Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 23 oktober 2012, nr. WJZ/440377 (10272), tot wijziging van de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2 en artikel 4 van de Wet overige OCW-subsidies,

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING REGELING STICHTING NEDERLANDS ONDERWIJS IN HET BUITENLAND

De Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland wordt als volgt gewijzigd:

Aan de bijlage bij de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 16. Het bedrag genoemd onder 12 wordt alleen voor het jaar 2013 eenmalig opgehoogd met € 100.000.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

De Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (hierna: de stichting NOB) ontvangt jaarlijks naast een basissubsidie, die bestemd is voor het onderwijs in het buitenland, een aanvullende subsidie. De aanvullende subsidie kent enkele componenten, waaronder een bedrag ten behoeve van het beheer en bestuur van de stichting NOB (artikel 5, tweede lid, onder a).

Met deze aanpassing van de bijlage bestaat het bedrag voor het beheer en bestuur dat de stichting NOB in 2013 ontvangt uit twee componenten: Naast het bedrag dat voor het jaar 2009 is vastgesteld op € 243.799 en jaarlijks wordt geïndexeerd aan de hand van de macro-economische verkenning, ontvangt de stichting NOB eenmalig voor het jaar 2013 het bedrag van €100.000. Reden voor deze extra € 100.000 is dat de de subsidie over de jaren 2010 en 2011 lager uitviel dan door de stichting NOB was begroot. Dat was gelegen in het feit dat de subsidie bestemd voor het onderwijs in het buitenland jaarlijks wordt bijgesteld op grond van een percentage dat is gekoppeld aan de ‘genormeerde gemiddelde personeellasten (GPL) zoals deze gelden voor schoolleiding’. Dat percentage bleek voor 2010 in tegenstelling tot de jaren ervoor negatief uit te vallen en voor het jaar 2011 lager dan voorheen het geval was.

De stichting NOB heeft ervoor gekozen dat tekort niet door te rekenen naar de scholen in het buitenland, vanwege de vaak kwetsbare financiële positie van de in omvang vaak zeer geringe scholen in het buitenland. Om de stichting NOB beter in staat te stellen de financiële tegenvaller zelf op te vangen ontvangt de stichting NOB eenmalig het bedrag van € 100.000.

Dat betekent voor de jaren 2014 en volgende dat het bedrag dat de stichting NOB voor beheer en bestuur ontvangt weer bestaat uit één component, namelijk het bedrag dat voor het jaar 2009 was vastgelegd op € 243.799 en jaarlijks wordt bijgesteld aan de hand van de macro-economische verkenning voor het jaar t zoals deze geldt voor de prijsaanpassing van de materiële vergoedingsbedragen voor het primair onderwijs.

De toekenning van het bedrag van € 100.000 brengt geen extra administratieve lasten met zich mee. De verantwoording van het bedrag loopt mee met de jaarlijkse verantwoording in het jaarverslag.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven