De Minister van Infrastructuur en Milieu,
Gelet op de artikelen 111, vierde lid, en 134, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 en
de artikelen 16 tot en met 19a, 103, tiende tot en met twaalfde lid, 118, en 118a
van het Reglement Rijbewijzen;
Besluit:
TOELICHTING
Algemeen
Onderhavige wijziging van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de regeling)
heeft tot doel de regels die betrekking hebben op de geschiktheid tot het besturen
van motorrijtuigen van personen met epileptische aanvallen aan te passen. De wijzigingen
betreffen met name het beroepsmatig gebruik van een rijbewijs van groep 1. Daarnaast
zijn enkele redactionele wijzigingen doorgevoerd. Tevens wordt aan de Regeling codering
beperkingen rijbevoegdheid bij de nationale codes een nieuwe code toegevoegd (code
105) die van toepassing is op houders van een rijbewijs uit groep 1 met epilepsie.
Tot op heden werden personen met epileptische aanvallen voor een rijbewijs van groep
1 geschikt verklaard, met dien verstande dat de rijbevoegdheid werd beperkt tot privégebruik.
In uitzonderlijke gevallen en onder bepaalde voorwaarden, zoals een werkgeversverklaring,
kon men geschikt worden verklaard voor beperkt beroepsmatig vervoer, niet zijnde vervoer
van personen of het onder toezicht doen besturen van derden (bijvoorbeeld het geven
van rijlessen), voor maximaal vier uren per dag.
De regels zoals die tot op heden golden ten aanzien van de geschiktheidseisen voor
personen met epilepsie waren gebaseerd op het advies van de Gezondheidsraad van 22
juli 2010.1 Ik heb evenwel om een nieuw advies van de Gezondheidsraad gevraagd, aangezien de
regeling zoals die tot op heden gold op het gebied van epilepsie wellicht strenger
zou zijn dan de Europese regelgeving eist en ik dit als ongewenst beschouwde. Het
nieuwe advies is uitgebracht in mei 2012.2
Europese richtlijn
De Europese geschiktheidseisen zijn neergelegd in bijlage III van de Derde Rijbewijsrichtlijn.3 Bij het opstellen van de geschiktheidseisen ten aanzien van epilepsie heeft de werkgroep
‘Epilepsy and driving’ van de Europese Unie gebruikgemaakt van een erkende formule
(kans op aanval maal blootstelling) voor de berekening van extra risico op een ongeval
bij personen met epileptische aanvallen.4 De algemene gedachte is dat door het beperken van de gemiddelde rijtijd per dag (blootstelling)
de kans op een ongeval ten gevolge van een epileptische aanval vermindert. Er bestaat
namelijk een directe relatie tussen de kans op een aanval achter het stuur en de duur
dat iemand als chauffeur aanwezig is op de weg.
In de regeling zoals die tot op heden gold voor beroepsmatig gebruik bij groep 1 rijbewijzen
(namelijk met een beperking tot maximaal 4 uur rijden per dag) werd van het bovenstaande
principe uitgegaan. De regeling was daarmee in overeenstemming met de Europese richtlijn.
Nederland blijkt hierin geen strengere normen te hebben gehanteerd, maar deze norm
te hebben uitgewerkt in de vorm van een maximumcriterium (maximaal 4 uur per dag)
in plaats van een gemiddeld criterium (gemiddeld 4 uur per dag).
Op basis van diverse internationale onderzoeken5 constateren zowel de werkgroep ‘Epilepsy and Driving’ als de Gezondheidsraad dat
met de tijd de kans op een nieuwe epileptische aanval afneemt. Deze studies dienden
als basis voor de berekening van het risico. Gevolg is dat na verloop van tijd het
berekende risico in die mate afneemt dat de beperking aan de rijtijd na verloop van
tijd kan komen te vervallen.
Relatief risico
Bij de vaststelling van de nieuwe normen zoals deze zijn opgenomen in richtlijn 2006/126/EG
is de Europese Commissie in navolging van de Europese werkgroep ervan uitgegaan dat
een drie keer (relatief risico = 3,0) zo grote kans op een ongeval ten opzichte van
bestuurders zonder epileptische aanvallen maatschappelijk aanvaardbaar is. Wel is
het zo dat bij een dergelijk objectief getal slechts in beperkte mate rekening wordt
gehouden met subjectieve maatschappelijke gevolgen. Het maakt subjectief wel uit of
iemand door een aanval achter het stuur zichzelf schade toebrengt of een ander.
De Commissie is van mening dat rekening houdend met de systematiek van het relatieve
risico toepassing van het gemiddelde criterium kan worden gerechtvaardigd. Voorwaarde
is wel dat het gemiddelde van vier uur betrekking heeft op het totaal gebruik van
het rijbewijs, dus beroepsmatig en privé, gerekend over een periode van een week.
In een hoorzitting met de Epilepsie Vereniging Nederland heeft de deze vereniging
aangegeven geen bezwaar te hebben tegen dit gemiddelde criterium.
Bij toepassing in de berekeningen van de internationale cijfers over de kans op een
nieuwe epileptische aanval constateert de Commissie dat na het verstrijken van de
vereiste aanvalsvrije periode en bij een gemiddelde rijtijd van vier uur per dag (dus
maximaal 28 uur in de week) het relatieve risico beneden de aanvaarde 3,0 blijft.
Het is echter vrijwel onmogelijk te handhaven op een gemiddeld aantal uren rijtijd
per dag. Een dergelijke beperking is dan ook om die reden niet in de regeling opgenomen.
Wel wordt het advies gegeven om de eerste twee jaar na de vereiste aanvalsvrije periode
niet meer te rijden dan de beschreven norm van gemiddeld vier uur per dag (28 uur
in de week). Na een periode van twee jaar is voor de gemiddelde groep personen met
epileptische aanvallen de kans op een aanval zoveel afgenomen dat ook zonder beperking
aan de gemiddelde rijtijd het relatieve risico onder de 3,0 blijft. Het in acht nemen
van de gemiddelde rijtijd is dus iets dat valt onder de verantwoordelijkheid van de
bestuurder zelf, doch het is wenselijk weer te geven wat de Gezondheidsraad hierover
heeft opgemerkt, ook al wordt dat niet in de regeling zelf opgenomen. Aan neurologen
zal onder de aandacht worden gebracht dat zij hun patiënten op het punt van dit advies
zullen dienen voor te lichten. Daarnaast zullen de informatiefolders over rijgeschiktheid
bij epilepsie worden aangepast en zal het advies daarin worden opgenomen.
Personenvervoer
De Europese Commissie stelt wel voor om het beroepsmatig personenvervoer en het onder
toezicht doen besturen van derden niet toe te staan voor personen met epileptische
aanvallen, zolang niet tevens aan de eisen van groep 2 rijbewijzen, zoals neergelegd
in uit paragrafen 7.2.1 en 7.2.2, is voldaan. Op grond van artikel 1.3 van Bijlage
III van de Derde Rijbewijsrichtlijn is het de lidstaten toegestaan de normen voor
groep 2 toe te passen op personen die het rijbewijs voor groep 1 voor de uitoefening
van hun beroep gebruiken. Op advies van de Gezondheidsraad worden personen uit groep
1 met epilepsie nog steeds niet geschikt geacht voor het vervoer van personen. Om
deze beperking uitvoerbaar en handhaafbaar te maken, wordt er aan de Regeling codering
beperkingen rijbevoegdheid een nationale code toegevoegd. De nieuwe code 105 stelt
dat men niet geschikt is voor het beroepsmatig vervoeren van personen of het onder
toezicht doen besturen van derden (bijvoorbeeld het geven van rijlessen). In tegenstelling
tot code 101 geldt evenwel geen beperking in tijdsduur, anders dan het dringende
advies van beperking tot 28 per week, zoals hierboven genoemd.
Administratieve lasten en bedrijfseffecten
Er zijn geen gevolgen voor administratieve lasten of bedrijfseffecten.
Vaste-verandermomenten
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013. Er is dus aan de vaste-verandermomenten
voldaan. Helaas is het echter niet mogelijk gebleken de regeling twee maanden voor
deze datum te publiceren.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.