Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 11 december 2012, nr. IENM/BSK-2012/245200, tot wijziging van de Regeling eisen geschiktheid 2000 en de Regeling coderingen beperkingen rijbevoegdheid in verband met aanpassing van de geschiktheidseisen bij epilepsie

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 111, vierde lid, en 134, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 16 tot en met 19a, 103, tiende tot en met twaalfde lid, 118, en 118a van het Reglement Rijbewijzen;

Besluit:

ARTIKEL I

Paragraaf 7.2 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 komt te luiden:

7.2 Epileptische aanvallen en epilepsie

Voor de beoordeling van de geschiktheid van personen met epileptische aanvallen (in de voorgeschiedenis) is een specialistisch rapport vereist, opgesteld door een neuroloog, tenzij het een aanvraag betreft voor een groep 1 rijbewijs en de aanvrager gedurende de voorgaande tien jaar aanvalsvrij is geweest en gedurende dezelfde periode geen behandeling plaats heeft gevonden met anti-epileptische medicatie. In die gevallen volstaat een aantekening van de keurend arts.

In geval van arterioveneuze malformaties, intracerebrale bloedingen, herseninfarcten en hersentumoren, met risico op epileptische aanvallen, gelden tevens de normen uit paragrafen 7.5 en 7.6.

Aan het gebruik van een rijbewijs van groep 1 door personen met één of meerdere epileptische aanvallen in de voorgeschiedenis moeten vanwege een verhoogd risico op een verkeersongeval extra eisen worden gesteld. Personen die voldoen aan de hieronder gestelde eisen van groep 1, maar niet tevens voldoen aan de hieronder gestelde eisen van groep 2, zijn permanent ongeschikt voor beroepsmatig vervoer van personen of het onder toezicht doen besturen van derden.

Personen kunnen voor beroepsmatig vervoer, niet zijnde vervoer van personen of het onder toezicht doen besturen van derden, geschikt worden verklaard indien er sprake is van afwezigheid van andere voor de rijgeschiktheid relevante afwijkingen die een beperking van de bevoegdheid vereisen tot alleen privégebruik of beroepsmatig gebruik voor maximaal vier uur per dag.

Voor de normen in deze paragraaf gelden de volgende uitgangspunten:

  • Rijbewijsbezitters die een epileptische aanval krijgen, zijn ongeschikt voor een onbeperkt rijbewijs.

  • Epilepsie: van epilepsie is sprake als een persoon in een periode van minder dan vijf jaar twee of meer niet-geprovoceerde epileptische aanvallen heeft gehad.

  • Geprovoceerde epileptische aanval (of acuut symptomatische aanval): een epileptische aanval die zich voordoet binnen 14 dagen na schedel-hersenletsel, bij een koortsende ziekte, bij een metabole ontregeling, dan wel een andere identificeerbare causale en vermijdbare factor zoals slaapdeprivatie.

  • Sporadische epileptische aanval: een epileptische aanval waarbij zich in de voorgeschiedenis één of meerdere epileptische aanvallen hebben voorgedaan met een interval tussen deze en de voorlaatste aanval van meer dan twee jaar.

  • Meerdere aanvallen binnen 24 uur worden beschouwd als een eenmalige aanval.

7.2.1 Eerste epileptische aanval
  • a. groep 1: Personen met een eerste epileptische aanval zijn ongeschikt voor rijbewijzen van groep 1 tot zes maanden na de aanval.

    Uitzonderingen kunnen worden gemaakt indien is voldaan aan één van de onderstaande voorwaarden:

    • een eerste niet-geprovoceerde epileptische aanval zonder ‘epileptiforme afwijkingen’ op het standaard EEG (gemaakt na de aanval) en zonder voor epilepsie relevante afwijkingen op de MRI-scan van de hersenen: ongeschikt tot drie maanden na de aanval;

    • een eerste geprovoceerde epileptische aanval: individueel door de neuroloog te beoordelen, maar ongeschikt tot tenminste drie maanden na de aanval, mede afhankelijk van de oorzaak van de aanval;

    • een eerste epileptische aanval bij een progressief neurologische aandoening: individueel door de neuroloog te beoordelen, maar ongeschikt tot tenminste zes maanden na de aanval.

    Na afloop van de aanvalsvrije periode kunnen personen, die voldoen aan bovenstaande voorwaarden, geschikt worden verklaard voor een termijn van één jaar. Bij blijvende aanvalsvrijheid is de maximale geschiktheidstermijn vervolgens drie jaar, dan vijf jaar en dan onbeperkt.

    Bezitters van een groep 1 rijbewijs, die bij een eerste beoordeling door het CBR al drie jaar of langer aanvalsvrij zijn, mogen direct geschikt worden verklaard voor een termijn van drie jaar, zij die vijf jaar of langer aanvalsvrij zijn voor een termijn van vijf jaar.

  • b. groep 2: Personen met een eerste, al dan niet geprovoceerde, epileptische aanval zijn ongeschikt voor rijbewijzen van groep 2, tenzij zij vijf jaar lang aanvalsvrij zijn gebleven en gedurende die periode niet zijn behandeld met anti-epileptische medicatie.

    Uitzondering kan – vanwege de erkende gunstige prognose – worden gemaakt voor personen die twee jaar lang aanvalsvrij zijn gebleven en gedurende die periode niet zijn behandeld met anti-epileptische medicatie. Zij kunnen geschikt worden verklaard als er geen voor epilepsie relevante afwijkingen op de MRI-scan van de hersenen, op een recent standaard EEG en op een recent EEG na partiële of gehele slaaponthouding zijn gevonden. Na afloop van de aanvalsvrije periode kunnen personen, die voldoen aan bovenstaande voorwaarden, geschikt worden verklaard voor een termijn van één jaar. Bij blijvende aanvalsvrijheid is de maximale geschiktheidstermijn vervolgens drie jaar, dan telkens vijf jaar.

    Bezitters van een groep 2 rijbewijs, die bij een eerste beoordeling door het CBR al vijf jaar of langer aanvalsvrij zijn zonder gebruik van anti-epileptische medicatie, mogen direct geschikt worden verklaard voor de maximale termijn van vijf jaar.

7.2.2 Meer dan één epileptische aanval in de voorgeschiedenis (epilepsie)
  • a. groep 1: Personen met meer dan één epileptische aanval in de voorgeschiedenis zijn ongeschikt voor rijbewijzen van groep 1 tot een jaar na de laatste aanval.

    Uitzonderingen kunnen worden gemaakt indien is voldaan aan één van de onderstaande voorwaarden:

    • een sporadische epileptische aanval: ongeschikt gedurende zes maanden na de sporadische aanval;

    • epileptische aanvallen bij een progressief neurologische aandoening: individueel door de neuroloog te beoordelen, maar ongeschikt tot ten minste een jaar na de laatste aanval;

    • aanvallen in de slaap: als is gebleken dat gedurende een jaar na de eerste aanval tijdens de slaap uitsluitend aanvallen in de slaap zijn opgetreden bestaat er geschiktheid;

    • myoclonieën en eenvoudig partiële aanvallen: als is gebleken dat gedurende drie maanden na de eerste myoclonie of eenvoudig partiële aanval alleen myoclonieën of eenvoudige partiële aanvallen zijn opgetreden die geen invloed hebben op de geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen, bestaat er geschiktheid.

    Na afloop van de aanvalsvrije periode kunnen personen, die voldoen aan bovenstaande voorwaarden, geschikt worden verklaard voor een termijn van één jaar. Bij gelijkblijvende situatie is de maximale geschiktheidstermijn vervolgens drie jaar, dan vijf jaar en dan onbeperkt.

    Bezitters van een groep 1 rijbewijs die bij een eerste beoordeling door het CBR al drie jaar of langer aanvalsvrij zijn, mogen direct geschikt worden verklaard voor een termijn van drie jaar, zij die vijf jaar of langer aanvalsvrij zijn voor een termijn van vijf jaar.

  • b. groep 2: Personen met meer dan één epileptische aanval in de voorgeschiedenis zijn ongeschikt voor rijbewijzen van groep 2, tenzij zij tien jaar lang aanvalsvrij zijn gebleven en gedurende die periode niet zijn behandeld met anti-epileptische medicatie.

    Een uitzondering kan – vanwege de erkend gunstige prognose – worden gemaakt voor personen die vijf jaar lang aanvalsvrij zijn gebleven en gedurende die periode niet zijn behandeld met anti-epileptische medicatie. Zij kunnen geschikt worden verklaard als er geen voor epilepsie relevante afwijkingen op de MRI-scan van de hersenen, op een recent standaard EEG en op een recent EEG na partiële of gehele slaaponthouding zijn gevonden.

    Na afloop van de aanvalsvrije periode kunnen personen, die voldoen aan bovenstaande voorwaarden, geschikt worden verklaard voor een termijn van één jaar. Bij blijvende aanvalsvrijheid is de maximale geschiktheidstermijn vervolgens drie jaar, dan telkens vijf jaar.

    Bezitters van een groep 2 rijbewijs die bij een eerste beoordeling door het CBR al tien jaar of langer aanvalsvrij zijn zonder gebruik van anti-epileptische medicatie, mogen direct geschikt worden verklaard voor de maximale termijn van vijf jaar.

7.2.3 Wijziging of afbouw van anti-epileptische medicatie

Bij wijziging of afbouw van de anti-epileptische medicatie in overleg met of op advies van de behandelaar geldt voor bezitters van een groep 1 rijbewijs het volgende:

  • bij afbouwen van de anti-epileptische medicatie na een aanvalsvrije periode van minder dan twee jaar, bestaat er ongeschiktheid gedurende de periode van afbouwen en drie maanden na het stoppen;

  • bij afbouwen van de anti-epileptische medicatie na een aanvalsvrije periode van twee jaar of langer bestaat er geen ongeschiktheid, ook niet tijdens de afbouw;

  • als zich tijdens wijziging of afbouw van de anti-epileptische medicatie een epileptische aanval voordoet bestaat er een ongeschiktheid van slechts drie maanden, mits de medicatie meteen is aangepast, anders gelden de reguliere aanvalsvrije perioden van paragraaf 7.2.1a en 7.2.2a.

ARTIKEL II

Aan de nationale codes in de bijlage bij de Regeling codering beperkingen rijbevoegdheid wordt toegevoegd:

  • 105: uitgezonderd beroepsmatig personenvervoer of het onder toezicht doen besturen van derden

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

TOELICHTING

Algemeen

Onderhavige wijziging van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de regeling) heeft tot doel de regels die betrekking hebben op de geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van personen met epileptische aanvallen aan te passen. De wijzigingen betreffen met name het beroepsmatig gebruik van een rijbewijs van groep 1. Daarnaast zijn enkele redactionele wijzigingen doorgevoerd. Tevens wordt aan de Regeling codering beperkingen rijbevoegdheid bij de nationale codes een nieuwe code toegevoegd (code 105) die van toepassing is op houders van een rijbewijs uit groep 1 met epilepsie.

Tot op heden werden personen met epileptische aanvallen voor een rijbewijs van groep 1 geschikt verklaard, met dien verstande dat de rijbevoegdheid werd beperkt tot privégebruik. In uitzonderlijke gevallen en onder bepaalde voorwaarden, zoals een werkgeversverklaring, kon men geschikt worden verklaard voor beperkt beroepsmatig vervoer, niet zijnde vervoer van personen of het onder toezicht doen besturen van derden (bijvoorbeeld het geven van rijlessen), voor maximaal vier uren per dag.

De regels zoals die tot op heden golden ten aanzien van de geschiktheidseisen voor personen met epilepsie waren gebaseerd op het advies van de Gezondheidsraad van 22 juli 2010.1 Ik heb evenwel om een nieuw advies van de Gezondheidsraad gevraagd, aangezien de regeling zoals die tot op heden gold op het gebied van epilepsie wellicht strenger zou zijn dan de Europese regelgeving eist en ik dit als ongewenst beschouwde. Het nieuwe advies is uitgebracht in mei 2012.2

Europese richtlijn

De Europese geschiktheidseisen zijn neergelegd in bijlage III van de Derde Rijbewijsrichtlijn.3 Bij het opstellen van de geschiktheidseisen ten aanzien van epilepsie heeft de werkgroep ‘Epilepsy and driving’ van de Europese Unie gebruikgemaakt van een erkende formule (kans op aanval maal blootstelling) voor de berekening van extra risico op een ongeval bij personen met epileptische aanvallen.4 De algemene gedachte is dat door het beperken van de gemiddelde rijtijd per dag (blootstelling) de kans op een ongeval ten gevolge van een epileptische aanval vermindert. Er bestaat namelijk een directe relatie tussen de kans op een aanval achter het stuur en de duur dat iemand als chauffeur aanwezig is op de weg.

In de regeling zoals die tot op heden gold voor beroepsmatig gebruik bij groep 1 rijbewijzen (namelijk met een beperking tot maximaal 4 uur rijden per dag) werd van het bovenstaande principe uitgegaan. De regeling was daarmee in overeenstemming met de Europese richtlijn. Nederland blijkt hierin geen strengere normen te hebben gehanteerd, maar deze norm te hebben uitgewerkt in de vorm van een maximumcriterium (maximaal 4 uur per dag) in plaats van een gemiddeld criterium (gemiddeld 4 uur per dag).

Op basis van diverse internationale onderzoeken5 constateren zowel de werkgroep ‘Epilepsy and Driving’ als de Gezondheidsraad dat met de tijd de kans op een nieuwe epileptische aanval afneemt. Deze studies dienden als basis voor de berekening van het risico. Gevolg is dat na verloop van tijd het berekende risico in die mate afneemt dat de beperking aan de rijtijd na verloop van tijd kan komen te vervallen.

Relatief risico

Bij de vaststelling van de nieuwe normen zoals deze zijn opgenomen in richtlijn 2006/126/EG is de Europese Commissie in navolging van de Europese werkgroep ervan uitgegaan dat een drie keer (relatief risico = 3,0) zo grote kans op een ongeval ten opzichte van bestuurders zonder epileptische aanvallen maatschappelijk aanvaardbaar is. Wel is het zo dat bij een dergelijk objectief getal slechts in beperkte mate rekening wordt gehouden met subjectieve maatschappelijke gevolgen. Het maakt subjectief wel uit of iemand door een aanval achter het stuur zichzelf schade toebrengt of een ander.

De Commissie is van mening dat rekening houdend met de systematiek van het relatieve risico toepassing van het gemiddelde criterium kan worden gerechtvaardigd. Voorwaarde is wel dat het gemiddelde van vier uur betrekking heeft op het totaal gebruik van het rijbewijs, dus beroepsmatig en privé, gerekend over een periode van een week. In een hoorzitting met de Epilepsie Vereniging Nederland heeft de deze vereniging aangegeven geen bezwaar te hebben tegen dit gemiddelde criterium.

Bij toepassing in de berekeningen van de internationale cijfers over de kans op een nieuwe epileptische aanval constateert de Commissie dat na het verstrijken van de vereiste aanvalsvrije periode en bij een gemiddelde rijtijd van vier uur per dag (dus maximaal 28 uur in de week) het relatieve risico beneden de aanvaarde 3,0 blijft. Het is echter vrijwel onmogelijk te handhaven op een gemiddeld aantal uren rijtijd per dag. Een dergelijke beperking is dan ook om die reden niet in de regeling opgenomen. Wel wordt het advies gegeven om de eerste twee jaar na de vereiste aanvalsvrije periode niet meer te rijden dan de beschreven norm van gemiddeld vier uur per dag (28 uur in de week). Na een periode van twee jaar is voor de gemiddelde groep personen met epileptische aanvallen de kans op een aanval zoveel afgenomen dat ook zonder beperking aan de gemiddelde rijtijd het relatieve risico onder de 3,0 blijft. Het in acht nemen van de gemiddelde rijtijd is dus iets dat valt onder de verantwoordelijkheid van de bestuurder zelf, doch het is wenselijk weer te geven wat de Gezondheidsraad hierover heeft opgemerkt, ook al wordt dat niet in de regeling zelf opgenomen. Aan neurologen zal onder de aandacht worden gebracht dat zij hun patiënten op het punt van dit advies zullen dienen voor te lichten. Daarnaast zullen de informatiefolders over rijgeschiktheid bij epilepsie worden aangepast en zal het advies daarin worden opgenomen.

Personenvervoer

De Europese Commissie stelt wel voor om het beroepsmatig personenvervoer en het onder toezicht doen besturen van derden niet toe te staan voor personen met epileptische aanvallen, zolang niet tevens aan de eisen van groep 2 rijbewijzen, zoals neergelegd in uit paragrafen 7.2.1 en 7.2.2, is voldaan. Op grond van artikel 1.3 van Bijlage III van de Derde Rijbewijsrichtlijn is het de lidstaten toegestaan de normen voor groep 2 toe te passen op personen die het rijbewijs voor groep 1 voor de uitoefening van hun beroep gebruiken. Op advies van de Gezondheidsraad worden personen uit groep 1 met epilepsie nog steeds niet geschikt geacht voor het vervoer van personen. Om deze beperking uitvoerbaar en handhaafbaar te maken, wordt er aan de Regeling codering beperkingen rijbevoegdheid een nationale code toegevoegd. De nieuwe code 105 stelt dat men niet geschikt is voor het beroepsmatig vervoeren van personen of het onder toezicht doen besturen van derden (bijvoorbeeld het geven van rijlessen). In tegenstelling tot code 101 geldt evenwel geen beperking in tijdsduur, anders dan het dringende advies van beperking tot 28 per week, zoals hierboven genoemd.

Administratieve lasten en bedrijfseffecten

Er zijn geen gevolgen voor administratieve lasten of bedrijfseffecten.

Vaste-verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013. Er is dus aan de vaste-verandermomenten voldaan. Helaas is het echter niet mogelijk gebleken de regeling twee maanden voor deze datum te publiceren.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.


X Noot
1

Gezondheidsraad: Briefadvies Rijgeschiktheid bij epilepsie. Den Haag; Gezondheidsraad 22 juli 2010; publicatienummer 2010/12. (www.gr.nl).

X Noot
2

Gezondheidsraad: Briefadvies Rijgeschiktheid bij epilepsie. Den Haag: Gezondheidraad 22 mei 2012; publicatienummer 2012/08. (www.gr.nl).

X Noot
3

Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs PbEu L 403/47.

X Noot
4

Schmedding E. et al. Epilepsy and driving. European regulations. Second Working Group on Epilepsy and driving of the European Union. Brussels, 2005. (http://ec.europa.eu/transport/road_safety/behavior/doc/epilepsy_and_driving_in_europe_final_report_v2_en.pdf).

X Noot
5

De Gezondheidsraad verwijst naar studies uit 1991, 1992 en 2006.

Naar boven