Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 8 november 2012, nr. IENM/BSK-2012/208839, tot wijziging van de Binnenvaartregeling in verband met de invoering van het praktijkexamen matroos alsmede diverse reparaties van die regeling, de Regeling aanwijzing normen pleziervaartuigen 2009 en de Tijdelijke regeling quick wins binnenvaart

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 8, eerste lid, en 22, eerste en tweede lid, van de Binnenvaartwet, artikel 29, eerste lid, van het Binnenvaartbesluit, artikel 5 van richtlijn nr. 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten met betrekking tot pleziervaartuigen (PbEG L 164) in samenhang met artikel 4, eerste lid, van de Wet pleziervaartuigen, artikel 17, vijfde lid, van de Financiële verhoudingswet en artikel 28, tweede lid, van het Besluit Infrastructuurfonds;

Besluit:

ARTIKEL I

De Binnenvaartregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische rangorde wordt ingevoegd:

CBR:

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen te Rijswijk (Z-H);

2. In de alfabetische rangorde wordt ‘minister: Minister van Verkeer en Waterstaat’ vervangen door:

minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu.

B

In de artikelen 2.2, onderdeel a, onder 1°, 7.9, derde lid, onderdeel a, en bijlage 7.2, paragraaf 1, onderdelen 1.3, twaalfde gedachtestreepje, en 1.4, tiende gedachtestreepje, wordt ‘de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen’ vervangen door: het CBR.

C

Artikel 2.9, zevende lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. ten minste 19 jaar en:

    • 1°. heeft een beroepservaring van ten minste drie jaar vaartijd als lid van een dekbemanning, waarvan ten minste één jaar in de binnenvaart en twee jaar in hetzij de binnenvaart, de zeevaart, de kustvaart of de visserij;

    • 2°. is in het bezit van de verklaring praktijkexamen matroos, ten bewijze dat het praktijkexamen matroos binnenvaart van het CBR met goed gevolg is afgelegd; of

    • 3°. is in het bezit van:

      • a. het diploma aspirant schipper afgegeven door het CBR;

      • b. een verklaring van het CBR dat Praktijktoets 1 van het praktijkexamen schipper binnenvaart, bedoeld in artikel 7.19a, met goed gevolg is afgelegd; en

      • c. een bewijsstuk dat er minimaal 60 dagen vaartijd zijn opgebouwd.

D

In artikel 7.19a, onderdeel a, wordt ‘het praktijkexamen binnenvaart van de afdeling CCV van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen te Rijswijk’, vervangen door: het praktijkexamen schipper binnenvaart van het CBR.

E

In artikel 7.21, eerste lid, wordt ‘een groot vaarbewijs en een verklaring praktijkexamen vaartijd’ vervangen door: een groot vaarbewijs, een verklaring praktijkexamen vaartijd en een verklaring praktijkexamen matroos.

F

Bijlage 3.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van artikel 1.2 wordt na ‘hoofdstuk 15’ ingevoegd: alsmede hoofdstuk 24a.

2. In artikel 4.3, derde lid, wordt ‘Mw 5 pw . Fshw 1[ (T:2)d]’ vervangen door: Mw= Pw . F . ( hw + T/2).

3. In artikel 4.3, vierde lid, wordt ‘Mdr5 0,5 .[ (D:Lwl)] . sGK [2(T:2)d]’ vervangen door: Mdr= 0,5 . D/Lwl . (GK – T/2).

G

Bijlage 3.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van artikel 1.2 wordt de aanduiding ‘1.’ vóór die aanhef verwijderd en na ‘hoofdstuk 15’ ingevoegd: alsmede hoofdstuk 24a.

2. In artikel 4.3, vierde lid, wordt ‘Mw 5 pw . Fshw 1[ (T:2)d]’ vervangen door: Mw= Pw . F . ( hw + T/2).

3. In artikel 4.3, vijfde lid, wordt ‘Mdr5 0,5 .[ (D:Lwl)] . sGK [2(T:2)d]’ vervangen door: Mdr= 0,5 . D/Lwl . (GK – T/2).

H

Bijlage 6.2 wordt vervangen door bijlage 1 bij deze regeling.

ARTIKEL II

De bijlage bij de Regeling aanwijzing normen pleziervaartuigen 2009 wordt vervangen door bijlage 2 bij deze regeling.

ARTIKEL III

De Tijdelijke regeling quick wins binnenvaart wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1, eerste lid, wordt ‘Minister van Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: Minister van Infrastructuur en Milieu.

2. Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 mei 2014, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de specifieke uitkeringen die voor die datum zijn verleend.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013 met uitzondering van de artikelen I, onderdeel F, punt 1, en G, punt 1, die in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst en die terugwerken tot en met 1 juli 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

BIJLAGE 1 ALS BEDOELD IN ARTIKEL I, ONDERDEEL H, VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, NR. IENM/BSK-IENM/BSK-2012/208839, TOT WIJZIGING VAN DE BINNENVAARTREGELING IN VERBAND MET DE INVOERING VAN HET PRAKTIJKEXAMEN MATROOS ALSMEDE DIVERSE REPARATIES VAN DIE REGELING, DE REGELING AANWIJZING NORMEN PLEZIERVAARTUIGEN 2009 EN DE TIJDELIJKE REGELING QUICK WINS BINNENVAART

Bijlage 6.2 : Model geneeskundige verklaring binnenvaart als bedoeld in artikel 6.5, eerste lid

(voorzijde)

(voorzijde)

(achterzijde)

(achterzijde)

BIJLAGE 2 ALS BEDOELD IN ARTIKEL II VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, NR. IENM/BSK-IENM/BSK-2012/208839, TOT WIJZIGING VAN DE BINNENVAARTREGELING IN VERBAND MET DE INVOERING VAN HET PRAKTIJKEXAMEN MATROOS ALSMEDE DIVERSE REPARATIES VAN DIE REGELING, DE REGELING AANWIJZING NORMEN PLEZIERVAARTUIGEN 2009 EN DE TIJDELIJKE REGELING QUICK WINS BINNENVAART

Bijlage als bedoeld in artikel 1 van de Regeling aanwijzing normen pleziervaartuigen 2009

Titels en referentienummers van geharmoniseerde normen in het kader van richtlijn 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten met betrekking tot pleziervaartuigen

Referentienr. Nederlandse norm

ENO (1)

Referentienr. en titel van de norm (en referentie document)

Eerste bekendmaking PB

Referentienr.van de vervangen norm

Datum waarop het vermoeden van overeenstemming ten aanzien van de vervangen norm vervalt

Noot 1

NEN-EN-ISO 6185-1:2002

CEN

EN ISO 6185-1:2001 Opblaasbare boten – Deel 1: Boten met een maximaal motorvermogen van 4,5 kW (ISO 6185-1:2001)

17.4.2002

   

NEN-EN-ISO 6185-2:2002

CEN

EN ISO 6185-2:2001 Opblaasbare boten – Deel 2: Boten met een maximaal motorvermogen van 4,5 kW tot en met 15 kW (ISO 6185-2:2001)

17.4.2002

   

NEN-EN-ISO 6185-3:2002

CEN

EN ISO 6185-3:2001 Pleziervaartuigen – Opblaasbare boten met een totale lengte kleiner dan 8 m met een minimaal drijfvermogen van 1 800 N – Deel 3: Maximaal motorvermogen van 15 kW en groter (ISO 6185-3:2001)

17.4.2002

   

NEN-EN-EN ISO 6185-4:2011

CEN

EN ISO 6185-4:2011

Opblaasbare boten – Deel 4: Boten met een totale lengte tussen 8 m en 24 m met een motorvermogen van 15 kW of meer (ISO 6185-4:2011)

4.1.2012

   

NEN-EN-ISONEN-EN-ISO 7840:2004

CEN

EN ISO 7840:2004 Kleine vaartuigen – Brandbestendige brandstofslangen (ISO 7840:2004)

8.1.2005

EN ISO 7840:1995

Noot 2.1

Datum verstreken

(31.8.2004)

NEN-EN-ISONEN-EN-ISO 8099:2001

CEN

EN ISO 8099:2000 Pleziervaartuigen – Retentiesystemen voor toiletafval (ISO 8099:2000)

11.5.2001

   

NEN-EN-ISO 8469:2006

CEN

EN ISO 8469:2006 Kleine vaartuigen – Niet-brandbestendige brandstofslangen (ISO 8469:2006)

12.12.2006

EN ISO 8469:1995

Noot 2.1

Datum verstreken

(31.1.2007)

NEN-EN-ISO 8665:2006

CEN

EN ISO 8665:2006 Kleine vaartuigen – Zuigermotoren met inwendige verbranding voor scheepsvoortstuwing – Meting en opgave van het vermogen (ISO 8665:2006)

16.9.2006

EN ISO 8665:1995

Noot 2.1

Datum verstreken

(31.12.2006)

NEN-EN-ISO 8666:2002

CEN

EN ISO 8666:2002 Kleine vaartuigen – Hoofdgegevens (ISO 8666:2002)

20.5.2003

   

NEN-EN-ISO 8847:2004

CEN

EN ISO 8847:2004 Kleine vaartuigen – Stuurinrichting – Kabel- en katrolsystemen (ISO 8847:2004)

8.1.2005

EN 28847:1989

Noot 2.1

Datum verstreken

(30.11.2004)

NEN-EN-ISO 8847:2004/C11:2006

EN ISO 8847:2004/AC:2005

14.3.2006

   

NEN-EN-ISO 8849:2003

CEN

EN ISO 8849:2003 Kleine vaartuigen – Elektrisch aangedreven lenspompen met gelijkstroom (ISO 8849:2003)

8.1.2005

EN 28849:1993 Noot 2.1

Datum verstreken

(30.4.2004)

NEN-EN-ISO 9093-1:1998

CEN

EN ISO 9093-1:1997 Pleziervaartuigen – Buitenboordkranen en rompdoorvoeren – Deel 1: Delen van metaal (ISO 9093-1:1994)

11.5.2001

   

NEN-EN-ISO 9093-2:2002

CEN

EN ISO 9093-2:2002 Kleine vaartuigen – Buitenboordkranen en rompdoorvoeren – Deel 2: Niet-metalen delen (ISO 9093-2:2002)

3.4.2003

   

NEN-EN-ISO 9094-1:2003

CEN

EN ISO 9094-1:2003 Kleine vaartuigen – Brandbescherming – Deel 1: Vaartuigen met een romplengte tot en met 15 m (ISO 9094-1:2003)

12.7.2003

   

NEN-EN-ISO 9094-2:2003

CEN

EN ISO 9094-2:2002 Kleine vaartuigen – Brandbescherming – Deel 2: Vaartuigen met een romplengte van meer dan 15 m (ISO 9094-2:2002)

20.5.2003

   

NEN-EN-ISO 9097:1995

CEN

EN ISO 9097:1994 Pleziervaartuigen – Elektrische ventilatoren (ISO 9097:1991)

25.2.1998

   

NEN-EN-ISO 9097:1995/A1:2000

EN ISO 9097:1994/A1:2000

11.5.2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.3.2001)

NEN-EN-ISO 10087:2006

CEN

EN ISO 10087:2006 Pleziervaartuigen – Vaartuigidentificatie – Coderingssysteem (ISO 10087:2006)

13.5.2006

EN ISO 10087:1996

Noot 2.1

Datum verstreken

(30.9.2006)

NEN-EN-ISO 10088:2009

CEN

EN ISO 10088:2009 Pleziervaartuigen – Vast ingebouwde brandstofsystemen (ISO 10088:2009)

17.4.2010

EN ISO 10088:2001

Noot 2.3

31.12.2011

NEN-EN-ISO 10133:2001

CEN

EN ISO 10133:2000 Pleziervaartuigen – Elektrische systemen – Gelijkstroominstallaties met extra lage spanning (ISO 10133:2000)

6.3.2002

   

NEN-EN-ISO 10239:2008

CEN

EN ISO 10239:2008 Pleziervaartuigen – Systemen voor vloeibaar petroleumgas (LPG) (ISO 10239:2008)

30.4.2008

EN ISO 10239:2000

Noot 2.1

Datum verstreken

(31.8.2008)

NEN-EN-ISO 10240:2004

CEN

EN ISO 10240:2004 Kleine vaartuigen – Eigenaarshandleiding (ISO 10240:2004)

3.5.2005

EN ISO 10240:1996

Noot 2.1

Datum verstreken

(30.4.2005)

NEN-EN-ISO 10592:1995

CEN

EN ISO 10592:1995 Pleziervaartuigen – Hydraulische stuursystemen (ISO 10592:1994)

25.2.1998

   

NEN-EN-ISO 10592:1995/A1:2000

EN ISO 10592:1995/A1:2000

11.5.2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.3.2001)

NEN-EN-ISO 11105:1998

CEN

EN ISO 11105:1997 Pleziervaartuigen – Ventilatie van ruimten met een benzinemotor en/of een benzinetank (ISO 11105:1997)

18.12.1997

   

NEN-EN-ISO 11192:2005

CEN

EN ISO 11192:2005 Kleine vaartuigen – Grafische symbolen (ISO 11192:2005)

14.3.2006

   

NEN-EN-ISO 11547:1995

CEN

EN ISO 11547:1995 Pleziervaartuigen – Bescherming tegen het starten bij ingeschakelde versnelling (ISO 11547:1994)

18.12.1997

   

NEN-EN-ISO 11547:1995/A1:2000

EN ISO 11547:1995/A1:2000

11.5.2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.3.2001)

NEN-EN-ISO 11591:2001

CEN

EN ISO 11591:2000 Pleziervaartuigen met voortstuwing door een motor – Zichtveld vanaf de stuurstand (ISO 11591:2000)

6.3.2002

   

NEN-EN-ISO 11592:2001

CEN

EN ISO 11592:2001 Pleziervaartuigen – Bepaling van het maximale voorststuwingsvermogen (ISO 11592:2001)

6.3.2002

   

NEN-EN-ISO 11812:2002

CEN

EN ISO 11812:2001 Pleziervaartuigen – Waterdichte en snel zelflozende kuipen (ISO 11812:2001)

17.4.2002

   

NEN-EN-ISO 12215-1:2000

CEN

EN ISO 12215-1:2000 Pleziervaartuigen – Rompconstructie en verbanddelen – Deel 1: Materialen: Onder warmte uithardende harsen, glasvezelversterking, referentielaminaat (ISO 12215-1:2000)

11.5.2001

   

NEN-EN-ISO 12215-2:2002

CEN

EN ISO 12215-2:2002 Kleine vaartuigen – Rompconstructie en verbanddelen – Deel 2: Materialen: Kernmaterialen voor sandwichconstructies, ingesloten materialen (ISO 12215-2:2002)

1.10.2002

   

NEN-EN-ISO 12215-3:2002

CEN

EN ISO 12215-3:2002 Kleine vaartuigen – Rompconstructie en verbanddelen – Deel 3: Materialen: Staal, aluminiumlegeringen, hout, overige materialen (ISO 12215-3:2002)

1.10.2002

   

NEN-EN-ISO 12215-4:2002

CEN

EN ISO 12215-4:2002 Kleine vaartuigen – Rompconstructie en verbanddelen – Deel 4: Werkplaats en productie (ISO 12215-4:2002)

1.10.2002

   

NEN-EN-ISO 12215-5:2008

CEN

EN ISO 12215-5:2008 Kleine vaartuigen – Rompconstructie en verbanddelen – Deel 5: Ontwerpdrukken, ontwerpspanningen, bepaling van het profiel (ISO 12215-5:2008)

3.12.2008

   

NEN-EN-ISO 12215-6:2008

CEN

EN ISO 12215-6:2008 Pleziervaartuigen – Rompconstructie en verbanddelen – Deel 6: Constructieplan en – details (ISO 12215-6:2008)

3.12.2008

   

NEN-EN-ISO 12215-8:2009

CEN

EN ISO 12215-8:2009 Pleziervaartuigen – Rompconstructie en verbanddelen – Deel 8: Roeren (ISO 12215-8:2009)

17.4.2010

   

NEN-EN-ISO 12215-8:2009/C1:2010

EN ISO 12215-8:2009/AC:2010

11.11.2010

   

NEN-EN-ISO 12215-9:2012

CEN

EN ISO 12215-9:2012

Pleziervaartuigen – Rompconstructie en verbanddelen – Deel 9: Zeilboten – Aanhangers en tuigagebevestiging (ISO 12215-9:2012)

15.8.2012

   

NEN-EN-ISO 12216:2002

CEN

EN ISO 12216:2002 Kleine vaartuigen – Ramen, patrijspoorten, luiken, poortdeksels en deuren – Sterkte- en waterdichtheidseisen (ISO 12216:2002)

19.12.2002

   

NEN-EN-ISO 12217-1:2002

CEN

EN ISO 12217-1:2002 Kleine vaartuigen – Beoordeling en classificatie van stabiliteit en drijfvermogen – Deel 1: Boten anders dan zeilboten met een romplengte groter dan of gelijk aan 6 m (ISO 12217-1:2002)

1.10.2002

   

NEN-EN-ISO 12217-1:2002/A1:2009

EN ISO 12217-1:2002/A1:2009

17.4.2010

Noot 3

Datum verstreken

(30.4.2010)

NEN-EN-ISO 12217-2:2002

CEN

EN ISO 12217-2:2002 Kleine vaartuigen – Beoordeling en classificatie van stabiliteit en drijfvermogen – Deel 2: Zeilboten met een romplengte groter dan of gelijk aan 6 m (ISO 12217-2:2002)

1.10.2002

   

NEN-EN-ISO 12217-3:2002

CEN

EN ISO 12217-3:2002 Kleine vaartuigen – Beoordeling van stabiliteit en drijfvermogen – Deel 3: Boten met een romplengte minder dan 6 m (ISO 12217-3:2002)

1.10.2002

   

NEN-EN-ISO 12217-3:2002/A1:2009

EN ISO 12217-3:2002/A1:2009

17.4.2010

Noot 3

Datum verstreken

(30.4.2010)

NEN-EN-ISO 13297:2001

CEN

EN ISO 13297:2000 Pleziervaartuigen – Elektrische systemen – Wisselstroominstallaties (ISO 13297:2000)

6.3.2002

   

NEN-EN-ISO 13590:2003

CEN

EN ISO 13590:2003 Kleine vaartuigen – Waterscooters – Eisen voor de constructie en de systeeminstallatie (ISO 13590:2003)

8.1.2005

   

NEN-EN-ISO 13590:2003/C1:2004

EN ISO 13590:2003/AC:2004

3.5.2005

   

NEN-EN-ISO 13929:2001

CEN

EN ISO 13929:2001 Pleziervaartuigen – Besturingssystemen – Besturing met tandheugelsysteem (ISO 13929:2001)

6.3.2002

   

NEN-EN-ISO 14509-1:2008

CEN

EN ISO 14509-1:2008 Pleziervaartuigen – Luchtgeluid uitgestraald door pleziervaartuigen met motoraandrijving – Deel 1: Passage meetprocedures (ISO 14509-1:2008)

4.3.2009

EN ISO 14509:2000

Noot 2.1

Datum verstreken

(30.4.2009)

NEN-EN-ISO 14509-2:2006

CEN

EN ISO 14509-2:2006 Pleziervaartuigen – Luchtgeluid uitgestraald door pleziervaartuigen met motoraandrijving – Deel 2: Geluidsbepaling door gebruik van referentievaartuigen (ISO 14509-2:2006)

19.7.2007

   

NEN-EN-ISO 14509-3:2009

CEN

EN ISO 14509-3:2009 Pleziervaartuigen – Luchtgeluid uitgestraald door pleziervaartuigen met motoraandrijving – Deel 3: Geluidbepaling door gebruik van de berekening en metingen van procedures (ISO 14509-3:2009)

17.4.2010

   

NEN-EN-ISO 14895:2003

CEN

EN ISO 14895:2003 Kleine vaartuigen – Kooktoestellen voor vloeibare brandstoffen (ISO 14895:2000)

30.10.2003

   

NEN-EN-ISO 14945:2004

CEN

EN ISO 14945:2004 Kleine vaartuigen – Plaatje van de bouwer (ISO 14945:2004)

8.1.2005

   

NEN-EN-ISO 14945:2004/C11:2006

EN ISO 14945:2004/AC:2005

14.3.2006

   

NEN-EN-ISO 14946:2001

CEN

EN ISO 14946:2001 Kleine vaartuigen – Maximum laadvermogen (ISO 14946:2001)

6.3.2002

   

NEN-EN-ISO 14946:2001/C11:2006

EN ISO 14946:2001/AC:2005

14.3.2006

   

NEN-EN-ISO 15083:2003

CEN

EN ISO 15083:2003 Kleine vaartuigen – Lenspompsysteem (ISO 15083:2003)

30.10.2003

   

NEN-EN-ISO 15084:2003

CEN

EN ISO 15084:2003 Kleine vaartuigen – Ankeren, meren en slepen – Sterke punten (ISO 15084:2003)

12.7.2003

   

NEN-EN-ISO 15085:2003

CEN

EN ISO 15085:2003 Kleine vaartuigen – Preventie van „man overboord’ en berging (ISO 15085:2003)

30.10.2003

   

NEN-EN-ISO 15085:2003/A1:2009

EN ISO 15085:2003/A1:2009

17.4.2010

Noot 3

Datum verstreken

(30.11.2009)

NEN-EN-ISO 15584:2001

CEN

EN ISO 15584:2001 Pleziervaartuigen – Binnenboord benzinemotoren – Op de motor gemonteerde onderdelen van het brandstof- en elektrisch systeem (ISO 15584:2001)

6.3.2002

   

NEN-EN 15609:2012

CEN

EN 15609:2012 LPG-uitrusting en toebehoren – LPG voortstuwingssystemen voor boten, jachten en andere vaartuigen – Installatie-eisen

15.8.2012

   

NEN-EN-ISO 15652:2005

CEN

EN ISO 15652:2005 Kleine vaartuigen – Afstandbesturingssystemen voor boten met waterstraalaandrijving (ISO 15652:2003)

7.9.2005

   

NEN-EN-ISO 16147:2002

CEN

EN ISO 16147:2002 Kleine vaartuigen – Binnenboord dieselmotoren – Op de motor gemonteerde onderdelen van het brandstof- en elektrisch systeem (ISO 16147:2002)

3.4.2003

   

NEN-EN-ISO 21487:2007

CEN

EN ISO 21487:2006 Kleine vaartuigen – Vast ingebouwde benzine- en dieselbrandstoftanks (ISO 21487:2006)

19.7.2007

   

NEN-EN-ISO 21487:2007/C1:2009

EN ISO 21487:2006/AC:2009

17.4.2010

   

NEN-ISO 8846:1993

CEN

EN 28846:1993 Pleziervaartuigen – Elektrische apparatuur – Bescherming tegen ontbranding van omringende brandbare gassen (ISO 8846:1990)

30.9.1995

   

NEN-ISO 8846:1993/A1:2000

EN 28846:1993/A1:2000

11.5.2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.3.2001)

NEN-EN ISO 8848:1993

CEN

EN 28848:1993 Pleziervaartuigen – Afstandbesturingssystemen (ISO 8848:1990)

30.9.1995

   

NEN-EN-ISO 8848:1993/A1:2000

EN 28848:1993/A1:2000

11.5.2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.3.2001)

NEN-EN ISO 9775:1993

CEN

EN 29775:1993 Pleziervaartuigen – Afstandbesturingssystemen voor enkelvoudige buitenboordmotoren met een vermogen van 15 kw tot 40 kw (ISO 9775:1990)

30.9.1995

   

NEN-EN-ISO 9775:1993/A1:2000

EN 29775:1993/A1:2000

11.5.2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.3.2001)

NEN-EN-IEC 60092-507:2000

CEN

EN 60092-507:2000 Elektrische installaties aan boord van schepen – Deel 507: Pleziervaartuigen IEC 60092-507:2000

12.6.2003

   

( 1 ) ENO: Europese Normalisatie Organisatie:

– CEN: Avenue Marnix 17, 1000 Brussel, BELGIË, Tel. +32 25500811; Fax +32 25500819 (http://www.cen.eu)

– Cenelec: Avenue Marnix 17, 1000 Brussel, BELGIË, Tel. +32 25196871; Fax +32 25196919 (http://www.cenelec.eu)

– ETSI: 650 route des Lucioles, 06921 Sophia Antipolis, FRANCE, Tel. +33 492944200; Fax +33 493654716 (http://www.etsi.eu)

Noot 1: In het algemeen is de datum waarop het vermoeden van overeenstemming ten aanzien van de vervangen norm vervalt, de door de Europese normalisatie-instituten vastgestelde datum van intrekking, maar gebruikers van de norm worden erop gewezen dat dit in bepaalde uitzonderlijke gevallen anders kan zijn.

Noot 2.1: De nieuwe (of gewijzigde) norm heeft dezelfde werkingssfeer als de vervangen norm. Op de aangegeven datum vervalt het ten aanzien van de vervangen norm bestaande vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn.

Noot 2.2: De nieuwe norm heeft een ruimere werkingssfeer dan de vervangen normen. Op de aangegeven datum vervalt het ten aanzien van de vervangen normen bestaande vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn.

Noot 2.3: De nieuwe norm heeft een beperktere werkingssfeer dan de vervangen norm. Op de aangegeven datum vervalt het ten aanzien van de (gedeeltelijk) vervangen norm bestaande vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn voor de producten die binnen de werkingssfeer van de nieuwe norm vallen. Het vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn voor producten die binnen de werkingssfeer van de (gedeeltelijk) vervangen norm vallen maar niet binnen de werkingssfeer van de nieuwe norm vallen, blijft bestaan.

Noot 3: In het geval van wijzigingsbladen is de norm waarnaar verwezen wordt EN CCCCC:YYYY, de voorafgaande wijzigingsbladen, indien die er zijn, en het nieuw genoemde wijzigingsblad. De vervangen norm (kolom 3) bestaat daarom uit EN CCCCC:YYYY en de voorafgaande wijzigingsbladen, indien die er zijn, maar zonder het nieuw genoemde wijzigingsblad. Op genoemde datum eindigt het vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn van de vervangen norm.

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling bevat diverse wijzigingen van de Binnenvaartregeling, de Regeling aanwijzing normen pleziervaartuigen 2009 en de Tijdelijke regeling quick wins binnenvaart.

Door een wijziging van artikel 2.9, zevende lid, van de Binnenvaartregeling worden de mogelijkheden tot het verkrijgen van de bevoegdheid matroos in de binnenvaart langs twee wegen uitgebreid. Verder worden enkele onvolkomenheden in de Binnenvaartregeling gerepareerd.

Voorts wordt in de Regeling aanwijzing normen pleziervaartuigen 2009 het overzicht van Europese geharmoniseerde normen voor pleziervaartuigen geactualiseerd.

Tot slot wordt in de Tijdelijke regeling quick wins binnenvaart een einddatum ingevoerd.

In de artikelsgewijze toelichting wordt nader op deze wijzigingen ingegaan.

Gevolgen voor burgers en bedrijven

De uitbreiding van de mogelijkheden tot verkrijging van de bevoegdheid matroos brengt geen nieuwe informatieverplichtingen en derhalve ook geen extra administratieve lasten of andere gevolgen voor burgers en bedrijven met zich mee. De overige wijzigingen, te weten enkele reparaties, de implementatie van een lijst met geharmoniseerde normen alsmede de invoering van een nieuwe einddatum, betreffen maatregelen van met name wetgevingstechnische aard die eveneens geen nieuwe administratieve lasten of andere gevolgen voor burgers en bedrijven in het leven roepen.

Gebruik van vast verandermoment

Deze regeling treedt op een enkele uitzondering na in werking op een vast verandermoment voor ministeriële regelingen, zoals vastgelegd bij de kabinetsafspraken hierover van december 20091.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A en B

In de gehele Binnenvaartregeling wordt de naam ‘Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen’ aangepast in verband met de wettelijke wijziging van die naam in ‘Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen’, die met ingang van 1 januari 2013 van kracht wordt.

Onderdelen C, D en E

Naast de bestaande mogelijkheden om de bevoegdheid van matroos binnenvaart te behalen, te weten via een beroepsopleiding of door middel van aan boord van een schip opgedane ervaring, kan dit nu ook met het praktijkexamen matroos binnenvaart. Dit praktijkexamen is in de eerste plaats bedoeld om personen die reeds elders in de scheepvaart, zoals in de zeevaart of de visserij, ervaring hebben opgedaan de mogelijkheid te bieden om versneld de bevoegdheid van matroos te verkrijgen. Ook anderen kunnen aan dit praktijkexamen deelnemen. Hiermee wordt tevens voorzien in de mogelijkheid om het tekort aan gekwalificeerde matrozen in de binnenvaart terug te dringen.

Het praktijkexamen matroos binnenvaart is ontwikkeld in een samenwerkingsverband van vertegenwoordigers van het nautische binnenvaartonderwijs, de sociale partners uit de bedrijfstak, het Onderwijscentrum Binnenvaart, KBBT&L: Kenniscentrum Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven Transport en Logistiek, CCV afdeling Binnenvaart van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen te Rijswijk, en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het praktijkexamen geniet daarmee een breed draagvlak.

Wordt het praktijkexamen matroos met goed gevolg afgelegd, dan wordt een verklaring praktijkexamen matroos verkregen. Deze verklaring geeft het recht om de bevoegdheid matroos binnenvaart in het persoonlijke dienstboekje te laten inschrijven. De minimumleeftijd om aan dit praktijkexamen deel te nemen is 19 jaar. De minimumleeftijd om met de reeds bestaande mogelijkheden de bevoegdheid matroos binnenvaart te verkrijgen zijn respectievelijk 17 jaar via een nautische opleiding en 19 jaar door middel van aan boord van een schip opgedane ervaring. De minimum leeftijd van 19 jaar voor deelname aan het praktijkexamen matroos binnenvaart is gekozen om te voorkomen dat het als alternatief zou kunnen gaan dienen voor een reguliere schoolopleiding.

Het praktijkexamen matroos binnenvaart bestaat uit minimaal 60 dagen vaartijd, een portfoliobeoordeling, en een afsluitende praktijktoets, waarbij tevens de theorie aan bod komt. Aan het praktijkexamen kan pas worden deelgenomen wanneer de portfolio opdrachten met een voldoende resultaat zijn afgerond.

Voor wat een matroos binnenvaart moet kennen en kunnen zijn de in Europees verband aangegeven beroepscompetenties voor uitvoerend personeel aan boord van een binnenschip als uitgangspunt genomen.

Ingevolge onderdeel C is het eveneens mogelijk de bevoegdheid van matroos binnenvaart te verkrijgen tijdens de deelname aan het traject praktijkexamen schipper binnenvaart, bedoeld in artikel 7.19a van de Binnenvaartregeling. Wanneer de kandidaat is geslaagd voor de eerste praktijktoets, minimaal 60 vaardagen heeft, en tevens in het bezit is van het diploma Aspirant Schipper, afgegeven door het CBR, wordt daarmee de bevoegdheid van matroos binnenvaart verkregen en ontstaat daardoor het recht om deze bevoegdheid in het persoonlijke dienstboekje in te laten schrijven. Het kennis- en ervaringsniveau van deze kandidaat wordt gelijkwaardig geacht aan hetgeen vereist is voor het praktijkexamen matroos.

In onderdeel D is in artikel 7.19a van de Binnenvaartregeling de naam van het bestaande praktijkexamen ‘praktijkexamen binnenvaart’ gewijzigd in ‘praktijkexamen schipper binnenvaart’, ter onderscheiding van het bovengenoemde ‘praktijkexamen matroos binnenvaart’.

In onderdeel E is in artikel 7.21, eerste lid, van de Binnenvaartregeling de eis opgenomen dat het examenprogramma en het examenreglement voor het praktijkexamen matroos binnenvaart door de minister zijn goedgekeurd.

Onderdelen F en G

In de bijlagen 3.6 en 3.7 van de Binnenvaartregeling is nagelaten om naar de overgangsbepalingen van bijlage II van richtlijn 2006/87/EG te verwijzen. In beide onderdelen wordt met punt 1 deze omissie hersteld. Bij de inwerkingtredingsbepalingen is geregeld dat dit met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2009, het tijdstip dat de Binnenvaartregeling van kracht werd, geschiedt.

De punten 2 en 3 van beide onderdelen betreffen correcties van de wiskundige formules voor de stabiliteitsberekening van veerponten en veerboten. Door een fout in het voor publicatie gebruikte tekstverwerkingsprogramma waren bepaalde symbolen en letters binnen deze formules abusievelijk in andere tekens omgezet. Dat wordt nu hersteld.

Onderdeel H

In verband met de naamswijziging van de Inspectie Leefomgeving en Transport en de adreswijziging van de Stichting Vamex is het model van de geneeskundige verklaring binnenvaart aangepast.

Artikel II

Deze wijziging betreft de periodieke actualisering van het overzicht van geharmoniseerde normen voor pleziervaartuigen, voorzien van nationale referenties, die krachtens artikel 4, eerste lid van de Wet pleziervaartuigen door de Minister van Infrastructuur en Milieu worden aangewezen.

De Europese Commissie heeft in het Publicatieblad PbEU 2012, C 246 van de Europse Unie de jongste lijst gepubliceerd met de nummers, titels en referentienummers van geharmoniseerde normen ter uitvoering van artikel 5 van richtlijn nr. 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten met betrekking tot pleziervaartuigen (PbEU L 164). Deze geharmoniseerde normen bevatten technische specificaties en geven invulling aan de technische eisen voor pleziervaartuigen. De lijst vervangt de eerder door de Europese Commissie gepubliceerde lijsten.

Het is aan de lidstaten om aan de geharmoniseerde normen nationale referentienummers toe te kennen, dat wil zeggen de referentienummers genoemd in de eerste kolom van de tabel in de bijlage.

Artikel III

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de Tijdelijke regeling quick wins binnenvaart van een vervaldatum te voorzien zodat geen aparte intrekking van deze regeling nodig is. Dat kan zonder probleem omdat de aanvragen voor subsidies op grond van die regeling uiterlijk vier weken na de inwerkingtreding konden worden ingediend.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.


X Noot
1

Kamerstukken II 2009/10, 29515, nr. 309

Naar boven