Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 september 2012, nummer WBN-BES 2012/4, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN), het Besluit Naturalisatietoets, de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap en de Regeling naturalisatietoets openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba 2011;

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 2.2/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid aanhef en onder d HRWN-BES komt te luiden:

Paragraaf 2.2. Volledige vrijstelling van de naturalisatietoets

In artikel 3 BNT zijn de gronden voor vrijstelling van de naturalisatietoets opgenomen. Deze zijn ontleend aan de in Europees Nederland geldende Wet inburgering, maar van toepassing in het gehele Koninkrijk. In de praktijk zullen verschillende van hieronder genoemde gronden niet voorkomen bij verzoeken in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Een verzoeker die zich beroept op volledige vrijstelling moet aantonen dat hij behoort tot één van de volgende categorieën:

  • 1. Molukkers, die op grond van de Wet van 9 september 1976 (Stb. 1976, 468) bij de toepassing van de Nederlandse wetgeving worden behandeld als Nederlander en op grond daarvan als voldoende ingeburgerd worden beschouwd;

  • 2. Degene die, na onderwijs te hebben gevolgd in de Nederlandse taal of in de taal die daarnaast op Bonaire, Sint Eustatius of Saba gangbaar is, te weten Papiaments op Bonaire en Engels op Sint Eustatius en Saba, en is in het bezit is van een op wettelijke basis uitgereikt diploma of getuigschrift van afronding van een opleiding van wetenschappelijk onderwijs, hoger onderwijs, algemeen voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs of leerlingwezen. De verzoeker die onderwijs heeft gevolgd in het Papiaments op Bonaire of in het Engels in Sint Eustatius en Saba, is slechts volledig vrijgesteld van de naturalisatietoets als hij tevens heeft aangetoond dat hij in een vak Nederlands is onderwezen en voor dat vak een voldoende heeft behaald (artikel 3, eerste lid onder b BNT). De verzoeker bezit dan bijvoorbeeld een:

    • getuigschrift Wetenschappelijk Onderwijs of Hoger beroepsonderwijs, uitgereikt op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

    • diploma voortgezet (middelbaar) onderwijs, uitgereikt op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • diploma beroepsonderwijs, uitgereikt op grond van de Wet educatie beroepsonderwijs;

    • diploma leerlingwezen, uitgereikt op grond van de Wet educatie beroepsonderwijs of de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs;

    • diploma of getuigschrift, uitgereikt op een wettelijke basis anders dan een onderwijswet, nadat onderwijs is gevolgd in de Nederlandse taal of het Papiaments op Bonaire of het Engels op Sint Eustatius en Saba;

  • 3. Degene die in het bezit is van een diploma staatsexamen Nederlands als Tweede taal, programma I of II;

  • 4. Degene die in het bezit is van een Certificaat Inburgering als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de (voormalige) Wet inburgering nieuwkomers (WIN-certificaat). Het WIN-certificaat is alleen vrijstellend als zowel voor de vier taalonderdelen als voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie een voldoende resultaat is behaald. Hierbij is het volgende van belang:

    • a. De vier taalonderdelen

      Voor elk van de onderdelen ‘Luisteren’, ‘Spreken’, ‘Lezen’ en ‘Schrijven’ moet ten minste minimaal niveau 2 van de eindtermen Referentiekader Nederlands als Tweede Taal zijn gehaald. Staat er, al is het maar één keer, ‘op weg naar 2’ (of een lager of helemaal geen niveau), dan is niet het vereiste niveau gehaald. De niveaus moeten in ieder geval zijn vermeld op de bij het WIN-certificaat over te leggen ROC-verklaring. De niveaus van de vier taalonderdelen kunnen ook nog op het WIN-certificaat zelf zijn vermeld. In dat laatste geval moeten de niveaus op de ROC-verklaring en op het WIN-certificaat exact hetzelfde zijn.

    • b. Het onderdeel Maatschappij Oriëntatie

      Naast ten minste niveau 2 voor elk van de vier taalonderdelen moet voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie niveau 2 van de Kwaliteitsstructuur Educatie (KSE) zijn gehaald. Voor Maatschappij Oriëntatie kan een niveau zijn aangegeven, maar meestal wordt een scoringspercentage vermeld. De verzoeker moet dit altijd aantonen met de bij het WIN-certificaat behorende ROC-verklaring. Op het certificaat staat soms het niveau, soms het scoringspercentage, en soms is helemaal niets ingevuld.

      Als op de onderliggende verklaring van het ROC geen niveau wordt vermeld voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie, maar wel een scoringspercentage, dan geldt het volgende. Niveau 2 KSE is in de periode tot en met 31 augustus 2001 behaald bij een percentage van 85 of hoger. Vanaf 1 september 2001 is niveau 2 KSE behaald bij een percentage van 80 of hoger. Omdat WIN-certificaten soms erg laat na de verklaring van het ROC zijn afgegeven, is de datum van de ROC-verklaring bepalend voor de vaststelling welk percentage moet zijn behaald om niveau 2 KSE te hebben gehaald.

  • 5. Degene die beschikt over een beschikking van het College van Burgemeesters en Wethouders als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de (voormalige) Wet inburgering nieuwkomers. De verzoeker moet hiertoe de originele beschikking overleggen. In deze beschikking wordt ten aanzien van de verzoeker besloten het vaststellen van een inburgeringsprogramma achterwege te laten, omdat tijdens het inburgeringsonderzoek aannemelijk was geworden dat de verzoeker de kennis, het inzicht en de vaardigheden die hij door het deelnemen aan een inburgeringsprogramma zou kunnen verwerven, al in voldoende mate op een andere wijze heeft verworven (artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e, BNT).

  • 6. Degene die een toets als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de (voormalige) Wet inburgering nieuwkomers met goed gevolg heeft afgelegd, als gevolg waarvan hij beschikt over een besluit inhoudende dat de vaststelling van het inburgeringsprogramma achterwege wordt gelaten (artikel 3, eerst lid, aanhef en onder f, BNT).

  • 7. Degene die beschikt over een beschikking van het College van Burgemeesters en Wethouders als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder a, van de (voormalige) Wet inburgering nieuwkomers. De verzoeker moet hiertoe de originele beschikking overleggen. In deze beschikking wordt ten aanzien van de verzoeker vastgesteld dat hij wegens psychische of lichamelijke redenen voor onbepaalde duur is ontheven van de verplichting een inburgeringsprogramma te volgen (artikel 3, eerste lid, aanhef en onder g, BNT).

  • 8. Degene die beschikt over een inburgeringsdiploma (alle onderdelen minimaal op niveau A2) als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet inburgering, zoals dat luidde tot 1 januari 2013 of een diploma (alle onderdelen minimaal op niveau A2) als bedoeld in artikel 7, vierde lid, aanhef en onder g, van de Wet inburgering.

  • 9. Degene die in het bezit is van het document dat wordt uitgereikt nadat de Korte Vrijstellingstoets, bedoeld in artikel 2.7 van het Besluit inburgering met goed gevolg is afgelegd, zoals die tot 1 januari 2013 gold. Hieruit moet blijken dat betrokkene niveau B1 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde talen heeft gehaald.

  • 10. Degene die tenminste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in het Europese deel van Nederland heeft verbleven. De leerplichtige leeftijd vangt aan op de eerste schooldag van de maand volgend op die waarin de leeftijd van vijf jaar is bereikt en eindigt aan het einde van het schooljaar waarin de leeftijd van 16 jaar is bereikt. Voor de onderhavige vrijstelling van de naturalisatietoets is het voldoende als wordt vastgesteld dat betrokkene in de periode die is gelegen tussen zijn vijfde en zestiende verjaardag, ten minste acht jaar in Europees Nederland heeft gewoond. Betrokkene kan dit aantonen door een uittreksel van de GBA of een daaraan voorafgaande bevolkingsboekhouding (bijvoorbeeld het Vestigingsregister) waaruit blijkt dat hij ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd woonachtig was in Europees Nederland.

    Voor de toepassing van deze vrijstellingsgrond is niet vereist dat het hierbij om een ononderbroken inschrijving van acht jaar gaat; ook de betrokken persoon die tijdens de leerplichtige leeftijd bijvoorbeeld twee perioden van vier jaar ingeschreven was, is vrijgesteld. Ook is niet vereist dat het om legaal verblijf gaat.

  • 11. Degene die in het bezit is van een diploma of getuigschrift, vergelijkbaar diploma of een ander document zoals genoemd onder punt 2, behaald in het Nederlandstalig onderwijs in België, mits een voldoende is behaald voor het vak Nederlands.

  • 12. Degene die in het bezit is van een diploma of getuigschrift, vergelijkbaar diploma of een ander document zoals genoemd onder punt 2, behaald in het Nederlandstalig onderwijs in Suriname, mits een voldoende is behaald voor het vak Nederlands.

  • 13. Degene die in het bezit is van het diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school (Trb. 1957, 246), voorzover dat baccalaureaat het vak Nederlands als eerste of tweede taal omvat en voor dat vak een voldoende is behaald.

  • 14. Degene die in het bezit is van het getuigschrift International baccalaureaat Middle Years Certificate, International General Certificate of Secondary Education of International Baccalaureaat, als daartoe een cursus Engels-Nederlandstalig of een cursus Internationaal Baccalaureaat met daarin het vak Nederlands is gevolgd en voor het vak een voldoende is behaald.

  • 15. Degene die in het bezit is van het certificaat Naturalisatietoets als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit naturalisatietoets, zoals dit luidde voor 1 april 2007. Hieruit moet blijken dat betrokkene is geslaagd voor de volgende vijf onderdelen: kennis van staatsinrichting en maatschappij; spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid.

Om voor bovengenoemde vrijstellingsgronden in aanmerking te komen, overlegt betrokkene bij het indienen van zijn verzoek om naturalisatie het gevraagde diploma en in het geval vereist is dat voor het vak Nederlands een voldoende is behaald, een door de onderwijsinstelling gewaarmerkte cijferlijst waaruit blijkt dat een voldoende is behaald voor dat vak.

Betrokkene is zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van de documenten en, als van toepassing, voor de vertalingen en legalisatie of apostille van de stukken. Als de documenten zijn opgesteld in een andere taal dan het Nederlands, Engels, Duits of Frans, dan moet betrokkene zelf ervoor zorgen dat de stukken worden vertaald door een beëdig vertaler. Deze vertaling moet gehecht zijn aan het originele (afschrift van het) document. De op dit moment geldige legalisatiecirculaire is van toepassing.

Voorafgaand aan het in behandeling nemen van het verzoek om naturalisatie beoordeelt Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland) summier of het overgelegde document dat recht op vrijstelling kan geven origineel is, of de personalia overeenkomen met die van verzoeker en of de inhoud juist is. Als hij van oordeel is dat het document origineel is, de inhoud klopt en de personalia juist zijn, neemt hij deze stukken in ontvangst. Het verzoek wordt op dat moment in behandeling genomen. Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland) maakt een kopie van het document en voegt die met de gedateerde en door of namens hem ondertekende aantekening ‘kopie van origineel’ in het naturalisatiedossier. Het origineel geeft hij terug aan verzoeker. In deze gevallen wordt uiteraard geen Certificaat Naturalisatietoets verlangd.

Als Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland) in dit stadium twijfelt aan de echtheid van het overgelegde document of aan de juistheid van de personalia of de inhoud, deelt hij dit mee aan verzoeker en stelt hem ervan in kennis dat hij het document en de gegevens, ná het in behandeling nemen van het verzoek om naturalisatie, nader zal onderzoeken. Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland) neemt het verzoek – als de verzoeker dit nog steeds wenst in te dienen – wel in behandeling. Als Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland) onmiddellijk vaststelt dat het overgelegde document niet origineel is of de personalia niet overeenkomen met die van verzoeker wordt hem ontraden een verzoek in te dienen. In dat geval wordt er conform paragraaf 2.1.2 gehandeld.

In het geval Onze Minister (lees: IND unit Caribisch Nederland), ná het in behandeling nemen van het verzoek, de echtheid van het document of de juistheid van de gegevens op het overgelegde document nader wil onderzoeken, wint hij advies in bij de betreffende instantie. In dat geval wordt het originele document tijdelijk ingenomen. Als het contact leidt tot de vaststelling dat de gegevens op het document niet juist zijn of het document zelf niet authentiek is, maakt hij hiervan een aantekening in het naturalisatiedossier. Als het contact leidt tot de vaststelling dat de gegevens juist zijn en het document echt is, maakt de IND-unit Caribisch Nederland een kopie van het door de verzoeker overgelegde document en voegt hij die kopie met de gedateerde en door of namens hem ondertekende aantekening ‘kopie van origineel’ in het naturalisatiedossier van verzoeker.

Geen origineel document, maar kopie

In het geval dat verzoeker alleen een kopie van de hierboven genoemde documenten kan overleggen, komt hij alleen in aanmerking voor vrijstelling als hij een recente verklaring van de leiding van het betrokken onderwijsinstituut overlegt waaruit blijkt dat de kopie overeenstemt met het door dat instituut afgegeven originele getuigschrift of diploma. In het geval van een overgelegde verklaring als hiervoor bedoeld, neemt de IND-unit Caribisch Nederland ter verificatie contact op met het instituut dat de verklaring heeft afgegeven.

Als de IND-unit Caribisch Nederland tot de conclusie komt dat de kopie of de verklaring (of beide documenten) niet authentiek zijn, maakt hij hiervan een aantekening in het naturalisatiedossier.

Als het contact met het instituut waar de opleiding is gevolgd leidt tot de vaststelling dat de gegevens juist zijn en het document echt is, neemt de IND-unit Caribisch Nederland de kopie van het document en de begeleidende verklaring van het desbetreffende instituut op in het naturalisatiedossier. Wordt door het betrokken onderwijsinstituut een dergelijke verklaring niet afgelegd, dan moet betrokkene de naturalisatietoets afleggen.

B

Paragraaf 3.1/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d HRWN-BES komt te luiden:

Paragraaf 3.1. Polygamie

Voor wat betreft polygamie (of bigamie) kan worden opgemerkt dat er sprake is van opneming in de Nederlandse samenleving (hiermee wordt bedoeld de samenleving van Bonaire, Sint Eustatius of Saba) wanneer verzoeker zijn situatie in overeenstemming heeft gebracht met de geldende rechtsbeginselen in Bonaire, Sint Eustatius of Saba, waaronder dat van monogamie.

Het rechtsbeginsel van monogamie komt onder andere tot uiting in artikel 1:30 BW-BES en artikel 1:69 BW-BES. Deze artikelen bepalen respectievelijk dat een man slechts met één vrouw, de vrouw slechts met één man kan zijn gehuwd en dat een polygaam huwelijk nietig kan worden verklaard.

De Nederlandse openbare orde (hiermee wordt bedoeld de openbare orde van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba) verzet zich dan ook tegen het voortbestaan of het aangaan van een polygaam huwelijk van een vreemdeling op het moment waarop deze het Nederlanderschap heeft verkregen. Onder inburgering valt dus ook dat verzoeker slechts met één persoon door het huwelijk verbonden kan zijn.

Als een verzoeker zich niet wenst te conformeren aan de geldende fundamentele rechtsbeginselen in Bonaire, Sint Eustatius of Saba, is hij in wezen niet voldoende ingeburgerd. Bovendien is zijn situatie dan niet in overeenstemming met de civielrechtelijke openbare (rechts)orde in Bonaire, Sint Eustatius of Saba (zie bij artikel 6 en 9 RWN).

De vraag of een verzoeker monogaam gehuwd is, doet zich het meest voor bij personen afkomstig uit islamitische landen die polygamie kennen, alsmede huwelijksontbinding door verstoting. Zie voor een overzicht van deze landen bijlage 1 bij dit artikellid.

Als verzoeker de nationaliteit bezit van een land waar polygamie mogelijk is, zal Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland) aan de hand van de gegevens in de basisadministratie persoonsgegevens nagaan of er sprake is (geweest) van eerdere huwelijken. Als uit de basisadministratie persoonsgegevens blijkt dat sprake is (geweest) van eerdere huwelijken zal onderzocht moeten worden of de ontbinding van het huwelijk naar het recht van Bonaire, Sint Eustatius of Saba kan worden erkend. Het ligt op de weg van de verzoeker om aan de hand van documenten aan te tonen dat een eerdere echtgenote heeft ingestemd met de verstoting. Zo is de omstandigheid dat de verstoting lang geleden heeft plaatsgevonden geen reden om aan te nemen dat de vrouw stilzwijgend heeft ingestemd met de verstoting. Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland) zal bij de indiening van het verzoek aan een verzoeker als hier bedoeld vragen of er nog sprake is van eerdere huwelijken die niet in de basisadministratie persoonsgegevens zijn opgenomen (zie model 2.1). Als dat het geval is zal aan de hand van de door verzoeker overlegde documenten onderzocht moeten worden of dat huwelijk is ontbonden op een erkende wijze naar het recht van Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

C

Paragraaf 3.2/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d HRWN-BES komt te luiden:

Paragraaf 3.2. Beoordeling buitenlandse verstotingsakten

Het komt voor dat bij de inschrijving in de basisadministratie persoonsgegevens van eenzijdige verstotingen, in het verleden veelal is nagelaten na te gaan of de vrouw met de verstoting in het buitenland heeft ingestemd dan wel zich daarbij heeft neergelegd. De omstandigheid dat een verstoting in de basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven als ontbinding van een huwelijk levert dan ook geen bewijs op dat de verstoting rechtsgeldig tot stand is gekomen. Dit kan tot gevolg hebben dat de ongeldigheid van een verstoting jaren na inschrijving alsnog aan de betrokken persoon wordt tegengeworpen. Het kan dan voor hem moeilijk zijn na zo lange tijd nog een bewijs van de berusting van de vrouw te verkrijgen.

Mede teneinde een adequate afhandeling van verzoeken om naturalisatie te bevorderen, moet steeds aan de hand van het Internationaal Privaatrecht (IPR) in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba te toetsen of de vrouw met de verstoting heeft ingestemd ofwel zich daarbij heeft neergelegd.

De instemming of berusting van de vrouw kan worden afgeleid uit onder meer de volgende omstandigheden:

  • de vrouw heeft zelf om inschrijving van de verstotingsakte in de basisadministratie persoonsgegevens gevraagd, of zij heeft verzocht om op haar huwelijksakte een latere vermelding betreffende de huwelijksontbinding te plaatsen;

  • de vrouw is blijkens een huwelijksakte – of een ander officieel document – hertrouwd. Let op! Een islamitische vrouw mag zelf geen polygaam huwelijk aangaan;

  • uit de vrouw zijn na de verstoting natuurlijke kinderen geboren, hetgeen blijkt uit het feit dat deze kinderen in de buitenlandse geboorteakte onder haar naam, althans niet onder de naam van de gewezen echtgenoot, staan vermeld;

  • de vrouw heeft een authentieke akte overgelegd, waaruit blijkt dat zij instemt met de verstoting. De handtekening van de vrouw moet zijn gelegaliseerd door een autoriteit van het land waar de vrouw de verklaring heeft afgelegd (eventueel kan – ter vergelijking met de handtekening op de verklaring van instemming – een kopie van de handtekening van de vrouw in haar paspoort worden meegestuurd). Een verklaring van de vrouw dat zij op de hoogte is van de verstoting is in dit verband overigens onvoldoende;

  • de man is hertrouwd ten overstaan van een ambtenaar van de burgerlijke stand in één van de landen van het Koninkrijk van de burgerlijke stand. In dit geval wordt ervan uitgegaan dat die ambtenaar de verstoting op geldige grond heeft erkend;

  • de verstotingsakte vermeldt dat de vrouw om verstoting heeft verzocht én voor die verstoting is een vergoeding (‘khul’) aan de man toegezegd. Die vergoeding kan bijvoorbeeld blijken uit de omstandigheid dat zij afstand heeft gedaan van bepaalde rechten die zij gewoonlijk na de verstoting heeft, zoals het recht op betaling van het restant van de bruidsgift (‘mahr’ of ‘sadaq’ geheten), het recht op alimentatie, zij kan de feitelijke zorg voor de kinderen aan de man hebben overgedragen, zij kan ook verplichtingen op zich hebben genomen, zoals de betaling van het onderhoud van de kinderen. In geval van een ‘khul’ is de verstoting steeds onherroepelijk;

  • de verstotingsakte vermeldt dat de vrouw, optredend als vertegenwoordiger van de man, zichzelf verstoot.

De hierboven gegeven criteria zijn uiteraard vatbaar voor rechterlijke toetsing. De hierboven genoemde lijst van omstandigheden, waaruit de instemming of de berusting blijkt, is niet limitatief. Er kunnen andere feitelijke omstandigheden zijn die er mede op wijzen dat de vrouw zich bij de verstoting heeft neergelegd.

Met betrekking tot de in deze paragraaf genoemde buitenlandse documenten geldt ook hier dat deze pas na legalisatie (eventueel inhoudelijke verificatie) of voorzien van een apostille in het Nederlands rechtsverkeer kunnen worden gebruikt en geaccepteerd (zie toelichting op artikel 7 RWN, paragraaf 3.5.3 en 3.5.4).

D

Het model 2.22 HRWN-BES komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

E

De bijlage bij model 2.22 HRWN-BES komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 30 september 2012

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor deze: de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.

BIJLAGE 1

Model 2.22 HRWN-BES: Checklist naturalisatie Caribisch Nederland (geldig vanaf 1 januari 2013)

BIJLAGE 2

Bijlage checklist: Vrijstellingen inburgering

  • 1. Verzoeker is Molukker en valt onder de Wet betreffende positie van Molukkers van 9 september 1976.

  • 2. Diploma (uitgereikt op basis van een onderwijswet voor onderwijs van hoger niveau dan het basisonderwijs), en het onderwijs is in de Nederlandse taal, de Papiamentse taal (Bonaire) of de Engelse taal (Sint Eustatius en Saba) gevolgd.

    Let op! Als onderwijs is gevolgd in de Papiamentse taal (Bonaire) of de Engelse taal (Sint Eustatius en Saba), dan is volledige vrijstelling van de naturalisatietoets alleen mogelijk als de verzoeker kan aantonen dat hij in een vak Nederlands is onderwezen en voor dat vak een voldoende heeft behaald.

  • 3. Diploma, uitgereikt op wettelijke basis anders dan een onderwijswet, en het onderwijs is in de Nederlandse taal gevolgd

  • 4. Diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT-2), programma I of II

  • 5. Verkorte Vrijstellingstoets, zoals die tot 1 januari 2013 gold (niveau B1 behaald)

  • 6. Tijdens leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste 8 jaren in Europees Nederland gewoond

  • 7. Belgisch diploma met een voldoende voor het vak Nederlands + cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille)

  • 8. Surinaams diploma met voldoende voor het vak Nederlands + cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille)

  • 9. Diploma Europees baccalaureaat van de Europese school met een voldoende voor het vak Nederlands

  • 10. Diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school, met Nederlands als 1e of 2e taal en een voldoende voor het vak Nederlands

  • 11. Getuigschrift International baccalaureaat Middle Years Certificate, International General Certificate of Secondary Education of International Baccalaureaat met een voldoende voor het vak Nederlands

  • 12. WIN-Certificaat, met bijbehorende verklaring van de school, met voldoende taalniveau (NT-2) voor alle taalonderdelen en voldoende MO niveau (t/m 31 augustus 2001 85% of hoger, vanaf 1 september 2001 80% of hoger)

  • 13. WIN-Certificaat, met bijbehorende verklaring van de school, met voldoende taalniveau (NT-2) voor alle taalonderdelen in combinatie met:

    • a. geslaagd brief KNS; of

    • b. deel 1 van de naturalisatietoets zoals die tot 1 januari 2007 gold.

  • 14. WIN-Certificaat, met bijbehorende verklaring van de school, met voldoende MO-niveau (t/m 31 augustus 2001 85% of hoger, vanaf 1 september 2001 80% of hoger), maar onvoldoende taalniveau (voor één of meerdere onderdelen) in combinatie met:

    • a. taalonderdelen van het inburgeringsexamen: geslaagdbrief decentraal praktijkdeel, Toets Gesproken Nederlands en Elektronisch Praktijkexamen; of

    • b. certificaat oudkomers met alle taalonderdelen op ten minste niveau 2; of

    • c. verklaring Educatie waarbij de toetsen op niveau 2 zijn gehaald vóór 1 januari 2007

  • 15. Certificaat Oudkomers + bijbehorende ROC-verklaring met voldoende taalniveau (NT-2) voor alle taalonderdelen met:

    • a. geslaagdbrief KNS; of

    • b. WIN-certificaat met voldoende MO-niveau (zie 13); of

    • c. deel 1 van de naturalisatietoets zoals die tot 1 januari 2007 gold

  • 16. Deel 1 van de naturalisatietoets, zoals die tot 1 januari 2007 gold, in combinatie met:

    • a. DUO resultatenbrief taalonderdelen (geslaagd voor decentraal praktijkdeel, TGN en Elektronisch Praktijkexamen); of

    • b. WIN-certificaat met ten minste niveau 2 voor alle taalonderdelen (met bijbehorende ROC-verklaring); of

    • c. Certificaat Oudkomers met alle taalonderdelen op ten minste niveau 2 (met bijbehorende verklaring)

    • d. Verklaring Educatie ROC met tenminste niveau 2 voor alle taalonderdelen, gehaald voor 1 januari 2007.

  • 17. Verklaring Educatie ROC waarbij alle taalonderdelen op ten minste niveau 2 zijn gehaald vóór 1 januari 2007 in combinatie met:

    • a. geslaagdbrief KNS; of

    • b. deel 1 van de naturalisatietoets zoals die tot 1 januari 2007 gold; of

    • c. WIN-certificaat en bijbehorende ROC-verklaring met voldoende niveau MO-gedeelte (zie 13).

  • 18. Certificaat Nederlands als Vreemde Taal (CnaVT):

    • a. Certificaat Profiel Maatschappelijke Taalvaardigheid (ERK-niveau B1); of

    • b. Cerfiticaat Profiel Professionele Taalvaardigheid (ERK-niveau B2); of

    • c. Certificaat Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs (ERK-niveau B2); of

    • d. Certificaat Profiel Academische Taalvaardigheid (ERK-niveau C1); of

    • e. Certificaat Profiel Toeristische en Informele Taalvaardigheid (ERK-niveau A2); of

    • f. Certificaat Profiel Taalvaardigheid Praktische Beroepen (ERK-niveau A2)

      In combinatie met:

      • 1. geslaagdbrief KNS; of

      • 2. deel 1 van de naturalisatietoets zoals die tot 1 januari 2007 gold; of

      • 3. WIN-certificaat en bijbehorende ROC-verklaring met voldoende niveau MO-gedeelte (zie 13).

  • 19. Beschikking vrijstelling/ontheffing B&W:

    • a. artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e BNT (besluit B&W op grond van artikel 5, tweede lid, WIN dat inburgeringsprogramma achterwege kan blijven vanwege reeds verworven kennis);

    • b. artikel 3, eerste lid, aanhef en onder f BNT (besluit B&W dat inburgeringsprogramma achterwege kan blijven omdat verzoeker met goed gevolg een toets bedoeld in artikel 5, vierde lid, WIN, heeft afgelegd);

    • c. artikel 3, eerste lid, aanhef en onder g BNT (besluit B&W op grond van artikel 3, derde lid, onder a WIN tot ontheffing inburgeringsplicht op medische gronden).

  • 20. Beschikking ontheffing DUO, niet ouder dan drie jaar, op grond van artikel 6, eerste lid onder a, Wet inburgering.

TOELICHTING

Artikelsgewijs

A

De wijzigingen houden verband met de wijziging van de Wet inburgering die in het Europese deel van Europa op 1 januari 2013 in werking zal treden.

Het inburgeringsvereiste zoals geformuleerd in artikel 8, eerste lid, onder d van de Rijkswet op het Nederlanderschap sluit in Europees Nederland aan bij de Wet inburgering. Dit heeft gevolg dat bij de bepalingen van de Wet inburgering wordt aangesloten, tenzij in het Besluit Naturalisatietoets, de Regeling naturalisatietoets openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba 2011 anders is bepaald.

In artikel 3 van het Besluit Naturalisatietoets zijn de gronden voor volledige vrijstelling van de naturalisatietoets opgenomen. Deze vrijstellingsgronden staan ook in de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003, toegespitst op het gebruik in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Hoewel deze vrijstellingsgronden zijn ontleend aan de in het Europese deel van Nederland geldende Wet inburgering, zijn deze vrijstellingsgronden van toepassing in het gehele Koninkrijk.

Voorts zijn tekstuele wijzigingen aangebracht.

B, C

Dit zijn tekstuele wijzigingen.

D, E

De modelformulieren zijn tekstueel aangepast.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor deze: de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.

Naar boven