TOELICHTING
1. Aanleiding: Voornemen tot aanwijzing en vaststelling onredelijke last
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft geoordeeld dat de beschikbaarheid,
betaalbaarheid en de kwaliteit van de bemiddelingsdienst voor telefonie tussen doven
of slechthorenden en horende eindgebruikers, als bedoeld in artikel 2.3a van het Besluit
universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen (hierna: BUDE), niet door het
normale functioneren van de markt gegarandeerd wordt. Daarom is de Minister voornemens
over te gaan tot aanwijzing van een onderneming als verzorger van de bemiddelingsdienst.
Dit Voornemen tot aanwijzing van de verzorger van de bemiddelingsdienst bedoeld in
artikel 2.3a van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen
(hierna: Voornemen) wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
Op grond van artikel 9.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (hierna: wet) en
op advies van de OPTA heeft de Minister daarbij vastgesteld dat deze aanwijzing een
onredelijk last in de zin van artikel 12, eerste lid, van richtlijn nr. 2002/22/EG
kan vormen voor degene die wordt aangewezen als universeledienstverlener. Dit heeft
tot gevolg dat de aanwijzing verloopt volgens de procedure vastgelegd in artikel 9.3,
vierde tot en met negende lid, van de wet. In het Voornemen wordt daarom een ieder
uitgenodigd om binnen acht weken na bekendmaking ervan een bod uit te brengen. De
aanbieder van de openbare elektronische communicatiedienst, waarvan in het verzorgingsgebied
de meeste eindgebruikers gebruik maken is verplicht een bod uit te brengen. Degene
die het laagste bod heeft uitgebracht wordt aangewezen als universeledienstverlener
en kan in die hoedanigheid aanspraak maken op een vergoeding op grond van artikel
9.4 van de wet.
In de Regeling uitbrengen bod aanwijzingsprocedure bemiddelingsdienst wordt bepaald
dat geïnteresseerden hun bod moeten uitbrengen door het opgeven van een bedrag per
gespreksminuut.
2. Uitbrengen bod door opgeven een bedrag per gespreksminuut
Op grond van Regeling uitbrengen bod aanwijzingsprocedure bemiddelingsdienst moet
het bod worden uitgebracht door het opgeven van een bedrag per minuut dat via de bemiddelingsdienst
een gesprek als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel k, van het Besluit universele dienstverlening
en eindgebruikersbelangen wordt gevoerd (hierna: gespreksminuut).
Voor achtergrondinformatie over de gebruikersgroep en het verwachte gebruik wordt
verwezen naar www.rijksoverheid.nl.
3. Vergoeding
De vergoeding zal bestaan uit het in het winnende laagste bod genoemde bedrag per
gespreksminuut. Als het laagste bod onredelijk hoog is kan dit bedrag worden gematigd.
De hoogte van de vergoeding wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
De vergoeding voor het totaal in een kalenderjaar bemiddelde aantal gespreksminuten
wordt na afloop van dat jaar betaald. De aanbieder van de bemiddelingsdienst verstrekt
binnen vier weken na het eind van een kalenderjaar het aantal daadwerkelijk gebruikte
minuten aan de Minister. De Minister betaalt de vergoeding voor het betreffende kalenderjaar
uit binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar.
De vergoeding per gespreksminuut geldt uitsluitend voor het gebruik van de in BUDE
en RUDE omschreven dienst. In artikel 2.7 van het BUDE en de artikelen 2.7, 2.8 en
2.9 van de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen zijn eisen
gesteld aan de betaalbaarheid en kwaliteit van de bemiddelingsdienst, waaronder de
openingstijden en de wachttijd voor aanvang van een door de dienst te bemiddelen gesprek.
Een overzicht van alle betaalbaarheids- en kwaliteitseisen is opgenomen in hoofdstuk
5 van de toelichting op het Voornemen.
De aanbieder van de bemiddelingsdienst kan alleen voor oproepen binnen de voorgeschreven
openingstijden een beroep doen op de vergoeding. Voor oproepen buiten de voorgeschreven
openingstijden kan de aanbieder van de bemiddelingsdienst geen aanspraak maken op
deze vergoeding.
Alleen de voorgeschreven bemiddeling voor de telefonische gesprekken tussen doven
en slechthorenden enerzijds en horenden anderzijds zal worden vergoed. Bemiddeling
voor gesprekken tussen doven en slechthorenden onderling, en eventuele andere door
de bemiddelingsdienst aangeboden diensten, zoals de tolk op afstand, vallen niet onder
de vergoeding op grond van artikel 9.4 van de wet.
De te vergoeden gespreksminuten beginnen te lopen vanaf het moment dat een gesprek
tot stand komt. Dat wil zeggen dat er verbinding is met de via de bemiddelingsdienst
te bereiken eindgebruiker, en dus niet vanaf het moment dat er verbinding is tussen
de oproepende eindgebruiker en de bemiddelingsdienst. Als de verbinding met de te
bereiken eindgebruiker niet tot stand komt, heeft de universele dienstverlener voor
deze oproep geen aanspraak op vergoeding.
4. Bijdrage aan de vergoeding
De kosten voor de vergoeding van de bemiddelingsdienst worden omgeslagen over de sector.
Aanbieders van elektronische communicatiediensten en -netwerken die in het kalenderjaar
voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de te betalen vergoeding betrekking heeft,
een hogere omzet realiseren dan € 2.000.000 (artikel 2.6 Regeling universele dienstverlening
en eindgebruikersbelangen) zijn aan OPTA een bijdrage aan de vergoeding verschuldigd.
De hoogte van de bijdrage per aanbieder wordt berekend volgens de verdeelsleutel in
artikel 2.13 van het BUDE.
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M.J.M. Verhagen.