Mededeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 1 februari 2012, nr. 2012-0000041909, DCB/CZW/WBI, van het gemiddelde belastbare loon van ministers over 2011

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 8, eerste lid, van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens;

Deelt mede:

Enig artikel

Het gemiddelde norm jaarbedrag van ministers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, over het jaar 2011 bedraagt € 193.000.

Deze mededeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies.

TOELICHTING

Het gemiddelde norm jaarbedrag van ministers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, is over 2011 – na toepassing van de correcties overeenkomstig artikel 2 van de Regeling berekening gemiddelde belastbare loon ministers (hierna: de Regeling) – berekend op € 193.000.

De berekening van dit bedrag is als volgt tot stand gekomen. Het gemiddelde belastbare loon van de ministers over 2011 is bepaald (€ 198.577).

Dit bedrag is, overeenkomstig artikel 2, derde lid, van de Regeling, verhoogd met een fictieve pensioenbijdrage, een bedrag van € 30.977. Dit bedrag is voor alle ministers gelijk omdat dit bedrag wordt berekend over een vaste grondslag overeenkomstig de door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) gehanteerde berekening van de pensioenbijdrage voor ambtenaren in de sector Rijk op basis van de aanspraken krachtens de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Bij de berekening van de pensioenbijdrage is uitgegaan van een pensioengrondslag van € 132.615, een premie van 21,9% voor ouderdomspensioen/ nabestaanden-pensioen en een premie van 1,45% voor aanvullend nabestaandenpensioen met een franchise (het deel van het inkomen waarover geen pensioen wordt opgebouwd) van € 10.700.

Vervolgens is, overeenkomstig artikel 2, vierde lid, van de Regeling in mindering gebracht: de gemiddelde loonbelasting voor het verplichte privé-gebruik van de dienstauto en de gemiddelde vergoeding van de loonbelasting voor het verplichte privé-gebruik van de dienstauto. Deze gemiddelden bedragen respectievelijk € 28.110 en € 25.948.

Vervolgens is het gemiddeld belastbare loonbedrag van ministers verhoogd met een forfaitair bedrag van € 17.600 voor het gebruik van een dienstauto. Het gemiddelde belastbare jaarbedrag van ministers bedraagt als gevolg van de correcties € 193.096. Op grond van artikel 8 wordt dit bedrag afgerond op € 193.000.

Er zij nog eens op gewezen dat het aldus berekende gemiddelde norm jaarbedrag een fictief bedrag is. Het bruto jaarsalaris van ministers bedraagt, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering, over 2011 € 144.108. Het verschil tussen € 144.108 en € 193.000 wordt verklaard door de posten € 30.977 (fictieve pensioenbijdrage) en € 17.600 (fictieve bijtelling dienstauto) alsmede door individuele belastbare onkostenvergoedingen die ministers ontvangen op basis van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies.

Naar boven