Regeling van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 november 2012, nr. MinBuZa-2012.32556, tot wijziging van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met betrekking tot noodhulp

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op artikel 2 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.3 wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door ‘en’, vervalt onderdeel c en wordt onderdeel d verletterd tot onderdeel c.

B

Artikel 4.8, eerste lid komt te luiden:

  • 1. De minister kan voorts in afwijking van paragraaf 1 subsidie verlenen voor activiteiten op het terrein van een of meer van de thema’s, genoemd in artikel 4.1, tweede lid.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen.

TOELICHTING

Ingevolge de tot dusverre geldende tekst van artikel 3.3, onderdeel c, van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 kunnen noodhulpsubsidies slechts verstrekt worden voor activiteiten met een looptijd van ten hoogste 24 maanden. Gebleken is dat deze beperking onnodige drempels opwerpt voor de subsidiëring van activiteiten op het terrein van ‘disaster risk reduction’, die doorgaans een langjarig karakter hebben vanwege de benodigde capaciteitsopbouw. Voorts staat deze beperking in de weg aan het verstrekken van meerjarige ‘blokallocaties’, die een bijdrage leveren aan een beperking van de beheerslasten voor zowel de aanvragers als voor het ministerie.

De redactie van het eerste lid van artikel 4.8 wordt opnieuw vastgesteld, in het licht van de ervaring dat de huidige formulering (maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk die naar doelstelling, werkzaamheden en uitgavenpatroon geheel of in overwegende mate zijn gericht op structurele armoedebestrijding) de potentiële doelgroep onbedoeld beperkt. Kennisinstellingen en andere organisaties voor wie structurele armoedebestrijding geen hoofdactiviteit is, zouden niet voor subsidie in aanmerking kunnen komen, ook niet als dat gelet op de beoogde resultaten in de rede zou liggen. In verband hiermee is deze beperking in artikel 4.8 vervallen en zal de afbakening van de doelgroep neergelegd kunnen worden in de afzonderlijke subsidiebeleidskaders, op een wijze die passend is voor het desbetreffende programma.

De inwerkingtredingsdatum hangt samen met de zogenoemde Vaste Verander Momenten (VVM), op grond waarvan ministeriële regelingen in beginsel slechts op vier vaste data in werking kunnen treden. Gelet op de belangen van de doelgroep en van het ministerie is ervan afgezien om te voorzien in een ‘gewenningsperiode’ van twee maanden: inwerkingtreding zou dan pas enkele weken na de jaarwisseling kunnen plaatsvinden, na aanvang van het nieuwe subsidiejaar. VVM biedt hiertoe de mogelijkheid.

De Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen.

Naar boven