Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 26 oktober 2012, nr. IENM/BSK-2012/215729, tot wijziging van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 in verband met de implementatie van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikelen 132a, tweede, derde en vijfde lid, 132b, vijfde lid, 132c, zesde, zevende en negende lid, 133, vierde en vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische opsomming ‘directeur van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)’ vervangen door: de directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR).

B

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen c tot en met e worden geletterd d tot en met f.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. niet of niet binnen de door het CBR gestelde termijn meewerkt aan de educatieve maatregel zonder dat daarvoor naar het oordeel van het CBR een geldige reden van verhindering is opgegeven.

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 300,–’ vervangen door: € 306,–.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 80,–’ vervangen door: € 195,–.

3. Het tweede lid vervalt.

4. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

5. In het derde lid (nieuw) wordt ‘derde lid’ vervangen door: tweede lid.

D

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 300,–’ vervangen door: € 306,–.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 432,–’ vervangen door: € 492,–.

3. Het tweede lid vervalt.

4. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

5. In het derde lid (nieuw) wordt ‘derde lid’ vervangen door: tweede lid.

E

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 300,–’ vervangen door: € 306,–.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 510,–’ vervangen door: € 648,–.

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Artikel 13, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

F

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 300,–’ vervangen door: € 306,–.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 700,–’ vervangen door: € 760,–.

3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt € 270,– vervangen door: € 170,–.

4. Het tweede lid vervalt.

5. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

6. In het derde lid (nieuw) wordt ‘derde lid’ vervangen door: tweede lid.

G

Artikel 24, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. niet of niet binnen de door het CBR gestelde termijn meewerkt aan het opgelegde onderzoek of de opgelegde onderzoeken zonder dat daarvoor naar het oordeel van het CBR een geldige reden van verhindering is opgegeven.

H

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 300,–’ vervangen door: € 306,–.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘€ 666,–’ vervangen door € 684,–.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Artikel 13, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

4. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien betrokkene niet of niet binnen de door het CBR gestelde termijn heeft meegewerkt aan het opgelegde onderzoek of de opgelegde onderzoeken zonder dat daarvoor naar het oordeel van het CBR een geldige reden voor de verhindering is opgegeven, bedragen de kosten van uitvoering € 485,–. Het verschil tussen het bedrag, genoemd in het tweede lid, onderdeel b, en het in dit lid bedoelde bedrag wordt door het CBR terugbetaald aan degene die het in het tweede lid, onderdeel b, genoemde bedrag heeft betaald.

I

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De kosten van het tweede onderzoek, bedoeld in artikel 134, derde lid, van de wet bedragen € 634,–’.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien betrokkene niet of niet binnen de door het CBR gestelde termijn heeft meegewerkt aan het tweede onderzoek zonder dat daarvoor naar het oordeel van het CBR een geldige reden van verhindering is opgegeven, bedragen de kosten van uitvoering € 485,–. Het verschil tussen het bedrag, bedoeld in het eerste lid, en het in dit lid genoemde bedrag wordt door het CBR terugbetaald aan degene die het in het eerste lid genoemde bedrag heeft betaald.

ARTIKEL II

Artikel I, onderdelen H, vierde lid en I, derde lid, is alleen van toepassing op verzoeken tot restitutie in verband met onderzoeken die op of na 1 januari 2013 plaatsvinden.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

TOELICHTING

Algemeen

De aanpassing van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (RMRG 2011) is nodig in verband met de aanpassingen met het oog op de implementatie van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen voor de onder de minister van Infrastructuur en Milieu ressorterende zelfstandige bestuursorganen (verder: de Kaderwet). Ter uitvoering van de Kaderwet is onder andere de Wegenverkeerswet 1994 aangepast (de wet van 13 september 2012 tot wijziging van een aantal wetten, houdende regels betreffende zelfstandige bestuursorganen die onder de Minister van Infrastructuur en Milieu ressorteren en enige wijzigingen ter actualisatie, vereenvoudiging en verduidelijking (Aanpassingswet zbo's IenM aan de Kaderwet zbo's) (Stb. 2012, 442, verder: de Aanpassingswet)). Voor een uitgebreidere toelichting op deze operatie wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het aan bovengenoemde wet ten grondslag liggende wetsvoorstel (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011/12, nr. 33 250, nr. 3, blz. 1 t/m 6).

Administratieve lasten en nalevingskosten

Gezien de aard van de wijziging is er geen sprake van administratieve lasten of nalevingskosten voor burgers en bedrijven.

Artikelsgewijs

De wijziging van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011

Als gevolg van de aanpassingsoperatie moet een aantal aanpassingen worden doorgevoerd in de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011. Allereerst komt de opgenomen indexeringsformule te vervallen. Dit heeft te maken met het feit dat in de in de Aanpassingswet zbo’s IenM aan de Kaderwet opgenomen instellingswetgeving voor het CBR het beginsel van kostendekkendheid van de tarieven is verankerd. Met het CBR is tegen deze achtergrond een traject afgesproken om te komen tot kostendekkendheid van de tarieven. Een indexeringsformule past niet hierin. Dit heeft tot gevolg dat de in de regeling opgenomen tarieven voor de verschillende educatieve maatregelen, voor het alcoholslotprogramma, voor de onderzoeken die krachtens de Wegenverkeerswet 1994 voor rekening van de betrokkene komen en voor de tweede onderzoeken, jaarlijks expliciet moeten worden vastgesteld. In de onderhavige wijziging zijn de tarieven voor deze maatregelen en onderzoeken voor 2013 vastgelegd. Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat het feit dat deze maatregelen of onderzoeken door betrokkene zelf moeten worden betaald dus niet nieuw is, maar wel het feit dat de kosten van deze maatregelen en onderzoeken als gevolg van het laten vervallen van de indexeringsclausule, jaarlijks expliciet moeten worden vastgesteld.

Verder is in de praktijk de behoefte gebleken om een basis te creëren om in bepaalde gevallen waarin betrokkene heeft betaald voor deelname aan een onderzoek, maar naar het oordeel van het CBR zonder dat een geldige reden van verhindering is opgegeven, niet is verschenen, toch een bepaald bedrag te kunnen terugbetalen. Dit is het gevolg van een aanbeveling van de Nationale ombudsman naar aanleiding van een zaak, waarin iemand de verplichting was opgelegd tot deelname aan een (voor zijn rekening komend) onderzoek, maar die, na betaling van de kosten voor dat onderzoek, naar het oordeel van het CBR zonder opgave van redenen was weggebleven. De Nationale ombudsman was van mening dat het in een dergelijk geval niet redelijk was dat niet een bepaald deel van het betaalde bedrag zou worden gerestitueerd. In de totale kosten die een betrokkene dient te betalen voor het ondergaan van het opgelegde onderzoek wordt uitgegaan van volledige deelname aan dat onderzoek. Het bedrag dat de keurend deskundige in rekening brengt (volgens een vaste tarief vaststelling door de Nederlandse Zorgautoriteit) bij het CBR is hierin volledig opgenomen. Wanneer een betrokkene niet verschijnt bij het onderzoek, brengt de keurend deskundige (vanwege onder andere het feit dat de deskundige geen verslag van bevindingen hoeft op te stellen) een lager bedrag in rekening bij het CBR, het zogenaamde ‘no-show-tarief’ dat door het CBR is bepaald. Het verschil tussen voornoemde bedragen zal na inwerkingtreding van deze wijziging worden terugbetaald aan de betrokkene. De voorgestelde aanpassing van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 strekt mede tot uitvoering van deze aanbeveling.

De aanpassingen hebben alleen betrekking op de kosten voor de onderzoeken die op grond van de regelgeving voor rekening van betrokkene komen. Dat zijn de kosten voor de geschiktheidsonderzoeken wegens alcohol of drugs, alsmede alle tweede onderzoeken. Voor de andere onderzoeken is een dergelijke voorziening niet nodig, omdat die niet voor rekening van betrokkene komen. Voor de educatieve maatregelen is evenmin aanleiding voor een restitutievoorziening, omdat de kosten daarvoor zijn gemaakt, ook al komt betrokkene niet opdagen.

Artikel III

Vanwege de samenhang met de aanpassingsoperatie treedt de onderhavige regeling op hetzelfde tijdstip in werking: met ingang van 1 januari 2013. Rekening is gehouden met de vaste verandermomenten.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Naar boven