Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 26 oktober 2012, nr. WJZ/12327942, houdende regels omtrent de procedure tot aanwijzing van de verzorger van de bemiddelingsdienst als bedoeld in artikel 2.3a van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen (Regeling uitbrengen bod aanwijzingsprocedure bemiddelingsdienst)

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op artikel 9.3, zesde lid, van de Telecommunicatiewet;

Besluit:

Artikel 1

Een bod als bedoeld in artikel 9.3, vijfde lid, van de Telecommunicatiewet wordt uitgebracht door het opgeven van een bedrag per minuut dat via de bemiddelingsdienst een gesprek als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel k, van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen wordt gevoerd.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitbrengen bod aanwijzingsprocedure bemiddelingsdienst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 oktober 2012

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.

TOELICHTING

1. Aanleiding: Voornemen tot aanwijzing en vaststelling onredelijke last

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft geoordeeld dat de beschikbaarheid, betaalbaarheid en de kwaliteit van de bemiddelingsdienst voor telefonie tussen doven of slechthorenden en horende eindgebruikers, als bedoeld in artikel 2.3a van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen (hierna: BUDE), niet door het normale functioneren van de markt gegarandeerd wordt. Daarom is de Minister voornemens over te gaan tot aanwijzing van een onderneming als verzorger van de bemiddelingsdienst. Dit Voornemen tot aanwijzing van de verzorger van de bemiddelingsdienst bedoeld in artikel 2.3a van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen (hierna: Voornemen) wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Op grond van artikel 9.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (hierna: wet) en op advies van de OPTA heeft de Minister daarbij vastgesteld dat deze aanwijzing een onredelijk last in de zin van artikel 12, eerste lid, van richtlijn nr. 2002/22/EG kan vormen voor degene die wordt aangewezen als universeledienstverlener. Dit heeft tot gevolg dat de aanwijzing verloopt volgens de procedure vastgelegd in artikel 9.3, vierde tot en met negende lid, van de wet. In het Voornemen wordt daarom een ieder uitgenodigd om binnen acht weken na bekendmaking ervan een bod uit te brengen. De aanbieder van de openbare elektronische communicatiedienst, waarvan in het verzorgingsgebied de meeste eindgebruikers gebruik maken is verplicht een bod uit te brengen. Degene die het laagste bod heeft uitgebracht wordt aangewezen als universeledienstverlener en kan in die hoedanigheid aanspraak maken op een vergoeding op grond van artikel 9.4 van de wet.

In de Regeling uitbrengen bod aanwijzingsprocedure bemiddelingsdienst wordt bepaald dat geïnteresseerden hun bod moeten uitbrengen door het opgeven van een bedrag per gespreksminuut.

2. Uitbrengen bod door opgeven een bedrag per gespreksminuut

Op grond van Regeling uitbrengen bod aanwijzingsprocedure bemiddelingsdienst moet het bod worden uitgebracht door het opgeven van een bedrag per minuut dat via de bemiddelingsdienst een gesprek als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel k, van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen wordt gevoerd (hierna: gespreksminuut).

Voor achtergrondinformatie over de gebruikersgroep en het verwachte gebruik wordt verwezen naar www.rijksoverheid.nl.

3. Vergoeding

De vergoeding zal bestaan uit het in het winnende laagste bod genoemde bedrag per gespreksminuut. Als het laagste bod onredelijk hoog is kan dit bedrag worden gematigd. De hoogte van de vergoeding wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

De vergoeding voor het totaal in een kalenderjaar bemiddelde aantal gespreksminuten wordt na afloop van dat jaar betaald. De aanbieder van de bemiddelingsdienst verstrekt binnen vier weken na het eind van een kalenderjaar het aantal daadwerkelijk gebruikte minuten aan de Minister. De Minister betaalt de vergoeding voor het betreffende kalenderjaar uit binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar.

De vergoeding per gespreksminuut geldt uitsluitend voor het gebruik van de in BUDE en RUDE omschreven dienst. In artikel 2.7 van het BUDE en de artikelen 2.7, 2.8 en 2.9 van de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen zijn eisen gesteld aan de betaalbaarheid en kwaliteit van de bemiddelingsdienst, waaronder de openingstijden en de wachttijd voor aanvang van een door de dienst te bemiddelen gesprek. Een overzicht van alle betaalbaarheids- en kwaliteitseisen is opgenomen in hoofdstuk 5 van de toelichting op het Voornemen.

De aanbieder van de bemiddelingsdienst kan alleen voor oproepen binnen de voorgeschreven openingstijden een beroep doen op de vergoeding. Voor oproepen buiten de voorgeschreven openingstijden kan de aanbieder van de bemiddelingsdienst geen aanspraak maken op deze vergoeding.

Alleen de voorgeschreven bemiddeling voor de telefonische gesprekken tussen doven en slechthorenden enerzijds en horenden anderzijds zal worden vergoed. Bemiddeling voor gesprekken tussen doven en slechthorenden onderling, en eventuele andere door de bemiddelingsdienst aangeboden diensten, zoals de tolk op afstand, vallen niet onder de vergoeding op grond van artikel 9.4 van de wet.

De te vergoeden gespreksminuten beginnen te lopen vanaf het moment dat een gesprek tot stand komt. Dat wil zeggen dat er verbinding is met de via de bemiddelingsdienst te bereiken eindgebruiker, en dus niet vanaf het moment dat er verbinding is tussen de oproepende eindgebruiker en de bemiddelingsdienst. Als de verbinding met de te bereiken eindgebruiker niet tot stand komt, heeft de universele dienstverlener voor deze oproep geen aanspraak op vergoeding.

4. Bijdrage aan de vergoeding

De kosten voor de vergoeding van de bemiddelingsdienst worden omgeslagen over de sector. Aanbieders van elektronische communicatiediensten en -netwerken die in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de te betalen vergoeding betrekking heeft, een hogere omzet realiseren dan € 2.000.000 (artikel 2.6 Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen) zijn aan OPTA een bijdrage aan de vergoeding verschuldigd. De hoogte van de bijdrage per aanbieder wordt berekend volgens de verdeelsleutel in artikel 2.13 van het BUDE.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.

Naar boven