Besluit van 23 oktober 2012, nr. BLKB2012/1665M, aanwijzing bezwaarschriften tegen aanslagen erf- en schenkbelasting als massaal bezwaar

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

In dit besluit wijs ik aan als massaal bezwaar als bedoeld in artikel 25a van de AWR, de bezwaarschriften tegen aanslagen erf- en schenkbelasting waarbij voor niet-ondernemingsvermogen geen bedrijfsopvolgingsfaciliteit wordt verleend.

1. Inleiding

De Belastingdienst heeft een groot aantal bezwaarschriften ontvangen die zijn gericht tegen aanslagen erf- of schenkbelasting.

Deze bezwaarschriften hebben alle betrekking op dezelfde rechtsvraag. Deze rechtsvraag is als volgt te omschrijven:

Brengt toepassing van het gelijkheidsbeginsel als bedoeld in artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) of artikel 14 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) met zich dat de (voorwaardelijke) onbelaste geconserveerde waarde van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 (van 75%) (tekst jaar 2007 tot en met 2009) dan wel de (voorwaardelijke) vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 (van tenminste 83%) (tekst jaar 2010 en volgende) ook op ander vermogen dan ondernemingsvermogen van toepassing is?

De Belastingdienst verwacht dat nog veel bezwaarschriften zullen volgen en dat het totale aantal mogelijk zal oplopen tot meer dan 50.000 bezwaarschriften op jaarbasis.

De aanleiding van de bezwaarschriften is een uitspraak van Rechtbank Breda 1. De rechtbank besliste, kort samengevat, dat de faciliteiten voor de bedrijfsopvolging in de Successiewet 1956 voor alle tot een nalatenschap behorende goederen zouden moeten gelden, aangezien deze faciliteiten een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling veroorzaken. Deze uitspraak kan gevolgen hebben voor elke aanslag erf- en schenkbelasting die nog niet onherroepelijk vaststaat.

De Belastingdienst is op goede gronden van oordeel dat de bezwaren op grond van het geldende recht afgewezen moeten worden en dat de administratieve rechter in belastingzaken redelijkerwijs tot hetzelfde oordeel zal komen. Deze verwachting baseert de Belastingdienst op een recent arrest van de Hoge Raad2. In dat arrest heeft de Hoge Raad het oordeel van Rechtbank en Gerechtshof Arnhem in stand gelaten, dat geen sprake is van een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling in een rechtens en feitelijk overeenkomstig geschil.

1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen

AWR Algemene wet inzake rijksbelastingen

2. Aanwijzing als massaal bezwaar

Gelet op het vorenstaande wijs ik de volgende bezwaarschriften, waarin uitsluitend bovenvermelde rechtsvraag aan de orde is, aan als massaal bezwaar:

  • De bezwaarschriften waarop ten tijde van de dagtekening van dit besluit nog geen uitspraak is gedaan.

  • De bezwaarschriften die worden ingediend tot en met de dag voorafgaande aan de dag waarop de in artikel 25a, zevende lid, van de AWR bedoelde collectieve uitspraak wordt gedaan, dan wel de dag voorafgaande aan de dag waarop de in artikel 25a, elfde lid, van de AWR bedoelde uitspraak onherroepelijk wordt.

Indienen van bezwaar niet meer nodig

De toepassing van de regeling van artikel 25a van de AWR betekent onder meer dat als de Belastingdienst niet geheel in het gelijk wordt gesteld, ook de aanslagen worden herzien van de belastingplichtige die geen bezwaar heeft ingediend. Voorwaarde daarvoor is dat zijn aanslag op het moment van de dagtekening van het besluit nog niet onherroepelijk vaststaat (artikel 25a, dertiende lid, van de AWR).

3. Uitgezonderde bezwaarschriften

In overleg met de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en de Vereniging van Estate Planners in het Notariaat zijn zes bezwaarschriften geselecteerd met het oog op beantwoording van de rechtsvraag door de administratieve rechter in belastingzaken.

Als het standpunt van belanghebbenden over de rechtsvraag in de uitgezonderde bezwaarschriften bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak geheel is afgewezen, doet de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant een collectieve uitspraak op bezwaar.

4. Inwerkingtreding en terugwerkende kracht

Dit besluit treedt in werking vier weken na de toezending van het afschrift ervan aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en werkt terug tot en met de dagtekening van het besluit. De aanwijzing als massaal bezwaar vervalt als binnen die vier weken de Tweede Kamer der Staten-Generaal besluit zich niet met de aanwijzing te kunnen verenigen.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 23 oktober 2012

De staatssecretaris van Financiën F.H.H. Weekers


X Noot
1

Rechtbank Breda 13 juli 2012, nr. 11/5509, LJN: BX3386

X Noot
2

Hoge Raad 9 december 2011, nr. 11/02099, LJN: BU6998

Naar boven