Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 3 februari 2012, nr. 256898 houdende tijdelijke vrijstelling van artikel 4, derde lid, van het Besluit gebruik meststoffen

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op artikel 64, tweede en derde lid, van de Wet bodembescherming;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

drijfmest:

dierlijke meststoffen die verpompbaar zijn;

grond:

dat deel van de bodem dat wordt gebruikt of is bestemd om te worden gebruikt als voedingsbodem voor planten;

grasland:

grond die voor ten minste 50 procent is beteeld met gras dat blijkens het gebruik van de grond is bestemd om te worden gebruikt als veevoer door beweiding van de grond met dieren of door de winning van het gewas voor vervoedering aan dieren.

Artikel 2

Van het in artikel 4, derde lid, van het Besluit gebruik meststoffen gestelde verbod wordt in de periode van 1 februari 2012 tot en met 15 februari 2012 vrijstelling verleend voor het gebruik van drijfmest op grasland.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2012. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 januari 2012, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 februari 2012. Deze regeling vervalt met ingang van 16 februari 2012.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstellingsregeling vervroegd uitrijden 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 3 februari 2012

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

TOELICHTING

Door bijzondere weersomstandigheden in 2011 is het in sommige gevallen in dat jaar niet mogelijk geweest de dierlijke meststoffen die voor aanwending op grasland in dat jaar bedoeld waren, ook daadwerkelijk in dat jaar uit te rijden. Ingevolge artikel 4, derde lid, jo. vierde lid, van het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) loopt de periode waarin drijfmest mag worden gebruikt op grasland in 2012 voor het eerst vanaf 16 februari, in plaats van 1 februari in de voorgaande jaren. De combinatie van een overschot aan dierlijke meststoffen uit 2011 en de verkorting van de uitrijdperiode, kunnen in de praktijk problemen veroorzaken bij de opslag van die dierlijke meststoffen. Om die reden wordt nu vrijstelling verleend voor het gebruik van drijfmest op grasland in de periode van 1 februari 2012 tot en met 15 februari 2012. Omdat de overige voorschriften uit het Bgm over het gebruik van dierlijke meststoffen indien de bodem geheel of gedeeltelijk is bevroren of geheel of gedeeltelijk met sneeuw is bedekt, of indien de bovenste bodemlaag met water is verzadigd, onverkort van toepassing blijven, bestaan tegen deze vrijstelling geen overwegende milieukundig bezwaren. Voor het gebruik van vaste dierlijke meststoffen is 1 februari overigens als begindatum van de uitrijdperiode blijven gelden (artikel 4, eerste lid, Bgm).

De diensten van de Europese Commissie hebben nota genomen van het voornemen te voorzien in een uitzondering op het verbod op het gebruik van drijfmest op grasland in de periode van 1 februari 2012 tot en met 15 februari 2012.

In haar advies Aanwenden van mest (TCB A044-2008) geeft de Technische Commissie Bodem (TCB) aan dat het verkorten van de uitrijdperiode voor dierlijke mest in zowel voor- als najaar, het risico van uitspoeling van nutriënten verkleint. De belangrijkste overweging van de TCB hierbij is dat in het vroege voorjaar nog nauwelijks gewasgroei plaatsvindt, waardoor de nutriënten in de mest relatief lang op en in de bodem blijven en het risico van uitspoeling en afspoeling groot is.

In haar advies Wijziging Besluit gebruik meststoffen (TCB A049-2009) signaleert de TCB dat het voorstel de uitrijdperiode van drijfmest te laten beginnen op 16 februari, in overeenstemming is met dat advies. In zoverre is deze vrijstelling niet in overeenstemming met deze adviezen van de TCB.

Administratieve lasten

Aan de regeling zijn geen administratieve lasten verbonden.

Met de onderhavige regeling wordt afgeweken van de uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving dat nieuwe regelingen slechts op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober in werking treden en publicatie minimaal twee maanden voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling plaatsvindt. De reden voor de afwijking is gelegen in de, in het voorgaande toegelichte, noodzaak om spoedig de dierlijke meststoffen op grasland te kunnen aanwenden. Dit sluit aan bij de uitzondering op de vaste verandermomenten voor noodmaatregelen. Het verlenen van terugwerkende kracht is voorts gerechtvaardigd daar het een versoepeling van de voorschriften betreft. Mogelijke consequenties voor de rechtszekerheid van betrokkenen zijn ondervangen door vanaf 1 februari aan de doelgroep uitgebreide informatie over de vrijstelling te verstrekken.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

Naar boven