TOELICHTING
Met deze regeling is uitwerking gegeven aan de mogelijkheid om kortingen te spreiden,
zoals aangekondigd in de brief over het septemberpakket1. Deze spreidingsmogelijkheid voorkomt dat pensioenfondsen na het einde van de hersteltermijn
direct ingrijpende kortingen moeten doorvoeren, in veel gevallen aanvullend op de
reeds aangekondigde kortingen per april 2013.
Tevens verduidelijkt deze regeling welke maatregelen een pensioenfonds moet treffen
om te voldoen aan de wettelijke eis dat het uiterlijk bij het einde de hersteltermijn
over het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) beschikt.
Als de dekkingsgraad van een pensioenfonds onder het MVEV (circa 105%) daalt, moet
dat fonds een kortetermijnherstelplan (kthp) opstellen en ter goedkeuring indienen
bij De Nederlandsche Bank (DNB). Het doel van het kthp is dat het fonds uiterlijk
aan het einde van de wettelijke hersteltermijn weer over het MVEV beschikt. Begin
2009 heeft de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in verband
met uitzonderlijke economische omstandigheden, de hersteltermijn verlengd naar vijf
jaar. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een hersteltermijn van vijf jaar,
zijn opgenomen in artikel 6a van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Deze regeling wijzigt dit artikel, zoals hieronder toegelicht.
Verduidelijking maatregelen laatste jaar hersteltermijn
Pensioenfondsen met een kthp moeten jaarlijks per 31 december toetsen of de feitelijke
ontwikkeling van de dekkingsgraad in de pas loopt met het herstelplan. Als uit deze
evaluatie blijkt dat de dekkingsgraad bij de afloop van de hersteltermijn naar verwachting
lager is dan het MVEV, moet het fonds een voorlopig besluit nemen over een korting
15 maanden na de evaluatiedatum. Overigens kan het MVEV ook door middel van andere
maatregelen worden bereikt, bijvoorbeeld via een bijstorting.
Op grond van deze regeling moet een pensioenfonds met een kthp na het einde van de
hersteltermijn een eindevaluatie opstellen en indienen bij DNB. In de eindevaluatie
presenteert het fonds de ontwikkeling van de dekkingsgraad tot en met de laatste dag
van de hersteltermijn. Als de dekkingsgraad op die dag lager is dan het MVEV, moet
het fonds uiterlijk drie maanden na afloop van de hersteltermijn een korting inboeken
en effectueren.
Begin 2013 moeten pensioenfondsen met een kthp de ontwikkeling van het herstelplan
per 31 december 2012 evalueren en – als de dekkingsgraad bij het einde van de hersteltermijn
naar verwachting onder het MVEV uitkomt – een voorlopig besluit nemen over een korting
per 1 april 2014. De hersteltermijn van het overgrote deel van de pensioenfondsen
eindigt op 31 december 2013. Deze fondsen moeten begin 2014 een eindevaluatie uitvoeren
en op basis daarvan een definitief besluit nemen over de korting per 1 april 2014.
De hoogte van deze korting wordt bepaald door de dekkingsgraad op de laatste dag van
de hersteltermijn. De korting kan dus lager, maar ook hoger zijn dan de korting die
bij de evaluatie per 31 december 2012 was voorzien.
Bij 20 fondsen eindigt de hersteltermijn in de loop van 2014 of 2015. Deze fondsen
moeten kortingen uiterlijk drie maanden na dat moment effectueren. Ook voor deze fondsen
is de eindevaluatie maatgevend voor de definitieve korting.
Een korting op basis van een eindevaluatie wordt uiterlijk drie maanden na afloop
van de hersteltermijn ingeboekt in de technische voorziening, ongeacht het moment
waarop zij wordt geëffectueerd. De ontwikkeling van de dekkingsgraad na afloop van
de hersteltermijn is niet van invloed op de effectuering, noch op de hoogte van deze
korting. De korting heeft betrekking op pensioenen en aanspraken die bij het einde
van de hersteltermijn al zijn opgebouwd. Pensioenen en aanspraken die na afloop van
de hersteltermijn worden opgebouwd, worden zodoende niet gekort.
Mogelijkheid om de kortingen te spreiden
Zoals aangekondigd in de brief over het septemberpakket, krijgen fondsen de mogelijkheid
om de effectuering van kortingen te spreiden. Hiervoor dient de pensioenregeling uiterlijk
per 1 januari 2013 de volgende kenmerken te hebben:
-
a. bij de nieuwe pensioenopbouw in en na 2013 wordt uitgegaan van een richtleeftijd van
ten minste 67 jaar.;
-
b. het fonds dient stijgingen van de levensverwachting in mindering te brengen op de
toeslagen (indexatie) van de pensioenen en de aanspraken;
-
c. het fonds dient geen indexatie te verlenen zolang de dekkingsgraad minder bedraagt
dan 110%.
Ad a.
Als de pensioenrichtleeftijd niet tijdig kan worden aangepast, mag een fonds in plaats
daarvan de pensioenopbouw zodanig verlagen dat feitelijk (actuarieel) hetzelfde effect
wordt bereikt. Fondsen die de richtleeftijd al eerder hebben verhoogd naar 67 jaar,
dan wel hun pensioenopbouw op actuarieel gelijkwaardige wijze hebben verlaagd, voldoen
aan deze voorwaarde.
Ad b.
De pensioenregeling dient een mechanisme te bevatten dat zorgt voor een verrekening
van de financiële gevolgen van een stijging van de levensverwachting met toeslagen
op de pensioenen en de opgebouwde aanspraken. Bij een te lage dekkingsgraad mag een
pensioenfonds overigens niet indexeren.
Pensioenfondsen mogen in 2013 de korting beperken tot de korting die per 1 april 2013
wordt geëffectueerd. Op grond van een besluit van DNB van 6 januari jl. mag deze korting
worden beperkt worden tot 7%. Een fonds waarvan de regeling tijdig aan bovengenoemde
kenmerken voldoet, mag de korting in 2014 eveneens beperken tot 7%. Als de kortingen
in 2013 en 2014 gezamenlijk niet voldoende zijn om de dekkingsgraad bij de afloop
van de hersteltermijn op het niveau van het MVEV te krijgen, moet het restant uiterlijk
per 1 april 2015 worden gekort.
De hersteltermijn van enkele pensioenfondsen loopt af na 1 april 2014. Deze fondsen
mogen, indien zij tijdig voldoen aan de bovengenoemde voorwaarden voor het spreiden
van kortingen, zowel de korting in april 2014 als die in 2015 beperken tot 7%. Een
eventuele resterende korting die nodig is om aan het MVEV te voldoen, moeten zij dan
uiterlijk per 1 april 2016 effectueren.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma.