Besluit van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 24 oktober 2012, nr. IENM/BSK-2012/179485, tot het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur-generaal Uitvoering ter uitvoering van diverse regelingen met betrekking tot de bescherming en de sanering van de bodem (Besluit mandaat, volmacht en machtiging directeur-generaal Uitvoering Bodem+ 2012)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op afdeling 10.1.1, van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit mandaat en machtiging Minister van Infrastructuur en Milieu inzake erkenningen bodemkwaliteit;

Gezien de instemming van de directeur-generaal Uitvoering van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder directeur-generaal Uitvoering: de directeur-generaal Uitvoering van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Artikel 2

Aan de directeur-generaal Uitvoering wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen die verband houden met de uitvoering van taken als bedoeld in de onderdelen A tot en met D van de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3

Aan de directeur-generaal Uitvoering wordt mandaat en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaarschriften gericht tegen besluiten als bedoeld in artikel 2, waaronder het nemen van beslissingen op bezwaarschriften.

Artikel 4

De directeur-generaal Uitvoering kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 2 en 3, ondermandaat, volmacht of machtiging verlenen aan een of meer onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 5

Indien uitvoering wordt gegeven aan de artikelen 2 en 3, luidt de ondertekening:

  • a. Indien wordt gehandeld namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu:

    De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

    namens deze:

    (handtekening)

    (naam functionaris)

    (functie)

  • b. Indien mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie wordt gehandeld:

    De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

    namens dezen:

    (handtekening)

    (naam functionaris)

    (functie)

Artikel 6

Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Agentschap NL Bodem+ en het Besluit mandaat en machtiging Agentschap NL Bodem+ (Overgangsrecht) worden ingetrokken.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 14 april 2012.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging directeur-generaal Uitvoering Bodem+ 2012.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. Atsma

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen zes weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Postbus 20906, 2500 BX Den Haag.

Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich, onder vermelding van de datum en nummer of kenmerk; en

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

BIJLAGE

Onderdeel A. Het storten van verontreinigde grond en baggerspecie

  • a. het afgeven, wijzigen en intrekken van verklaringen houdende een beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond als bedoeld in artikel 2, onder f, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen;

Onderdeel B. De bevoegdheid tot verhaal van kosten als bedoeld in artikel 75, eerste en derde lid, Wet bodembescherming

  • b. het overgaan tot kostenverhaal als bedoeld in artikel 75 van de Wet bodembescherming, met uitzondering van situaties waarin Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders gebruik hebben gemaakt van mandaat dat hen is verleend op basis van artikel 75, zesde lid;

  • c. het verhaal van kosten met toepassing van artikel 75, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van de Wet bodembescherming;

  • d. het treffen van een schikking met betrekking tot de kosten als bedoeld in artikel 75 van de Wet bodembescherming, het voeren van onderhandelingen ter zake en het treffen van een schikking;

Onderdeel C. Het verlenen van erkenningen, ontheffingen en het vaststellen van een formulier (Besluit bodemkwaliteit)

  • e. het verlenen van erkenningen als bedoeld in artikel 9 van het Besluit bodemkwaliteit;

  • f. het wijzigen van een erkenning als bedoeld in artikel 12 van het Besluit bodemkwaliteit;

  • g. het intrekken en schorsen van een erkenning op grond van artikel 23, eerste lid, onder a, c en d en tweede lid, onder a, van het Besluit bodemkwaliteit;

  • h. het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit;

  • i. het vaststellen van een formulier als bedoeld in artikel 31, derde lid, van het Besluit bodemkwaliteit;

Onderdeel D. Besluiten omtrent erkenningen (Paragraaf 6a van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen)

  • j. het verlenen van een erkenning op grond van artikel 12b, eerste lid, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen;

  • k. het wijzigen van een erkenning op grond van artikel 12e van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen;

  • l. het intrekken van een erkenning op grond van artikel 12k, eerste lid, aanhef en onder a, c of d, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen;

  • m. het schorsen van een erkenning op grond van artikel 12k, tweede lid, aanhef en onder a, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.

TOELICHTING

Met ingang van 14 april 2012 is het Besluit bodemkwaliteit (hierna: Bbk) gewijzigd in verband met de inwerkingtreding van het Besluit van 31 januari 2012 tot wijziging van het Besluit bodemkwaliteit in verband met mijnsteen en enkele technische wijzigingen. Bij deze wijziging is per abuis artikel 14 van het Bbk geschrapt, waarin was geregeld dat de Minister van Infrastructuur en Milieu was belast met de toepassing van hoofdstuk 2 van het Bbk. Hierdoor is de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ten onrechte mede bevoegd verklaard voor het verlenen van erkenningen van personen en instellingen bedoeld in deze artikelen. Om deze situatie te herstellen dient het Bbk te worden aangepast. Deze aanpassing is voorzien maar gezien de lange proceduretijd die daarmee gemoeid is, was echter ook een oplossing voor de korte termijn noodzakelijk. Dit is gebeurd doordat de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aan de Minister van Infrastructuur en Milieu mandaat en machtiging heeft verleend voor het verlenen, wijzigen, schorsen en intrekken van erkenningen als bedoeld in bovengenoemd hoofdstuk en van het Bbk. Dit is bepaald in het Besluit mandaat en machtiging Minister van Infrastructuur en Milieu inzake erkenningen bodemkwaliteit.

Het verlenen van erkenningen aan personen en instellingen was echter reeds ondergemandateerd aan de algemeen directeur Agentschap NL, nu directeur-generaal Uitvoering van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Dit was geregeld in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Agentschap NL Bodem+. Het bovengenoemde mandaatbesluit brengt mee dat ook dit onderliggende ondermandaatbesluit moest worden aangepast. Het voorliggende besluit voorziet hierin.

Er is gekozen om het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Agentschap NL Bodem+ geheel in te trekken en te vervangen door een nieuw besluit. Dit omdat de nieuwe situatie noodzaakte om op meerdere plaatsen wijzigingen door te voeren. Van de gelegenheid is bovendien gebruik gemaakt om de ondermandatering te actualiseren. Vanwege de actualisatie is ook de titel van het besluit aangepast.

De wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke besluit betreffen onder meer het vervangen van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer door de Minister van Infrastructuur en Milieu. Ook is de benaming algemeen directeur Agentschap NL vervangen door directeur-generaal Uitvoering. Door een reorganisatie bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is er een aantal wijzigingen doorgevoerd met betrekking tot de hoofden van dienst van dit ministerie. Nu is de directeur-generaal Uitvoering een hoofd van dienst in plaats van de algemeen directeur Agentschap NL. Verder is een onderdeel van de bijlage komen te vervallen omdat deze betrekking had op het ingetrokken Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterbescherming. Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal technische wijzigingen en verbeteringen door te voeren.

Bij de inwerkingtreding van dit besluit zijn het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Agentschap NL Bodem+ en het Besluit mandaat en machtiging Agentschap NL Bodem+ (Overgangsrecht) ingetrokken.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. Atsma

Naar boven