De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
Gelet op artikel 58, derde lid, van de Mijnbouwwet;
Besluit:
Artikel 1
Het tarief, bedoeld in artikel 58, eerste lid juncto derde lid, van de Mijnbouwwet,
voor het houden van een opsporingsvergunning voor de zeezijde bedraagt over 2012 voor:
-
a. het 1e tot en met 6e tijdvak € 238 per vierkante kilometer,
-
b. het 7e tot en met 9e tijdvak € 477 per vierkante kilometer, en
-
c. de volgende tijdvakken € 713 per vierkante kilometer.
Artikel 2
Het tarief, bedoeld in artikel 58, tweede lid juncto derde lid, van de Mijnbouwwet,
voor het houden van een winningsvergunning bedraagt over 2012 € 713 per vierkante
kilometer.
Artikel 3
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 4
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling oppervlakterechten Mijnbouwwet 2012.
Den Haag, 30 januari 2012
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M.J.M. Verhagen.
TOELICHTING
1. Algemeen
Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan artikel 58, derde lid, van de Mijnbouwwet.
Op grond van dit artikel stelt de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
jaarlijks de voor dat jaar geldende tarieven vast voor de oppervlakterechten die worden
geheven van houders van een opsporingsvergunning voor de zeezijde, alsmede van houders
van een winningsvergunning. De in het genoemde artikel bedoelde indexcijfers, aan
de hand waarvan de tarieven over 2012 zijn berekend, zijn door het Centraal Bureau
voor de Statistiek bekendgemaakt in het Statistisch Bulletin, 68e jaargang, no. 1, 5 januari 2012 en zijn te raadplegen op http://www.cbs.nl. Het percentage waarmee de tarieven over 2012 zijn verhoogd, is gelijk aan het op
één tiende van een procent afgeronde procentuele verschil tussen het indexcijfer der
lonen per 31 december 2010 (127,3) en het indexcijfer der lonen per 31 december 2011
(129,1), dus 1,4%. In het belang van de administratieve eenvoud zijn de tarieven over
2012 afgerond op hele euro’s.
2. Administratieve lasten
De regeling bevat geen informatieverplichtingen voor bedrijven en veroorzaakt geen
administratieve lasten.
3. Vaste verandermomenten
Met betrekking tot de inwerkingtreding en bekendmaking van deze regeling wordt met
toepassing van de eerste uitzonderingsgrond genoemd in het Kabinetsstandpunt inzake
Vaste Verandermomenten (Kamerstukken II, 2009/10, 29 515, nr. 309) afgeweken van de voorgeschreven vier vaste verandermomenten die gelden voor ministeriële
regelingen. Ingevolge artikel 58, derde lid, van de Mijnbouwwet dienen aan het begin
van elk kalenderjaar de voor dat jaar geldende tarieven voor de oppervlakterechten
te worden vastgesteld. Deze tarieven worden berekend aan de hand van het indexcijfer
der lonen, zoals dat gold op 31 december van het voorafgaande jaar. Daarom is het
niet mogelijk deze tarieven reeds aan het einde van het voorafgaande jaar te berekenen
zoals dat bij jaarlijks veranderende tarieven gebruikelijk is. Vanuit een oogpunt
van rechtszekerheid is het nodig dat de mijnbouwondernemingen zo spoedig mogelijk
na 1 januari van een nieuw jaar zekerheid krijgen over de tarieven die dat jaar betaald
moeten worden. Dit geldt te meer nu artikel 59, tweede lid, van de Mijnbouwwet voorschrijft
dat betrokken mijnbouwondernemingen uiterlijk op 1 april aangifte moeten doen. Het
betrokken bedrijfsleven en de met de heffing en invordering belaste inspecteur en
ontvanger van de belastingdienst zijn sinds de inwerkingtreding van de Mijnbouwwet
op 1 januari 2003 bekend en vertrouwd met deze jaarlijks terugkerende procedure.
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M.J.M. Verhagen.