleend als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de wet.
Naast de wettelijk voorgeschreven voorwaarden, kan de inspecteur in de vergunning nadere voorwaarden stellen. Zo kan worden bepaald dat aan de inspecteur een overzicht wordt verstrekt waaruit blijkt aan welke vrijstellingsgenietenden de goederen met vrijstelling worden afgeleverd.
(Vervallen per 01-01-2011)
(Vervallen per 01-01-2013)
(Vervallen per 01-01-2013)
(Vervallen per 01-06-2012)
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de wet worden minderbevin-dingen in een IVV aangemerkt als uitslag. Als de daadwerkelijk in de IVV aanwezige voorraad verbruiksbelasting-goederen kleiner is dan de voorraad die volgens de administratie aanwezig zou moeten zijn, is sprake van een minderbevinding. Als de daadwerkelijk in de IVV aanwezige voorraad verbruiksbelasting-goederen groter is dan de administratie aangeeft, is sprake van een meerbevinding.
De Hoge Raad der Nederlanden (arrest nr. 34.000 van 23 december 1998, BNB 1999/126) is voor de accijns van oordeel dat een redelijke toepassing van de Wet op de accijns meebrengt dat saldering van verschillen binnen groepen van accijnsgoederen geoorloofd is. Daarbij mogen alle accijnsgoederen in de vergelijking worden betrokken, mits zij zijn onderworpen aan hetzelfde accijnstarief. De meer- en minderbevindingen mogen geen gevolg zijn van andere verschillen zoals productieverliezen, productieoverschotten of vervoersverschillen.
De Hoge Raad overwoog daarbij dat van belanghebbende, die een onbetwist deugdelijke administratie voert, niet kan worden verlangd dat hij de oorzaken van de verschillen aangeeft. Het gaat immers om verschillen die uitsluitend volgen uit die administratie en niet verklaarbaar zijn.
Dit betekent, aldus de Hoge Raad, dat de minderbevonden accijnsgoederen pas worden aangemerkt als te zijn uitgeslagen, nadat de meerbevonden accijnsgoederen met hetzelfde accijnstarief daarop in mindering zijn gebracht. De minderbevinding en de meerbevinding moeten betrekking hebben op verschillen tussen de voorraad volgens de administratie en de daadwerkelijke opgeslagen voorraad.
Goedkeuring
In een IVV kunnen producten bij vergissing worden omgewisseld. Bij die omwisseling ontstaat een minderbevinding bij het ene artikel en een meerbevinding bij het andere artikel. In dat geval is het redelijk om onder bepaalde voorwaarden toe te staan dat een minderbevinding met een meerbevinding wordt gesaldeerd. Mede gelet op de jurisprudentie keur ik onder de volgende voorwaarden goed dat meer- en minderbevindingen worden gesaldeerd.
a. Er moet sprake zijn van een deugdelijke administratie. Dat wil zeggen dat de administratie moet voldoen aan het bepaalde in artikel 11 van het besluit. Indien naar het oordeel van de inspecteur de administratie niet aan deze voorwaarden voldoet, is er geen sprake van een deugdelijke administratie. De inspecteur moet dit uiteraard wel voldoende motiveren.
b. De saldering kan slechts plaatsvinden als er sprake is van verbruiksbelastinggoederen met hetzelfde tarief. In artikel 10 van de wet zijn de tarieven vermeld.
c. Periode waarop saldering betrekking heeft. De Hoge Raad heeft geen uitspraak gedaan over de periode waarover de saldering mag worden toegepast. In de praktijk worden meer- en minderbevindingen vastgesteld bij inventarisatie van de IVV-voorraad.
De administratie van een IVV moet op elk moment een juiste weergave geven van de daadwerkelijke voorraad. In verband daarmee wordt de voorraad regelmatig geïnventariseerd. Vervolgens wordt na die inventarisatie de administratie in overeenstemming gebracht met de werkelijke voorraad waarbij alle afzonderlijke meer- en minderbevindingen in de administratie moeten worden opgenomen.
Saldering van de meer- en minderbevindingen moet daarom direct na de inventarisaties plaatsvinden, ongeacht het aantal inventarisaties.
Dit betekent dat ook bedrijven die hun voorraad in gedeelten inventariseren (partiële inventarisaties) direct na die gedeeltelijke inventarisatie de meer- en minderbevindingen moeten salderen.
Het opnemen van meer- en minderbevindingen op een aparte lijst na elke partiële inventarisatie en daarna eenmaal per jaar alle meer- en minderbevindingen salderen, is hiermee niet in overeenstemming.
Indien na inventarisatie, saldering en aanpassing van de administratie een minderbevinding resteert, wordt dit aangemerkt als uitslag in de zin van artikel 3, eerste lid, van de wet. Deze minderbevinding moet worden opgenomen in de periodieke aangifte van de maand waarin de minderbevinding is geconstateerd.
(Vervallen per 01-01-2013)
(Vervallen per 01-01-2013)
Het besluit van 16 mei 2012, nr. BLKB2012/541M (Stcrt. 2012, 10438) is met ingang van 1 januari 2013 vervallen.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013. Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-25935.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.