Besluit van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel van 31 oktober 2012, nr. 2012-0000623321, houdende de verlening van mandaat aan de ambtenaren belast met de grensbewaking en het toezicht op vreemdelingen betreffende de uitzetting van personen en de kosten van uitzetting

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op artikel 22, tweede lid, van de Wet toelating en uitzetting BES en de artikelen 1.3, 8.1 en 8.2 van het Besluit toelating en uitzetting BES;

Besluit vast te stellen het navolgende Mandaatbesluit:

Artikel 1

Voor de toepassing van dit besluit wordt met de verlening van mandaat gelijk gesteld de verlening van machtiging: de bevoegdheid om namens de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke handeling zijn.

Artikel 2

  • 1. De ambtenaren belast met de grensbewaking dan wel het toezicht op vreemdelingen zijn bevoegd tot uitzetting over te gaan en alle daartoe benodigde handelingen te verrichten.

  • 2. De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, gaan niet dan ingevolge een bijzondere aanwijzing van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel over tot uitzetting van de vreemdeling die te kennen geeft dat hij bescherming wenst.

Artikel 3

De korpschef en de Commandant van de Koninklijke marechaussee zijn bevoegd de kosten van de uitzetting te verhalen op de vreemdeling en, indien hij minderjarig is, degenen die het wettige gezag over hem uitoefenen, dan wel de reder of de luchtvaartmaatschappij door wier tussenkomst de vreemdeling aan een grens of binnen het grondgebied van de openbare lichamen is gebracht.

Artikel 4

De ambtenaren, bedoeld in artikel 2 van dit besluit, zijn, naast de ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst die daartoe uit hoofde van hun functie bevoegd zijn, bevoegd de administratieve voorbereiding te verrichten ten behoeve van de uitzetting van vreemdelingen die niet of niet langer toelating tot verblijf hebben in de openbare lichamen.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 oktober 2010, om 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 31 oktober 2012

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers.

TOELICHTING

I. Algemeen

In hoofdstuk 9 van de Wet toelating en uitzetting BES (hierna: WTU-BES) zijn regels opgenomen over, voor zover hier van belang, het vertrek en de uitzetting van de vreemdeling. Uitgangspunt is dat de vreemdeling die geen toelating tot verblijf in de openbare lichamen (meer) heeft, deze uit eigen beweging verlaat. In artikel 16b van de WTU-BES is onder meer bepaald dat de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel de vreemdeling kan uitzetten indien deze de openbare lichamen niet uit eigen beweging verlaat binnen de bij de WTU-BES gestelde termijn.

In artikel 8.1 van het Besluit toelating en uitzetting BES (hierna: BTU-BES) is bepaald dat de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel bevoegd is om, bij de uitoefening van zijn bevoegdheid tot uitzetting, alle benodigde handelingen te verrichten. De feitelijke uitzetting geschiedt echter door de ambtenaren belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen.

Voorts kunnen op grond van artikel 16c van de WTU-BES bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de toepassing van de paragrafen 1 en 2 van het betreffende hoofdstuk, waarbij is bepaald dat daarbij tevens kan worden voorzien in de mogelijkheid van verhaal van de kosten van uitzetting op de vreemdeling zelf en, indien hij minderjarig is, op degenen die het wettig gezag over hem uitoefenen.

Tevens is in artikel 22, eerste lid in samenhang met het tweede lid, van de WTU-BES bepaald dat de gezagvoerder die niet tot verblijf in de openbare lichamen gerechtigde vreemdelingen heeft aangebracht, verplicht is die vreemdelingen voor zijn rekening weer uit de openbare lichamen te vervoeren of te doen vervoeren. Indien hij dit nalaat, zullen de kosten aan de uitzetting van bedoelde vreemdelingen verbonden, zomede alle andere noodzakelijk gemaakte kosten op de gezagvoerder, de reder of de luchtvaartmaatschappij worden verhaald.

Ter uitvoering van een en ander is in artikel 8.2 van het BTU-BES bepaald dat de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel bevoegd is de kosten van uitzetting te verhalen op de vreemdeling, de reder of de luchtvaartmaatschappij. Bedoeld verhaal vindt in de praktijk plaats door de korpschef dan wel de Commandant van de Koninklijke marechaussee. Met dit besluit wordt veilig gesteld dat de korpschef en de Commandant van de Koninklijke marechaussee bedoelde bevoegdheden namens de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel kunnen uitoefenen.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1

Door de gelijkstelling van machtiging aan mandaat in artikel 1 houdt dit mandaatbesluit, voor zover van toepassing, zowel de verlening van mandaat in als machtiging.

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel is immers bevoegd bij de uitoefening van zijn bevoegdheid tot uitzetting alle benodigde handelingen te verrichten, daarom zowel rechtshandelingen als feitelijke handelingen.

Artikel 2

Het eerste lid bevat de toedeling van de bevoegdheid aan de ambtenaren belast met de grensbewaking en de ambtenaren belast met het toezicht op personen om vreemdelingen uit te zetten en daartoe alle benodigde handelingen te verrichten, waaronder het vorderen van medewerking aan het vertrek of de uitzetting.

Om naleving van het refoulementverbod te waarborgen, is daaraan in het tweede lid de verplichting verbonden om een bijzondere aanwijzing te vragen aan de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (in de praktijk: de Immigratie- en Naturalisatiedienst), indien de uit te zetten vreemdeling te kennen geeft bescherming te wensen. Deze bepaling sluit aan op artikel 2r, vierde lid, van de WTU-BES, waarin is bepaald dat de ambtenaar belast met de grensbewaking aan een vreemdeling die te kennen geeft dat hij bescherming nodig heeft niet de toegang weigert dan ingevolge een bijzondere aanwijzing van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.

Artikel 3

Op grond van dit artikel zijn de korpschef en de Commandant van de Koninklijke marechaussee bevoegd om alle benodigde handelingen, inbegrepen rechtshandelingen, verrichten om de kosten van de uitzetting te verhalen op de vreemdeling, dan wel degenen die het wettige gezag over hem uitoefenen, of op de vervoersonderneming (de reder of de luchtvaartmaatschappij) die de betrokken vreemdeling naar de openbare lichamen heeft gebracht.

Artikel 4

Op grond van gemaakte werkafspraken tussen de Immigratie- en Naturalisatiedienst enerzijds en de korpschef en de Commandant van de Koninklijke marechaussee anderzijds berust de administratieve voorbereiding van de uitzettingen bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst, maar kan de administratieve voorbereiding ook plaatsvinden door de korpschef dan wel de Commandant van de Koninklijke marechaussee. Dit artikel stelt buiten twijfel dat de korpschef en de Commandant van de Koninklijke marechaussee deze werkzaamheden in voorkomende gevallen namens de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel kunnen verrichten.

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers.

Naar boven