Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 oktober 2012, nr. WJZ/422656 (10251), houdende subsidieverstrekking voor omvangrijke restauratieprojecten geselecteerd in 2012 (Subsidieregeling restauratieprojecten 2012)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 35, vierde lid, van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

restauratie:

werkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan en noodzakelijk zijn voor het herstel van het beschermde monument.

Artikel 2. Reikwijdte

De minister kan op aanvraag voor de restauratie van de volgende beschermde monumenten aan de eigenaar subsidie verstrekken:

  • a. Kathedrale Basiliek van Sint Bavo te Haarlem;

  • b. Rooms-Katholieke Kerk van Sint Franciscus van Assisi te Amsterdam;

  • c. Châtelet en Kasteel De Haar te Haarzuilens;

  • d. Nieuwe Kerk te Delft;

  • e. Rooms-Katholieke basilicale kruiskerk H. Hart van Jezus te Vinkeveen;

  • f. Gereformeerde Kerk te Andijk.

Artikel 3. Subsidieplafonds

Het subsidieplafond bedraagt voor:

  • a. Kathedrale Basiliek van Sint Bavo te Haarlem: € 8.400.000;

  • b. Rooms-Katholieke Kerk van Sint Franciscus van Assisi te Amsterdam: € 1,907,500;

  • c. Châtelet en Kasteel De Haar te Haarzuilens: € 5.600.000;

  • d. Nieuwe Kerk te Delft: € 6.425.000;

  • e. Rooms-Katholieke basilicale kruiskerk H. Hart van Jezus te Vinkeveen: € 2.925.000;

  • f. Gereformeerde Kerk te Andijk € 1.750.000.

Artikel 4. Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die als zodanig zijn aangemerkt in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten Brim 2011, opgenomen als bijlage bij de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011.

  • 2. Kosten gemaakt vóór 1 juli 2012 komen niet voor subsidie in aanmerking, met uitzondering van kosten voor inspectie, onderzoek, planvorming of rapporten.

Artikel 5. Begrotingsvoorbehoud

  • 1. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Awb.

  • 2. In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Awb, worden de op grond van deze regeling verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 6. Aanvraag subsidieverlening

  • 1. De eigenaren van de beschermde monumenten, bedoeld in artikel 2, kunnen tot en met 30 november 2012 een aanvraag om subsidie voor restauratie indienen.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie wordt gebruik gemaakt van een door of namens de minister vast te stellen aanvraagformulier.

  • 3. Voor zover de minister niet reeds beschikt over deze documenten, gaat een aanvraag vergezeld van een restauratieplan en een actueel inspectierapport.

  • 4. Een restauratieplan omvat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de technische staat van het monument, waarbij de gebreken van het monument nauwkeurig zijn vermeld;

    • b. overzichts- en detailfoto’s die een duidelijke indruk geven van het monument en zijn gebreken;

    • c. tekeningen van de bestaande toestand van het monument en tekeningen waarop de voorgenomen restauratiewerkzaamheden en eventuele wijzigingen van het monument staan aangegeven;

    • d. een op de onder a bedoelde beschrijving gebaseerd bestek of werkomschrijving waaruit duidelijk zijn af te lezen de aard en omvang van de uit te voeren werkzaamheden, de daarbij toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede de wijze van uitvoering of verwerking daarvan;

    • e. een actuele begroting die gespecificeerd is in hoeveelheden, manuren, materialen, stelposten en onderaannemers; en

    • f. in voorkomend geval rapporten inzake bouwfysische, bouwhistorische, constructieve, decoratieve, materiaaltechnische of preventieve aspecten ten aanzien van het beschermd monument.

Artikel 7. Subsidieverlening

  • 1. De minister beslist binnen dertien weken op een aanvraag tot subsidieverlening.

  • 2. Het besluit tot subsidieverlening vermeldt de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt verleend, het subsidiebedrag en het tijdstip waarop de werkzaamheden uiterlijk zijn afgerond.

Artikel 8. Subsidieverplichtingen

  • 1. De artikelen 19 tot en met 24 van het Besluit zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat ‘instandhoudingsplan’ wordt gelezen als: restauratieplan.

  • 2. Voor zover voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, vangen die activiteiten niet aan zonder of in afwijking van de vergunning.

  • 3. De restauratie vangt uiterlijk op 1 april 2013 aan, tenzij de minister op verzoek van de subsidieontvanger hiervoor een andere datum heeft vastgesteld.

Artikel 9. Bevoorschotting

De minister verleent voorschotten waarvan de hoogte en de termijnen in het besluit tot subsidieverlening worden vermeld.

Artikel 10. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Binnen 13 weken na afronding van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een prestatieverklaring en een financieel verslag.

  • 3. In de prestatieverklaring toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. De minister kan een model vaststellen voor de prestatieverklaring.

  • 4. Het financieel verslag geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent de besteding van de subsidie door de subsidieontvanger. De minister kan een model vaststellen voor het financieel verslag.

  • 5. Het financieel verslag gaat vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. In de verklaring verklaart de accountant dat de bedragen in het financieel verslag juist zijn en doet hij tevens een uitspraak over de naleving door de subsidieontvanger van de in het controleprotocol genoemde voorschriften.

  • 6. De subsidieontvanger bedingt bij de accountant dat deze zijn onderzoek inricht volgens een door de minister vast te stellen controleprotocol.

  • 7. De minister kan de subsidieontvanger verplichten de desbetreffende rekeningen en betalingsbewijzen te overleggen.

Artikel 11. Vaststelling

De minister beslist binnen 22 weken op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling restauratieprojecten 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra.

TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Aanleiding en doel

Met ingang van 2012 zijn de provincies verantwoordelijk voor de verdeling van de reguliere middelen voor restauratie van rijksmonumenten (zie paragraaf 2). Tijdens het overleg met het Interprovinciaal Overleg (hierna: IPO) over de decentralisatie van de restauratiemiddelen hebben het Rijk en IPO uitgesproken dat er een beperkt aantal grote restauratieopgaven is waarvoor een gezamenlijke aanpak wenselijk is. In dat licht voelt het Rijk een bijzondere verantwoordelijkheid voor bestaande grootschalige restauraties van meer dan € 2 miljoen waarvoor al meerdere keren een subsidieaanvraag is afgewezen op grond van een restauratieregeling van het Rijk. Het betreft zes monumenten.

Deze regeling voorziet alsnog in een grondslag voor subsidieverstrekking voor deze grootschalige restauratieprojecten.

Voor de regeling wordt een gedeelte van een eenmalig budget van € 47,2 miljoen ingezet. Dit budget is bestemd ter bestrijding van de crisis in de bouw- en monumentensector.1 Doordat de restauraties op korte termijn kunnen aanvangen, levert dat een impuls om het restauratieambacht te behouden en de crisis tegen te gaan.

2. Achtergrond

Nieuwe kaders instandhouding en restauratie rijksmonumenten

Het afgelopen jaar zijn de vernieuwde kaders voor instandhouding en restauratie van rijksmonumenten neergezet. In april 2012 is aan de Tweede Kamer meegedeeld welke wijzigingen in de instandhoudingssubsidie voor rijksmonumenten per 1 januari 2013 worden ingevoerd via het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2013.2 Behalve voor de cyclische instandhouding van rijksmonumenten, waarvoor jaarlijks € 48,5 miljoen wordt uitgetrokken, is ook structureel budget beschikbaar voor restauratie van rijksmonumenten. Dit budget wordt ingezet langs twee sporen.3 Enerzijds is, voortbordurend op het succes van de laagrentende lening voor woonhuismonumenten, een hogere laagrentende lening voor niet-woonhuismonumenten geïntroduceerd: de Restauratiefondsplus-hypotheek. Daartoe is het bestaande Revolving Fund aangevuld met € 18 miljoen in 2012 en volgt de komende vijf jaar nog jaarlijks € 17 miljoen.

Het andere spoor leidt via de provincies: met het IPO is afgesproken dat de provincies verantwoordelijk worden voor de verdeling van de reguliere middelen voor restauratie van rijksmonumenten. Het Rijk stort daartoe jaarlijks een bedrag van € 20 miljoen in het provinciefonds. De provincies prioriteren de restauraties en genereren als gebiedsregisseur aanvullende geldstromen van publieke en private partijen in de regio voor de restauratie van rijksmonumenten. Afgesproken is ook dat Rijk en provincies samen zouden bekijken welke aanpak ten aanzien van grote restauratieopgaven het meest geschikt is. Het rijk voelt een bijzondere verantwoordelijkheid voor de restauratieprojecten uit deze regeling, omdat zij meerdere keren buiten de boot zijn gevallen bij eerdere restauratiesubsidieregelingen van het Rijk.

Het gaat om de Kathedrale Basiliek Sint Bavo te Haarlem, de Rooms-Katholieke Kerk van Sint Franciscus van Assisi, ofwel de ‘Boomkerk’, te Amsterdam, het Châtelet en Kasteel de Haar te Haarzuilens, de Nieuwe Kerk te Delft, de Rooms-Katholieke basilicale kruiskerk H. Hart van Jezus te Vinkeveen en de Gereformeerde Kerk te Andijk.

Investering in de bouw- en monumentensector

Onderzoek toont aan dat de daling van de bouwproductie als gevolg van de economische crisis in het eerste kwartaal van 2012 heeft doorgezet4 en dat is ook in de monumentensector te merken.

Het incidenteel voor rijksmonumenten bestemde budget van € 47,2 miljoen wordt ingezet waar dat in het licht van de economische crisis het meest effectief is.

Een bedrag van € 20 miljoen is bestemd voor een vervroegde dotatie in het Revolving Fund-plus. Daarmee wordt het volume van dit fonds belangrijk vergroot en kunnen meer aanvragen voor een restauratiefondsplus-hypotheek gehonoreerd worden. Hiermee kunnen grootschalige restauraties van niet-woonhuismonumenten worden gefinancierd. Het resterende budget is beschikbaar voor onderhavige regeling.

3. Grondslag

Deze regeling is gebaseerd op het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011

(hierna: Brim 2011). Artikel 35 van het Brim 2011 biedt een basis voor specifieke regelingen voor de subsidiëring van restauraties van rijksmonumenten. Na inwerkingtreding van het Brim 2013 zal de grondslag van onderhavige regeling overgaan naar artikel 4 van het Brim 2013.

4. Uitvoeringsconsequenties en administratieve lasten

4.1. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Het betreft een regeling die leidt tot subsidieverstrekking voor een zestal restauratieprojecten. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voert deze regeling uit en zal de aanvragen volgens een standaardprocedure in behandeling nemen. De regeling is van beperkte omvang en de restauraties vinden plaats in nauw overleg met de Rijksdienst, zodat geen problemen in de uitvoering en handhaving worden voorzien. De in de regeling opgenomen verplichtingen en de verantwoordingssystematiek zijn goed uitvoerbaar, want identiek aan die in het Brim 2011.

De Auditdienst Rijk heeft de regeling beoordeeld op handhaafbaarheid en de gemaakte opmerkingen zijn verwerkt in de regeling.

4.2. Administratieve lasten

De regeling houdt uitdrukkelijk rekening met de kosten die de aanvragers van een subsidie moeten maken in het kader van de aanvraag. Aangezien het restauratieplannen betreft waarvoor al meerdere keren een subsidieaanvraag is ingediend, zijn de meeste bescheiden al voorhanden en behoeven ze slechts te worden geactualiseerd. Documenten die al in het bezit zijn van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en nog voldoende actueel zijn, hoeven niet opnieuw te worden ingediend. Of de documenten voldoen, zal in nauw overleg met de aanvragers worden bezien. De indieningsvereisten zijn zo beperkt mogelijk gehouden, conform de uitgangspunten van het Uniform Subsidiekader. Concreet betekent dit dat bij de aanvragen tot subsidieverlening en -vaststelling door de subsidieontvanger slechts een beperkt aantal documenten hoeft te worden verstrekt en er geen onnodige verplichtingen ten aanzien van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten worden opgenomen.

II. Artikelsgewijs deel

Artikelen 2 en 3

In deze artikelen zijn de zes monumenten genoemd waarvoor subsidie voor de restauratie gevraagd kan worden door de eigenaar.

Subsidie wordt verstrekt voor de gehele restauratie van de monumenten. Voor elk van de monumenten is hiervoor een subsidieplafond opgenomen. Mochten de kosten meer zijn dan het plafond dan dient de eigenaar voor het overige zelf bij te dragen aan de restauratie.

Artikel 4

Subsidie wordt slechts verstrekt voor subsidiabele kosten. In de bijlage bij de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 is te vinden welke restauratiekosten subsidiabel zijn. In beginsel zijn geen kosten subsidiabel die voor 1 juli 2012 zijn gemaakt. Uitzondering hierop zijn de kosten ter voorbereiding van het restauratieplan. Het gaat dan om kosten voor inspectie, onderzoek, planvorming of rapporten.

Artikel 6

Tot en met 30 november 2012 kunnen aanvragen om subsidie worden ingediend. Deze aanvraagtermijn is vrij kort. Dit is echter geen probleem nu voor de monumenten al restauratieplannen zijn gemaakt en de eigenaren op de hoogte zijn gesteld van de subsidiemogelijkheid. De subsidies worden mede verstrekt ter bevordering van de werkgelegenheid in de bouw- en monumentensector en daarom is een spoedige aanvang van de restauraties gewenst.

Voor de aanvraag zal een formulier ter beschikking worden gesteld. Naast een ingevuld aanvraagformulier dient een eigenaar een restauratieplan en inspectierapport in te dienen. Voor een aantal van deze projecten zal gelden dat de minister al beschikt over een restauratieplan of inspectierapport omdat hier al eerder een subsidieaanvraag voor is ingediend. Als deze documenten nog actueel zijn en geen aanpassing gewenst is, hoeven de documenten niet nogmaals meegestuurd te worden bij de aanvraag. De aanvrager dient wel aan te geven bij de aanvraag dat de documenten niet bij de aanvraag gaan omdat hij er van uit gaat dat de minister hier al over beschikt.

Artikel 8

De subsidieverplichtingen in het Brim 2011 zijn van toepassing op subsidieontvangers op grond van deze regeling. Het gaat dan onder andere om een meldingsplicht en de plicht dat het monument in de staat moet worden gehouden als waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt, is gebracht. Daarnaast kunnen bij de beschikking nog verplichtingen opgelegd worden over de uitvoering, ondersteuning en onderzoek bij werkzaamheden.

Naast deze verplichtingen uit het Besluit zijn twee aanvullende verplichtingen van toepassing. Ten eerste dient de subsidieontvanger slechts een wijziging van een monument waarvoor een omgevingsvergunning vereist is aan te vangen als die vergunning verleend is. Ten tweede dient de restauratie voor 1 april 2013 aan te vangen. Op verzoek van een subsidieontvanger kan de minister voor de desbetreffende restauratie een latere datum vaststellen.

Artikel 9

Bij de beschikking tot subsidieverlening wordt tevens de verlening van bevoorschotting gegeven. In die beschikking zal het betaalritme worden bepaald.

Artikel 10

Verantwoording van de subsidie geschiedt overeenkomstig het Brim 2011 en de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking. Omdat het hier om grote bedragen gaat (in ieder geval meer dan € 125.000) zal een financieel verslag en een prestatieverklaring moeten worden overlegd. Het financieel verslag gaat vergezeld van een controleverklaring van een accountant.

Artikel 12

Deze regeling treedt de dag na publicatie in werking. Hiermee wordt afgeweken van het beleid van Vaste verandermomenten. Reden is dat de regeling begunstigend is en het voor de eigenaren van de monumenten financieel nadelig is als de regeling op een later tijdstip in werking treedt. Bovendien zijn de betreffende eigenaren al in een vroeg stadium in kennis gesteld van het voornemen tot deze regeling.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra.


X Noot
1

Kamerstukken II 2012/13, 32 156, nr. 42.

X Noot
2

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 VII, nr. 181.

X Noot
3

Kamerstukken II 2010/11, 32 156, nr. 31.

X Noot
4

Monitor Bouwketen; rapport Economisch Instituut voor de Bouw, juni 2012.

Naar boven