De Minister van Infrastructuur en Milieu,
Gelet op artikelen 132a, tweede, derde en vijfde lid, 132b, vijfde lid, 132c, zesde,
zevende en negende lid, 133, vierde en vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de alfabetische opsomming ‘directeur van de Stichting Centraal
Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)’ vervangen door: de directeur van het Centraal
Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR).
B
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen c tot en met e worden geletterd d tot en met f.
2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
C
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 300,–’ vervangen door: € 306,–.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 80,–’ vervangen door: € 195,–.
3. Het tweede lid vervalt.
4. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.
5. In het derde lid (nieuw) wordt ‘derde lid’ vervangen door: tweede lid.
D
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 300,–’ vervangen door: € 306,–.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 432,–’ vervangen door: € 492,–.
3. Het tweede lid vervalt.
4. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.
5. In het derde lid (nieuw) wordt ‘derde lid’ vervangen door: tweede lid.
E
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 300,–’ vervangen door: € 306,–.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 510,–’ vervangen door: € 648,–.
3. Het tweede lid komt te luiden:
F
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 300,–’ vervangen door: € 306,–.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 700,–’ vervangen door: € 760,–.
3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt € 270,– vervangen door: € 170,–.
4. Het tweede lid vervalt.
5. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.
6. In het derde lid (nieuw) wordt ‘derde lid’ vervangen door: tweede lid.
G
Artikel 24, onderdeel b, komt te luiden:
H
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 300,–’ vervangen door: € 306,–.
2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘€ 666,–’ vervangen door € 684,–.
3. Het derde lid komt te luiden:
4. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
4. Indien betrokkene niet of niet binnen de door het CBR gestelde termijn heeft meegewerkt
aan het opgelegde onderzoek of de opgelegde onderzoeken zonder dat daarvoor naar het
oordeel van het CBR een geldige reden voor de verhindering is opgegeven, bedragen
de kosten van uitvoering € 485,–. Het verschil tussen het bedrag, genoemd in het tweede
lid, onderdeel b, en het in dit lid bedoelde bedrag wordt door het CBR terugbetaald
aan degene die het in het tweede lid, onderdeel b, genoemde bedrag heeft betaald.
I
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
-
1. De kosten van het tweede onderzoek, bedoeld in artikel 134, derde lid, van de wet
bedragen € 634,–’.
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
3. Indien betrokkene niet of niet binnen de door het CBR gestelde termijn heeft meegewerkt
aan het tweede onderzoek zonder dat daarvoor naar het oordeel van het CBR een geldige
reden van verhindering is opgegeven, bedragen de kosten van uitvoering € 485,–. Het
verschil tussen het bedrag, bedoeld in het eerste lid, en het in dit lid genoemde
bedrag wordt door het CBR terugbetaald aan degene die het in het eerste lid genoemde
bedrag heeft betaald.
ARTIKEL II
Artikel I, onderdelen H, vierde lid en I, derde lid, is alleen van toepassing op verzoeken
tot restitutie in verband met onderzoeken die op of na 1 januari 2013 plaatsvinden.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.
TOELICHTING
Algemeen
De aanpassing van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (RMRG
2011) is nodig in verband met de aanpassingen met het oog op de implementatie van
de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen voor de onder de minister van Infrastructuur
en Milieu ressorterende zelfstandige bestuursorganen (verder: de Kaderwet). Ter uitvoering
van de Kaderwet is onder andere de Wegenverkeerswet 1994 aangepast (de wet van 13 september
2012 tot wijziging van een aantal wetten, houdende regels betreffende zelfstandige
bestuursorganen die onder de Minister van Infrastructuur en Milieu ressorteren en
enige wijzigingen ter actualisatie, vereenvoudiging en verduidelijking (Aanpassingswet
zbo's IenM aan de Kaderwet zbo's) (Stb. 2012, 442, verder: de Aanpassingswet)). Voor een uitgebreidere toelichting op deze operatie
wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het aan bovengenoemde wet ten grondslag
liggende wetsvoorstel (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011/12, nr. 33 250, nr. 3, blz. 1 t/m 6).
Administratieve lasten en nalevingskosten
Gezien de aard van de wijziging is er geen sprake van administratieve lasten of nalevingskosten
voor burgers en bedrijven.
Artikelsgewijs
De wijziging van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Als gevolg van de aanpassingsoperatie moet een aantal aanpassingen worden doorgevoerd
in de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011. Allereerst komt de
opgenomen indexeringsformule te vervallen. Dit heeft te maken met het feit dat in
de in de Aanpassingswet zbo’s IenM aan de Kaderwet opgenomen instellingswetgeving
voor het CBR het beginsel van kostendekkendheid van de tarieven is verankerd. Met
het CBR is tegen deze achtergrond een traject afgesproken om te komen tot kostendekkendheid
van de tarieven. Een indexeringsformule past niet hierin. Dit heeft tot gevolg dat
de in de regeling opgenomen tarieven voor de verschillende educatieve maatregelen,
voor het alcoholslotprogramma, voor de onderzoeken die krachtens de Wegenverkeerswet
1994 voor rekening van de betrokkene komen en voor de tweede onderzoeken, jaarlijks
expliciet moeten worden vastgesteld. In de onderhavige wijziging zijn de tarieven
voor deze maatregelen en onderzoeken voor 2013 vastgelegd. Voor de volledigheid wordt
erop gewezen dat het feit dat deze maatregelen of onderzoeken door betrokkene zelf
moeten worden betaald dus niet nieuw is, maar wel het feit dat de kosten van deze
maatregelen en onderzoeken als gevolg van het laten vervallen van de indexeringsclausule,
jaarlijks expliciet moeten worden vastgesteld.
Verder is in de praktijk de behoefte gebleken om een basis te creëren om in bepaalde
gevallen waarin betrokkene heeft betaald voor deelname aan een onderzoek, maar naar
het oordeel van het CBR zonder dat een geldige reden van verhindering is opgegeven,
niet is verschenen, toch een bepaald bedrag te kunnen terugbetalen. Dit is het gevolg
van een aanbeveling van de Nationale ombudsman naar aanleiding van een zaak, waarin
iemand de verplichting was opgelegd tot deelname aan een (voor zijn rekening komend)
onderzoek, maar die, na betaling van de kosten voor dat onderzoek, naar het oordeel
van het CBR zonder opgave van redenen was weggebleven. De Nationale ombudsman was
van mening dat het in een dergelijk geval niet redelijk was dat niet een bepaald deel
van het betaalde bedrag zou worden gerestitueerd. In de totale kosten die een betrokkene
dient te betalen voor het ondergaan van het opgelegde onderzoek wordt uitgegaan van
volledige deelname aan dat onderzoek. Het bedrag dat de keurend deskundige in rekening
brengt (volgens een vaste tarief vaststelling door de Nederlandse Zorgautoriteit)
bij het CBR is hierin volledig opgenomen. Wanneer een betrokkene niet verschijnt bij
het onderzoek, brengt de keurend deskundige (vanwege onder andere het feit dat de
deskundige geen verslag van bevindingen hoeft op te stellen) een lager bedrag in rekening
bij het CBR, het zogenaamde ‘no-show-tarief’ dat door het CBR is bepaald. Het verschil
tussen voornoemde bedragen zal na inwerkingtreding van deze wijziging worden terugbetaald
aan de betrokkene. De voorgestelde aanpassing van de Regeling maatregelen rijvaardigheid
en geschiktheid 2011 strekt mede tot uitvoering van deze aanbeveling.
De aanpassingen hebben alleen betrekking op de kosten voor de onderzoeken die op grond
van de regelgeving voor rekening van betrokkene komen. Dat zijn de kosten voor de
geschiktheidsonderzoeken wegens alcohol of drugs, alsmede alle tweede onderzoeken.
Voor de andere onderzoeken is een dergelijke voorziening niet nodig, omdat die niet
voor rekening van betrokkene komen. Voor de educatieve maatregelen is evenmin aanleiding
voor een restitutievoorziening, omdat de kosten daarvoor zijn gemaakt, ook al komt
betrokkene niet opdagen.
Artikel III
Vanwege de samenhang met de aanpassingsoperatie treedt de onderhavige regeling op
hetzelfde tijdstip in werking: met ingang van 1 januari 2013. Rekening is gehouden
met de vaste verandermomenten.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.