Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 9 november 2012, nr. IENM/BSK-2012/197993, houdende verlening van mandaat inzake certificering van zeeschepen (Besluit mandaat en machtiging certificering zeeschepen 2012)

De Minister van Infrastructuur en Milieu en het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,

Gelet op de artikelen 10:3, 10:4, eerste lid en 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gezien de instemming van de ingevolge dit besluit gemandateerden;

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

erkende organisatie:

een organisatie die krachtens een Nederlands wettelijk voorschrift, in overeenstemming met verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (PbEG L 131), is aangewezen als erkende rechtspersoon voor onderzoek of inspectie van schepen;

inspectie:

Inspectie Leefomgeving en Transport;

minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;

overeenkomst:

de ter uitvoering van IMO-resolutie A.739 (18) betreffende Guidelines for the authorization of organizations acting on behalf of the the Administration en richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (PbEG L 131) met een erkende organisatie gesloten overeenkomst.

Artikel 2. Bevoegdheden Schepenwet

  • 1. De in artikel 6, eerste lid, van de Schepenwet bedoelde bevoegdheid van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie tot het afgeven van certificaten en de in artikel 5, tweede lid, van de Schepenwet bedoelde bevoegdheid van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie tot het verlenen een ontheffing voor zover nader omlijnd in de Appendix bij Annex I van de overeenkomsten, wordt gemandateerd aan:

    • a. de President en Chief Operating Officer van American Bureau of Shipping (ABS) te Houston, USA;

    • b. de Secretary van Bureau Veritas (BV) te Neuilly-sur-Seine, Frankrijk;

    • c. de Chief Operating Officer van Det Norske Veritas (DNV) te Oslo, Noorwegen;

    • d. de Executive Board van Germanischer Lloyd (GL) SE te Hamburg, Duitsland;

    • e. de Marine Business Director van Lloyds Register EMEA (LR) te Londen, Verenigd Koninkrijk;

    • f. de General Manager of Classification Department en de General Manager of Safety Management Department van Nippon Kaiji Kyokai (NK) te Tokio, Japan;

    • g. de Managing Director van Registro Italiano Navale (RINA) te Genua, Italië.

  • 2. De in artikel 7, derde lid, van de Schepenwet bedoelde bevoegdheid van de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie tot het intrekken van certificaten, voor zover nader omlijnd in de Appendix bij Annex I van de overeenkomsten, wordt gemandateerd aan de in het eerste lid genoemde functionarissen van erkende organisaties.

Artikel 3. Bevoegdheden Wet voorkoming verontreiniging door schepen

  • 1. De in artikel 8, eerste lid, en 8a van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen bedoelde bevoegdheid van de minister tot het afgeven van certificaten, voor zover nader omlijnd in de Appendix bij Annex I van de overeenkomsten, wordt gemandateerd aan de in artikel 2, eerste lid, genoemde functionarissen van erkende organisaties.

  • 2. De in artikel 34 van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen bedoelde bevoegdheid van de minister tot het verlenen van ontheffing van het in artikel 13 van die wet genoemde verbod, voor zover nader omlijnd in de Appendix bij Annex I van de overeenkomsten, wordt gemandateerd aan de in artikel 2, eerste lid, genoemde functionarissen van erkende organisaties.

  • 3. De in artikel 9, derde lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen bedoelde bevoegdheid van de minister tot het intrekken van certificaten, voor zover nader omlijnd in de Appendix bij Annex I van de overeenkomsten, wordt gemandateerd aan de in artikel 2, eerste lid, genoemde functionarissen van erkende organisaties .

Artikel 4. Bevoegdheden Meetbrievenwet 1981

  • 1. De in artikel 4, tweede lid, van de Meetbrievenwet 1981 bedoelde bevoegdheid van de minister tot het afgeven van meetbrieven voor zover nader omlijnd in de Appendix bij Annex I van de overeenkomsten, wordt gemandateerd aan de in artikel 2, eerste lid, genoemde functionarissen van erkende organisaties.

  • 2. De in artikel 9, eerste lid, van de Meetbrievenwet 1981, bedoelde bevoegdheid van de minister tot het intrekken van de Internationale Meetbrief (1969), voor zover nader omlijnd in de Appendix bij Annex I van de overeenkomsten, wordt gemandateerd aan de in artikel 2, eerste lid, genoemde functionarissen van erkende organisaties.

  • 3. Ten aanzien van de door Register Holland BV te Enkhuizen, Nederland, geklasseerde zeeschepen en zeegaande pleziervaartuigen met een lengte van meer dan 24m, wordt de directeur van die organisatie:

    • a. gemachtigd tot het uitoefenen van de bevoegdheid van de minister tot het vaststellen van de tonnage als bedoeld in de artikelen 6, 11, 14, 17 en 19 van de Meetbrievenwet 1981;

    • b. gemandateerd tot het uitoefenen van de in artikel 4, tweede lid, en artikel 9, eerste lid, van de Meetbrievenwet 1981, bedoelde bevoegdheid van de minister tot het afgeven, respectievelijk intrekken van meetbrieven.

Artikel 5. Bevoegdheden Zeevaartbemanningswet (Wet zeevarenden)

  • 1. De in artikel 48c, eerste en vijfde lid, van de Zeevaartbemanningswet genoemde bevoegdheid van de minister tot het afgeven van certificaten wordt gemandateerd aan de in artikel 2, eerste lid, genoemde functionarissen van erkende organisaties.

  • 2. De in artikel 48e, tweede lid, van de Zeevaartbemanningswet genoemde bevoegdheid van de minister tot het intrekken van certificaten, wordt gemandateerd aan de in artikel 2, eerste lid, genoemde functionarissen van erkende organisaties.

Artikel 6. Omvang mandaat

  • 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt met de verlening van mandaat als bedoeld in artikel 3, 4 of 5 dan wel in artikel 2gelijkgesteld de verlening van machtiging om in naam van de minister onderscheidenlijk het Hoofd van de Scheepvaartinspectie handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke handeling zijn.

  • 2. De verlening van mandaat omvat niet mede de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaar.

Artikel 7. Ondermandaat

De gemandateerden kunnen, ten aanzien van de hen op grond van dit besluit verleende bevoegdheden, ondermandaat verlenen aan de door hen daartoe aangewezen personen.

Artikel 8. Vorm van besluiten; raadpleging vooraf

  • 1. Een certificaat afgegeven op grond van dit besluit is in overeenstemming met de van toepassing zijnde internationale conventies en Europese of nationale regelgeving en gaat vergezeld van een door de inspectie voorgeschreven brief.

  • 2. Een besluit tot weigering of intrekking van een certificaat als bedoeld in dit besluit, wordt genomen na schriftelijke raadpleging van de inspectie.

Artikel 9. Administratie; verschaffen van inlichtingen

De gemandateerden voeren bij de uitoefening van de hun toegekende bevoegdheden een ordentelijke en voor het Hoofd van de Scheepvaartinspectie transparante administratie en verschaffen hem desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van de hun toegekende bevoegdheden.

Artikel 10. Instructies

De gemandateerden nemen bij de uitoefening van het aan hen verleende mandaat de instructies van de mandaatgever in acht.

Artikel 11. Intrekking vorig besluit

Het Besluit mandaat en machtiging certificering zeeschepen wordt ingetrokken.

Artikel 12. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Besluit mandaat en machtiging certificering zeeschepen 2012.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan de gemandateerden.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Het hoofd van de Scheepvaartinspectie, J. Thunnissen.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie, team Juridische zaken, Postbus 16191, 2500 LR Den Haag.

Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich, onder vermelding van de datum en nummer of kenmerk; en

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

TOELICHTING

Op grond van het Besluit mandaat en machtiging certificering zeeschepen zijn sinds 1 juni 2006 zeven door de minister aangewezen klassenbureaus gemandateerd om certificaten af te geven die benodigd zijn voor koopvaardijschepen die gerechtigd zijn de Nederlandse vlag te voeren. Dit is geschied in het kader van overeenkomsten die zijn opgenomen in Stcrt. 2006, nr. 133, als bijlage I bij de toelichting op het genoemde besluit.

Binnenkort start de certificering van koopvaardijschepen op grond van het Maritiem Arbeidsverdrag 2006, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het genoemde verdrag per 20 augustus 2013. De klassenbureaus hebben aangegeven ook de afgifte van certificaten op grond van dit verdrag te willen uitvoeren. Het onderhavige besluit voorziet in deze mogelijkheid. In concreto gaat het om mandatering van enkele bevoegdheden uit de Zeevaartbemanningswet. Die wet wordt na de inwerkingtreding van het Maritiem arbeidsverdrag ingevolge de implementatiewet voor dat verdrag aangehaald als Wet zeevarenden. Aan het verleende mandaat doet dit niet af.

Voorts heeft de Wet voorkoming verontreiniging door schepen een wijziging ondergaan die effect heeft op de mandatering. De bevoegdheid tot afgifte en het intrekken van certificaten wordt niet langer uitgeoefend door of namens de inspecteur-generaal Verkeer en Waterstaat, maar door of namens de Minister van Infrastructuur en Milieu. Hetzelfde geldt voor de Meetbrievenwet 1981.

Gezien het vorenstaande dient het eerdere mandaatbesluit te worden vervangen door een nieuw besluit. De genoemde overeenkomsten worden geactualiseerd, maar blijven hetzelfde stramien volgen als de overeenkomsten uit 2006.

Tot slot verdient het nog vermelding dat ingevolge artikel 10.6 van de Algemene wet bestuursrecht de gemandateerden bij de uitoefening van het aan hen verleende mandaat de instructies van de mandaatverlener in acht nemen. Enkele algemene instructies zijn opgenomen in de artikelen 8 en 9 van dit besluit.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Het hoofd van de Scheepvaartinspectie, J. Thunnissen.

Naar boven