Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie 2012/2014

Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 februari 2012 tot wijziging van het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie

UAW Nr. 11286

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van de vakraad voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij(en) ter ener zijde: MODINT;

Partij(en) ter andere zijde: FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie 1 wordt met inachtneming van dictum II als volgt gewijzigd:

A

De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd:

Artikel 1 komt te luiden:

‘Artikel 1: Werkingssfeer

  • 2. In Nederland gevestigde ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die één of meer van de in de leden 3 en 4 genoemde activiteiten uitoefenen of doen uitoefenen behoren tot de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie.

  • 3. Onder Textiel- en Tapijtindustrie moet worden verstaan:

    • a. het vervaardigen en/of doen vervaardigen van ééndimensionale in dikte variërende langgerekte structuren, zoals garens, band, touw en dergelijke door middel van het verwerken van dierlijke, plantaardige, halfsynthetische, synthetische en minerale vezels;

    • b. het, uitgaande van de onder a bedoelde structuren (bijvoorbeeld garens of vezels), vervaardigen en/of doen vervaardigen van tweedimensionale vlakke structuren, zoals weefsels, breisels, tapijt, netten en dergelijke, met uitzondering van papier;

    • c. het, uitgaande van de onder a bedoelde structuren (bijvoorbeeld garens of vezels), al dan niet met als tussenstap de onder b bedoelde activiteit, vervaardigen en/of doen vervaardigen van driedimensionale producten, zoals sokken, slangen en dergelijke;

    • d. het veredelen en/of doen veredelen van die structuren als bedoeld onder a, b en c, door middel van een bewerking/oppervlaktebewerking (dit is het aanpassen van eigenschappen en/of uiterlijk), zoals bleken, verven, drukken en finishen en coaten;

    • e. het be- en verwerken en/of doen be- en verwerken van textiele afvallen ten behoeve van hergebruik (recycling);

    • f. het bewerken en/of doen bewerken van kapok en dergelijk vezelmateriaal.

  • 4. Onder Mode- en Interieurindustrie moet worden verstaan:

    het vervaardigen en/of doen vervaardigen en/of het ver- en/of bewerken dan wel doen ver- en/of bewerken van kleding en/of kledingaccessoires en/of andere textielstukgoederen of hetgeen ter vervanging daarvan dient, zoals: gerubberd doek, plastic, leder, bont en dergelijke, tot een ge- of verbruiksvoorwerp dan wel halffabrikaten daarvan, met inbegrip van in Nederland gevestigde gordijnenateliers, behoudens gordijnenateliers die lid zijn van Centrale Branchevereniging Wonen (CBW), alles met uitzondering van ondernemingen:

    • a. waarin de verwerking geschiedt door detailhandelsondernemingen, die uitsluitend de in de detailhandel gebruikelijke bewerkingen verrichten;

    • b. die uitsluitend of in hoofdzaak eindprodukten vervaardigen, waarvan de verwerkte textielstukgoederen, of hetgeen ter vervanging daarvan dient, niet een overwegend bestanddeel uitmaken, zoals schoen-, matrassen- en meubelfabrieken;

    • c. die in hoofdzaak artikelen vervaardigen, terzake waarvan de CAO voor de lederwarenindustrie, dan wel de CAO voor zeilmakerijen, dekkledenvervaardiging, dekkledenverhuur, scheepstuigerijen en de scheepsbenodigdhedenhandel ‘SZS’, dan wel lid 3 van toepassing is;

    • d. die in hoofdzaak het maatkledingbedrijf uitoefenen.

    Van vervaardigen en/of doen vervaardigen en/of ver- en/of bewerken dan wel doen ver- en/of bewerken is sprake als een onderneming één of meer van de fasen van de voortbrengingscyclus (van ontwerp tot en met verzendklaar maken) van kleding, en/of kledingaccessoires en/of andere textielstukgoederen verricht en/of in zijn opdracht door derden laat verrichten.

  • 5. De Vakraad voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie, zoals bedoeld in artikel 2, onder 21 en artikel 55, de Stichting Opleidingsfonds voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie, zoals bedoeld in artikel 2, onder 21 en artikel 56 en het Sociaal Fonds Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie, zoals bedoeld in artikel 2, onder 21, en artikel 58 strekken zich uit tot ondernemingen die vallen onder artikel 1, leden 3 en 4.’

Artikel 2 komt te luiden:

‘Artikel 2: Definities

In deze CAO wordt verstaan onder:

3. Werkgever:

Iedere natuurlijke of rechtspersoon, die in zijn onderneming of afdeling(en) van zijn onderneming het Mode-, Interieur-, Tapijt- of Textielbedrijf uitoefent.

4. Werknemer:
  • a. Ieder, die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW met de werkgever heeft, met uitzondering van personen die geen werknemer zijn in de zin van de sociale verzekeringswetten en aldus niet verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen en personen die bestuurder zijn in de zin van het Burgerlijk Wetboek van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, alsmede met uitzondering van scholieren, vakantiewerkers en stagiaires.

    Een stagiaire is ieder die in het kader van het volgen van een opleiding elders, gedurende een bepaalde periode praktische ervaring in een onderneming opdoet.

  • b. Ieder, die als thuiswerker en als regel met niet meer dan twee vreemde hulpen werkt indien en voor zover hij gewoon is:

    • I. al het aangeboden werk mits het passende arbeid is dat binnen de wettelijke werkweek door de thuiswerker kan worden verricht, te aanvaarden;

    • II. al het aangeboden werk binnen een door de werkgever naar redelijkheid – dit is met inachtneming van de wettelijke arbeidstijden en de mogelijkheden van de thuiswerker – te bepalen termijn af te leveren;

    • III. het werk, althans in hoofdzaak, persoonlijk te verrichten, naar de door of namens de werkgever te geven aanwijzingen;

    • IV. zich te houden aan de met de werkgever overeengekomen vakantieperiode, waarbij vrijaf nemen buiten de vakantieperiode niet te verenigen is;

    • V. tenminste 40% van het wettelijk minimumloon te verdienen en uit dien hoofde onder de sociale verzekeringswetten te vallen.

5. Onderneming:

Een als zelfstandige eenheid optredende werkorganisatie in de Mode-, Interieur-, Tapijt- of Textielindustrie, waarin onder leiding arbeid wordt verricht.

6. Betalingsperiode:

Een kalendermaand of een periode van 4 weken.

7. Uurloon:

Het loon per uur in de onderscheiden leeftijdschalen en functiejarenschalen zoals genoemd in Bijlage III, dan wel het overeengekomen loon per uur.

8. Salaris:

Het uurloon vermeerderd met een eventuele persoonlijke toeslag.

9. Periode-inkomen:

Het salaris vermeerderd met het uurloon over meeruren, een eventuele ploegentoeslag en een vaste beloning voor structureel overwerk (niet zijnde de toeslag als bedoeld in artikel 26, leden 2 en 3 van de CAO).

10. Functievolwassen(en):

De leeftijd waarop in de betreffende functiegroep tenminste het uurloon bij 0 functiejaren moet worden gegeven.

11. Kalenderjaar:

Een aaneengesloten periode van 12 maanden, beginnende op 1 januari en eindigend op 31 december van enig jaar.

12. Week:

Een tijdvak van 7 maal 24 uur, welke aanvangt bij de eerste dienst die grotendeels of geheel op maandag valt.

13. Dienst/Werkdag:

De volgens het geldende dienstrooster voor de werknemer per etmaal aangegeven werktijd.

14. Dienstrooster:

Een regeling die aangeeft op welke dagen en tussen welke tijdstippen (groepen van) werknemers hun werkzaamheden dienen te verrichten.

15. Ploegendienst:

Onder ploegendienst wordt verstaan een stelsel, waarbij voor 2 of meer werknemers of groepen van werknemers verschillende arbeidstijden gelden, waarbij zij elkaar aflossen en van dienst wisselen.

Een stelsel, waarbij wel aflossing plaatsvindt, doch de arbeidstijden elkaar gedeeltelijk overlappen, wordt mede als ploegendienst beschouwd, tenzij tussen het begin van de arbeidstijd van de eerste groep en het einde van de arbeidstijd van de tweede groep niet meer dan 12 produktie-uren gelegen zijn. Daarbij wordt niet tot produktie-uren gerekend de tijd die door een deel van de betrokken werknemers wordt besteed aan werkzaamheden die het karakter hebben van voorbereiding tot de eigenlijke produktie.

16. OR (Ondernemingsraad):

Een vertegenwoordiging van werknemers in ondernemingen met tenminste 50 werknemers als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden (WOR).

17. PvT (Personeelsvertegenwoordiging):

Een vertegenwoordiging van werknemers in ondernemingen met minder dan 50 werknemers,waarvoor geen OR is ingesteld als bedoeld in de artikelen 35c, lid 1 en 35d, lid 1 van de WOR.

18. Personeelsvergadering:

Alle werknemers in ondernemingen met tenminste 10 werknemers maar minder dan 50 werknemers, die geen OR of PvT hebben ingesteld als bedoeld in artikel 35b, lid 1, van de WOR.

19. BW:

Burgerlijk Wetboek.

20. ATW:

Arbeidstijdenwet.

21. Bedrijfstakorganen Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie:

In deze CAO wordt verstaan onder:

  • a. Vakraad

    De Stichting Vakraad voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie, zoals bedoeld in artikel 55;

  • b. Sociaal Fonds Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie

    De Stichting Sociaal Fonds voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie, zoals bedoeld in artikel 58;

  • c. Bedrijfstakpensioenfonds voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie

    Het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie, zoals bedoeld in artikel 57, lid 1;

  • d. SAVAMITT

    De Stichting Aanvullende Voorzieningen bij Arbeidsongeschiktheid voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie, zoals bedoeld in de betreffende CAO.

  • e. SO MITT

    De Stichting Opleidingsfonds voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie, zoals bedoeld in artikel 56;’

Artikel 49 komt te luiden:

‘Artikel 49: Bedrijfsopleidingsplan (BOP) en scholingsverlof

  • 1. De werkgever kan op ondernemingsniveau in overleg met de ondernemingsraad/PvT/Personeelsvergadering een bedrijfsopleidingsplan (BOP) opstellen, gericht op alle werknemers (inclusief thuiswerk(st)ers), waarin afspraken kunnen worden gemaakt over scholingsactiviteiten en over de kosten en de tijd. De werkgever die geen OR/PvT/Personeelsvergadering heeft, dient eveneens te beschikken over een bedrijfsopleidingsplan.

  • 2. Indien de werkgever geen BOP wil afspreken heeft de werknemer per jaar recht op 3 dagen vrijaf met behoud van loon, dan wel het equivalent hiervan in geld, voor het volgen van een scholing die naar het oordeel van de werkgever in het belang is van de inzetbaarheid van de werknemer in of buiten de onderneming en die niet in de avonduren door de werknemer kan worden gevolgd, of voor een loopbaancheck/EVC-scan. De werknemer heeft in dit kader het recht en de plicht zelf met opleidingsvoorstellen te komen.

  • 3. De werknemer in de mode- en interieurindustrie (zie artikel 1, lid 4) heeft in de situatie, genoemd in lid 2, bovendien het recht om zelf ROS-subsidie aan te vragen bij het bestuur van de Vakraad voor een opleiding of scholing die hij wil volgen in het belang van de bedrijfstak.’

Artikel 59 is vervallen

Bijlage XIII wordt vernummerd tot Bijlage XIIIA en komt te luiden:

‘BIJLAGE XIIIA STATUTEN VAKRAAD VOOR DE MODE-, INTERIEUR-, TAPIJT- EN TEXTIELINDUSTRIE

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting Vakraad voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie, hierna te noemen de Vakraad.

  • 2. Zij heeft haar zetel te Zeist.

Artikel 2 Duur

De Vakraad is opgericht voor onbepaalde tijd.

Artikel 3 Doel

  • 1. De Vakraad heeft ten doel:

    Goede sociale verhoudingen in de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie te bevorderen, in het bijzonder door het geven van leiding aan de uitvoering en toepassing van de bepalingen van de CAO voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie.

  • 2. De Vakraad tracht haar doel te bereiken door:

    • a. als bevoegd orgaan op te treden bij de interpretatie van de telkens voor de bedrijfstak geldende collectieve arbeidsovereenkomst;

    • b. als uitvoerend orgaan op te treden op het terrein van de arbeidsverhoudingen, de arbeidsomstandigheden en vakopleidingen in de bedrijfstak, alsmede de taken te verrichten die bij de voor de bedrijfstak geldende CAO aan de Vakraad zijn opgedragen en die activiteiten te verrichten die nodig zijn om een juiste naleving van de CAO in de bedrijfstak te bewerkstelligen;

    • c. waar mogelijk, als representatief orgaan ten behoeve van de gehele bedrijfstak op te treden tegenover de overheid en andere daarvoor in aanmerking komende instanties, door hetzij desgevraagd hetzij eigener beweging een standpunt te bepalen casu quo adviezen te geven ten aanzien van onderwerpen, welke rechtstreeks of zijdelings verband houden met het terrein van de arbeid(sverhoudingen) in deze bedrijfstak;

    • d. als adviserend en voorlichtend orgaan op te treden tegenover de werkgevers en werknemers in de bedrijfstak met betrekking tot aangelegenheden op het terrein van de arbeidsverhoudingen;

    • e. als orgaan van overleg, niet zijnde CAO-overleg, de arbeidsmarktsituatie en de werkgelegenheid in de mode-, interieur-, tapijt- en textielindustrie, wordt besproken, hetgeen voor de goede verhoudingen en voor de goede gang van zaken in de bedrijfstak van belang kan zijn;

    • f. het (laten) verzamelen van statistische gegevens en (laten) verrichten en publiceren van onderzoek op het op het terrein van de arbeidsverhoudingen, voorzover bepaalde werkzaamheden van de Vakraad daartoe aanleiding geven;

    • g. het aanvragen van of bemiddeling verlenen ter verkrijging van subsidies of andere financiële middelen en het verstrekken van financiële bijdragenin verband met publicitaire doeleinden voor de bedrijfstak, in relatie tot de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, om het positieve imago van de bedrijfstak te handhaven of te verbeteren;

    • h. als geschillencommissie voorzover dat bij de telkens geldende CAO voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie aan de Vakraad is opgedragen – en ook overigens – te trachten geschillen, welke tussen werkgevers en werknemers in de bedrijfstak naar aanleiding van de bepalingen van de CAO ontstaan, op te lossen, hetzij door bemiddeling, hetzij bij wijze van beslechting;

    • i. het drukken en verspreiden van CAO-boekjes ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de bedrijfstak;

    • j. het formuleren en vaststellen van het opleidings- en scholingsbeleid betrekking hebbende op vakopleidingen en/of employability en gericht op de arbeidsverhoudingen in de mode-, interieur-, tapijt- en textielindustrie ten behoeve van werknemers en werkgevers in de bedrijfstak;

    • k. het bevorderen, opzetten en doen organiseren van opleidingen en/of cursussen met inbegrip van projecten betrekking hebbende op vakopleidingen en/of employability en gericht op de arbeidsverhoudingen in de mode-, interieur-, tapijt- en textielindustrie ten behoeve van werknemers alsmede werkgevers in de bedrijfstak;

    • l. het verstrekken van bijdragen ter bestrijding van, of tegemoetkoming, in de gemaakte kosten voor opleiding, onderwijs, vorming en her-, om- en bijscholing;

    • m. door het toezicht houden op en het coördineren van de bestuurlijke activiteiten van de volgende stichtingen bij de CAO voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie:

      • de stichting Sociaal Fonds voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindusrie;

      • de Stichting Opleidingsfonds voor de mode-, interieur-, tapijt- en textielindustrie

  • 3. Met betrekking tot lid 2, sub a t/m m, treedt de Vakraad niet in aangelegenheden die zijn voorbehouden aan de onderhandelingen van partijen bij de CAO of die behoren tot de dagelijkse werkingssfeer van andere paritaire bedrijfstakorganen.

  • 4. De bijdragen bedoeld in lid 2, sub l, worden krachtens bestuursbesluit verstrekt.

    De voorwaarden ter verkrijging van de bijdragen zijn vastgelegd in een desbetreffend bij deze statuten behorend bestuursreglement, waarvan de bepalingen door het bestuur bij zijn besluitvorming in acht zullen worden genomen.

  • 5. Om in aanmerking te komen voor een bijdrage dient de subsidieverzoekende instelling hiertoe een verzoek in te dienen bij het bestuur voorzien van een begroting, die moet zijn gespecificeerd naar een of meer van de in lid 2 genoemde bestedingsdoelen.

    Voorts zal door de subsidieverzoekende instelling jaarlijks aan het bestuur van de Vakraad verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen middelen worden afgelegd. De ontvangen verantwoording dient te zijn voorzien van een door een registeraccountant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring. De verantwoording en de accountantsverklaring dienen te zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen genoemd in lid 2 en maken een geïntegreerd onderdeel uit van het (financieel) verslag van de Vakraad.

Artikel 4:

De geldmiddelen van de Vakraad bestaan uit:

door de Stichting Sociaal Fonds voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie verstrekte geldmiddelen; alle andere op enigerlei wijze te verkrijgen gelden.

Artikel 5 Bestuur en einde bestuurslidmaatschap

  • 1. Het bestuur van de Vakraad bestaat uit 8 natuurlijke personen.

  • 2. De bestuursleden worden benoemd als volgt:

    • door de te Zeist gevestigde vereniging: ‘MODINT, ondernemersorganisatie voor mode, interieur, tapijt en textiel’ worden vier bestuurders benoemd;

    • door de te Amsterdam gevestigde vereniging: ‘FNV Bondgenoten’ wordt één bestuurder benoemd;

    • door de te Houten gevestigde vereniging: ‘CNV Vakmensen’ wordt één bestuurder benoemd; en

    • door de te Culemborg gevestigde vereniging: ‘De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening’ wordt één bestuurder benoemd

    • door de gezamenlijke werknemersorganisaties wordt één bestuurder benoemd.

  • 3. Voor ieder bestuurslid kan een plaatsvervanger worden benoemd, op dezelfde wijze als het betreffende te vervangen bestuurslid is benoemd. Een bestuurslid kan zich steeds door zijn plaatsvervanger doen vervangen. Waar hierna wordt gesproken van bestuurslid, wordt daarmee ook de plaatsvervanger bedoeld. De bevoegdheden van de plaatsvervanger gaan pas in bij daadwerkelijke vervanging.

  • 4. Het bestuur wijst jaarlijks uit zijn midden, zowel van werkgevers- als van werknemerszijde een voorzitter en en vice-voorzitter/secretarisaan, waarvan de een als voorzitter en de ander als vice-voorzitter/secretaris fungeert.

  • 5. In even kalenderjaren wordt de fungerend voorzitter gekozen uit de vertegenwoordigers van de werknemers en de fungerend vice-voorzitter/secretaris uit de vertegenwoordigers van de werkgevers

  • 6. In oneven kalenderjaren wordt de fungerend voorzitter gekozen uit de vertegenwoordigers van de werkgevers en de fungerend vice-voorzitter/secretaris uit de vertegenwoordigers van de werknemers.

  • 7. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door overlijden of door schriftelijk bedanken van het lid. Het lidmaatschap eindigt eveneens, indien de organisatie die het betreffende bestuurslid heeft benoemd, deze benoeming intrekt en daarvan schriftelijk kennis heeft gegeven aan alle overige zittende bestuursleden.

Artikel 6 Bevoegdheden bestuur

  • 1. De Vakraad wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het gehele bestuur en door de fungerend voorzitter en secretaris tezamen.

  • 2. Het bestuur kan volmacht verlenen aan één of meer bestuursleden, alsook aan derden, om de Vakraad binnen de grenzen van de volmacht te vertegenwoordigen.

  • 3. Het bestuur is belast met het bestuur van de zaken van de Vakraad en het beheer van haar vermogen.

  • 4. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, tot het sluiten van overeenkomsten waarbij de Vakraad zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

Artikel 7 Bureau

  • 1. De uitvoering van door het bestuur genomen besluiten, het voeren van de correspondentie, de samenstelling van de verslaggeving van vergaderingen, samenstelling van rapporten enzovoorts geschiedt door een door het bestuur daartoe ingesteld bureau.

  • 2. De leiding van het bureau berust bij een door het bestuur buiten zijn midden benoemde directeur.

    De vergoeding alsmede de instructie voor de werkwijze van het bureau worden door het bestuur vastgesteld.

  • 3. De directeur woont de vergaderingen van het bestuur en voor zoveel nodig van de in artikel 8. genoemde commissies bij.

  • 4. Het bestuur kan, onder behoud van zijn verantwoordelijkheid, de behandeling van bepaalde aangelegenheden aan het bureau opdragen en zijn bevoegdheden ten aanzien van bepaalde onderwerpen voorwaardelijk of niet voorwaardelijk aan het bureau delegeren.

Artikel 8 Commissies

  • 1. Het bestuur kan bepaalde onderdelen van zijn taak onder zijn verantwoordelijkheid delegeren aan door hem in te stellen permanente commissies of commissies ad hoc, hetzij voor bepaalde naar de aard der ondernemingen begrensde delen van de bedrijfstak, hetzij voor bepaalde regionaal begrensde delen van de bedrijfstak, hetzij voor bepaalde onderwerpen.

  • 2. De commissies zullen bij voorkeur bestaan uit één of meer leden van het bestuur met dien verstande, dat de commissies paritair zullen zijn samengesteld uit werkgevers- en werknemers-vertegenwoordigers, tenzij het bestuur anders besluit.

  • 3. Het bestuur stelt voor iedere commissie een taakomschrijving en – zo nodig – een instructie vast.

Artikel 9 Vergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert tenminste eenmaal per jaar en voorts zo dikwijls als de fungerende voorzitter en secretaris of twee bestuursleden of de directeur van het bureau dit nodig achten.

  • 2. De wijze en de termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.

  • 3. Plaatsvervangers hebben het recht om bij vergaderingen van het bestuur aanwezig te zijn.

  • 4. De leden van het bestuur ontvangen voor het bijwonen van een vergadering een vergoeding van reiskosten, alsmede een vacatie ten laste van de Vakraad volgens door het bestuur daartoe vast te stellen regelen.

Artikel 10 Besluitvorming

  • 1. Elk bestuurslid heeft in een vergadering één stem indien het aantal aanwezige werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers even groot is.

    Is dit niet het geval dan heeft elk bestuurslid aan werkgeverszijde zoveel stemmen als er bestuursleden aan werknemerszijde aanwezig zijn en elk bestuurslid aan werknemerszijde zoveel stemmen als er bestuursleden aan werkgeverszijde aanwezig zijn. De directeur van het bureau, bedoeld in artikel 7, heeft een adviserende stem.

  • 2. Voor zover deze statuten niet anders bepalen, besluit het bestuur bij gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin tenminste de helft van het aantal bestuursleden, behorende tot de vertegenwoordigers van de werkgevers, en tenminste de helft van het aantal bestuursleden, behorende tot de vertegenwoordigers van de werknemers, aanwezig zijn.

    Indien in een vergadering geen besluit genomen kan worden omdat het voorgeschreven aantal bestuursleden niet aanwezig is, wordt zo spoedig mogelijk een volgende vergadering bijeen geroepen of wordt schriftelijk buiten een vergadering een besluit genomen.

    In de volgende vergadering kan het betreffende besluit worden genomen ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, mits met tenminste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen.

  • 3. Over personen wordt uitsluitend ter vergadering schriftelijk gestemd bij gesloten en ongetekende briefjes en over zaken wordt ter vergadering hoofdelijk en mondeling gestemd, tenzij tot schriftelijke stemming wordt besloten.

  • 4. Bij het bepalen van het aantal geldig uitgebrachte stemmen worden blanco en ongeldige stemmen niet meegerekend.

  • 5. Bij staking van stemmen wordt in een zo spoedig mogelijk daarna te houden volgende vergadering opnieuw over hetzelfde onderwerp gestemd; staken de stemmen dan wederom, dan wordt het onderwerp van de agenda afgevoerd wanneer de stemming zaken betreft en beslist het lot wanneer de stemming personen betreft.

  • 6. Besluiten kunnen ook buiten vergaderingen worden genomen, mits schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle bestuursleden.

  • 7. Het bestuur kan zich voor zijn besluitvorming van extern deskundig advies voorzien. Deze deskundigen hebben een adviserende stem.

Artikel 11 Geheimhoudingsplicht

De leden van het bestuur, de leden van de commissies, de directeur en zij die uit anderen hoofde aan bestuursvergaderingen of -werkzaamheden deelnemen, zijn tegenover derden verplicht tot geheimhouding ten aanzien van alle gegevens, hun in hun vorenbedoelde kwaliteit medegedeeld, waarvoor hun geheimhouding is opgelegd of waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat geheimhouding is vereist.

Artikel 12 Boekjaar en begroting

  • 1. Het boekjaar loopt gelijk met het kalenderjaar.

  • 2. Het bestuur stelt jaarlijks over het boekjaar een begroting van inkomsten en uitgaven van de Vakraad op. De begroting wordt ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de bestedingsdoelen als bedoeld in artikel 3 en de herkomst van de geldmiddelen als bedoeld in artikel 4. De begroting is beschikbaar voor de bij de Vakraad betrokken werkgevers en werknemers.

  • 3. Voor de goedkeuring van de begroting is een meerderheid vereist van drievierde van de uitgebrachte stemmen van leden die door de werkgeversorganisaties zijn aangewezen en drievierde van de uitgebrachte stemmen van leden die door de werknemersorganisaties zijn aangewezen.

Artikel 13 Rekening, verantwoording en jaarstukken

  • 1. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de Vakraad zodanige aantekeningen te (doen) houden dat daaruit te allen tijde haar financiële rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.

  • 2. Binnen zes maanden na afloop van een boekjaar wordt door het bestuur een (financieel) verslag over het afgelopen boekjaar opgemaakt, waarin het bestuur rekenschap aflegt van het gevoerde beleid. Het (financieel) verslag wordt ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de bestedingsdoelen van artikel 3.

  • 3. Nadat het in lid 2 genoemde (financieel) verslag door een door het bestuur te benoemen registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, blijkens een door hem uitgebracht schriftelijk rapport, is gecontroleerd, wordt het (financieel) verslag door het bestuur vastgesteld en ten blijke daarvan door de voorzitter en de secretaris ondertekend. Uit het (financieel) verslag en de accountantsverklaring moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen van artikel 3 zijn gedaan.

  • 4. Het bestuur is verplicht het (financieel) verslag en de accountantsverklaring tenminste zeven jaren te bewaren.

  • 5. De geldmiddelen van de Vakraad worden onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur beheerd door de directeur.

  • 6. Het (financieel) verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de Vakraad betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. bij het in artikel 7 genoemde bureau van de Vakraad;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 7. Het (financieel) verslag en de accountantsverklaring worden toegezonden aan de in artikel 5, tweede lid, genoemde organisaties en op aanvraag aan de bij de Vakraad betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 14 Reglementen

  • 1. Het bestuur kan reglementen vaststellen en wijzigen.

    Reglementen mogen echter geen bepalingen inhouden die in strijd zijn met de wet of met de statuten.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van een reglement is het bepaalde in artikel 16, 3e en 4e lid, van toepassing.

Artikel 15 Wijziging van de statuten en ontbinding van de stichting

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van de Vakraad.

  • 2. De Vakraad wordt bovendien ontbonden indien de doelstellingen van de statuten zijn bereikt of niet meer bereikt kunnen worden; voorts door haar insolventie nadat zij in staat van faillissement is verklaard of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel, zomede door gerechtelijke uitspraak in de bij de wet genoemde gevallen.

  • 3. Een besluit tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van de Vakraad kan slechts worden genomen met een meerderheid van tenminste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin alle bestuursleden aanwezig zijn of door een schriftelijk gemachtigde zijn vertegenwoordigd.

    Indien het een voorstel tot statutenwijziging betreft, dient de volledige tekst van de voorgestelde wijziging bij de oproepingsbrief voor de vergadering te worden gevoegd.

  • 4. Een statutenwijziging vindt op straffe van nietigheid plaats bij notariële akte. Tot het doen verlijden van die akte is ieder bestuurslid, dan wel de directeur van het bureau bevoegd onder overlegging van een uittreksel uit de notulen van de betreffende vergadering.

  • 5. Bij ontbinding van de Vakraad is het bestuur belast met de vereffening, tenzij daartoe bij het bestuursbesluit tot ontbinding anderen zijn aangewezen.

  • 6. De Vakraad blijft na haar ontbinding voortbestaan indien en voorzover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.

  • 7. Gedurende de vereffening blijven de statuten voor zoveel mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die alsdan van de Vakraad uitgaan, moet aan de naam worden toegevoegd: in liquidatie.

  • 8. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van de Vakraad zal worden gegeven, met dien verstande dat het saldo zal worden aangewend voor een doel, zoveel mogelijk in overeenstemming met het doel van de Vakraad.

Artikel 16 Inschrijving in het handelsregister

  • 1. Het bestuur is verplicht de stichting te doen inschrijven in het handelsregister, gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken binnen welker gebied de stichting haar zetel heeft en een authentiek afschrift van de akte, dan wel een authentiek uittreksel van de acte bevattende de statuten, ten kantore van dat register neer te leggen.

  • 2. Het bestuur draagt er zorg voor dat in bedoeld register steeds wordt ingeschreven, de naam, de voornamen, de woonplaats en het adres alsmede de geboortedatum van alle bestuursleden en andere personen, die de Vakraad kunnen vertegenwoordigen.

Artikel 17 Slotbepaling

In alle gevallen waarin de statuten of reglementen van de Vakraad niet voorzien, beslist het bestuur.’

Na Bijlage XIIIA wordt een nieuwe Bijlage XIIIB ingevoegd die komt te luiden:

‘BIJLAGE XIIIB REGLEMENT R.O.S. ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, LID 4 VAN DE STATUTEN VAN DE STICHTING VAKRAAD VOOR DE MODE-, INTERIEUR-TAPIJT- EN TEXTIELINDUSTRIE

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

de werkgever:

de als werkgever gekwalificeerde natuurlijke of rechtspersoon als bedoeld in artikel artikel 2, onder 3, jo. artikel 1, lid 4 van de CAO voor de de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie;

de werknemer:

ieder in de leeftijd van 15 tot 65 jaar die werkzaam is als werknemer in de zin van artikel 2, onder 4, van de CAO voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie;

de cursist:

degene die een cursus volgt bij een door het Bestuur aangewezen of erkende instelling;

de aanvrager:

de werkgever, respectievelijk de werknemer, respectievelijk de door het Bestuur als zodanig te erkennen of aan te wijzen instelling of organisatie;

het jaarinkomen:

de door de werkgever op jaarbasis in zijn onderneming uitbetaalde loonsom waarover de heffing voor het Sociaal Fonds als bedoeld in artikel 58 van de CAO plaatsvindt;

het Bestuur:

het Bestuur van de Vakraad voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie

de Stichting:

de Stichting Vakraad voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie;

de Statuten:

de Statuten van de Stichting Vakraad voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie

het Bureau:

het door het Bestuur ingevolge artikel 7 van de Statuten ingestelde Bureau;

uitkering:

een in artikel 3, lid 1, onder l. van de Statuten bedoelde bijdrage.

Artikel 2 Uitkering, aanvragen, weigering, beroep

  • a. De aanvrager die aanspraak maakt op een uitkering van de Stichting op grond van artikel 3, lid 2, onder l. van de Statuten dient op een daartoe door het Bureau aan te geven wijze een naar inhoud en kosten gemotiveerde en duidelijk omschreven aanvraag tot het Bureau te richten.

  • b. De aanvraag ten behoeve van instellingen van onderwijs dient, voor de in het bepaalde van artikel 4, onder 3 a en 3 b bedoelde omstandigheden, vóór het kalenderjaar, waarin met de in artikel 3, lid 2, onder l. van de Statuten bedoelde activiteiten zal worden begonnen, bij het Bureau te worden ingediend.

    De aanvraag ten behoeve van de werkgever dient, voor de in het bepaalde van artikel 4, onder 1a. bedoelde omstandigheden, in beginsel in het kalenderjaar waarin met het volgen van de opleiding zal worden begonnen en in ieder geval binnen twee maanden na afloop van de cursus met de verplichte bijlagen bij het Bureau te zijn ingediend.

    De aanvraag ten behoeve van de werknemer dient, voor de in het bepaalde van artikel 4, onder 2a. bedoelde omstandigheden, in beginsel in het kalenderjaar waarin met het volgen van de opleiding zal worden begonnen en in ieder geval binnen twee maanden na afloop van de cursus met de verplichte bijlagen bij het Bureau te zijn ingediend.

  • c. Op de aanvraag wordt ten spoedigste door het Bestuur bij bestuursbesluit of – ingeval van de delegatie – door het Bureau beslist binnen de in het kalenderjaar ter beschikking staande of ter beschikking komende middelen.

    Weigering van een aanvraag geschiedt onder opgave van de daartoe strekkende gronden. De aanvrager heeft het recht zich gemotiveerd tegen een weigering te verzetten bij het Bestuur. Het Bestuur beslist vervolgens op het verzet, al dan niet gehoord de aanvrager.

    Het Bestuur kan op grond van het begrote of feitelijke totale uitkeringsniveau besluiten dat verdere uitkeringen in het betrokken jaar niet verantwoord zijn of gekort dienen te worden

Artikel 3

  • a. De Stichting c.q. het Bureau verstrekt de toegezegde uitkering op verzoek van de aanvrager door overmaking van het uitkeringsbedrag op de rekening van de aanvrager.

    Uit het verzoek van de aanvrager dient te blijken dat tot één of meer van de in artikel 3 lid 2 onder l van de Statuten bedoelde activiteiten is overgegaan.

  • b. De Stichting c.q. het Bureau verstrekt de uitkeringen – behoudens wegens bijzondere omstandigheden alsmede in de onder c. vermelde situatie – zo spoedig mogelijk ten laste van het kalenderjaar, waarin het in artikel 2, onder a. bedoelde verzoek is ontvangen.

  • c. Betaling van de uitkering aan een werkgever geschiedt niet zolang de in het lopende kalenderjaar door deze verschuldigde bijdrage niet aan het Sociaal Fonds voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie is voldaan.

  • d. De aanspraak op uitkering, ook in geval deze op grond van het bepaalde onder c. is opgeschort, vervalt 2 jaar na het verstrijken van het jaar waarin de uitkering is toegezegd.

Artikel 4 Uitkeringsvoorwaarden

Uitkeringen worden – indien het Bestuur concludeert dat de beoogde activiteiten als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder l. van de Statuten passen binnen de algemene doelstellingen ten bate van de Nederlandse Mode- en Industrie – per aanvraag verstrekt onder de navolgende omstandigheden en voorwaarden:

  • 1.

    • a. De door de werkgever betaalde cursussen die door de betrokken werknemers zijn gevolgd in het belang van de onderneming, dienen deel uit te maken van een actueel bedrijfsopleidingsplan dat door de werkgever in overleg met de ondernemingsraad of na overleg met de personeelsvergadering is vastgesteld.

    • b. Kosten van door de werkgever betaalde cursussen die door de betrokken werknemers zijn gevolgd in het belang van de onderneming, kunnen tot maximaal 50% worden vergoed. Indien uit andere bronnen middelen zijn/worden toegezegd of verstrekt, wordt de vergoeding gemaximeerd tot maximaal 50% van de in aanmerking komende kosten minus subsidie(s) uit die andere bronnen.

  • 2.

    • a. De door de werknemer betaalde cursussen dienen door hem te zijn gevolgd in het belang van de onderneming of de bedrijfstak. Terzake van eenzelfde cursus kan slechts één partij, de werkgever of de werknemer, een aanvraag voor een uitkering indienen.

    • b. Kosten van door de werknemer betaalde cursussen die zijn gevolgd in het belang van de onderneming of de bedrijfstak, kunnen tot maximaal 50% worden vergoed. Indien uit andere bronnen middelen zijn/worden toegezegd of verstrekt, wordt de vergoeding gemaximeerd tot maximaal 50% van de subsidiabele kosten minus subsidie(s) uit die andere bronnen.

  • 3.

    • a. Kosten van instellingen van onderwijs in de bedrijfstak ten behoeve van ‘upgrading’ van het niveau van het onderwijs aan cursisten, respectievelijk van (de) onderwijskrachten kunnen tot maximaal 50% van de daaraan verbonden kosten worden vergoed. Indien uit andere bronnen middelen zijn/worden toegezegd of verstrekt, wordt de vergoeding gemaximeerd tot maximaal 50% van de in aanmerking komende kosten minus subsidie(s) uit die andere bronnen.

    • b. Voor het starten van nieuwe collectieve projecten in de sfeer van opleiding, onderwijs, vorming en scholing, her- en bijscholing kan een door het Bestuur vast te stellen aanloopsubsidie worden verstrekt. Indien uit andere bronnen middelen zijn/worden toegezegd of verstrekt, wordt de aanloopsubsidie gemaximeerd tot maximaal 50% van de subsidiabele kosten minus subsidie(s) uit de andere bronnen.

Artikel 5 Bestedingsverplichting

De aanvrager aan wie een uitkering is toegezegd of verstrekt dient de uitkering te besteden overeenkomstig het/de in de aanvraag vermelde doel/bestemming. Afhankelijk van de aard van de kosten kan de uitkering verstrekt worden op declaratiebasis dan wel als subsidie.

Indien aan een instelling subsidie is toegekend op op grond van het bepaalde in artikel 4, legt de instelling verantwoording af over de besteding van de middelen door middel van een schriftelijke door een accountant goedgekeurde verklaring. De verantwoording wordt ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de indeling van de begroting. De verklaring van de instelling maakt een geïntegreerd onderdeel uit van het (financieel) jaarverslag van het fonds.

De Stichting is bevoegd niet of niet juist bestede uitkeringen bij de aanvrager geheel of gedeeltelijk op eerste vordering, zonder gerechtelijke tussenkomst terug te vorderen.

Artikel 6 Verstrekking gegevens door aanvrager

De aanvrager is verplicht aan het Bestuur en/of het Bureau de door hen gevraagde gegevens voor de beoordeling van een aanvraag om uitkering onverwijld en volledig te verstrekken.

De door de aanvrager te verstrekken of verstrekte gegevens worden uitsluitend gebruikt voor de in dit reglement beoogde doeleinden.

Artikel 7 Controle bevoegdheid

Het Bestuur en het Bureau hebben de bevoegdheid om ter zake van het bepaalde in artikel 6 controle bij de aanvrager uit te oefenen. Deze controle kan ook tussentijds – bijvoorbeeld tijdens de duur van een project etc. – plaatsvinden. De aanvrager is gehouden daaraan zijn loyale medewerking te verlenen.

Artikel 8:

Het Bureau verstrekt halfjaarlijks aan het Bestuur een overzicht van de ingediende aanvragen en de stand van de verwerking daarvan.

Artikel 9 Onvoorziene gevallen

Het Bestuur is bevoegd in onvoorziene gevallen te beslissen of af te wijken van het in dit reglement bepaalde.’

Bijlage XIVA komt te luiden:

‘BIJLAGE XIV A STATUTEN SOCIAAL FONDS VOOR DE MODE-, INTERIEUR-, TAPIJT-, EN TEXTIELINDUSTRIE

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting Sociaal Fonds voor de Mode- Interieur- Tapijt- en Textielindustrie, hierna te noemen het Sociaal Fonds.

  • 2. Zij heeft haar zetel te Zeist.

Artikel 2 Duur

Het Sociaal Fonds is opgericht voor onbepaalde tijd.

Artikel 3 Doel

  • 1. Het Sociaal Fonds heeft ten doel:

    • A. A. Het innen, beheren en distribueren van gelden ter financiering van de gemaakte kosten:

      • a. van het Sociaal Fonds;

      • b. van de Vakraad voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie (Vakraad MITT), zoals genoemd in artikel 55 van de CAO voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie;

      • c. van de stichting Opleidingsfonds voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie (SO MITT), zoals genoemd in artikel 56 van de CAO voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie

      • d. voor de werkzaamheden/activiteiten van de werkgevers- en werknemersorganisaties in verband met:

        • 1. het bewerkstelligen van een juiste naleving van de CAO;

        • 2. het nakomen van verplichtingen die voortvloeien uit deze CAO;

        • 3. het bestuurlijke en financiële beheer van organen onder lid 1 A, sub a t/m c;

        • 4. het geven van informatie, voorlichting en advies over arbeidsvoorwaarden en opleidingsmogelijkheden in de bedrijfstak, wettelijke regelingen en CAO-regelingen inzake arbeidsomstandigheden en arbobeleid, een juiste uitvoering van de medezeggenschap (OR/PVT/PV), reorganisaties en sociale plannen;

        • 5. het verrichten en publiceren van onderzoek naar de gevolgen van de door CAO-partijen gemaakte afspraken;

        • 6. scholings-, vormings- en ontwikkelingswerk tbv werkgevers en werknemers teneinde een goede werking van de arbeidsmarkt in de bedrijfstak te bewerkstelligen en de employability van de werknemers in de bedrijfstak te verbeteren;

        • 7. het bewerkstelligen van een vergroting van de participatie op de arbeidsmarkt en een beter functioneren van de arbeidsmarkt in het algemeen;

        • 8. publicitaire activiteiten over de bedrijfstak in relatie tot arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden om een positief imago van de sector te handhaven of te verbeteren; en

        • 9. het bewerkstelligen van een goede kinderopvang in de bedrijfstak;

        • 10. de belangenbehartiging van in beginsel elke werkgever en werknemer in de mode-, interieur- tapijt- en textielindustrie voorzover betrekking hebbende op de arbeidsverhoudingen, niet zijnde CAO-overleg.

    • B. Het aanvragen van of bemiddeling verlenen ter verkrijging van subsidies of andere financiële middelen in het belang van de mode-, interieur-, tapijt- en textielindustrie.

  • 2. Voor zoveel nodig worden de voorwaarden ter verkrijging van bijdragen vastgelegd in een desbetreffend bij deze statuten behorend reglement, waarvan de bepalingen door het bestuur bij zijn besluitvorming in acht zullen worden genomen.

  • 3. Onderdeel van het Sociaal Fonds zijn de geoormerkte gelden, genaamd ‘Werkgelegenheidsfonds Tapijt en Textiel’, waarvan de gelden bestemd worden voor promotie- en werkgelegenheidsprojecten in de tapijt- en textielindustrie in relatie tot arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden om een positief imago van de sector te handhaven of te verbeteren.

Artikel 4 Geldmiddelen

De geldmiddelen van het Sociaal Fonds bestaan uit:

  • a. bijdragen van werkgevers en werknemers in de mode-, interieur-, tapijt- en textielindustrie volgens artikel 58 van de CAO voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie,

  • b. alle andere op enigerlei wijze te verkrijgen gelden.

  • c. in zover de kosten van het Sociaal Fonds niet op andere wijze worden gedekt, zullen zij voor de helft betaald worden door de MODINT, ondernemersorganisatie voor mode, interieur, tapijt en textiel en voor de helft door de drie hierna te noemen werknemersorganisaties.

Artikel 5 Bestuur en einde bestuurslidmaatschap

  • 1. Het bestuur van het Sociaal Fonds bestaat uit acht natuurlijke personen.

  • 2. De bestuursleden worden benoemd als volgt:

    • door de te Zeist gevestigde vereniging: ‘MODINT, ondernemersorganisatie voor mode, interieur, tapijt en textiel’ worden vier bestuurders benoemd;

    • door de te Amsterdam gevestigde vereniging: ‘FNV Bondgenoten’ wordt één bestuurder benoemd;

    • door de te Houten gevestigde vereniging ‘CNV Vakmensen’ wordt één bestuurder benoemd;

    • door de te Culemborg gevestigde vereniging: ‘De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening’ wordt één bestuurder benoemd; en

    • één lid wordt benoemd door de gezamenlijke werknemersorganisaties.

  • 3. Voor ieder bestuurslid kan een plaatsvervanger worden benoemd, op dezelfde wijze als het betreffende te vervangen bestuurslid is benoemd. Een bestuurslid kan zich steeds door zijn plaatsvervanger doen vervangen. Waar hierna wordt gesproken van bestuurslid, wordt daarmee ook de plaatsvervanger bedoeld. De bevoegdheden van de plaatsvervanger gaan pas in bij daadwerkelijke vervanging.

  • 4. Het bestuur wijst jaarlijks uit zijn midden twee voorzitters aan, waarvan de een als voorzitter en de ander als vice-voorzitter fungeert.

    In oneven kalenderjaren wordt de fungerend voorzitter gekozen uit de vertegenwoordigers van de werkgevers en de fungerend vice-voorzitter uit de vertegenwoordigers van de werknemers.

    In even kalenderjaren wordt de fungerend voorzitter gekozen uit de vertegenwoordigers van de werknemers en de fungerend vice-voorzitter uit de vertegenwoordigers van de werkgevers.

  • 5. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door overlijden of door schriftelijk bedanken van het lid. Het lidmaatschap eindigt eveneens, indien de organisatie die het betreffende bestuurslid heeft benoemd, deze benoeming intrekt en daarvan schriftelijk kennis heeft gegeven aan alle overige zittende bestuursleden.

Artikel 6 Bevoegdheden bestuur

  • 1. Het Sociaal Fonds wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het gehele bestuur en door de fungerend voorzitter en vice-voorzitter tezamen. Het bestuur kan volmacht verlenen aan één of meer bestuursleden, alsook aan derden, om het Sociaal Fonds binnen de grenzen van de volmacht te vertegenwoordigen.

  • 2. Het bestuur is belast met het bestuur van de zaken van het Sociaal Fonds en het beheer van haar vermogen.

  • 3. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het reglement van het Sociaal Fonds. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstellingen van het Sociaal Fonds.

Artikel 7 Bureau

  • 1. De voorbereiding en uitvoering van door het bestuur genomen besluiten, het voeren van de correspondentie, de samenstelling van de verslaggeving van vergaderingen, samenstelling van rapporten enzovoorts geschiedt door een door het bestuur daartoe ingesteld bureau.

  • 2. De leiding van het bureau berust bij een door het bestuur buiten zijn midden benoemde directeur.

    De vergoeding alsmede de instructie voor de werkwijze van het bureau worden door het bestuur vastgesteld.

  • 3. De directeur woont de vergaderingen van het bestuur en voor zoveel nodig van de in artikel 8. genoemde commissies bij.

  • 4. Het bestuur kan, onder behoud van zijn verantwoordelijkheid, de behandeling van bepaalde aangelegenheden aan het bureau opdragen en zijn bevoegdheden ten aanzien van bepaalde onderwerpen voorwaardelijk of niet voorwaardelijk aan het bureau delegeren.

Artikel 8 Commissies

  • 1. Het bestuur kan bepaalde onderdelen van zijn taak onder zijn verantwoordelijkheid delegeren aan door hem in te stellen permanente commissies of commissies ad hoc, hetzij voor bepaalde naar de aard der ondernemingen begrensde delen van de de mode-, interieur-, tapijt- en textielindustrie, hetzij voor bepaalde regionaal begrensde delen van de de mode-, interieur-, tapijt- en textielindustrie, hetzij voor bepaalde onderwerpen.

  • 2. De commissies zullen bij voorkeur bestaan uit één of meer leden van het bestuur met dien verstande, dat de commissies paritair zullen zijn samengesteld uit werkgevers- en werknemers-vertegenwoordigers, tenzij het bestuur anders besluit.

  • 3. Het bestuur stelt voor iedere commissie een taakomschrijving en – zo nodig – een instructie vast.

Artikel 9 Vergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert tenminste eenmaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitters of twee bestuursleden of de directeur van het bureau dit nodig achten.

  • 2. De wijze en de termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.

  • 3. Plaatsvervangers hebben het recht om bij vergaderingen van het bestuur aanwezig te zijn.

  • 4. De leden van het bestuur ontvangen voor het bijwonen van een vergadering een vergoeding van reiskosten, alsmede een vacatie ten laste van het Sociaal Fonds, volgens door het bestuur vast te stellen regelen.

Artikel 10 Besluitvorming

  • 1. Elk bestuurslid heeft in een vergadering één stem indien het aantal aanwezige werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers even groot is.

    Is dit niet het geval dan heeft elk bestuurslid aan werkgeverszijde zoveel stemmen als er bestuursleden aan werknemerszijde aanwezig zijn en elk bestuurslid aan werknemerszijde zoveel stemmen als er bestuursleden aan werkgeverszijde aanwezig zijn. De directeur van het bureau en de administrateur hebben een adviserende stem.

  • 2. Voor zover deze statuten niet anders bepalen, besluit het bestuur bij gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin tenminste de helft van het aantal bestuursleden, behorende tot de vertegenwoordigers van de werkgevers, en tenminste de helft van het aantal bestuursleden, behorende tot de vertegenwoordigers van de werknemers, aanwezig zijn.

  • 3. Indien in een vergadering geen besluit genomen kan worden omdat het voorgeschreven aantal bestuursleden niet aanwezig is, wordt zo spoedig mogelijk een volgende vergadering bijeen geroepen, waarin het betreffende besluit wordt genomen ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden. Een besluit kan dan worden genomen over deze aangelegenheid, mits met tenminste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen.

  • 4. Bij staking van stemmen wordt in een zo spoedig mogelijk daarna te houden volgende vergadering opnieuw over hetzelfde onderwerp gestemd; staken de stemmen dan wederom, dan wordt het onderwerp van de agenda afgevoerd wanneer de stemming zaken betreft en beslist het lot wanneer de stemming personen betreft.

  • 5. De wijze van stemmen, te weten schriftelijk dan wel mondeling, wordt bij bestuursbesluit geregeld, met dien verstande dat in het geval bij een te nemen besluit niet uitdrukkelijk anders wordt besloten, de wijze van stemmen mondeling zal zijn.

  • 6. Bij het bepalen van het aantal geldig uitgebrachte stemmen worden blanco en ongeldige stemmen niet meegerekend.

  • 7. Besluiten kunnen ook buiten vergaderingen worden genomen, mits schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle bestuursleden.

  • 8. Het bestuur kan zich voor zijn besluitvorming van extern deskundig advies voorzien. Deze deskundigen hebben een adviserende stem.

Artikel 11 Geheimhoudingsplicht

De leden van het bestuur, de leden van de commissies, de directeur en zij die uit anderen hoofde aan bestuursvergaderingen of -werkzaamheden deelnemen, zijn tegenover derden verplicht tot geheimhouding ten aanzien van alle gegevens, hun in hun vorenbedoelde kwaliteit medegedeeld, waarvoor hun geheimhouding is opgelegd of waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat geheimhouding is vereist.

Artikel 12 Boekjaar en begroting

  • 1. Het bureau stelt jaarlijks over het boekjaar (= kalenderjaar) een begroting van inkomsten en uitgaven van het Sociaal Fonds op en legt deze ter goedkeuring voor aan het bestuur. De begrotingwordt ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de bestedingsdoelen als bedoeld in artikel 3 en de herkomst van de geldmiddelen als bedoeld in artikel 4. De begroting is beschikbaar voor de bij het Sociaal Fonds betrokken werkgevers en werknemers.

  • 2. De begroting van uitgaven omvat:

    • a. de kosten van het Sociaal Fonds;

    • b. de kosten van de Vakraad MITT;

    • c. de kosten van SO MITT;

    • d. de bijdragen aan de werkgevers- en werknemersorganisaties, als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder A, sub e;

    • e. de kosten van het ‘Werkgelegenheidsfonds Tapijt- en Textiel’, als bedoeld in artikel 3, lid 3.

  • 3. De begroting van inkomsten gaat uit van een schatting van het totaal van het door de werkgevers op jaarbasis in hun ondernemingen uitbetaalde loonsom als bedoeld in artikel 1 van het reglement van het Sociaal Fonds.

    Het Sociaal Fonds adviseert CAO-partijen over de hoogte van het percentage dat van de hiervoor bedoelde loonsommen moet worden geheven om de begroting van uitgaven te dekken.

Artikel 13 Rekening, verantwoording en jaarstukken

  • 1. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van het Sociaal Fonds zodanige aantekeningen te (doen) houden dat daaruit te allen tijde haar financiële rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.

  • 2. Binnen zes maanden na afloop van een boekjaar wordt door het bestuur een (financieel) verslag over het afgelopen boekjaar opgemaakt, waarin het bestuur rekenschap aflegt van het gevoerde beleid. Het (financieel) verslag wordt ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de bestedingsdoelen genoemd in artikel 3.

  • 3. Nadat het in lid 2 genoemde (financieel) verslag door een door het bestuur te benoemen registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, blijkens een door hem uitgebracht schriftelijk rapport, is gecontroleerd, wordt het (financieel) verslag door het bestuur vastgesteld en ten blijke daarvan door de voorzitters ondertekend. Uit het (financieel) verslag en de accountantsverklaring moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen van artikel 3 zijn gedaan.

  • 4. Het bestuur is verplicht het (financieel) verslag en de accountantsverklaring tenminste zeven jaren te bewaren.

  • 5. De geldmiddelen van het Sociaal Fonds worden onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur beheerd door de directeur.

  • 6. Het (financieel) verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het Sociaal Fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. bij het in artikel 7 genoemde bureau van het Sociaal Fonds;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 7. Het (financieel) verslag en de accountantsverklaring worden toegezonden aan de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en op aanvraag, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten, aan de bij het Sociaal Fonds betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 14 Beheer geldmiddelen

  • 1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur en met inachtneming van door het bestuur vastgestelde instructies gevoerd door het bureau in samenwerking met de door het bestuur daartoe aangewezen administrateur.

  • 2. Het bestuur verleent aan de administrateur de bevoegdheid de heffing bij de werkgevers te innen. Deze heffing bestaat uit een percentage van het door de werkgever in zijn onderneming uitbetaalde loonsom als bedoeld in artikel 1 van het reglement van het Sociaal Fonds.

Artikel 15 Reglementen

  • 1. Het bestuur kan reglementen vaststellen en wijzigen.

    Reglementen mogen echter geen bepalingen inhouden die in strijd zijn met de wet of met de statuten.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van een reglement is het bepaalde in artikel 16, 3e en 4e lid, van toepassing.

Artikel 16 Wijziging van de statuten en ontbinding van de stichting

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van het Sociaal Fonds.

  • 2. Het Sociaal Fonds wordt bovendien ontbonden indien de doelstellingen van de statuten zijn bereikt of niet meer bereikt kunnen worden; voorts door haar insolventie nadat zij in staat van faillissement is verklaard of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel, zomede door gerechtelijke uitspraak in de bij de wet genoemde gevallen.

  • 3. Een besluit tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van het Sociaal Fonds kan slechts worden genomen met een meerderheid van tenminste drievierde van de uitgebrachte stemmen van bestuursleden, die door de werkgeversorganisaties zijn aangewezen en tenminste drievierde van de uitgebrachte stemmen van bestuursleden die door de werknemersorganisaties zijn aangewezen in een vergadering, waarin de helft of meer van de bestuursleden, behorende tot de vertegenwoordigers van de werkgevers en de helft of meer bestuursleden behorende tot de vertegenwoordigers van de werknemers aanwezig zijn of door een schriftelijk gemachtigde zijn vertegenwoordigd.

  • 4. Indien niet het vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt een nieuwe vergadering belegd en wel op een tijdstip, dat niet eerder dan een week en niet later dan twee maanden na het tijdstip van de eerste vergadering zal liggen.

    In deze vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezigen, een besluit tot statutenwijziging worden genomen, indien tenminste drievierde van de uitgebrachte stemmen van bestuursleden, die door de werkgeversorganisaties zijn aangewezen en drievierde van de uitgebrachte stemmen van bestuursleden die door de werknemersorganisaties zijn aangewezen, zich daarvóór verklaren.

  • 5. Indien het een voorstel tot statutenwijziging betreft, dient de volledige tekst van de voorgestelde wijziging bij de oproepingsbrief voor de vergadering te worden gevoegd.

  • 6. Een statutenwijziging vindt op straffe van nietigheid plaats bij notariële akte. Tot het doen verlijden van die akte is ieder bestuurslid, dan wel de directeur van het bureau bevoegd onder overlegging van een uittreksel uit de notulen van de betreffende vergadering.

  • 7. Bij ontbinding van het Sociaal Fonds is het bestuur belast met de vereffening, tenzij daartoe bij het bestuursbesluit tot ontbinding anderen zijn aangewezen.

  • 8. Het Sociaal Fonds blijft na haar ontbinding voortbestaan indien en voorzover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.

  • 9. Gedurende de vereffening blijven de statuten voor zoveel mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die alsdan van het Sociaal Fonds uitgaan, moet aan de naam worden toegevoegd: in liquidatie.

  • 10. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan een batig saldo van het Sociaal Fonds zal worden gegeven, met dien verstande dat het saldo zal worden aangewend voor een doel, zoveel mogelijk in overeenstemming met het doel van het Sociaal Fonds.

Artikel 17 Inschrijving in het handelsregister

  • 1. Het bestuur is verplicht de stichting te doen inschrijven in het handelsregister, gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken binnen welker gebied de stichting haar zetel heeft en een authentiek afschrift van de akte, dan wel een authentiek uittreksel van de acte bevattende de statuten, ten kantore van dat register neer te leggen.

  • 2. Het bestuur draagt er zorg voor dat in bedoeld register steeds wordt ingeschreven, de naam, de voornamen, de woonplaats en het adres alsmede de geboortedatum van alle bestuursleden en andere personen, die het Sociaal Fonds kunnen vertegenwoordigen.

Artikel 18 Slotbepaling

In alle gevallen waarin de statuten of reglementen van het Sociaal Fonds niet voorzien, beslist het bestuur.’

BIJLAGE XV A is vervallen.

BIJLAGE XV B is vervallen.

Dictum II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 23 februari 2012

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze: De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes.

Naar boven