TOELICHTING
Algemeen
Op 1 januari van elk jaar worden zowel de inkomensgerelateerde parameters als de huurgerelateerde
parameters van de Wet op de huurtoeslag (hierna: Wht) gewijzigd.
De inkomensgerelateerde parameters te weten de maximale inkomensgrenzen, genoemd
in artikel 14, eerste lid, van die wet, de minimum-inkomensijkpunten, bedoeld in artikel
17, eerste lid, van die wet, de referentie-inkomensijkpunten, genoemd in artikel 18,
eerste lid, van die wet, en de factoren, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van die
wet, worden bij ministeriële regeling gewijzigd of vastgesteld. Voorts is nog een
tweetal bedragen uit het Besluit op de huurtoeslag (hierna: Bht) gewijzigd.
De huurgerelateerde parameters uit de Wht, te weten de maximale huurgrenzen huurtoeslag,
genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wht, de kwaliteitskortingsgrens,
genoemd in artikel 20, eerste lid, van die wet, en de aftoppingsgrenzen, genoemd in
artikel 20, tweede lid, van die wet, dienen eveneens per 1 januari van elk jaar te
worden gewijzigd.
Dit geldt ook voor de bij het minimum-inkomensijkpunt behorende normhuur, genoemd
in artikel 17, tweede lid, van de Wht en de bij het referentie-inkomensijkpunt behorende
normhuur, genoemd in artikel 18, derde lid, van de Wht.
Deze regeling strekt daartoe.
Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het artikelsgewijze gedeelte van deze
toelichting.
Artikelsgewijs
Artikel 1
A
Onderdeel a
Met dit onderdeel is de maximale huurgrens huurtoeslag, bedoeld in artikel 13, eerste
lid, onderdeel a, van de Wht, gewijzigd met de zogenoemde tabelcorrectiefactor, bedoeld
in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, met dien verstande dat in het
eerste en tweede lid van laatstgenoemd artikel voor ‘kalenderjaar’ telkens wordt gelezen
‘berekeningsjaar’ en dat in het tweede lid van dat artikel voor ‘Consumentenprijsindex
Alle Huishoudens afgeleid’ wordt gelezen ‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens’.
Deze factor is berekend als de verhouding van de gemiddelde consumentenprijsindex
over juli 2011 tot en met juni 2012 ten opzichte van de gemiddelde consumentenprijsindex
over juli 2010 tot en met juni 2011, zijnde 1,0246.
Onderdeel b
Voorts is met dit artikel de maximale huurgrens, bedoeld in artikel 13, eerste lid,
onderdeel b, van de Wht (de zogenoemde ‘jongerengrens’), conform artikel 27, derde
lid, van de Wht gewijzigd met het percentage van de verwachte huurprijsontwikkeling,
zijnde 2,2%.
B
Met dit artikel zijn de norminkomens, genoemd in artikel 14, eerste lid, van de Wht,
op de wijze zoals beschreven in artikel 27, eerste lid, van de Wht, eveneens gewijzigd
met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting
2001, met dien verstande dat in het eerste en tweede lid van laatstgenoemd artikel
voor ‘kalenderjaar’ telkens wordt gelezen ‘berekeningsjaar’ en dat in het tweede lid
van dat artikel voor ‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens afgeleid’ wordt gelezen
‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens’, zijnde 1,0246.
Daarnaast is in artikel 27, tweede lid, van de Wht opgenomen dat de bedragen, genoemd
in artikel 14, eerste lid (norminkomens), bij ministeriële regeling worden gewijzigd
ter voorkoming van onbedoelde gevolgen van maatregelen met betrekking tot de inkomens
boven het minimum-inkomensijkpunt.
Als gevolg van de Wet uniformering loonbegrip (Wulb) daalt voor eenpersoonshuishoudens
en meerpersoonshuishoudens het belastbare inkomen, zonder een vergelijkbaar effect
op het netto-inkomen. Voor 2013 wordt het norminkomen gewijzigd, zodat de Wulb geen
onbedoelde gevolgen voor de huurtoeslag heeft.
De norminkomens zijn in verband daarmee zo gewijzigd, dat de norminkomens de daling
van de belastbare inkomens als gevolg van de Wulb volgen, zijnde 0,955 ten opzichte
van de norminkomens 2012.
De onafgeronde bedragen zijn vervolgens overeenkomstig artikel 27, zevende lid, van
de Wht naar boven afgerond op een veelvoud van € 25.
Geen huurtoeslag wordt verstrekt indien het rekeninkomen bij de eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens
meer bedraagt dan de (afgeronde) grens, genoemd in artikel 14, eerste lid, onderdelen
a en b, van de Wht, zijnde € 21 025 voor eenpersoonshuishoudens en € 28 550 voor meerpersoonshuishoudens.
Bij de ouderenhuishoudens worden de norminkomens, zoals die zijn opgenomen in artikel
14, eerste lid, onderdelen c en d, van de Wht, nog vermeerderd met de tegemoetkoming,
bedoeld in artikel 3 van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen
(per 1 januari 2013: € 329 bij eenpersoonsouderenhuishoudens en € 658 bij meerpersoonsouderenhuishoudens).
In verband met het afschaffen van de fiscale aftrekmogelijkheid voor buitengewone
uitgaven in 2009 worden, evenals in de Regeling huurtoeslaggrenzen 2012, de norminkomens
voor eenpersoonsouderenhuishoudens verhoogd met € 665 en voor meerpersoonsouderenhuishoudens
met € 1462.
De (conform de Wht afgeronde) som van deze bedragen, zijnde € 21 100 voor eenpersoonsouderenhuishoudens
en € 28 725 voor meerpersoonsouderenhuishoudens, vormt het rekeninkomen voor de ouderenhuishoudens
waarboven geen huurtoeslag wordt verstrekt.
C
Artikel 27, derde lid, van de Wht bepaalt dat jaarlijks per 1 januari de normhuur
die behoort bij het minimum-inkomensijkpunt bij ministeriële regeling wordt gewijzigd.
De normhuur voor dit inkomensijkpunt bepaalt mede de hoogte van de huurtoeslagbedragen.
De normhuur maakt onderdeel uit van de zogenoemde basishuur (het gedeelte van de rekenhuur
dat ten minste voor rekening van de huurder blijft).
De normhuur voor het minimum-inkomensijkpunt wordt gewijzigd met het percentage van
de huurprijsontwikkeling zoals die naar redelijke verwachting in het tijdvak dat loopt
van 1 juli van het aan het berekeningsjaar voorafgaande jaar tot 1 juli van het berekeningsjaar
zal plaatsvinden (artikel 27, derde lid, van de Wht). Daarnaast wordt de normhuur
voor het minimum-inkomensijkpunt gewijzigd met het percentage waarmee het bedrag,
bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand is gewijzigd, als
dat percentage lager is dan het in het derde lid van artikel 27 bedoelde percentage.
De indexering is dan gekoppeld aan het stijgingspercentage van het netto-bijstandsinkomen
van gehuwden (artikel 27, vierde lid, van de Wht).
De huurprijsontwikkeling, zoals die naar redelijke verwachting per 1 juli zal plaatsvinden,
bedraagt 2,2%. De ontwikkeling van het netto-bijstandsinkomen van gehuwden bedroeg
in 2012 –1,08 % en is daarmee lager dan het percentage van de verwachte huurprijsontwikkeling.
De normhuren zijn derhalve per 1 januari 2013 gewijzigd met het percentage van de
bijstandsontwikkeling, zijnde –1,08%.
De normhuur bij het minimum-inkomensijkpunt van € 196,86 (artikel 17, tweede lid,
van de Wht) wordt als gevolg van de wijziging aan de hand van de bijstandsontwikkeling
€ 194,74 (krachtens artikel 27, zevende lid, eerste volzin, van de Wht wordt de normhuur
naar boven afgerond op hele eurocenten).
D
Ingevolge artikel 27, zesde lid, van de Wht dienen de referentie-inkomensijkpunten
aangepast te worden met hetzelfde percentage als waarmee de minimum-inkomensijkpunten
worden aangepast. Ook de onafgeronde referentie-inkomensijkpunten zijn vervolgens
overeenkomstig artikel 27, zevende lid, van de Wht naar boven afgerond op een veelvoud
van € 25.
Artikel 27, derde lid, van de Wht bepaalt dat jaarlijks per 1 januari de normhuur
die behoort bij het referentie-inkomensijkpunt bij ministeriële regeling wordt gewijzigd.
De normhuur bepaalt mede de hoogte van de huurtoeslagbedragen. De normhuur maakt onderdeel
uit van de zogenoemde basishuur (het gedeelte van de rekenhuur dat ten minste voor
rekening van de huurder blijft).
De normhuur voor het referentie-inkomensijkpunt wordt, evenals de normhuur voor het
minimum-inkomensijkpunt, gewijzigd met het percentage van de huurprijsontwikkeling
zoals die naar redelijke verwachting in het tijdvak dat loopt van 1 juli van het aan
het berekeningsjaar voorafgaande jaar tot 1 juli van het berekeningsjaar zal plaatsvinden
(artikel 27, derde lid, van de Wht). Daarnaast wordt de normhuur voor het minimum-inkomensijkpunt
gewijzigd met het percentage waarmee het bedrag, bedoeld in artikel 21, onderdeel
c, van de Wet werk en bijstand is gewijzigd, als dat percentage lager is dan het in
het derde lid van artikel 27 bedoelde percentage. De indexering is dan gekoppeld aan
het stijgingspercentage van het netto-bijstandsinkomen van gehuwden (artikel 27, vierde
lid, van de Wht).
De huurprijsontwikkeling, zoals die naar redelijke verwachting per 1 juli zal plaatsvinden,
bedraagt 2,2%. De ontwikkeling van het netto-bijstandsinkomen van gehuwden bedroeg
in 2012 –1,08 % en is daarmee lager dan het percentage van de verwachte huurprijsontwikkeling.
De normhuren zijn derhalve per 1 januari 2013 gewijzigd met het percentage van de
bijstandsontwikkeling, zijnde –1,08%.
De normhuur bij het referentie-inkomensijkpunt van € 400,23 (artikel 18, derde lid,
van de Wht) wordt als gevolg van de wijziging aan de hand van de bijstandsontwikkeling
€ 395,91 (krachtens artikel 27, zevende lid, eerste volzin, van de Wht wordt de normhuur
naar boven afgerond op hele eurocenten).
E
De kwaliteitskortingsgrens, genoemd in artikel 20, eerste lid, en de aftoppingsgrenzen,
genoemd in artikel 20, tweede lid, van de Wht, zijn gewijzigd met het percentage van
de verwachte huurprijsontwikkeling, zijnde 2,2%.
Artikel 2
Op verzoek van de huurder blijft voor de toepassing van artikel 2 van de Wht, van
artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de op die artikelen
berustende bepalingen, diens partner of een medebewoner buiten beschouwing indien
sprake is van een verzorgingsbehoefte bij de huurder, diens partner of een medebewoner
(artikel 2a van het Besluit op de huurtoeslag).
In voorkomende gevallen kan een beroep worden gedaan op deze zogenoemde ‘bijzondere
gevallen’ indien (onder meer) het voordeel uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel
5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 over het berekeningsjaar van de buiten beschouwing
te laten persoon, niet meer bedraagt dan € 3 850, dan wel het gezamenlijke toetsinkomen
van de huurder, diens partner en de medebewoners, met inbegrip van de hiervoor bedoelde
buiten beschouwing te laten persoon, niet meer bedraagt dan € 42 250.
Ingevolge artikel 2a, vierde lid, van het Besluit op de huurtoeslag (Bht) worden die
bedragen, genoemd in artikel 2a, tweede lid, onderdelen b en c, van het Bht, jaarlijks
geïndexeerd op de wijze zoals beschreven in artikel 27, eerste lid, van de Wht en
dus aangepast met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting
2001, met dien verstande dat in het eerste en tweede lid van laatstgenoemd artikel
voor ‘kalenderjaar’ telkens wordt gelezen ‘berekeningsjaar’ en dat in het tweede lid
van dat artikel voor ‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens afgeleid’ wordt gelezen
‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens’, zijnde 1,0246. Vervolgens wordt het bedrag,
genoemd in artikel 2a, tweede lid, onderdeel c, van het Bht, op grond van artikel
2a, vierde lid, van het Bht naar boven afgerond op een veelvoud van € 25. Per 1 januari
2013 gelden dan de volgende bedragen: ten aanzien van het voordeel uit sparen en beleggen
geldt een grens van € 3 945, en voor het gezamenlijke toetsingsinkomen geldt een grens
van € 43 275.
Artikel 3
Ingevolge artikel 27, vijfde lid, van de Wht dienen jaarlijks per 1 januari de minimum-inkomensijkpunten
te worden vastgesteld. De basis voor deze bedragen wordt blijkens artikel 17, eerste
lid, van de Wht voor eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens gevormd door de bedragen
die in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
zijn opgenomen. Als gevolg van de Wet uniformering loonbegrip (WULB) daalt voor eenpersoons-
en meerpersoonshuishoudens het belastbare inkomen, zonder een vergelijkbaar effect
op het netto-inkomen. Daardoor daalt voor die huishoudens ook het minimum-inkomensijkpunt.
Het minimum-inkomensijkpunt wordt verkregen door:
-
a) voor een eenpersoonshuishouden: de uitkomst van 81% van het twaalfvoud van het voor
de maand januari van het berekeningsjaar geldende bedrag per maand, bedoeld in artikel
8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag , zoals
dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, te vermeerderen
met € 572;
-
b) voor een meerpersoonshuishouden: de uitkomst van 108% van het twaalfvoud van het bedrag
per maand, bedoeld in onderdeel a, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in
het berekeningsjaar zal luiden, te vermeerderen met € 144.
Voor ouderenhuishoudens wordt het minimum-inkomensijkpunt gebaseerd op bedragen die
in de Algemene Ouderdomswet zijn opgenomen.
De onafgeronde minimum-inkomensijkpunten zijn vervolgens overeenkomstig artikel 27,
zevende lid, van de Wht naar boven afgerond op een veelvoud van € 25.
Voor ouderen is daarenboven de ongewijzigde franchise van € 1675 voor alleenstaanden
en € 1050 voor gehuwden bijgeteld.
Ten slotte is, evenals in de Regeling huurtoeslaggrenzen 2012, voor ouderen een bedrag
van € 665 voor eenpersoonshuishoudens onderscheidenlijk € 1462 voor meerpersoonhuishoudens
toegevoegd als (gedeeltelijke) compensatie voor het verlies aan huurtoeslag als gevolg
van het afschaffen van de fiscale aftrekmogelijkheid voor buitengewone uitgaven.
Artikel 4
De normhuren zijn berekend overeenkomstig de in artikel 19 van de Wht opgenomen formule
(wet van 21 juli 2007 tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (formule berekening
normhuur) (Stb. 2007, 290)). De bij de berekening volgens de formule, genoemd in artikel 19, tweede lid, van
de Wht, gebruikte factoren dienen ingevolge artikel 19, vierde lid, van de Wht jaarlijks
per 1 januari te worden herzien.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok.