TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige beleidsregels zijn het sluitstuk van de implementatie van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet) voor de onder de Minister van Infrastructuur
en Milieu (hierna: Minister) ressorterende zelfstandige bestuursorganen (zbo’s).
Met de onderhavige beleidsregels geef ik aan hoe ik de bevoegdheden uitoefen die de
Kaderwet en de instellingswetgeving voor het zbo mij geven.
De voor Stichting VAM geldende wet- en regelgeving heeft een gelaagde structuur: de
Kaderwet en de in de Wet rijonderrricht motorrijtuigen 1993 en de Wegenverkeerswet
1994 opgenomen instellingswetgeving en de onderhavige beleidsregels. In deze toelichting
wordt een overzicht gegeven van de hele governancestructuur van Stichting VAM, ook
daar waar in de onderhavige beleidsregels geen regels gesteld worden aangezien deze
al in de Kaderwet dan wel de wetten worden getroffen. Zodoende biedt deze toelichting
een integraal overzicht van de relevante aspecten voor het opdrachtgeverschap en het
toezicht op Stichting VAM.
In het algemene gedeelte van deze toelichting wordt ingegaan op zaken van algemene
aard voortvloeiend uit de Kaderwet en de wetten die voor het integrale beeld nodig
zijn, ook als de beleidsregels geen artikelen bevatten. In de artikelsgewijze toelichting
worden de bepalingen uit de onderhavige regels toegelicht.
De Kaderwet is specifiek van toepassing verklaard op de Wet rijonderricht motorrijtuigen
1993. De toepassingverklaring is verder achterwege gelaten in de Regeling erkenning
en keuringsbevoegdheid APK en de Regeling aanpassing voertuigen, omdat deze ministeriële
regelingen in werking zijn getreden nadat de Kaderwet in werking was getreden.
Daarmee is ingevolge artikel 2, tweede lid van de Kaderwet de Kaderwet automatisch
ook op deze taken van toepassing.
1. Bestuur van Stichting VAM
Innovam – waar het exameninstituut IBKI deel van uitmaakt – is de uitvoeringsorganisatie
van de stichting VAM en de stichting BeVAM. De stichting VAM heeft ten doel het bevorderen
van de theoretische en praktische bekwaamheden van ondernemers en werknemers in ondernemingen
en andere organisaties die hun werkterrein hebben op het gebied van het al dan niet
gemotoriseerde verkeer en vervoer, zowel gericht op de zakelijke als op de particuliere
of recreatieve gebruiker. De stichting BeVAM heeft ten doel uitvoering te geven aan
de taakstelling als kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven krachtens de Wet
Educatie en Beroepsonderwijs voor degenen die werkzaam zijn of zullen zijn in motorvoertuig-,
tweewieler- en aanverwante bedrijven.
Zowel de branche als de sociale partners benoemen leden in het bestuur van Innovam.
Naast tenminste vijf bestuurders benoemd door de BOVAG bestaat het bestuur uit tenminste
twee personen benoemd door de RAI, twee personen benoemd door Industriebond FNV en
één persoon benoemd door Industrie- en Voedingsbond CNV. De voorzitter van het bestuur
wordt door de BOVAG aangewezen uit de door deze vereniging benoemde bestuursleden.
De vicevoorzitter wordt door het bestuur aangewezen uit de vertegenwoordigers van
de werknemersorganisaties.
IBKI is het opleidings- en examencentrum van en voor de mobiliteitsbranche. Het instituut
is een private organisatie die naast zijn private activiteiten, als zelfstandig bestuursorgaan
(zbo) uit wetgeving voortvloeiende taken uitvoert. IBKI is daarmee een privaatrechtelijke
deeltijd-zbo.
De voornaamste doelgroep van de publieke taakuitoefening door het IBKI zijn de examenkandidaten.
Afstemming met de branche en andere belangenbehartigers vindt plaats via commissies
en overleggremia. Het betreft daarbij zowel belangenverenigingen als expertorganisaties.
Door de afstemming met de branche is er een vorm van horizontaal toezicht op de publieke
taakuitvoering door het IBKI, de kwaliteit van de dienstverlening en de tarieven.
2. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Minister
Het opdragen van taken door middel van wetgeving aan Stichting VAM heeft gevolgen
voor het primaat van de politiek. De wettelijke taken van Stichting VAM worden niet
onder volledige, maar onder beperkte verantwoordelijkheid van de Minister uitgevoerd.
Stichting VAM is zelf verantwoordelijk voor de taakuitvoering, zij het binnen door
de wet gestelde grenzen aan de taakopdracht. De Minister is politiek aanspreekbaar
maar kan niet sturen in afzonderlijke gevallen. De Minister is ervoor verantwoordelijk
dat de taken van Stichting VAM worden uitgevoerd en dat ze goed worden uitgevoerd.
De Minister draagt verantwoordelijkheid voor het functioneren van Stichting VAM en
de publieke taakuitoefening door Stichting VAM op het zogeheten systeemniveau.
Op basis van het politiek primaat bepaalt de Minister het taakdomein, de mate van
zelfstandigheid en de evenwichtigheid van het takenpakket. Dit met het oog op de borging
van het publieke belang, onder meer in termen van continuïteit en kwaliteit. De Minister
bewaakt de algemene kaders voor het verzelfstandigingsbeleid, stelt criteria voor
nevenactiviteiten op de markt en stelt doelen zoals in het kader van de compacte overheid.
De Minister zorgt ervoor dat er voldoende goed ingerichte checks and balances zijn.
De Minister is niet gehouden om elk aspect van de publieke taakvervulling of elke
individuele beslissing zelfstandig te controleren op kwaliteit en kwantiteit. Daarmee
zou afbreuk worden gedaan aan de zelfstandigheid van Stichting VAM. De Minister is
er tevens voor verantwoordelijk dat het ministeriële toezicht voldoet aan de daaraan
gestelde eisen van onafhankelijkheid, herkenbaarheid en functiescheiding. Deze eisen
zien op de organisatie, de inrichting en positionering van het toezicht.
a. Verantwoordelijkheden Minister
Samenvattend is de Minister ten aanzien van Stichting VAM belast met de volgende verantwoordelijkheden:
-
• vaststellen adequaat en uitvoerbaar beleid;
-
• toezichthouden op het functioneren van Stichting VAM en voorzieningen treffen als
het zelfstandig functioneren tekort schiet;
-
• tijdig informeren van Stichting VAM over voorgenomen beleidswijzigingen en regelgeving.
b. Bevoegdheden Minister
De zelfstandigheid van de Stichting VAM laat de (politieke) eindverantwoordelijkheid
van de Minister voor de vervulling van de publieke taak en de aanwending van de publiek
verkregen gelden onverlet. De Minister legt hierover ook verantwoording af aan het
parlement. Dit heeft tot gevolg dat de onafhankelijkheid van Stichting VAM niet onbeperkt
is. De Minister moet vast kunnen stellen of er sprake is van een doeltreffende, in
de betekenis van effectieve en efficiënte, taakuitoefening. Daartoe heeft hij verschillende
bevoegdheden tot zijn beschikking. Deze bevoegdheden hebben betrekking op de wijze
waarop Stichting VAM de taken vervult.
Op grond van de Kaderwet en de instellingswetgeving heeft de Minister een aantal bevoegdheden.
Deze zijn hieronder opgesomd.
3. Financieel toezicht
Stichting VAM levert een aantal financiële documenten op: een tarievenvoorstel, de
jaarrekening en het jaarverslag.
Egalisatiereserve
Stichting VAM heeft een egalisatiereserve. Een reserve is voor alle publiekrechtelijke
zelfstandige bestuursorganen, niet behorend tot Staat, steeds noodzakelijk. Deze betreft
het exploitatiesaldo, dat aan het einde van een begrotingsjaar aan de egalisatiereserve
moet worden toegevoegd casu quo onttrokken. Door de vorming van de egalisatiereserve
kan het saldo van het eerdere jaar ‘meegenomen’ worden naar de toekomst. Voor volgende
begrotingen dient de egalisatiereserve als dekkingsmiddel (of als tekort uit het verleden)
en speelt zij mede een rol bij de vaststelling van de rijksbijdrage casu quo de tarieven
in het volgende jaar. Door de egalisatiereserve kunnen incidentele mee- of tegenvallers
en bijvoorbeeld ook niet ieder jaar voorkomende uitgaven ‘uitgesmeerd’ over meer begrotingsjaren,
waardoor de jaarlijkse rijksbijdrage of de door het zelfstandig bestuursorgaan aan
justitiabelen in rekening te brengen tarieven minder of zelfs in het geheel niet zullen
behoeven te variëren in de loop van de jaren. De egalisatiereserve zal altijd in de
jaarrekening zichtbaar (moeten) worden gemaakt.
Jaarrekening
De jaarrekening wordt bij de Minister ingediend, voorzien van een accountantsverklaring,
waarin de accountant ingaat op de getrouwheid van de uitgaven, de rechtmatigheid van
de inningen en bestedingen. De jaarrekening is nimmer in strijd met het recht of het
algemeen belang.
Zoals in de artikelsgewijze toelichting op de tarieven beschreven, maakt Stichting
VAM gebruik van een kostprijscalculatiemodel om de toerekening van alle kosten transparant
te maken. De accountant controleert onder meer of voor de berekening van de tarieven
van Stichting VAM het vastgestelde kostprijscalculatiemodel is gehanteerd.
4. Opdracht en inkadering van taken en activiteiten
De Minister is eerstverantwoordelijke voor de wetgeving waarbij de publieke taken
aan de Stichting VAM zijn opgedragen. De artikelen in § 6 geven aan welke beleidsregels
de Minister hanteert om zijn primaire verantwoordelijkheid voor de publieke taken
van de Stichting VAM waar te maken. Het zijn beleidsregels die de Minister hanteert
bij de toepassing van de hem in de Kaderwet zbo’s toegekende bevoegdheden en opgelegde
verplichtingen: artikelen 8, 17, 20, 21 en 22. Als voorbeeld kan worden genoemd de
bevoegdheid van artikel 21 van de Kaderwet om besluiten van Stichting VAM te vernietigen.
Vernietiging van besluiten
Zoals reeds in de memorie van toelichting bij artikel 22 van de Kaderwet aangegeven
(Kamerstukken 27426, nr. 3, pag. 16 en 27), is de vernietigingsbevoegdheid een uiterst middel, dat slechts met
grote terughoudendheid mag worden gebruikt, zoals dat ook de bestendige praktijk is
met de vernietigingsbevoegdheden ten aanzien van besluiten van gemeenten en provincies.
Bovendien kan aangenomen worden dat onvolkomenheden in beschikkingen van Stichting
VAM veelal geredresseerd kunnen en zullen worden door het aanwenden van hun ter beschikking
staande rechtsmiddelen. Artikel 10:43 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat
een besluit, hangende het onderzoek of er reden is tot vernietiging over te gaan,
kan worden geschorst. Het artikel houdt dus tevens een schorsingsbevoegdheid in van
de Minister. De voorwaarden voor het gebruik van de vernietigingsbevoegdheid zijn
geregeld in afdeling 10.2.2 van de Algemene wet bestuursrecht, de schorsing is in
afdeling 10.2.3 geregeld. Het vernietigingsrecht betekent niet dat ieder besluit van
Stichting VAM moet worden onderzocht op vernietigbaarheid. Vernietiging is een instrument
dat alleen achteraf wordt toegepast en geen algemeen toezicht veronderstelt; Stichting
VAM is in eerste instantie zelf verantwoordelijk. Dit instrument creëert dan ook geen
algemene bemoeienis van de Minister met Stichting VAM in individuele gevallen. De
toepassingsmogelijkheden van het vernietigingsrecht zijn beperkt; artikel 10:35 van
de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat vernietiging van een besluit alleen mogelijk
is wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Ingevolge artikel 10:41 van
de Algemene wet bestuursrecht vindt vernietiging niet eerder plaats dan nadat aan
het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, gelegenheid tot overleg is geboden.
Van belang voor de toepassing van dit artikel is tenslotte dat het de Minister weliswaar
de bevoegdheid verschaft tot schorsing en vernietiging, maar dat de Minister niet
verplicht is om deze instrumenten toe te passen.
Informatiebeveiliging
Conform artikel 41 van de Kaderwet draagt Stichting VAM zorg voor een afdoende beveiliging
van het gehele proces van informatievoorziening en de gehele levenscyclus van informatiesystemen,
ongeacht de toegepaste technologie en ongeacht het karakter van de informatie. De
regels over informatiebeveiliging zijn terug te vinden in onder meer het Beveiligings-voorschrift
Rijksdienst 2005 (VIR), het Voorschrift informatiebeveiliging – bijzondere informatie
(VIR-BI). Ook de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geeft binnen zijn werkingsgebied
aanwijzingen voor informatiebeveiliging bij de Rijksdienst. Het staat Stichting VAM
vrij om aanvullend strengere normen te hanteren zoals bepaalde ISO-certificering.
ARTIKELSGEWIJS
§ 2. Financieel toezicht
Artikelen 2, 3 en 4 Tarieven
De door Stichting VAM vast te stellen tarieven behoeven op grond van artikel 17 van
de Kaderwet de goedkeuring van de Minister. Dit geldt ook voor tussentijdse tariefswijzigingen
en voor tarieven van nieuwe en gewijzigde producten.
Taakclusters
Tarieven worden vastgesteld per taak dan wel per taakcluster. Bij een taakcluster
kan worden gedacht aan een geheel van taken, die naar hun aard samenhangen als soort
taak of naar het doel van de taak. Als voorbeelden kunnen worden genoemd het geval
dat Stichting VAM de expliciete taak heeft om bepaalde erkenningen te verlenen en
daarop toezicht te houden. In het kader van het toezicht kan het nodig zijn om zo'n
erkenning in te trekken. De kosten van intrekking van de erkenning worden dan meegenomen
bij de berekening van de kosten voor het toezicht op die erkenning.
Stichting VAM maakt, binnen de grenzen van de wet, met de Minister afspraken over
de clustering van de taken. Indien er sprake is van een taakcluster, kan het zijn
dat voor elke afzonderlijke taak binnen dat cluster een tarief wordt vastgesteld,
dan wel dat, bijvoorbeeld op grond van wettelijke bepalingen, er voor een of meer
concrete taken een tarief wordt vastgesteld, terwijl dat tarief mede dient ter dekking
van de kosten voor die andere taken.
Gematigd tarievenbeleid
De Minister ziet toe op een gematigd tarievenbeleid. Dit houdt in dat bij de berekening
van de tarieven ernaar moet worden gestreefd de tarieven maximaal 5%, vermeerderd
met de inflatiecorrectie, te laten stijgen of dalen. Er kunnen evenwel redenen zijn
om van dit streefpercentage af te wijken. De reden hiervoor zal Stichting VAM dan
bij het tarievenvoorstel moeten aangeven. Om de Minister in staat te stellen de rechtmatigheid
van de tarieven te beoordelen vermeldt de Stichting VAM bij ieder tarief de grondslag,
tenzij de grondslag is gebaseerd op een algemene wettelijke grondslag. Bij wijziging
van die algemene grondslag moet de gewijzigde grondslag weer wel worden vermeld. Bij
nieuwe tarieven wordt altijd de wettelijke grondslag vermeld.
Kostprijscalculatiemodel
Om tot een tariefvoorstel te komen, maakt Stichting VAM gebruik van een kostprijscalculatiemodel
om de toerekening van alle kosten transparant te maken. Het model wordt zodanig ingericht
dat meerjarig een consistent beeld wordt gegeven van de kostenstructuur. Het model
draagt bij aan de voortdurende optimalisatie van alle processen en activiteiten.
Inhoud tarievenvoorstel
Het tarievenvoorstel gaat vergezeld van een toelichting conform artikel 4 lid 3. Stichting
VAM richt de bedrijfsvoering doelmatig en efficiënt in. Waar besparingen mogelijk
zijn, worden deze gerealiseerd, bijvoorbeeld door samenwerking en bundeling van bedrijfsvoeringsactiviteiten
om zo synergievoordelen te behalen. In het jaarverslag maakt Stichting VAM inzichtelijk
welke besparingen mogelijk zijn en hoe deze zijn te realiseren en hoe deze doorwerken
in de tarieven. De Minister betrekt deze besparingen bij de beoordeling van het tarievenvoorstel.
Artikel 5 Accountantscontrole en bijlage
De accountantscontrole op de jaarrekening mondt uit in een controleverklaring. De
accountant maakt voor de controleverklaring gebruik van de daarvoor in de Handleiding
Regelgeving Accountancy voorgeschreven modeltekst. De accountant mag ervoor kiezen
om ten behoeve van het Ministerie een zogenaamde ‘WG-verklaring’ af te geven, waarbij
uitsluitend de naam van de instellingsaccountant met aanduiding w.g. (was getekend)
wordt vermeld. De origineel ondertekende verklaring/rapport met de persoonlijke handtekening
van de accountant moet in het archief van de instelling worden opgenomen.
Ten aanzien van de in de beleidsregels en de in de bijlage genoemde accountantswerkzaamheden
geldt een rapportagetolerantie. De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang
fouten gemeld moeten worden aan het Ministerie in het verslag van bevindingen. Voor
alle in de beleidsregels genoemde posten, uitgezonderd de Europese aanbesteding en
bezoldiging bestuurders, geldt een standaard rapportagetolerantie van 1% van de financiële
stromen en saldi inzake de publieke middelen. Omdat het uitgangspunt wordt gehanteerd
dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk moeten worden gecorrigeerd, beperkt de accountant
zich tot een uitzonderingsrapportage. Hiervoor gebruikt hij het verslag van bevindingen,
waarin hij de aard en omvang van de geconstateerde fouten vermeldt. Het verslag van
bevindingen moet voldoen aan de daaraan vanuit de Handleiding Regelgeving Accountancy
gestelde eisen. Het bestuur van Stichting VAM stuurt het verslag van bevindingen samen
met de controleverklaring en de jaarrekening naar het Ministerie. Het bestuur kan
daarbij aangeven hoe het heeft gereageerd op de geconstateerde bevindingen.
Indien een review wordt uitgevoerd is er sprake van hoor en wederhoor.
§ 3. Informatie-uitwisseling
Artikelen 6 en 7 Jaarrekening, directieverslag en verstrekking van inlichtingen
De jaarrekening van de Stichting VAM is zoveel mogelijk ingericht met toepassing van
titel 9 van Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek, waarin rekening en verantwoording
wordt afgelegd van het financieel beheer en van de geleverde prestaties over het verstreken
boekjaar.
Bij de jaarrekening wordt een verklaring gevoegd omtrent de getrouwheid daarvan, afgegeven
door een door het zbo aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid,
van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Deze verklaring heeft mede betrekking op de in de bijlage aandachtspunten voor de
accountantscontrole genoemde punten. Over deze punten wordt jaarlijks in een verslag
van bevindingen gerapporteerd.
In de jaarrekening van de Stichting VAM wordt op geaggregeerd niveau informatie opgenomen
over de uitvoering van publieke taken en de daarmee gemoeide publieke middelen.
De in de jaarrekening van de Stichting VAM opgenomen informatie is nader gespecificeerd
in het directieverslag door de directeur van IBKI. Naast de in de jaarrekening vermelde
gegevens wordt jaarlijks verantwoording afgelegd over de kwaliteit en de kwantiteit
van de dienstverlening als bedoeld in artikel 18, eerste lid. Dit omvat mede hetgeen
in artikel 19, derde lid, van de Kaderwet is bepaald ten aanzien van:
-
• een tijdige voorbereiding en uitvoering;
-
• de kwaliteit van de daarbij gebruikte procedures;
-
• de zorgvuldige behandeling van personen en instellingen die met hem in aanraking komen;
-
• de zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en klachten die worden ontvangen;
-
• de voorzieningen, waardoor personen en instellingen, die met Stichting VAM in aanraking
komen, in de gelegenheid zijn voorstellen tot verbeteringen van werkwijzen en procedures
te doen.
Artikel 8 Uitvoeringsevaluaties
Bij het op afstand zetten van de uitvoering van beleid en de uitvoering van wet- en
regelgeving is het van belang de wisselwerking tussen beleidsbepaling en beleidsuitvoering
te behouden. Wanneer beleid eenmaal in uitvoering is genomen, kan de evaluatie dienen
om de effecten te meten en eventueel aanleiding zijn om bestaand beleid en regelgeving
aan te passen. De Minister neemt het initiatief tot een uitvoeringsevaluatie.
Artikel 9 Integriteit
Ik hecht eraan dat zelfstandige bestuursorganen beschikken over een integriteitsbeleid.
Voorbeelden hiervan zijn het hebben van een vertrouwenspersoon integriteit, de aanwezigheid
en toepassing van een klokkenluidersregeling en een gedragscode waarin wordt ingegaan
op ongewenste omgangsvormen, omgaan met informatie/geheimhouding/vrijheid van meningsuiting
(informatiebeveiliging), geschenken en voordelen, nevenwerkzaamheden en financiële
belangen en transacties met effecten.
§ 4. Taakuitoefening
Artikel 10 Risicoprofiel en kernprestatie-indicatoren
Risicoprofiel
Het Ministerie maakt een risicoprofiel vanuit het gezichtspunt van de Minister. Dit
profiel dient als basis voor het maken van afspraken over kernprestatie-indicatoren
( KPI’s). Naast dit risicoprofiel kan de Stichting VAM periodiek een eigen risicoanalyse
maken vanuit het eigen gezichtspunt van de Stichting VAM.
Kernprestatie-indicatoren
Stichting VAM spreekt met de Minister KPI’s af, mede op basis van de risicoanalyse.
De Minister houdt toezicht op en stuurt Stichting VAM aan met behulp van de KPI’s.
Een KPI is een grootheid die de toestand van of de ontwikkeling op een bepaald gebied
weergeeft en als zodanig een (betrouwbare) indicatie verstrekt over (het effect van)
een proces of product. KPI’s hebben betrekking op de kwaliteit en continuïteit van
de taakuitvoering van Stichting VAM en worden in de regel gebruikt om veranderingen
in gang te zetten. Ze dienen niet verward te worden met kengetallen – zoals bijvoorbeeld
het aantal afgegeven producten – die veelal een informatieve betekenis hebben.
Goed gebruik van KPI’s stelt zowel Stichting VAM als de Minister in staat verantwoording
af te leggen aan respectievelijk de Minister en de Tweede Kamer der Staten-Generaal
over de continuïteit en de kwaliteit van de taakuitvoering van Stichting VAM. Ministerie
en Stichting VAM spreken regelmatig over de KPI’s, zowel over de mate waarop Stichting
VAM de KPI’s haalt, als de mate waarin de KPI’s nog actueel zijn.
Artikel 11 Oordeelsvorming
Jaarlijks vormt de Minister zich ter zake van de publieke taakuitoefening door Stichting
VAM een oordeel over de
-
• doeltreffendheid van het beleid;
-
• doeltreffende en deskundige taakuitvoering;
-
• bedrijfsvoering;
-
• rechtmatigheid van inkomsten en uitgaven.
Bepalend voor dit oordeel is in hoeverre de taakuitoefening door Stichting VAM voldoet
aan de daaraan gestelde eisen. Daarbij wordt – indien de continuïteit in het geding
is – ook gekeken naar de bedrijfsvoering. De Minister bespreekt het oordeel met Stichting
VAM.
Bij de oordeelsvorming maakt de Minister, naast de jaarlijkse verslaglegging en het
door de Dienst Wegverkeer (RDW) en Rijksgecommitteerden gehouden toezicht, onder meer
gebruik van de bevindingen uit het horizontaal toezicht.
Ook betrekt de Minister bij zijn oordeel de uitkomsten van het door Stichting VAM
periodiek gehouden klanttevredenheidsonderzoek. Stichting VAM informeert de Minister
hierover in het jaarverslag.
§ 6. Opdracht en inkadering van taken en activiteiten
Artikel 12 Uitvoeringstoets Stichting VAM
De Minister kan voorstellen van wet of tot wetswijziging doen waarbij nieuwe opdrachten
aan een zbo worden verleend. Attributie bij of krachtens de wet in een algemene maatregel
van bestuur of ministeriële regeling kan ook de basis zijn. Opdracht van eigen bevoegdheden
van de Minister aan Stichting VAM in mandaat is ook een mogelijkheid. Bij of krachtens
de wet kunnen algemeen verbindende regels worden gesteld voor de taakuitvoering.
Op basis van artikel 21 van de Kaderwet kan hij beleidsregels stellen voor de taakuitvoering.
Bij mandaat kan hij instructies geven in de mandaatregeling.
Beleidsvoornemens en voorstellen tot wet- en regelgeving die van invloed zijn op de
Stichting VAM of diens taakopdracht of taakuitvoering, zullen door het Ministerie
aan de Stichting VAM worden voorgelegd voor een uitvoeringstoets. De uitvoeringstoets
van Stichting VAM zal in de regel ingaan op de vraag hoe doeltreffende, doelmatige
en rechtmatige uitvoering van de op te dragen taak of uit te voeren regeling verzekerd
kan worden, als ook op de effecten ervan op de overige taakuitvoering van Stichting
VAM, op de bedrijfsvoering en financiering, als ook op de gevolgen voor gebruikers
en andere stakeholders. De Minister zal in zijn verzoek om een uitvoeringstoets ook
specifieke vragen kunnen stellen, terwijl De uitvoeringstoets kan ook gefaseerd plaatsvinden:
een eerste toets op een voornemen en naderhand een definitieve toets op een uitgewerkt
voorstel. De Minister zal in zijn verzoek ook aangeven op welke termijn hij een uitvoeringstoets
verwacht en na ontvangst ervan wanneer er welk gevolg aan wordt gegeven. Het Ministerie
laat de Stichting VAM weten wat met de uitvoeringstoets wordt gedaan/ De Stichting
VAM heeft ook de mogelijkheid om op eigen initiatief een uitvoeringstoets te doen,
indien het Ministerie nalaat hier tijdig een verzoek voor in te dienen.
Artikel 15 Overgangsrecht
Voor de jaarstukken 2012 worden de oude afspraken ten aanzien van de vastlegging en
de accountantscontrole geëerbiedigd voor zover deze inhoudelijk afwijken van de in
onderhavige regeling opgenomen bepalingen en de Stichting VAM heeft aangegeven hieraan
niet te kunnen voldoen.
Artikel 16 Inwerkingtreding
De onderhavige regeling treedt evenals als de Aanpassingswet zbo’s IenM aan de Kaderwet
zbo’s (Stb. 442) per 1 januari 2013 in werking. Van de in het systeem van vaste verandermomenten
opgenomen minimale invoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding
wordt afgeweken. Deze regeling heeft alleen gevolgen voor het zbo en die is door deze
afwijkende publicatiedatum niet geschaad, omdat het al bekend is met deze datum.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.