Levensmiddelenbedrijf

Sociaal Fonds 2013/2017/Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 december 2012 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Levensmiddelenbedrijf inzake Sociaal Fonds

UAW Nr. 11380

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van Syntrus Achmea namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij(en) ter ener zijde: het Vakcentrum Levensmiddelen en de Nederlandse Vereniging van Coöperatieve Werkgevers;

Partij(en) ter andere zijde: FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:

1. werkgever:

ieder, die één of meer winkels in de zin van deze overeenkomst exploiteert en werknemers in de zin van deze overeenkomst in dienst heeft, met uitzondering van de werkgever die aangesloten is bij de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen (VGL);

2. winkel:

iedere fysieke en virtuele inrichting waar overwegend een verscheidenheid aan verbruiksartikelen zoals: kruidenierswaren, zuivel en eieren, kaas, aardappelen, groente en fruit, bier, wijn, frisdranken, melk, niet-gesteriliseerde melkproducten, boter, margarine, speciale melkproducten, vlees, wild en gevogelte, vleeswaren en salades, vis, schaal- en schelpdieren, brood en gebak, koek- en banketartikelen maaltijden, maaltijdcomponenten, ijs, chocolade en chocoladeproducten, snoepen, zoetwaren, zoutjes, onderleggers en notenbarproducten, delicatessen, dierenvoeding, rookwaren, drogmetica, schoonmaak- en onderhoudsartikelen, kantoorbenodigdheden en wenskaarten, lectuur, huishoudelijke artikelen, dierenbenodigdheden, bloemen en planten wordt verkocht, eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment gebruiksartikelen. Tevens iedere fysieke en virtuele inrichting waarin een kaasspeciaalzaak, delicatessenwinkel of gespecialiseerde zuiveldetailhandel wordt geëxploiteerd;

3. werknemer:

degene die tot een werkgever als bedoeld onder 1 in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen;

4. levensmiddelenbedrijf:

het bedrijf waarin in winkels in de zin van deze overeenkomst overwegend een verscheidenheid van verbruiksartikelen als genoemd wordt verkocht, eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment gebruiksartikelen;

5. Stichting:

de Stichting Sociaal Fonds Levensmiddelenbedrijf;

6. premieplichtig loon:

het loon in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, met uitzondering van:

  • a. uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen;

  • b. het genot van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto;

  • c. het loon dat betrekking heeft op de periode vanaf de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt.

Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen op jaarbasis, blijft buiten aanmerking. Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, wordt dit maximum premieloon vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen dat de dienstbetrekking heeft geduurd en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar.

Artikel 2 Doel

Het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van het Levensmiddelenbedrijf.

Deze activiteiten binnen het doel van de Stichting bestaan uit het bevorderen van:

  • a. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die uit de CAO voor het levensmiddelenbedrijf voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen;

  • b. het doen uitvoeren van de werkzaamheden van de Vaste Commissie voor het Levensmiddelenbedrijf. Deze werkzaamheden staan beschreven in artikel 3 lid 3 van het reglement van de Stichting Sociaal Fonds Levensmiddelenbedrijf;

  • c. het verrichten en publiceren van onderzoek naar het tot stand brengen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van de werknemers in het levensmiddelenbedrijf;

  • d. het verrichten van opleiding, vormings‑ en ontwikkelingswerk ten behoeve van de werknemers en werkgevers in het levensmiddelenbedrijf, gericht op de arbeidsvoorwaarden en/of de arbeidsverhoudingen in het levensmiddelenbedrijf, zoals beschreven in artikel 3 lid 4 van het reglement;

Artikel 3 De uitvoering

De realisatie van het in artikel 2 genoemde doel is opgedragen aan de Stichting, waarvan de statuten en de reglement als bijlage I en II aan deze overeenkomst zijn gehecht en daarvan een integrerend deel uitmaken.

Artikel 4 Verplichtingen werkgever

Werkgevers zijn gehouden zich aan te melden bij de Stichting, gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de Stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat in dit opzicht in de statuten en het reglement van de Stichting is bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en het reglement van de Stichting.

Artikel 5 Rechten van werknemer en werkgever

Iedere werknemer en iedere werkgever heeft het recht deel te nemen aan c.q. gebruik te maken van (de resultaten van) de door de Stichting gefinancierde of gesubsidieerde activiteiten als bedoeld in artikel 2.

Artikel 6 Premie

Door de werkgever is aan de Stichting af te dragen een door de Stichting te bepalen percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers in de onderneming.

Deze premie is vastgesteld op 0,26% terwijl de werknemersbijdrage op nihil vastgesteld is.

Artikel 7 Vrijstelling

Vrijgesteld van de in artikel 6 bedoelde verplichting tot betaling van premie aan de Stichting is op diens verzoek de werkgever voor die werknemers voor wie een bij een andere CAO ingesteld sociaal fonds geldt, mits deze CAO is geregistreerd bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

BIJLAGE I.

Bijlage als bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Levensmiddelenbedrijf inzake Sociaal Fonds.

STATUTEN VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS LEVENSMIDDELENBEDRIJF

Artikel 1 Naam en Zetel
  • 1. De Stichting draagt de naam:

    ‘Stichting Sociaal Fonds Levensmiddelenbedrijf’.

  • 2. De Stichting is gevestigd te Utrecht.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

1. werkgever:

de werkgever als bedoeld

  • a. in artikel 1 sub 1 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Levensmiddelenbedrijf inzake Sociaal Fonds.

2. werknemer:

degene die tot een werkgever als bedoeld onder 1 in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen;

3. Stichting:

de Stichting Sociaal Fonds Levensmiddelenbedrijf, gevestigd te Utrecht;

4. bestuur:

het in artikel 6 bedoelde bestuur;

5. administrateur:

de in artikel 9 bedoelde administrateur;

6. reglement:

het in artikel 13 bedoelde reglement.

Artikel 4 Doel

Het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van het Levensmiddelenbedrijf.

Deze activiteiten binnen het doel van de Stichting bestaan uit het bevorderen van:

  • a. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die uit de CAO voor het levensmiddelenbedrijf voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen;

  • b. het doen uitvoeren van de werkzaamheden van de Vaste Commissie voor het Levensmiddelenbedrijf. Deze werkzaamheden staan beschreven in artikel 3 lid 3 van het reglement van de Stichting Sociaal Fonds Levensmiddelenbedrijf;

  • c. het verrichten en publiceren van onderzoek naar het tot stand brengen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van de werknemers in het levensmiddelenbedrijf;

  • d. het verrichten van opleiding, vormings‑ en ontwikkelingswerk ten behoeve van de werknemers en werkgevers in het levensmiddelenbedrijf, gericht op de arbeidsvoorwaarden en/of de arbeidsverhoudingen in het levensmiddelenbedrijf, zoals beschreven in artikel 3 lid 4 van het reglement;

Artikel 5 Geldmiddelen
  • 1. De inkomsten van de Stichting bestaan uit:

    • a. bijdragen van werkgevers;

    • b. bijdragen van werknemers;

    • c. bijdragen van de overheid;

    • d. de te kweken renten;

    • e. schenkingen, legaten en erfstellingen;

    • f. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.

  • 2. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

  • 3. De uitgaven van de Stichting bestaan uit:

    • a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van het in artikel 4 omschreven doel;

    • b. de beheerskosten van de Stichting.

Artikel 6 Bestuur
  • 1. Het bestuur van de Stichting bestaat uit zes leden, van wie drie worden benoemd door de werkgeversorganisaties, te weten:

    • a. twee door het Vakcentrum, beroepsorganisatie van levensmiddelendetaillisten, gevestigd te Woerden;

    • b. één door de Nederlandse Vereniging van Coöperatieve Werkgevers, gevestigd te Utrecht;

    en drie door de werknemersorganisaties, te weten:

    • a. twee door FNV Bondgenoten, gevestigd te Amsterdam;

    • b. één door de CNV Dienstenbond, gevestigd te Hoofddorp.

    Voor ieder bestuurslid wordt door de organisatie, die dit lid heeft benoemd, een plaatsvervanger benoemd, die alleen als bestuurslid optreedt bij ontstentenis casu quo afwezigheid van het lid als wiens plaatsvervanger hij is benoemd.

  • 2. Het lidmaatschap casu quo het plaatsvervangend lidmaatschap van het bestuur eindigt door periodiek aftreden, schriftelijk bedanken, overlijden, alsmede indien de betrokken organisatie de benoeming intrekt.

  • 3. Ieder jaar in de maand januari treedt één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid, alsmede hun plaatsvervangers af volgens een door het bestuur op te maken rooster. De aftredenden zijn met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, onmiddellijk herbenoembaar.

  • 4. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan voorzien door de organisatie die, gelet op het bepaalde in het eerste lid, daarvoor in aanmerking komt.

    Een bestuurslid, casu quo plaatsvervangend bestuurslid, dat in zulk een vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene die hij opvolgt moest aftreden. Het bestuur kan zijn bevoegdheden uitoefenen ook wanneer er vacatures zijn.

  • 5. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vice‑voorzitter, alsmede voor ieder van hen een plaatsvervanger, met dien verstande dat het voorzitterschap in de even jaren wordt vervuld door een van de leden uit de werknemerssector en het vice-voorzitterschap door een van de leden uit de werkgeverssector en voor de oneven jaren het omgekeerde.

    Bij ontstentenis van de voorzitter, respectievelijk de vice‑voorzitter treedt diens vervanger als voorzitter respectievelijk als vice-voorzitter op.

  • 6. Als secretaris van het bestuur treedt op de secretaris van het Georganiseerd Overleg in de Levensmiddelenbranche. De secretaris maakt geen deel uit van het bestuur.

    Hij heeft het recht de bestuursvergaderingen bij te wonen doch heeft slechts een adviserende stem.

    De secretaris onderhoudt het contact tussen de Stichting en partijen betrokken bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het levensmiddelenbedrijf.

  • 7. Door het bestuur kan aan de bestuursleden casu quo plaatsvervangende bestuursleden, alsmede aan de secretaris van het bestuur voor het bijwonen van vergaderingen of daarmede gelijk te stellen bijeenkomsten een vergoeding worden toegekend.

Artikel 7 Bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging
  • 1. De voorzitter en de vice-voorzitter van het bestuur vertegenwoordigen gezamenlijk de Stichting in en buiten rechte.

  • 2. Het bestuur is bevoegd alle handelingen, daaronder begrepen het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, daaronder echter niet begrepen het sluiten van overeenkomsten waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk mede-schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt, te verrichten voor zover daaromtrent bij of krachtens wettelijke voorschriften, respectievelijk bij of krachtens deze statuten of de reglementen van de Stichting niet anders is bepaald.

  • 3. Het bestuur is bevoegd om onder door hem te stellen voorwaarden de administrateur tekeningsbevoegdheid te geven.

  • 4. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en de reglementen en voor het beheer van het vermogen van de Stichting.

Artikel 8 Bestuursvergaderingen en besluitvorming
  • 1. Het bestuur vergadert ten minste éénmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen.

    In het laatste geval is de voorzitter verplicht, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen, het betrokken schriftelijk verzoek onmiddellijk aan de overige bestuursleden toe te zenden, een bestuursvergadering uit te schrijven en deze binnen zes weken te doen houden.

  • 2. De oproeping voor alle vergaderingen geschiedt door of namens de voorzitter per schriftelijke convocatie. De te behandelen onderwerpen worden in de oproeping vermeld. Andere punten kunnen slechts worden behandeld in een vergadering, waarin ten minste vier der bestuursleden aanwezig zijn, tenzij een der aanwezige bestuursleden zich tegen behandeling verzet.

  • 3. Indien de voorzitter geen gevolg geeft aan een verzoek ingevolge het eerste lid, zijn de betrokken leden van het bestuur gezamenlijk tot de convocatie der vergadering bevoegd.

  • 4. Ter vergadering brengen de aanwezige werkgeversbestuursleden gezamenlijk evenveel stemmen uit als door de aanwezige werknemersbestuursleden worden uitgebracht.

    Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit.

    Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 5. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen, wanneer ten minste vier der bestuursleden ter vergadering aanwezig zijn.

    Ingeval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand doch niet eerder dan na 10 dagen opnieuw in vergadering bijeengeroepen. In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen.

  • 6. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders is bepaald, worden alle besluiten in een bestuursvergadering over zaken genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen.

    Bij staking van stemmen wordt, tenzij de vergadering voltallig is, het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld.

    In deze en evenzo in een voltallige vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping wanneer één van de bestuursleden dit verlangt en alsdan mondeling.

    De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen waarin de verkiezing bij acclamatie plaats heeft, met gesloten en ongetekende briefjes. De volstrekte meerderheid van stemmen beslist.

    Heeft bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een tweede vrije stemming plaats. Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft er tussen de twee kandidaten, die alsdan de meeste stemmen verkregen hebben, een herstemming plaats nadat zonodig door een tussenstemming is uitgemaakt tussen welke personen de herstemming zal plaatsvinden. Zo bij deze tussenstemming of herstemming de stemmen staken, beslist het lot.

    Blanco uitgebrachte stemmen tellen niet mee bij de berekening van het aantal stemmen, dat de volstrekte meerderheid uitmaakt.

  • 7. Het bestuur draagt zorg voor het opstellen van notulen van elke bestuursvergadering. Deze notulen worden ter goedkeuring aan het bestuur voorgelegd en ten blijke van goedkeuring door de voorzitter en de vice-voorzitter getekend. Het goedgekeurde verslag is beslissend voor de vraag of door de vergadering een besluit is genomen.

  • 8. Een besluit van het bestuur kan via schriftelijke voorlegging aan de leden van het bestuur tot stand komen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Indien een bestuurslid de wens daartoe te kennen geeft, wordt het besluit aangehouden tot de volgende bestuursvergadering.

Artikel 9 Administrateur
  • 1. De uitvoering van de regeling inzake sociaal fonds en het daaraan verbonden geldelijk beheer wordt onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur opgedragen aan een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur.

  • 2. De opdracht tot het verrichten van de werkzaamheden die verband houden met de uitvoering van de regeling inzake sociaal fonds en het daaraan verbonden geldelijk beheer wordt schriftelijk vastgelegd in een beheerovereenkomst, die de rechten en verplichtingen van de stichting en de administrateur ten opzichte van elkaar regelt.

  • 3. De afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening door de administrateur worden nader vastgelegd in een of meer dienstverleningsovereenkomsten, die behoren bij de beheerovereenkomst.

  • 4. De administrateur is verplicht zich te doen vertegenwoordigen in de vergaderingen van het bestuur.

Artikel 10 Boekjaar

Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 11 Jaarverslag, rekening en verantwoording
  • 1. Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen van de Stichting en van de ontwikkeling daarvan gedurende het voorafgaande boekjaar. In dit verslag legt het bestuur rekenschap af van het gevoerde beleid.

  • 2. Het verslag moet overeenkomstig de in artikel 4 van de statuten genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten zijn gespecificeerd en gecontroleerd door een door het bestuur aangewezen externe registeraccountant, uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven overeenkomstig de bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 3. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de administrateur;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 4. Het verslag en de accountantsverklaring worden toegezonden aan elk van de in artikel 6, eerste lid, genoemde organisaties en op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 12 Statuten en ontbinding
  • 1. Besluiten tot wijziging der statuten, alsook een besluit tot ontbinding van de Stichting kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering, waar ten minste vier bestuursleden aanwezig zijn, en indien ten minste twee/derde der ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen zich daarvóór verklaart.

  • 2. Voorstellen tot ontbinding van de Stichting worden niet in behandeling genomen dan nadat daarover schriftelijk advies is ingewonnen van de in artikel 6, eerste lid, genoemde organisaties. Voor het uitbrengen van deze adviezen moet een termijn van minstens één maand worden gegeven.

  • 3. Het bestuur zal binnen twee weken na het verlijden van een akte van statutenwijziging een authentiek afschrift van die akte voor een ieder ter inzage neerleggen ter griffie van de rechtbank, sector kanton te Utrecht.

Artikel 13 Reglement
  • 1. Het bestuur stelt één of meerdere reglementen vast waarin bepalingen worden opgenomen omtrent de vaststelling en invordering der door de werkgevers verschuldigde bijdragen, alsmede de wijze waarop de doelstelling zal worden gerealiseerd.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de reglementen.

  • 3. Bepalingen in de reglementen welke in strijd zijn met deze statuten zijn nietig.

  • 4. De reglementen, alsmede wijzigingen in de reglementen treden niet in werking alvorens een door het bestuur ondertekend exemplaar houdende de volledige tekst van de reglementen of ingeval van wijziging de volledige tekst van die wijziging, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van de rechtbank, sector kanton te Utrecht.

Artikel 14 Verplichtingen werkgevers, werknemers en door de Stichting gesubsidieerde instellingen
  • 1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht alle gegevens te verstrekken die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en de reglementen nodig acht.

  • 2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.

  • 3. Bij een aanvraag om subsidie dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden ingezonden.

    Jaarlijks zal door een gesubsidieerde instelling aan het bestuur van de Stichting verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden worden afgelegd.

Artikel 15 Vereffening
  • 1. Bij ontbinding van de Stichting geschiedt de vereffening door het bestuur of door een door het bestuur te benoemen commissie.

  • 2. Bij vereffening wordt eerst een zodanig bedrag uitgetrokken dat de financiële verplichtingen van de Stichting tot de reglementaire einddatum kunnen worden voortgezet.

    Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met de doelstelling van de Stichting.

  • 3. De slotrekening van de vereffening, alsmede de bestemming van het eventuele overschot behoeven de goedkeuring van de in artikel 6, eerste lid, genoemde organisaties.

Artikel 16 Beleggingen
  • 1. De geldmiddelen als bedoeld in artikel 5 lid 1 worden – voor zover niet direct bestemd voor de uitgaven bedoeld in lid 4 van dat artikel – door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening‑courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.

  • 3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 17 Vrijstelling van premiebetaling

Vrijgesteld van de verplichting tot betaling van een bijdrage aan de Stichting is op diens verzoek de werkgever voor die werknemers voor wie een bij een andere CAO ingesteld sociaal fonds geldt, mits deze CAO is geregistreerd bij bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 18 Onvoorziene gevallen

Het bestuur is bevoegd in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.

BIJLAGE II.

Bijlage als bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Levensmiddelenbedrijf inzake Sociaal Fonds respectievelijk als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de statuten van de Stichting Sociaal Fonds Levensmiddelenbedrijf.

REGLEMENT VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS LEVENSMIDDELENBEDRIJF

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 2 van de statuten.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder premieplichtig loon:

het loon in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, met uitzondering van:

  • a. uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen;

  • b. het genot van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto;

  • c. het loon dat betrekking heeft op de periode vanaf de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt.

Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen op jaarbasis, blijft buiten aanmerking. Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, wordt dit maximum premieloon vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen dat de dienstbetrekking heeft geduurd en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar.

Artikel 2 Premie
  • 1. De hoogte van de bijdrage als bedoeld in artikel 5 lid 1 sub a en b van de statuten, is een voor elk jaar door het bestuur vast te stellen percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers, in acht nemende het bepaalde in artikel 17 van de statuten.

    Deze premie is vastgesteld op 0,26%, terwijl de werknemersbijdrage op nihil vastgesteld is.

    De werkgever is verplicht deze premie aan de Stichting te voldoen.

  • 2. De premie wordt geheven op basis van door de werkgever voor iedere werknemer verstrekte loonopgaven. Na verwerking van de loonopgaven en het vaststellen van de eindafrekening over het voorgaande kalenderjaar stelt het fonds per werkgever de bij wijze van voorschot voor het lopende kalenderjaar verschuldigde premie vast. De werkgever wordt geïnformeerd over het bepaalde voorschot. Het voorschot kan op verzoek van de werkgever worden gewijzigd. Het voorschot wordt gewijzigd als de loonsom voor het desbetreffende kalenderjaar meer dan 10% afwijkt van de loonsom waarover het voorschot is berekend. Het fonds deelt het te betalen bedrag van de voorschotpremie en de termijn waarbinnen de betaling dient te geschieden, schriftelijk aan de werkgever mee.

  • 3. Na verwerking van de loonopgaven over het kalenderjaar stelt het fonds per werknemer de definitieve premie over dat kalenderjaar vast. Per werkgever wordt de eindafrekening opgemaakt. De bij wijze van voorschot betaalde premies worden verrekend met de totaal verschuldigde definitieve premies.

  • 4. Over het verschil tussen de bij wijze van voorschot betaalde premies en de definitief verschuldigde premies wordt rente verrekend over de periode tussen het eind van het desbetreffende kalenderjaar en de datum van de eindafrekening. Deze rente is gelijk aan de depositorente Euribor voor zes maanden, zoals die geldt op 1 januari na het kalenderjaar waarover afgerekend wordt.

  • 5. Betaling van de premie vindt plaats in gelijke kwartaaltermijnen, waarbij het vervallen bedrag steeds op de eerste van het desbetreffende kwartaal in het bezit van de administrateur dient te zijn. In afwijking van het voorgaande wordt een vordering in haar geheel opeisbaar, indien de werkgever ten aanzien van de betaling van een der termijnen in gebreke is.

    Voor werkgevers die dit wensen kan betaling van de premie ook plaatsvinden in gelijke maandtermijnen, die steeds vervallen per de eerste van de maand, mits die werkgevers de administrateur machtigen tot maandelijkse afschrijving van de vervallen termijnen van hun rekening over te gaan.

    Het in de vorige volzin bepaalde vervalt, indien op de rekening van de werkgever niet voldoende saldo aanwezig is om de afschrijving te realiseren, zodat het bepaalde in de eerste en tweede volzin van dit lid ten aanzien van die werkgever weer van toepassing is.

  • 6. De werkgever, die nalaat de premie binnen de gestelde termijn te betalen, is voor elke maand verzuim rente verschuldigd ter hoogte van de alsdan geldende wettelijke rente, bedoeld in artikel 6:119 BW, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 7. Voorts zijn in geval van nalatigheid aan de Stichting verschuldigd alle kosten die door de Stichting zijn gemaakt ter invordering van niet tijdig betaalde premies en van de rente bedoeld in het vierde lid.

Artikel 3 Realisering doelstelling
  • 1. De stichting realiseert het in artikel 4 van de statuten genoemde doel door het toekennen van subsidies aan instellingen/rechtspersonen die projecten als genoemd in deze doelstelling verrichten

  • 2. Van de in artikel 5 lid 1 van de statuten bedoelde gelden – voor zover niet benodigd voor de uitgaven als bedoeld in lid 3 sub b van genoemd artikel – zal worden bestemd voor activiteiten als bedoeld in artikel 4 sub a, b, c en d van de statuten.

  • 3. De Vaste Commissie voor het Levensmiddelenbedrijf verricht de volgende taken:

    • a. het op schriftelijk verzoek van een werkgever of werknemer ontheffing verlenen van de bepalingen in de CAO voor het Levensmiddelenbedrijf;

    • b. het geven van advies aan partijen, leden van partijen en andere belanghebbenden omtrent de uitvoering van de regels van de CAO voor het Levensmiddelenbedrijf of de uitvoering van de individuele arbeidsovereenkomsten, waarop deze CAO van toepassing is.

  • 4. Opleidings- , voorlichtings- en vormingsactiviteiten, zoals genoemd in artikel 2 van de CAO en artikel 4 van de statuten, ten behoeve van werknemers en werkgevers in het levensmiddelenbedrijf, die gericht zijn op de arbeidsvoorwaarden en/of arbeidsverhoudingen, die door de Stichting gesubsidieerd kunnen worden zijn:

    • a. het ontwikkelen en/of implementeren van beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten die gericht zijn op opleiding en vorming in de bedrijfstak;

    • b. werkzaamheden ter stimulering en begeleiding van opleiding en vorming;

    • c. het geven van voorlichting met betrekking tot de opleidingsmogelijkheden in de bedrijfstak;

    • d. geven van voorlichting op het gebied van arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden;

    • e. vormings- en ontwikkelingswerk ten behoeve van werkgever en werknemer teneinde een goede werking van de arbeidsmarkt in de sector te bewerkstelligen en de employability van werknemers in de sector te verbeteren;

    • f. activiteiten die erop gericht zijn om een positief imago van de branche in relatie tot de

    arbeidsvoorwaarden te handhaven of te verbeteren, zoals het verzorgen van onderwijspromotie/ beurspresentaties, deelname aan branchewedstrijden;

Artikel 4 Werkwijze
  • 1. De aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 14 lid 3 van de statuten dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor éénmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit een subsidie aan te vragen;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks vóór de 1e januari van het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

    Bij de aanvraag om subsidie dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden ingezonden.

  • 2. Jaarlijks zal door een gesubsidieerde instelling aan het bestuur van de Stichting verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden worden afgelegd. De verantwoording dient schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor eenmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na de besteding van deze gelden;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks vóór de 1e april volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking had.

  • 3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen. De begroting moet zijn gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 4 van de statuten genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten.

    Behoudens een subsidie voor activiteiten waarvan de kosten verantwoord worden door middel van een gespecificeerde factuur van een derde, dient de verantwoording vergezeld te gaan van een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring van de subsidie-ontvangende instelling over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring moet zijn gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 4 van de statuten genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten, en geïntegreerd onderdeel uit moet maken van het jaarverslag van de Stichting.

  • 4. Op beslissingen van het bestuur omtrent de subsidieaanvraag kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.

Artikel 5 Begroting

Het bestuur stelt jaarlijks een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast, welke voor de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers beschikbaar moet zijn.

De begroting omvat:

  • a. de inkomsten als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de statuten;

  • b. de uitgaven als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de statuten, waarbij:

    • 1. de uitgaven als bedoeld in lid 3 onder a worden gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 4 van de statuten genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten;

    • 2. de beheerskosten van de stichting als bedoeld in lid 3 onder b worden gespecificeerd naar kosten van administratie en bestuur en eventuele andere kosten.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2017.

Dictum III

Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

Dictum IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013 en vervalt met ingang van 1 januari 2018 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 10 december 2012

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven