De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 6, eerste lid, subonderdeel b, onderdeel 2,van het Bijdragebesluit
zorg;
Besluit:
ARTIKEL I
De Bijdrageregeling zorg AWBZ wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘65 jaar of ouder is’ vervangen door: de pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt.
2. In onderdeel b wordt ‘jonger is dan 65 jaar’ vervangen door: de pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet
heeft bereikt.
3. In onderdeel c wordt ‘65 jaar en ouder zijn’ vervangen door: de pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben
bereikt.
4. In onderdeel d wordt ‘gehuwden’ vervangen door ‘gehuwde’ en wordt ‘jonger zijn dan
65 jaar’ vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a eerste
lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet hebben bereikt
5. onderdeel e, komt te luiden:
B
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘65 jaar of ouder is’ vervangen door: de pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt.
2. In onderdeel b wordt ‘indien beiden of een van beiden 65 jaar of ouder zijn of is
en geen beiden’ vervangen door: , indien ten minste een van de gehuwden de pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt
en geen van beiden.
C
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de aanhef ‘65 jaar of ouder zijn,’ vervangen door ‘de
pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,
hebben bereikt,’ en wordt in onderdeel e ‘de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt’
vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid,
van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt.
2. In het tweede lid wordt in de aanhef ‘jonger dan 65 jaar zijn,’ vervangen door: de
pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,
nog niet hebben bereikt.
ARTIKEL II
In artikel 6 van de Algemene bij- en toeslagregeling AOR 2002 wordt in de aanhef ‘de
leeftijd van 65 jaar’ vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de Wet verhoging
AOW- en pensioenrichtleeftijd in werking treedt.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn.
TOELICHTING
Algemeen
De leeftijd waarop men recht krijgt op een ouderdomspensioen wordt ingevolge de Algemene
Ouderdomswet (AOW) vanaf 2012 stapsgewijs verhoogd naar 67 jaar in 2023 en vanaf 2024
gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting. Een en ander is geregeld in de
Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd.
De AOW is een fundamenteel onderdeel van de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving.
De leeftijdsgrens van 65 jaar is daardoor diep geworteld in het Nederlandse recht
en speelt ook op tal van andere terreinen een rol. De verhoging van de AOW-leeftijd
vraagt daarom ook om aanpassingen op andere terreinen dan de AOW en de aanvullende
pensioenen. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd
is reeds aangekondigd dat de benodigde wijzigingen zullen worden geregeld in een separaat
aanpassingstraject (Kamerstukken II 2011/12, 33 290, nr. 3, blz. 2).
Bij het Besluit aanpassing wetten inzake verhoging AOW-leeftijd en het Tweede aanpassingsbesluit
inzake verhoging AOW-leeftijd zijn de leeftijdsgrenzen in diverse wetten en algemene
maatregelen van bestuur al aangepast aan de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd.
In deze ministeriële regeling worden de leeftijdsgrenzen aangepast in diverse ministeriële
regelingen die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport vallen.
Omdat mensen door het stapsgewijs verhogen van de AOW-leeftijd verschillende AOW-leeftijden
kunnen hebben, is er voor gekozen in de betreffende ministeriële regelingen de leeftijdsgrens
van ’65 jaar’ te vervangen door ‘de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet’. Een zelfde benadering is gekozen in de
twee hiervoor genoemde aanpassingsbesluiten.
Deze ministeriële regeling zal, evenals de genoemde twee aanpassingsbesluiten, in
werking treden op het tijdstip waarop artikel I van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd
in werking treedt. In bedoeld artikel I is de verhoging van de AOW-leeftijd vastgelegd.
Het bedoelde tijdstip van inwerkingtreding is 1 januari 2013 (zie het Besluit van
12 juli 2012 tot vaststelling van inwerkingtreding van de artikelen I, II en V van
de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Stb 329)).
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn.