De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 6, vierde lid, 9, vierde lid en 13, zesde lid, van de Wet verplichte
beroepspensioenregeling en de artikelen 2, vierde lid, 10, tweede lid, en 11, zevende
lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling verplichtstelling beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c vervalt ‘op diskette’.
2. In onderdeel e vervalt ‘op diskette’.
3. Onderdeel h, aanhef, komt te luiden:
-
h. een toelichting op de wijze van verzameling van de representativiteitgegevens, bedoeld
in onderdeel g, waarbij gebruik kan worden gemaakt van een daarvoor opgesteld formulier
representativiteitsgegevens, dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd, die in
ieder geval het volgende bevat:.
B
Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2. Meerderheid van minder dan 60%
-
1. Indien op grond van de opgave, bedoeld in artikel 1, onderdeel g, het aantal beroepsgenoten
of beroepsgenoten in loondienst dat lid is van de beroepspensioenvereniging een meerderheid
vertegenwoordigt van minder dan 60% van het totale aantal beroepsgenoten of beroepsgenoten
in loondienst als bedoeld in dat artikelonderdeel dan wel, indien tegen verplichtstelling
ingebrachte zienswijzen daartoe aanleiding geven, wordt de toelichting op de wijze
van verzameling van de representativiteitgegevens, bedoeld in artikel 1, onderdeel
h, gegeven aan de hand van het in dat artikelonderdeel bedoelde formulier representativiteitsgegevens.
-
2. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan naar aanleiding van de opgave,
bedoeld in artikel 1, onderdeel g, verlangen dat een nadere rapportage over de juistheid
van die opgave van een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent
die daartoe gecertificeerd is, wordt overgelegd.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c vervalt ‘op diskette,’.
2. Onderdeel f, aanhef, komt te luiden:
-
f. een toelichting op de wijze van verzameling van de representativiteitgegevens, bedoeld
in onderdeel e, waarbij gebruik kan worden gemaakt van een daarvoor opgesteld formulier
representativiteitsgegevens, dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd, die in
ieder geval het volgende bevat:.
D
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4. Meerderheid van minder dan 60%
-
1. Indien op grond van de opgave, bedoeld in artikel 3, onderdeel e, het aantal beroepsgenoten
of beroepsgenoten in loondienst dat lid is van de beroepspensioenvereniging een meerderheid
vertegenwoordigt van minder dan 60% van het totale aantal beroepsgenoten of beroepsgenoten
in loondienst als bedoeld in dat artikelonderdeel dan wel, indien tegen wijziging
van de verplichtstelling ingebrachte zienswijzen daartoe aanleiding geven, wordt de
toelichting op de wijze van verzameling van de representativiteitgegevens, bedoeld
in artikel 3, onderdeel f, gegeven aan de hand van het in dat artikelonderdeel bedoelde
formulier representativiteitsgegevens.
-
2. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan naar aanleiding van de opgave,
bedoeld in artikel 3, onderdeel e, verlangen dat een nadere rapportage over de juistheid
van die opgave van een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent
die daartoe gecertificeerd is, wordt overgelegd.
E
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel d, aanhef, komt te luiden:
-
d. een toelichting op de wijze van verzameling van de representativiteitgegevens, waarbij
gebruik kan worden gemaakt van een daarvoor opgesteld formulier representativiteitsgegevens,
dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd, die in ieder geval het volgende bevat:.
2. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt ‘op diskette,’.
F
Artikel 6 komt te luiden:
Artikel 6. Meerderheid van minder dan 60%
-
1. Indien op grond van de opgave, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, het
aantal beroepsgenoten of beroepsgenoten in loondienst dat lid is van de beroepspensioenvereniging
een meerderheid vertegenwoordigt van minder dan 60% van het totale aantal beroepsgenoten
of beroepsgenoten in loondienst als bedoeld in dat artikelonderdeel dan wel, indien
tegen intrekking van de verplichtstelling ingebrachte zienswijzen daartoe aanleiding
geven, wordt de toelichting op de wijze van verzameling van de representativiteitgegevens,
bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel d, gegeven aan de hand van het in dat
artikelonderdeel bedoelde formulier representativiteitsgegevens.
-
2. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan naar aanleiding van de opgave,
bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, verlangen dat een nadere rapportage
over de juistheid van die opgave van een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent
die daartoe gecertificeerd is, wordt overgelegd.
G
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘Onze Minister’ vervangen door: De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid.
2. Het derde lid komt te luiden:
-
3. Indien verzoekende partijen niet of niet volledig binnen zes weken reageren op een
verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of De Nederlandsche Bank
om aanvullende informatie dan wel binnen acht weken in geval van een verzoek van De
Nederlandsche Bank om wijziging van statuten of reglementen, krijgen zij vier weken
om alsnog te reageren. Indien ook na deze periode niet of niet volledig is gereageerd
wordt de aanvraag, bedoeld in artikel 1, 3 of 5 niet verder behandeld. Hiervan wordt
mededeling gedaan in de Staatscourant.
H
Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 9a. Elektronische verzending
-
1. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1, 3 of 5, elektronisch wordt verzonden, wordt
daarbij gebruik gemaakt van de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
ter beschikking gestelde elektronische formulieren en de door hem erkende elektronische
handtekening.
-
2. Bij elektronische verzending van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid is artikel
1, onderdelen d en f, artikel 3, onderdeel d, of artikel 5, tweede lid, onderdeel
b, niet van toepassing
-
3. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zorgt voor de voor elektronische
aanvragen noodzakelijke elektronische infrastructuur met behulp waarvan die aanvragen
betrouwbaar en vertrouwelijk kunnen worden verzonden.
ARTIKEL II
Na artikel 6a van de Regeling betreffende aanvragen op grond van de Wet verplichte
deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6b. Elektronische verzending
-
1. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 2, 3 of 4, elektronisch wordt verzonden, wordt
daarbij gebruik gemaakt van de door de minister ter beschikking gestelde elektronische
formulieren en een door hem erkende elektronische handtekening.
-
2. Bij elektronische verzending van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid is artikel
2, onderdelen d en f, artikel 3, onderdeel d, of artikel 4, tweede lid, onderdeel
b, niet van toepassing.
-
3. De minister zorgt voor de voor elektronische aanvragen noodzakelijke elektronische
infrastructuur met behulp waarvan die aanvragen betrouwbaar en vertrouwelijk kunnen
worden verzonden.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.
Den Haag, 6 december 2012
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma.
TOELICHTING
De wijziging van met name de artikelen 2, 4 en 6 van de Regeling verplichtstelling
beroepspensioenregeling komt voort uit de wijziging van het Besluit aanmelding van
collectieve arbeidsovereenkomsten en het aanvragen van algemeen verbindend verklaring,
waar het de nadere toelichting betreft op de wijze waarop de representativiteitgegevens
zijn verzameld. Gebleken is dat de gegeven toelichting op de representativiteitgegevens
door aanvragers niet altijd afdoende is, met als gevolg dat daardoor de procedure
wordt vertraagd. Teneinde op een meer gestructureerde wijze de vereiste toelichting
te leveren kan gebruik gemaakt worden van een daarvoor opgesteld formulier Representativiteitgegevens.
Dit formulier en de daarbij behorende toelichting is te vinden op cao.szw.nl en kan
eventueel ook telefonisch worden aangevraagd bij de Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving
van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ligt daar ter inzage. Het
gebruik maken van het formulier leidt tot een gestructureerde toelichting die voldoende
waarborgen bevat om direct een oordeel te kunnen geven over de kwaliteit van de representativiteitgegevens.
Aan de hand van deze toelichting zal kunnen worden beoordeeld of de toegepaste onderzoeksmethode
voldoet aan de vereisten van zorgvuldigheid en reproduceerbaarheid. Ook de specifieke
omstandigheden in de beroepsgroep die het betreft worden in de beoordeling meegenomen.
Gebruik maken van het formulier Representativiteitgegevens is vereist in geval van
een percentage representativiteit onder de 60% en in geval beargumenteerde zienswijzen
tegen de representativiteit daartoe aanleiding geven. Hierdoor kan de verplichting
vervallen dat de representativiteitgegevens in deze gevallen altijd geverifieerd moeten
worden door een accountant. Naast een kostenreductie in verband met de accountantskosten
kan dit ook een versnelling in de desbetreffende procedures opleveren. Voor meer specifieke
gevallen blijft de mogelijkheid bestaan om een nadere rapportage van een accountant
te verlangen. Dit gebeurt bijvoorbeeld indien, naar aanleiding van beargumenteerde
zienswijzen tegen de representativiteit, de gerede twijfel aan de deugdelijkheid van
het onderliggende bronmateriaal niet door de toelichting van de om verplichtstelling
verzoekende partijen wordt weggenomen. In een dergelijk geval kan een assurancerapport
worden verlangd waarin wordt verklaard dat de opgegeven aantallen juist zijn en dat
bij de totstandkoming ervan rekening is gehouden met alle relevante aspecten genoemd
in het formulier Representativiteitgegevens.
Verder is in de artikelen 1, 3 en 5, daar waar sprake is van het digitaal aanleveren
van werkingssferen en/of statuten en/of reglementen op diskette, de verplichting om
voor de digitale aanlevering een diskette te gebruiken, vervallen.
Tenslotte is in artikel 9, derde lid, de reactietermijn van verzoekende partijen ingeval
van een verzoek van De Nederlandse Bank om wijziging van de statuten of reglementen
verlengd van 6 naar 8 weken. Daarnaast is in artikel 9, derde lid, geregeld dat indien
verzoekende partijen binnen de gegeven reactietermijn niet of niet voldoende reageren,
zij uitstel van 4 weken krijgen om alsnog te reageren.
Elektronisch indienen van aanvragen
De nieuw ingevoegde artikelen 6b van de Regeling betreffende aanvragen op grond van
de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en 9a van de Regeling
verplichtstelling beroepspensioenregeling hebben betrekking op de mogelijkheid om
aanvragen van de verplichtstelling of aanvragen tot wijziging of (gedeeltelijke) intrekking
van de verplichtstelling) op elektronische wijze in te dienen. Op dit moment gebeuren
dergelijke aanvragen nog door middel van het indienen van papieren stukken en het
bijvoegen van stukken in viervoud. Deze verplichting vervalt voor diegene die een
aanvraag elektronisch indient. Door de elektronische indiening van de aanvragen is
een transparante en efficiënte behandeling van de aanvragen mogelijk.
De organisatie die een aanvraag elektronisch indient, dient gebruik te maken van de
daarvoor door de minister op https://pensioenonline.szw.nl ter beschikking gestelde elektronische formulieren en een door hem erkende handtekening.
Toegang tot de elektronische formulieren wordt verkregen middels een inlogprocedure,
waarbij de door de minister erkende elektronische handtekening van de tekenbevoegd
vertegenwoordiger van de aanvraag indienende organisatie moet worden ingevoerd.
De door de minister erkende handtekening is een door hem verstrekte combinatie inlognaam-wachtwoord.
De aanvraag indienende organisatie mag medewerkers machtigen voor het gebruik van
de combinatie, maar is zelf verantwoordelijk voor het machtigingssysteem en de geheimhouding
van de inlognaam en het wachtwoord. Het aanvraagformulier hiervoor is te vinden op
https://pensioenonline.szw.nl . Onderdeel van de aanvraag van een elektronische handtekening is dat de aanvrager
kenbaar maakt dat hij langs elektronische weg voldoende bereikbaar is als bedoeld
in artikel 2:14 van de Algemene wet bestuursrecht.
De erkende handtekening geeft aan degene die de aanvraag doet ook toegang tot een
zogenoemde inzagefaciliteit. Deze faciliteit maakt het mogelijk om relevante gegevens
over de eigen elektronische aanvraag terug te zien. De aanvragende organisatie wordt
van de ontvangst van een volledig elektronische aanvraag en over het verdere verloop
van de procedure per brief die per gewone post wordt verzonden, in kennis gesteld.
Elektronische verzending van stukken met betrekking tot zienswijzen tegen een aanvraag
is vooralsnog niet mogelijk. Dat brengt met zich dat deze stukken dan ook per gewone
post moeten worden verzonden. Ditzelfde geldt ten aanzien van aanvragen om individuele
ontheffingen.
De vertrouwelijkheid van de elektronische formulieren wordt gewaarborgd door een inlogprocedure
en een ‘firewall’ tussen het internet en de database waarin de formulieren zijn opgeslagen.
De inlogprocedure garandeert dat degene die toegang heeft tot de database alleen de
gegevens met betrekking tot de eigen elektronische aanvraag kan terugzien. De firewall
garandeert dat alleen degene die geautoriseerd is, dat wil zeggen degene(n) die namens
de aanvraag indienende organisatie een aanvraag indient, toegang heeft tot de database.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma