Regeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 januari 2012, nr. 2012-190112 CZW/WVOB/WBI, houdende wijziging van het Voorzieningenstelsel Uitzendingen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in verband met de evaluatie van het Voorzieningenstelsel Uitzendingen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en enkele wetstechnische verbeteringen

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 4 van het Besluit beschikbaarstelling ambtenaren aan de Nederlandse Antillen en Aruba;

Besluit:

ARTIKEL I

De regeling Voorzieningenstelsel uitzendingen Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd

1. In onderdeel g wordt ‘de ouders’ vervangen door: minimaal één van de ouders.

2. In onderdeel l wordt na ‘belanghebbende’ ingevoegd:, voorafgaand aan de uitzending,

3. In onderdeel m wordt ‘factor 1,1’ vervangen door: factor 1,14

4. Aan het einde van onderdeel m wordt een zin toegevoegd luidende: Het Standaard Netto Nederland betreft het bestendige Nederlandse salaris.

5. Aan onderdeel o wordt toegevoegd: 8. meerkosten als gevolg van het voeren van een éénpersoonshuishouding.

6. Aan onderdeel p wordt onder ‘de verblijfscomponent’ een zin toegevoegd luidende: het door de minister vastgesteld percentage van het Standaard Netto Nederland dat beoogt een tegemoetkoming te zijn voor de kosten die voortvloeien uit de verschillen in verblijfsomstandigheden tussen Nederland en het land van plaatsing.

7. Een onderdeel wordt toegevoegd luidende:

s. duurtecorrectie:

is de component die aangeeft hoeveel procent het inkomen moet worden gecorrigeerd om het Nederlandse bestedingsniveau in stand te houden in het land van plaatsing.

B

Artikel 2.1. wordt als volgt gewijzigd

1. In het eerste lid wordt ‘Vertegenwoordigingen’ vervangen door: Vertegenwoordiging van Nederland.

2. Het tweede lid komt te luiden: De in het eerste lid genoemde overeenkomst heeft een maximale looptijd van vijf jaar.

C

Artikel 3.1. wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden: De belanghebbende heeft gedurende zijn plaatsing en met inachtneming van het bepaalde in de overige leden van dit artikel gedurende een termijn van maximaal vijf jaar aanspraak op de volgende toelagen:

2. In het derde lid wordt ‘met inachtneming van de onderdelen a tot en met f van dit lid’ vervangen door: met inachtneming van de onderdelen a tot en met g van dit lid.

3. De onderdelen c tot en met f worden geletterd d tot en met g;

4. Aan het derde lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: c. De aanspraak, bedoeld in onderdeel b, gaat verloren als één van de ouders op wie onderhoudsplicht voor het kind rust, in Nederland woonachtig is.

D

In artikel 4.3 wordt ‘begeleide of tot ten hoogste 20 kg als onbegeleide bagage.’ vervangen door: (begeleide) of tot ten hoogste 20 kg vracht als (onbegeleide) bagage.

E

In artikel 4.4 wordt € 70.000 vervangen door € 71.760 en ‘in voorkomend geval verminderd met een eigen risico van € 250,–. Beide bedragen worden’ door ‘Dit bedrag wordt’.

F

In artikel 4.6, eerste lid, wordt ‘voor de eerste zes weken’ vervangen door ‘tot een maximum van zes weken’ en ‘bij vertrek’ door ‘direct voorafgaande aan het vertrek’.

G

Artikel 4.7 wordt als volgt gewijzigd

1. In onderdeel 5 wordt ‘€ 558,75’ vervangen door: € 568,25

2. Aan onderdeel 5 wordt, met het vervallen van de punt, aan de laatste zin toegevoegd: in Nederland.

3. In onderdeel 6 wordt ‘13%’ vervangen door ‘13% van dat maximum bedrag’ en ‘17%’ door ‘17% van dat maximum bedrag’.

4. Aan onderdeel 7 wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het betalen van de eigen bijdrage als hier bedoeld is vrijgesteld de gehuwde belanghebbende van wie de echtgenoot en overige gezinsleden niet metterwoon zijn gevestigd in het land van plaatsing.

5. Aan onderdeel 8 wordt een zinsnede toegevoegd luidende: Het bruto salaris wordt alleen geduurtecorrigeerd indien de duurtecorrectie positief is.

6. In onderdeel 9 wordt ‘50%’ vervangen door: 40%

7. Aan onderdeel 9 wordt een zin toegevoegd, luidende: Het Standaard Netto Nederland wordt alleen geduurtecorrigeerd indien de duurtecorrectie positief is.

8. In onderdeel 11 wordt ‘50%’ vervangen door: 40%.

H

Artikel 5.1 wordt als volgt gewijzigd

1. In het tweede lid wordt voor ‘bruto maandsalaris’ vervangen door: naar het land van plaatsing positieve geduurtecorrigeerde bruto maandsalaris.

2. In het zevende lid komt de laatste zin te luiden: De vergoeding van de huisvestingskosten (inclusief gas water en licht) betreft maximaal honderd en tien procent van de in bijlage 4, onder B, vastgestelde huurplafonds voor de ongehuwde.

I

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd

1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 1, vervalt de zinsnede ‘met uitzondering van de Internationale school’.

2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt een onderdeel, ingevoegd luidende: 3. een Internationale school.

3. In het eerste lid,onderdelen c en d, wordt ‘en schooluniformen’ vervangen door: , schooluniformen, laptops, excursies en schrijfbenodigdheden.

4. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De tegemoetkoming in de onderwijskosten en bijkomende kosten van de Internationale school, als bedoeld in het eerste lid onderdeel a onder 3, worden vergoed tot maximaal de kosten van de gezamenlijke onderwijskosten en bijkomende kosten van een in artikel 5.2. eerste lid ,onderdeel a, onder 1, bedoelde onderwijsinstelling.

5. In het vierde lid wordt ‘90%’ vervangen door: 95%.

J

Artikel 6.1. wordt als volgt gewijzigd

1. Het tweede lid komt te luiden: De belanghebbende die met één of meer gezinsleden naar een gebied buiten Nederland is verhuisd, heeft éénmaal per periode van twaalf maanden ter zake van gezinshereniging met in Nederland achtergebleven kinderen, voor die kinderen, aanspraak op vergoeding van de kosten voor de vliegreis van Nederland naar het land waar de belanghebbende is tewerkgesteld (vise versa). Deze aanspraak is overdraagbaar aan zichzelf of aan maximaal één gezinslid met wie de belanghebbende in dat land verblijft.

2. Het derde lid komt te luiden: Het bepaalde in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op het tot het gezin behorende kind van de belanghebbende dat voortijdig is gerepatrieerd. De aanspraak op vergoeding van de vliegreis voor dat kind geldt alleen als de belanghebbende op de dag van de repatriëring van dat kind nog tenminste zes maanden in een gebied buiten Nederland is geplaatst.

3. Het vierde lid komt te luiden: De belanghebbende die als gevolg van de verplaatsing in een gebied buiten Nederland zonder zijn gezin is verhuisd, heeft éénmaal per periode van zes maanden, ten behoeve van gezinshereniging, aanspraak op een vergoeding van de kosten van een vliegreis van het land van plaatsing naar Nederland en terug. Deze aanspraak is overdraagbaar op één van de gezinsleden van belanghebbende.

4. In het vijfde lid wordt ‘reiskosten verbonden aan een reis van zijn plaats van tewerkstelling in een gebied buiten Nederland’ vervangen door: kosten van een vliegreis van het land van plaatsing.

5. Het zesde lid komt te luiden: De ongehuwde belanghebbende met eigen kinderen heeft, ten behoeve van gezinshereniging met zijn in Nederland achtergebleven kinderen, éénmaal per periode van twaalf maanden verblijf in een gebied buiten Nederland aanspraak op een vergoeding van de kosten van de vliegreis van het land van plaatsing naar Nederland en terug. Deze aanspraak is overdraagbaar op één van de eigen kinderen van belanghebbende.

6. Onder vernummering van het zevende en achtste lid tot achtste en negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende: 7. De ongehuwde belanghebbende met eigen kinderen heeft, ten behoeve van gezinshereniging met zijn in een ander land dan Nederland achtergebleven kind, eenmaal per periode van twaalf maanden verblijf in het buitenland aanspraak op een vergoeding van de kosten van een vliegreis van het land van plaatsing naar het land waar het achtergebleven kind verblijft tot maximaal de kosten van een vliegreis van het land van plaatsing naar Nederland en terug.

7. Een lid wordt toegevoegd, luidende: 10. De aanspraak op de vergoeding van de kosten van de vliegreis, als bedoeld in dit artikel, vervalt indien daar binnen de termijn dat de aanspraak bestaat geen gebruik van is gemaakt.

K

Artikel 7.3 komt te luiden:

Artikel 7.3

  • 1. Indien de belanghebbende, die is uitgezonden voor een project of een functie waarvan de werkzaamheden tot het beleidsterrein van de minister behoren dan wel van wie de uitzending ten laste van de minister wordt gefinancierd, wegens ziekte al dan niet als gevolg van een ongeval, verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, zal de minister de werkgeverslasten aan de uitlenende werkgever van belanghebbende vergoeden.

  • 2. De werkgeverslasten worden, voor zover deze betrekking hebben op de doorbetaling van salaris van de medewerker, gerekend over zijn reguliere gemiddelde arbeidsduur voorafgaand aan de uitzending en over dat deel waarover hij door ziekte niet in staat is te werken. De termijn waarover deze vergoeding wordt uitgekeerd bedraagt maximaal 52 weken.

Artikel 7.5 wordt als volgt gewijzigd

1. In het eerste lid wordt ‘of (schoon)ouders’ vervangen door: , de partner of de (schoon)ouders van belanghebbende.

2. Een lid wordt toegevoegd luidende: 3. In dit artikel wordt onder kinderen tevens verstaan het kind ouder dan 21 jaar waarvoor de ouders, volgens Nederlandse wetgeving, niet meer de onderhoudsplicht hebben.

L

De in bijlage 1 opgenomen Tabel 1 wordt vervangen door:

Land van plaatsing

Categorie & kind

Koopkrachtcomponent

Verblijfscomponent (actueel)

Verplaatsingscomponent

%

%

Curaçao

Gehuwd gezin aldaar

–0,77565

0,61519

692,91

 

Ieder kind aldaar

   

264,94

 

Gehuwd gezin niet aldaar

 

0,30760

427,98

 

Ongehuwd

 

0,30760

652,15

         

Aruba

Gehuwd gezin aldaar

5,85333

0,52503

692,91

 

Ieder kind aldaar

 

0,26252

264,94

 

Gehuwd gezin niet aldaar

 

0,26252

427,98

 

Ongehuwd

   

652,15

         

St. Maarten

Gehuwd gezin aldaar

–3,72187

0,57703

692,91

 

Ieder kind aldaar

   

264,94

 

Gehuwd gezin niet aldaar

 

0,28851

427,98

 

Ongehuwd

 

0,28851

652,15

         

Bonaire

Gehuwd gezin aldaar

–0,41203

0,67919

692,91

 

Ieder kind aldaar

   

264,94

 

Gehuwd gezin niet aldaar

 

0,33959

427,98

 

Ongehuwd

 

0,33959

652,15

         

St. Eustasius

Gehuwd gezin aldaar

–4,45513

0,61212

692,91

 

Ieder kind aldaar

   

264,94

 

Gehuwd gezin niet aldaar

 

0,30606

427,98

 

Ongehuwd

 

0,30606

652,15

         

Saba

Gehuwd gezin aldaar

–4,45513

0,77009

692,91

 

Ieder kind aldaar

   

264,94

 

Gehuwd gezin niet aldaar

 

0,38505

427,98

 

Ongehuwd

 

0,38505

652,15

M

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd

1. In het opschrift van tabel 1 wordt ‘(ad art. 3.2, onderdeel 5a, VBBZK)’ vervangen door: (ad art. 3.1, onderdeel 3a VUBZK).

2. In het opschrift van tabel 2 wordt ‘(ad art. 3.2, onderdeel 5b, VBBZK)’ vervangen door: (ad art. 3.1, onderdeel 3b VUBZK).

N

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd

1. In onderdeel a wordt ‘€ 700’ vervangen door: € 717,61;

2. In onderdeel b wordt ‘€ 700’ vervangen door: € 717,61;

3. In onderdeel c wordt ‘€ 150’ vervangen door: € 153,77.

O

Bijlage 4 komt te luiden:

Woonlasten ad artikel 5.1. tweede lid

  • A. De huurplafonds bedragen:

    Aruba

    Afl

    3330

    Curaçao

    Naf.

    3108

    Sint Maarten

    USD

    2622

    Bonaire

    Nafl.

    3164

    Sint Eustatius

    USD

    2622

    Saba

    USD

    2622

  • B. De Huurplafonds voor de ongehuwde belanghebbende bedragen:

    Aruba

    Afl

    2997

    Curaçao

    Naf.

    2775

    Sint Maarten

    USD

    2280

    Bonaire

    Nafl.

    2825

    Sint Eustatius

    USD

    2280

    Saba

    USD

    2280

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij is gepubliceerd en werkt terug tot 1 januari 2012.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies.

TOELICHTING

1. Algemeen

Op 1 augustus 2008 is het Voorzieningenstelsel Uitzendingen BZK (VUBZK) in werking getreden voor ambtenaren die door of vanwege de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn geplaatst in een gebied buiten Nederland voor het vervullen van een functie in het desbetreffende land.

Tijdens het arbeidsvoorwaardenoverleg ten behoeve van de totstandkoming van het VUBZK is met de bonden van het overheidspersoneel afgesproken dat de regeling zou worden geëvalueerd binnen de daarvoor beschikbare financiële kaders. De wijziging beoogt geen uitbreiding van de regeling, maar is bedoeld om eenmalig, onvolkomenheden, onrechtmatigheden en onduidelijkheden, die door de evaluatie aan het licht kwamen, in de regeling weg te nemen.

2. Artikelsgewijs

Artikel 1.1

Conform de huidige definitieomschrijving in onderdeel g van kind valt het kind waarvan de belanghebbende niet de biologische ouder is buiten de voorzieningen van deze regeling; er is immers sprake van ‘ouders’. Als dit kind wel tot het gezin van de belanghebbende behoort door een huwelijk van belanghebbende met een biologische ouder van dit kind, wordt het wenselijk geacht ook de voorzieningen van het VUBZK op dit kind van toepassing te laten zijn.

Onderdeel l geeft onvoldoende aan dat dit het salaris behoort te zijn dat de ambtenaar in de periode vóór de uitzending in Nederland besteedde. Dit salaris vormt de berekeningsbasis voor de buitenlandtoelage en daarmee wordt het inkomen dat de ambtenaar in Nederland gewend was te besteden koopkrachtgegarandeerd naar het land van plaatsing. Een salarisverhoging als gevolg van een promotie tijdens de uitzending werkt daarom niet door in de buitenlandtoelage omdat het geen salaris betreft dat in Nederland werd genoten.

De toevoeging in onderdeel m, dat het SNN het bestendige salaris betreft, is noodzakelijk omdat dat het salaris is dat de ambtenaar gewend was uit te geven in Nederland en dat salaris wordt gegarandeerd naar het land van plaatsing. Uitgegaan wordt daarbij van de besteding van zijn volledige netto inkomen.

De factor 1.1. wordt in onderdeel m onder 8 vervangen door 1,14 als gevolg van een periodieke bijstelling van deze factor.

In onderdeel m is, als gevolg van gewijzigd inzicht inzake de meerkosten die verbonden zijn aan het voeren van een éénpersoonshuishouding, een element aan de verplaatsingscomponent ten behoeve van de ongehuwde belanghebbende toegevoegd.

Artikel 2.1

Als gevolg van de staatskundige veranderingen op de Nederlandse Antillen en Aruba in 2010 rest er nog maar één Vertegenwoordiging op het huidige Caribische deel van het Koninkrijk. De regeling is daar op aangepast.

Het tweede lid van dit artikel regelt een maximum looptijd van drie jaar maar dat maximum bleek een loze letter omdat het afwijken van die termijn eerder gebruikelijk dan een uitzondering was. De uitzendtermijn wordt met deze wijziging gemaximeerd voor de toepassing van het VUBZK. Na vijf jaar eindigt de looptijd en daarmee ook de plaatsing in de zin van het VUBZK waardoor op dat moment ook de werking van het VUBZK eindigt.

Artikel 3.1

Het ingevoegde onderdeel c is een uitsluiting van de aanspraak van onderdeel b. De verhoogde toelage buitenland op grond van artikel 3.1. onderdeel 3b gaat uit van het verblijf van het kind in Nederland voor het volgen van onderwijs. Het betreft een tegemoetkoming van de (meer)kosten die het gevolg zijn van het gescheiden wonen van het gezin van het kind. In het geval één van de ouders in Nederland verblijft zijn er geen (meer)kosten omdat het kind dan geacht wordt bij die ouder te wonen.

Artikel 4.3

De wijziging van dit artikel is noodzakelijk om het verschil tussen ‘onbegeleide bagage’ en ‘begeleide bagage’ duidelijker tot uitdrukking te brengen.

Artikel 4.4

Met de wijziging van dit artikel is de eigen bijdrage van de ambtenaar in geval van schade aan inboedel en bagage bij de verhuizing komen te vervallen. Het wordt niet meer redelijk geacht een eigen bijdrage te heffen voor een proces waarvoor de ambtenaar geen verantwoordelijkheid draagt en dat ook niet door hem kan worden beïnvloed. Tevens is het verzekerde bedrag bijgesteld als gevolg van de periodieke indexering.

Artikel 4.6

De toevoeging dient om te verduidelijken dat het een maximum termijn voor het huren van een auto betreft. Tevens is in dit artikel verduidelijkt dat de huur van een auto alleen wordt vergoed voor de termijn direct voorafgaande aan het daadwerkelijke vertrek. Het wordt redelijk geacht dat in die termijn niet meer over een eigen auto kan worden beschikt door verkoop of op transportstelling ervan.

Artikel 4.7

De wijziging van het bedrag in onderdeel 5 betreft een periodieke bijstelling.

De toevoeging ‘in Nederland’ in onderdeel 5 is bedoeld om te benadrukken dat de ontwikkeling van de huren in Nederland de grondslag vormen voor de bijstelling.

De uitbreiding van onderdeel 6 dient ter verduidelijking van de genoemde 13% en 17%. Het betreft immers 13% respectievelijk 17% van het in onderdeel 5 genoemde bedrag.

De uitbreiding van onderdeel 7 regelt het vervallen van de eigen bijdrage voor huisvesting van de gehuwde belanghebbende van wie de gezinsleden niet metterwoon zijn gevestigd in het land van plaatsing. De eigen bijdrage is het bedrag dat de ambtenaar geacht wordt van zijn inkomen voor huisvesting uit te geven. In het geval de huisvestingskosten in Nederland gewoon doorlopen, omdat leden van zijn gezin in Nederland zijn achtergebleven, zou het heffen van een eigen bijdrage in het land van plaatsing tot dubbele kosten leiden. Om dezelfde redenen betaalt de ambtenaar ook geen eigen bijdrage voor de tijdelijke huisvesting.

De toevoeging dat alleen wordt gecorrigeerd voor koopkrachtverschillen als die positief zijn vindt zijn oorsprong in het feit dat negatieve correcties van de koopkrachtverschillen ook niet wordt doorberekend in het inkomen van belanghebbenden. De eigen bijdrage wordt geacht een gedeelte van dat inkomen te zijn.

Wijziging van onderdeel 9 en onderdeel 11 is het gevolg van een verlaging van de eigen bijdrage voor tijdelijk huisvesting in een pension of hotel als bedoeld in artikel 4.7. onderdeel 3 onder c.

Artikel 5.1

In het tweede lid wordt geregeld dat de eigen bijdrage van permanente huisvesting in het land van plaatsing, evenals bij tijdelijke huisvesting, wordt geduurtecorrigeerd.

De uitbreiding van de tekst van het zevende lid heeft tot doel om te verduidelijken dat met de verhoging van het huurplafond met 10% de vergoeding voor gas, water en elektriciteit geacht wordt te zijn vergolden. Tevens wordt de vergoedingsgrondslag voor de gehuwde die zonder gezin is verplaatst met deze wijziging gebaseerd op de huurplafonds zoals die gelden voor de ongehuwde belanghebbende. De benodigde huisvestingsruimte van de gehuwde zonder gezin komt meer overeen met die van een ongehuwde dan met die van een meerpersonen huishouding.

Artikel 5.2

Met de uitbreiding van dit artikel wordt ruimte gegeven voor het volgen van onderwijs aan de Internationale school. Omdat het volgen van onderwijs aan de Internationale school kan leiden tot aanmerkelijke meerkosten t.o.v. de door de minister in artikel 5.2. onderdeel a onder 1 en 2 genoemde onderwijsinstellingen zijn de tegemoetkomingen in de kosten verbonden aan het volgen van onderwijs aan de Internationale school door de toevoeging aan het tweede lid gemaximeerd tot de kosten die worden vergoed voor het volgen van onderwijs aan die door de minister in artikel 5.2. onderdeel a onder 1 en 2 bedoelde onderwijsinstellingen.

In het eerste lid onderdeel c en d wordt de huidige vergoedingspraktijk vastgelegd.

In het vierde lid wordt de eigen bijdrage in de onderwijskosten verminderd en is bedoeld als lastenvermindering voor gezinnen met meerdere schoolgaande kinderen.

Artikel 6.1

Met deze wijziging van het tweede lid vervalt de termijn van 6 maanden waarna een aanspraak pas mocht worden geëffectueerd. Betrokkene moet zelf kunnen beslissen wanneer de gezinshereniging het best past, zo is de redenering. Tevens wordt benadrukt dat in voorkomend geval maar één aanspraak overgedragen kan worden.

In het tweede lid is tevens geregeld dat de kosten van de gezinsherenigingreis kunnen worden vergoed tot maximaal de kosten van de vliegreis. In de bestaande tekst was dat wel de bedoeling maar werd dat bemoeilijkt omdat er sprake was van een vergoeding tot de woonplaats van het kind.

De wijziging van het derde lid is een logisch gevolg van het loslaten van de 6 maanden wachttermijn als hiervoor bedoeld. Voor die aanspraak is het dan alleen nog maar noodzakelijk dat de belanghebbende minimaal nog zes maanden in het gebied buiten Nederland geplaatst is; de aanspraak geldt immers voor een termijn van 6 maanden.

Ook in het vierde lid komt de wachttermijn van 6 maanden te vervallen.

In het vierde lid wordt de vergoeding van de gezinsherenigingreis geregeld tot maximaal de kosten van de vliegreis.

In het vijfde lid wordt de vergoeding van de gezinsherenigingreis geregeld tot maximaal de kosten van de vliegreis

In het zesde lid wordt ‘kind’ vervangen door ‘kinderen’ om te verduidelijken dat ook als meerdere kinderen in Nederland zijn achtergebleven toch maar één aanspraak kan worden overgedragen.

Ook hier in het zesde lid wordt de vergoeding van de gezinsherenigingreis beperkt tot de vliegreis tussen het land van plaatsing en Nederland.

Het ingevoegde (nieuwe) zevende lid regelt de gezinsherenigingreis met een in een ander land dan Nederland achtergebleven kind. Het betreft een uitbreiding omdat in de huidige regeling de gezinsherenigingreis alleen wordt vergoed naar Nederland. De vergoeding van die vliegreis naar een ander land dan Nederland is hiermee gemaximeerd tot de vergoeding van de kosten van een vliegreis naar Nederland en terug.

Met deze toevoeging van het tiende lid wordt het vervallen van de vliegreis geconcretiseerd voor die gevallen dat er door betrokkene geen gebruik van wordt gemaakt.

Artikel 7.3

Met deze wijziging van het artikel is het toepassingsgebied voor de uitlenende werkgever beperkt. Dit artikel is nu niet meer van toepassing op uitzendingen waarbij een andere overheidsorganisatie de gehele uitzending beheert en de taak van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitsluitend de uitvoering van het VUBZK omvat.

Artikel 7.5

In het eerste lid wordt deze aanspraak ook verruimd naar de achtergebleven partner van belanghebbende. De toevoeging van een derde lid betreft een uitbreiding van het toepassingsgebied van dit artikel naar kinderen ouder dan 21 jaar. De beperkte werking kwam voort uit de definitieomschrijving in deze regeling van kind. De calamiteitenreis dient echter ook van toepassing te zijn op kinderen ouder dan 21 jaar.

Bijlage 1

De belangrijkste verandering van tabel 1betreft het afzonderen van de verplaatsingscomponent voor de kinderen. Tevens wordt door deze verandering voor de verplaatsingscomponent nu niet meer uitgegaan van het standaardgezin met twee kinderen maar gedifferentieerd naar ieder kind afzonderlijk.

Bijlage 2

Deze wijziging van het opschrift van tabel 1 en tabel 2 betreft het corrigeren van een verwijzing naar verkeerde artikelen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies.

Naar boven