Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 december 2012, tot het verlenen van een aantal bevoegdheden met betrekking tot het basisexamen inburgering, bedoeld in artikel 3.98a van het Vreemdelingenbesluit 2000 aan het hoofd Visadienst en het plaatsvervangend hoofd Visadienst,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Handelende met instemming van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en van de Minister van Buitenlandse Zaken;

Gelet op het artikel 10:3, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1 Verlening bevoegdheid aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd Visadienst

Aan het hoofd van de Visadienst en aan het plaatsvervangend hoofd van de Visadienst wordt de bevoegdheid verleend om:

  • a. de bevoegdheden, bedoeld in artikel 3.71a, tweede lid, onder c en d, van het Vreemdelingen-besluit 2000 uit te oefenen;

  • b. de werkzaamheden die verband houden met de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in onderdeel a, te verrichten.

Artikel 2 bezwaar- en beroepsprocedures

Aan het hoofd van de Visadienst en aan het plaatsvervangend hoofd van de Visadienst wordt de bevoegdheid verleend om:

  • a. bezwaarschriften met betrekking tot de toepassing van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 1 te behandelen met dien verstande dat verstande dat zij geen besluit op bezwaar nemen met betrekking tot een bezwaarschrift tegen een besluit dat zij in mandaat hebben genomen;

  • b. bestuursrechtelijke procedures met betrekking tot de toepassing van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 1 te voeren;

  • c. Werkzaamheden die verband houden met de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in de onderdelen a en b, te verrichten.

Artikel 3 Bevoegdheid tot doorverlening

Het hoofd van de Visadienst kan de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 1 en 2, doorverlenen aan onder hem ressorterende functionarissen, een en ander voor zover dat in overeenstemming is met de taak en functie van de betreffende functionaris.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 5 november 2012.

Artikel 5 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verlening bevoegdheid medische ontheffing en hardheidsclausule basisexamen inburgering aan Hoofd Visadienst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 3 december 2012

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

TOELICHTING

Met het onderhavige besluit wordt door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan het hoofd van de Visadienst en het plaatsvervangend hoofd Visadienst de bevoegdheid verleend om specifieke bevoegdheden uit te oefenen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op grond van de Wet inburgering in het buitenland, zijnde de bevoegdheden in artikel 3.71a, tweede lid, onder c en d, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

Aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de Visadienst wordt de bevoegdheid gegeven om de verzoeken van vreemdelingen om een ontheffing van het basisexamen inburgering op medische gronden en/of de toepassing van de hardheidsclausule te behandelen. De hardheidsclausule wordt toegepast in gevallen waarin het vereiste van het met goed gevolg afleggen van het basisexamen inburgering in het buitenland zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. In de gevallen waarin namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid medische ontheffing wordt verleend of de hardheidsclausule wordt toegepast, zal de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) niet vanwege het niet of niet met goed gevolg afgelegd hebben van het basisexamen inburgering worden afgewezen. Ingevolge artikel 3.71a, tweede lid, onderdelen c en d, van het Vreemdelingenbesluit 2000 worden verzoeken om medische ontheffing dan wel om toepassing van de hardheidsclausule enkel behandeld in het kader van de MVV-procedure. Besluiten in het kader van de MVV-procedure worden ten aanzien van deze bevoegdheden in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid genomen.

Genoemde bevoegdheden zijn ook van toepassing op alle werkzaamheden die nodig zijn ter voorbereiding van het uitoefenen van deze bevoegdheden, alsmede op de behandeling van bezwaarschriften in welk kader een beroep wordt gedaan op de ontheffingen in artikel 3.71a, tweede lid, onder c en d, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

Het hoofd van de Visadienst en het plaatsvervangend hoofd Visadienst zijn voorts gemachtigd alle bestuursrechtelijke procedures (voorlopige voorzieningen, beroep en hoger beroep) te voeren, die verband houden met de uitoefening van de in artikel 1 bedoelde bevoegdheden.

Het hoofd van de Visadienst en het plaatsvervangend hoofd Visadienst hebben de bevoegdheid om de aan hen in de artikelen 1 en 2 verleende bevoegdheden door te verlenen aan de onder hen ressorterende functionarissen. Het hoofd Visadienst zal dat doen overeenkomstig de Ondermandaatregeling Visadienst ( 27 augustus 2010/nr. INDUIT10-2885 (AUB)).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

Naar boven