Document Registratie-eisen en toetsingsprocedure 002.0 Handschriftonderzoek

De kwaliteitseisen geformuleerd in het tweede lid van artikel 12 van het Besluit register deskundige in strafzaken (Brdis) vormen de algemene criteria waarop de toetsing van forensische deskundigen bij het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) is gebaseerd. Het College gerechtelijk deskundigen (College) formuleert voor elk deskundigheidsgebied op basis van de algemene criteria nadere eisen die specifiek zijn voor het deskundigheidsgebied. Tevens specificeert het College de toetsingsprocedure voor elk deskundigheidsgebied om te toetsen of een aanvrager voldoet aan de specifieke registratie-eisen.

Dit document verduidelijkt de professionele eisen waaraan handschriftonderzoekers moeten voldoen en de specifieke toetsingsprocedure gebruikt door de toetsingsadviescommissies om handschriftonderzoekers die een aanvraag doen voor registratie in het NRGD te toetsen.

Voor alle deskundigheidsgebieden geldt dat de beoordeling plaatsvindt op basis van informatie, waaronder documenten (zoals zaaksrapporten en bewijsstukken), in beginsel aangevuld met een mondelinge toetsing. Van deze mondelinge toetsing wordt afgezien indien de deskundigheid van de aanvrager reeds duidelijk is gebleken.

A. Eisen voor registratie als een handschriftdeskundige

De algemene eisen van het tweede lid van artikel 12 Brdis zijn in onderstaande samengevat met verwijzing naar hun respectieve subartikelen. Elke algemene eis wordt gevolgd door de meer specifieke eisen voor het deskundigheidsgebied Handschriftonderzoek. Wanneer geen nadere specificaties zijn aangegeven, zijn de algemene eisen geformuleerd in het tweede lid van artikel 12 Brdis (cursief weergegeven) op dit moment voldoende bevonden voor dat element van dit artikel en zijn geen nadere eisen nodig.

Het tweede lid van artikel 12 Brdis luidt als volgt:

Een deskundige wordt op zijn aanvraag slechts als deskundige in strafzaken in het register ingeschreven wanneer hij naar het oordeel van het College:

12(2) a. (...) beschikt over voldoende kennis van en ervaring binnen het deskundigheidsgebied waarop de aanvraag betrekking heeft.

Een aanvrager dient:

  • te werken op het niveau van iemand die een Bachelor diploma heeft behaald;

  • aantoonbaar een minimum van 40 zaaksrapportages in de afgelopen 4 jaar geschreven te hebben (bij voorkeur onder collegial review) en dient recente ervaring te hebben met het analyseren van zaken op het moment van zijn aanvraag voor registratie;

  • adequate kennis van de standaardliteratuur te hebben en de ontwikkelingen van de wetenschappelijke literatuur bij te houden, inclusief de meest recente ontwikkelingen (zie voorgestelde literatuur in Annex A);

  • adequate kennis van de motorische processen bij het schrijven te hebben, de motorische vaardigheden die leiden tot het schriftspoor op papier;

  • een basale kennis van documentonderzoek te hebben;

  • een basale kennis van beeldbewerkingtechnieken te hebben;

  • een basale kennis van de concepten van descriptieve en inferentiële statistiek te hebben.

12(2) b. (...) beschikt over voldoende kennis van en ervaring in het desbetreffende rechtsgebied en voldoende bekend is met de positie en de rol van de deskundige daarin.

De generieke eisen zijn de volgende:

Een aanvrager heeft voldoende kennis van het Nederlandse strafrecht:

  • context van het strafrecht

    Trias Politica, onderscheid privaat-, bestuurs- en strafrecht.

  • het strafproces

    • o actoren in de strafrechtsketen; (taken/bevoegdheden/verantwoordelijkheden);

    • o procesfasen;

    • o gerechtelijk vooronderzoek, dwangmiddelen;

    • o verloop van de strafzitting en besluitvorming van de rechter;

    • o positie van de deskundige in de rechtsgang.

  • materiële strafrecht

    Sancties en strafuitsluitingsgronden (zeer globaal).

  • positionering deskundige als professional

    Beroepscodes en verwante regelgeving in relatie tot de Gedragscode gerechtelijk deskundigen.

12(2) c. (...) in staat is de opdrachtgever inzicht te bieden in de vraag of en zo ja, in hoeverre de vraagstelling van de opdrachtgever voldoende helder en onderzoekbaar is om deze vanuit zijn specifieke deskundigheid te kunnen beantwoorden.

12(2) d. (...) in staat is op basis van de vraagstelling volgens de daarvoor geldende maatstaven een onderzoeksplan op te stellen en uit te voeren.

12(2) e. (...) in staat is onderzoeksmaterialen en -gegevens in een forensische context volgens de daarvoor geldende maatstaven te verzamelen, vast te leggen, te interpreteren en te beoordelen.

12(2) f. (...) in staat is om de geldende onderzoeksmethoden in een forensische context volgens de daarvoor geldende maatstaven toe te passen.

Een handschriftonderzoeker dient toegang te hebben tot:

  • o een stereomicroscoop;

  • o een ESDA1

12(2) g. (...) in staat is zowel schriftelijk als mondeling over de opdracht en elk ander relevant aspect van zijn deskundigheid gemotiveerd, controleerbaar en in voor de opdrachtgever begrijpelijke bewoordingen te rapporteren.

  • Naast de vereiste administratieve gegevens (naam van de opdrachtgever, datum van de opdracht, datum van het rapport, referentie opdrachtgever, eigen referentie, nummer en type van bijlagen etc.) dient het rapport van een forensisch handschriftonderzoek de volgende onderdelen te bevatten:

    • o een beschrijving van de ontvangen materialen, met informatie over de datum en wijze van aanlevering, of originelen dan wel kopieën zijn ontvangen. Andere condities van het materiaal die relevant kunnen zijn voor het onderzoek dienen ook te worden vermeld (bijvoorbeeld niet-gerapporteerde schade aan de documenten en of de documenten zichtbaar behandeld zijn met chemicaliën voor vingerafdrukkenonderzoek);

    • o een specificatie van het betwiste en het referentiemateriaal;

    • o elke relevante achtergrondinformatie die de interpretatie van de onderzoeksresultaten zou kunnen beïnvloeden;

    • o vragen gesteld door de opdrachtgever, zo nodig met de ‘vertaling’ daarvan door de onderzoeker, bij voorkeur in hypothesen;

    • o de gebruikte onderzoeksmethode(n);

    • o de beoordeling van het betwiste materiaal;

    • o de beoordeling van het referentiemateriaal;

    • o de resultaten van het onderzoek;

    • o de interpretatie van de resultaten van het onderzoek;

    • o de conclusies (met gebruikte schaal).

12(2) h. (...) in staat is een opdracht te voltooien binnen de daarvoor gestelde of afgesproken termijn.

12(2) i. (...) in staat is zijn werkzaamheden als deskundige onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig, vakbekwaam en integer te verrichten.

B. Toetsingsprocedure voor Handschriftonderzoek

Om te beoordelen of een deskundige voldoet aan de eisen voor Handschriftonderzoek en in aanmerking komt voor registratie in het register, schrijft het College een toetsingsprocedure voor. Om de competentie van een aanvrager op de bovenstaande eisen te beoordelen, bestaat de toetsingsprocedure uit zowel verplichte als optionele elementen. In het laatste geval hebben de toetsingsadviescommissies een discretionaire bevoegdheid te bepalen welke optionele elementen in de toetsing opgenomen worden.

Verplichte elementen:

  • Beoordeling van bewijsstukken van competentie als ingeleverd door de aanvrager:

    • certificaten van onderwijs en ervaring, inclusief een lijst van 40 zaaksrapporten (bij voorkeur onderworpen aan collegial review) opgemaakt in de laatste 4 jaar, waarbij tenminste is aangegeven:

      • o de datum;

      • o het type zaak;

        • of het een tekst of een handtekening betrof of beide,

        • of het ging om een simpele of complexe zaak (meerdere groepen betwist materiaal, twee of meer verdachten),

        • of conclusies getrokken zijn en of de conclusies resulterend van het onderzoek positief, negatief of beide waren,

        • of het ging om een zaak met mogelijke verdraaid of nagebootst schrift (tekst of handtekeningen);

      • o of enige documenttechnisch onderzoek is gedaan;

      • o of de handschriftonderzoeker is opgetreden in de rechtzaal;

      • o de kwantiteit van het betwiste materiaal;

      • o of het rapport aanleiding gaf tot nadere discussie en/of een andere analyse door een andere onderzoeker;

      • o enige andere relevante informatie.

    • certificaten van toetsing en/of bekwaamheidstesten;

    • bewijzen van huidig Bachelor werkniveau, bijvoorbeeld certificaten van gevolgde cursussen (indien beschikbaar);

    • een minimum van drie gedetailleerde zaaksrapporten, inclusief kopieën van de onderzochte monsters, opgemaakt in de laatste 4 jaar en geselecteerd door de toetsingsadviescommissie uit de lijst van 40 zaaksrapporten ingeleverd door de aanvrager. Een aanvrager mag ook een gedetailleerd zaaksrapport naar eigen keuze inleveren bovenop de zaaksrapporten geselecteerd door de toetsingsadviescommissie.

    • referenties van gekwalificeerde handschriftonderzoekers als ingeleverd door de aanvrager.

  • Indien een mondelinge toetsing plaatsvindt: afname van een mondelinge toets op de toetsingsdag. Tijdens deze toets kan de toetsingsadviescommissie informeren naar de volgende elementen:

    • de theorie van het handschriftonderzoek;

    • de recente literatuur op het gebied van handschriftonderzoek;

    • de verschillende wetenschappelijke methoden gebruikt in het veld;

    • de forensische theorie en praktijk van handschriftonderzoek in Nederland;

    • de technieken van digitale beeldbewerking (basaal);

    • het begrip van statistische onzekerheid (basaal);

    • kennis van niet-destructief documentonderzoek (basaal);

    • kennis van de literatuur over ‘motor control’ (psychomotorische processen) relevant voor het veld;

    • kennis van het relevante rechtsdomein.

Optionele elementen:

  • Ter plekke laten uitvoeren van de analyse van een testcasus op de toetsingsdag en beoordelen van een kort geschreven rapport door de aanvrager met daarin diens conclusies ten aanzien van de testcasus. Deze toetsingsmethode is op het moment nog in ontwikkeling.

  • Onderzoek in open bronnen naar het forensische optreden van de aanvrager voor zover het (recente) jurisprudentie betreft.

  • Beoordelen van andere algemene informatie ingeleverd door de aanvrager als onderdeel van het aanvraagpakket.

De toetsingsadviescommissies kunnen daarnaast nadere informatie (of andere gedetailleerde zaaksrapporten) opvragen en/of gebruiken dan al ingeleverd door de aanvrager indien noodzakelijk geacht voor een adequate toetsing.

Annex A. Voorgestelde literatuur voor het deskundigheidsgebied Handschriftonderzoek

  • o Budowle et al. (2009). A Perspective on Errors, Bias, and Interpretation in the Forensic Sciences and Direction for Continuing Advancement. Journal of Forensic Science, July 2009, Vol. 54, No. 4, pp. 798-809;

  • o Ellen, D. (1998). The Scientific Examination of Questioned Documents. Ellis Horwood Ltd., Chichester;

  • o Found, B. & Rogers, D. (1998). A consideration of the theoretical basis of forensic handwriting examination: The application of ‘Complexity Theory’ to understand the basis of handwriting identification. In: International Journal of Forensic Document Examiners, 4(2), pp.109-118;

  • o Found, B. & Rogers, D. (eds). Documentation of Forensic Handwriting Comparison and Identification Method: A modular approach;

  • o Sita J, Found B, Rogers D.K. (2002). Forensic Handwriting Examiners’ Expertise for Signature Comparison. Journal of Forensic Science, Sept 2002, Vol. 47, N0 5, pp 1117-1124.

  • o Gross, S.R. (2001). Detection of deception: The case of handwriting expertise. Virginia Law Review, 87, 1847-1855

  • o Gailbraith III, O et al. (1995). The Principle of the ‘Drunkard’s Search’ As A Proxy For Scientific Analysis: The Misuse of Handwriting Test Data In A Law Journal Article. International Journal of Forensic Document Examiners, Vol. 1, No 1, pp 7-17.

  • o Hardy, H.J.J. & Fagel, W.P.F. (1995). Methodological Aspects of Handwriting Identification. In: Journal of Forensic Document Examination (8), pp.33-69;

  • o Huber, R.A. & Headrick, A.M. (1999). Handwriting Identification: Facts and Fundamentals. CRC Press, Boca Raton/ New York;

  • o Kam M. et al. (2001). Signature Authentication by Forensic Document Examiners. Journal of Forensic Science. 46 (4) pp 884-888.

  • o Kam M. & Lin E (2003). Writer Identification Using Hand-Printed and Non-Hand-Printed Questioned Documents. Journal of Forensic Science 48 (6) pp 1391-5;

  • o Michel, L. (1982). Gerichtliche Schriftvergleichung. W. de Gruyter, Berlin;

  • o Mnookin, J.L. (2001). Scripting expertise: The history of handwriting identification evidence and the judicial construction of reliability. Virginia Law Review, 87, 1723-1845

  • o Morris, R. (2000). Forensic Handwriting Identification, Fundamental Concepts and Principles. Academic Press, London/ San Diego;

  • o Risinger, D.M. (2002). Handwriting identification. In: D.L. Faigman, D.H. Kaye, M.J. Saks & J. Sanders (eds). Modern scientific evidence: The law and science of expert testimony. St. Paul, MI: West

  • o Risinger, D.M. & Saks, M.J. (1996). Science and nonscience in the courts: Daubert (Daubert v. Merrell Dow Pharmaceuticals, 113 S. Ct. 2786 (1993)) meets handwriting identification expertise. Iowa Law Review, 82, 21-74

  • o Saks, M.J. & Vanderhaar, H. (2005). On the‘general acceptance’ of handwriting identification principles. Journal of Forensic Science, 50, 119-126

  • o Seaman Kelly, J. & Lindblom, B.S. (2006). Scientific Examination of Questioned Documents. CRC Press, Boca Raton;

  • o Srihari, S.N., Cha, S-H., Arora, H. & Lee, S. (2002). Individuality of handwriting. Journal of Forensic Science (47), pp.856-872.


X Noot
1

ElectroStatic Detection Apparatus.

Naar boven