Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 september 2012, nummer WBN-CM 2012/4, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in Curaçao en Sint Maarten

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN), het Besluit Naturalisatietoets, de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap en de Regeling naturalisatietoets Nederland;

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitsts op het gebruik in Curaçao en Sint Maarten wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 2.2/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid aanhef en onder d HRWN-CM komt te luiden:

Paragraaf 2.2. Volledige vrijstelling van de naturalisatietoets

In artikel 3 BNT zijn de gronden voor vrijstelling van de naturalisatietoets opgenomen. Op delen zijn deze ontleend aan de in het Europese deel van Nederland geldende Wet inburgering, maar van toepassing in het gehele Koninkrijk. In de praktijk zullen verschillende van de hieronder genoemde gronden niet voorkomen bij verzoeken in Curaçao of in Sint Maarten.

Een verzoeker die zich beroept op volledige vrijstelling moet aantonen dat hij behoort tot één van de volgende categorieën:

  • 1. Molukkers, die op grond van de Wet van 9 september 1976 (Stb. 1976, 468) bij de toepassing van de Nederlandse wetgeving worden behandeld als Nederlander en op grond daarvan als voldoende ingeburgerd worden beschouwd;

  • 2. Degene die, na onderwijs te hebben gevolgd in de Nederlandse taal of in de taal die daarnaast in Curaçao of in Sint Maarten gangbaar is, te weten Papiaments in Curaçao en Engels in Sint Maarten, en is in het bezit van een op wettelijke basis uitgereikt diploma of getuigschrift van afronding van een opleiding van wetenschappelijk onderwijs, hoger onderwijs, algemeen voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs of leerlingwezen. De verzoeker die onderwijs heeft gevolgd in het Papiaments in Curaçao of in het Engels in Sint Maarten, is slechts volledig vrijgesteld van de naturalisatietoets als hij tevens heeft aangetoond dat hij in een vak Nederlands is onderwezen en voor dat vak een voldoende heeft behaald (artikel 3, eerste lid onder b BNT). De verzoeker bezit dan bijvoorbeeld een:

    • getuigschrift Wetenschappelijk Onderwijs of Hoger beroepsonderwijs, uitgereikt op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

    • diploma voortgezet (middelbaar) onderwijs, uitgereikt op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • diploma beroepsonderwijs, uitgereikt op grond van de Wet educatie beroepsonderwijs;

    • diploma leerlingwezen, uitgereikt op grond van de Wet educatie beroepsonderwijs of de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs;

    • diploma of getuigschrift, uitgereikt op een wettelijke basis anders dan een onderwijswet, nadat onderwijs is gevolgd in de Nederlandse taal of het Papiaments in Curaçao of het Engels in Sint Maarten;

  • 3. Degene die in het bezit is van een diploma staatsexamen Nederlands als Tweede taal, programma I of II;

  • 4. Degene die in het bezit is van een Certificaat Inburgering als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de (voormalige) Wet inburgering nieuwkomers (WIN-certificaat). Het WIN-certificaat is alleen vrijstellend als zowel voor de vier taalonderdelen als voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie een voldoende resultaat is behaald. Hierbij is het volgende van belang:

    • a. De vier taalonderdelen

      Voor elk van de onderdelen ‘Luisteren’, ‘Spreken’, ‘Lezen’ en ‘Schrijven’ moet ten minste minimaal niveau 2 van de eindtermen Referentiekader Nederlands als Tweede Taal zijn gehaald. Staat er, al is het maar één keer, ‘op weg naar 2’ (of een lager of helemaal geen niveau), dan is niet het vereiste niveau gehaald. De niveaus moeten in ieder geval zijn vermeld op de bij het WIN-certificaat over te leggen ROC-verklaring. De niveaus van de vier taalonderdelen kunnen ook nog op het WIN-certificaat zelf zijn vermeld. In dat laatste geval moeten de niveaus op de ROC-verklaring en op het WIN-certificaat exact hetzelfde zijn.

    • b. Het onderdeel Maatschappij Oriëntatie

      Naast ten minste niveau 2 voor elk van de vier taalonderdelen moet voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie niveau 2 van de Kwaliteitsstructuur Educatie (KSE) zijn gehaald. Voor Maatschappij Oriëntatie kan een niveau zijn aangegeven, maar meestal wordt een scoringspercentage vermeld. De verzoeker moet dit altijd aantonen met de bij het WIN-certificaat behorende ROC-verklaring. Op het certificaat staat soms het niveau, soms het scoringspercentage, en soms is helemaal niets ingevuld.

    Als op de onderliggende verklaring van het ROC geen niveau wordt vermeld voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie, maar wel een scoringspercentage, dan geldt het volgende. Niveau 2 KSE is in de periode tot en met 31 augustus 2001 behaald bij een percentage van 85 of hoger. Vanaf 1 september 2001 is niveau 2 KSE behaald bij een percentage van 80 of hoger. Omdat WIN-certificaten soms erg laat na de verklaring van het ROC zijn afgegeven, is de datum van de ROC-verklaring bepalend voor de vaststelling welk percentage moet zijn behaald om niveau 2 KSE te hebben gehaald.

  • 5. Degene die beschikt over een beschikking van het College van Burgemeesters en Wethouders als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de (voormalige) Wet inburgering nieuwkomers. De verzoeker moet hiertoe de originele beschikking overleggen. In deze beschikking wordt ten aanzien van de verzoeker besloten het vaststellen van een inburgeringsprogramma achterwege te laten, omdat tijdens het inburgeringsonderzoek aannemelijk was geworden dat de verzoeker de kennis, het inzicht en de vaardigheden die hij door het deelnemen aan een inburgeringsprogramma zou kunnen verwerven, al in voldoende mate op een andere wijze heeft verworven (artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e, BNT).

  • 6. Degene die een toets als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de (voormalige) Wet inburgering nieuwkomers met goed gevolg heeft afgelegd, als gevolg waarvan hij beschikt over een besluit inhoudende dat de vaststelling van het inburgeringsprogramma achterwege wordt gelaten (artikel 3, eerst lid, aanhef en onder f, BNT).

  • 7. Degene die beschikt over een beschikking van het College van Burgemeesters en Wethouders als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder a, van de (voormalige) Wet inburgering nieuwkomers. De verzoeker moet hiertoe de originele beschikking overleggen. In deze beschikking wordt ten aanzien van de verzoeker vastgesteld dat hij wegens psychische of lichamelijke redenen voor onbepaalde duur is ontheven van de verplichting een inburgeringsprogramma te volgen (artikel 3, eerste lid, aanhef en onder g, BNT).

  • 8. Degene die beschikt over een inburgeringsdiploma (alle onderdelen minimaal op niveau A2) als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet inburgering, zoals dat luidde tot 1 januari 2013 of een diploma (alle onderdelen minimaal op niveau A2) als bedoeld in artikel 7, vierde lid, aanhef en onder g, van de Wet inburgering.

  • 9. Degene die in het bezit is van het document dat wordt uitgereikt nadat de Korte Vrijstellingstoets, bedoeld in artikel 2.7 van het Besluit inburgering met goed gevolg is afgelegd, zoals die tot 1 januari 2013 gold. Hieruit moet blijken dat betrokkene niveau B1 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde talen heeft gehaald.

  • 10. Degene die tenminste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in het Europese deel van Nederland heeft verbleven. De leerplichtige leeftijd vangt aan op de eerste schooldag van de maand volgend op die waarin de leeftijd van vijf jaar is bereikt en eindigt aan het einde van het schooljaar waarin de leeftijd van 16 jaar is bereikt. Voor de onderhavige vrijstelling van de naturalisatietoets is het voldoende als wordt vastgesteld dat betrokkene in de periode die is gelegen tussen zijn vijfde en zestiende verjaardag, ten minste acht jaar in Europees Nederland heeft gewoond. Betrokkene kan dit aantonen door een uittreksel van de GBA of een daaraan voorafgaande bevolkingsboekhouding (bijvoorbeeld het Vestigingsregister) waaruit blijkt dat hij ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd woonachtig was in Europees Nederland.

    Voor de toepassing van deze vrijstellingsgrond is niet vereist dat het hierbij om een ononderbroken inschrijving van acht jaar gaat; ook de betrokken persoon die tijdens de leerplichtige leeftijd bijvoorbeeld twee perioden van vier jaar ingeschreven was, is vrijgesteld. Ook is niet vereist dat het om legaal verblijf gaat.

  • 11. Degene die in het bezit is van een diploma of getuigschrift, vergelijkbaar diploma of een ander document zoals genoemd onder punt 2, behaald in het Nederlandstalig onderwijs in België, mits een voldoende is behaald voor het vak Nederlands.

  • 12. Degene die in het bezit is van een diploma of getuigschrift, vergelijkbaar diploma of een ander document zoals genoemd onder punt 2, behaald in het Nederlandstalig onderwijs in Suriname, mits een voldoende is behaald voor het vak Nederlands.

  • 13. Degene die in het bezit is van het diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school (Trb. 1957, 246), voorzover dat baccalaureaat het vak Nederlands als eerste of tweede taal omvat en voor dat vak een voldoende is behaald.

  • 14. Degene die in het bezit is van het getuigschrift International baccalaureaat Middle Years Certificate, International General Certificate of Secondary Education of International Baccalaureaat, als daartoe een cursus Engels-Nederlandstalig of een cursus Internationaal Baccalaureaat met daarin het vak Nederlands is gevolgd en voor het vak een voldoende is behaald.

  • 15. Degene die in het bezit is van het certificaat Naturalisatietoets als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit naturalisatietoets, zoals dit luidde voor 1 april 2007. Hieruit moet blijken dat betrokkene is geslaagd voor de volgende vijf onderdelen: kennis van staatsinrichting en maatschappij; spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid.

Om voor bovengenoemde vrijstellingsgronden in aanmerking te komen, overlegt betrokkene bij zijn verzoek om naturalisatie het originele diploma en in het geval vereist is dat voor het vak Nederlands een voldoende is behaald, een door de onderwijsinstelling gewaarmerkte cijferlijst waaruit blijkt dat een voldoende is behaald voor dat vak.

Betrokkene is zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van de documenten en, als van toepassing, voor de vertalingen en legalisatie of apostille van de stukken. Als de documenten zijn opgesteld in een andere taal dan het Nederlands, Engels, Duits of Frans, dan moet betrokkene zelf ervoor zorgen dat de stukken worden vertaald door een beëdig vertaler. Deze vertaling moet gehecht zijn aan het originele (afschrift van het) document. De op dit moment geldige legalisatiecirculaire is van toepassing.

Voorafgaand aan het in behandeling nemen van het verzoek om naturalisatie beoordeelt de Gouverneur summier of het overgelegde document dat recht op vrijstelling kan geven origineel is, of de personalia overeenkomen met die van verzoeker en of de inhoud juist is. Als hij van oordeel is dat het document origineel is, de inhoud klopt en de personalia juist zijn, neemt hij deze stukken in ontvangst. Het verzoek wordt op dat moment in behandeling genomen. De Gouverneur maakt een kopie van het document en voegt die met de gedateerde en door of namens hem ondertekende aantekening ‘kopie van origineel’ in het dossier. Het origineel geeft hij terug aan verzoeker. Hij stelt een advies op waarin hij de IND meedeelt dat de verzoeker naar zijn oordeel is vrijgesteld van de naturalisatietoets en stuurt het advies met de kopie van het overgelegde document mee in het dossier aan de IND. In deze gevallen wordt uiteraard geen Certificaat Naturalisatietoets verlangd.

Als de Gouverneur in dit stadium twijfelt aan de echtheid van het overgelegde document of aan de juistheid van de personalia of de inhoud, deelt hij dit mee aan verzoeker en stelt hem ervan in kennis dat hij het document en de gegevens, ná het in behandeling nemen van het verzoek om naturalisatie, nader zal onderzoeken. De Gouverneur neemt het verzoek – als de verzoeker dit nog steeds wenst in te dienen – wel in behandeling. Als de Gouverneur onmiddellijk vaststelt dat het overgelegde document niet origineel is of de personalia niet overeenkomen met die van de verzoeker wordt hem ontraden een verzoek in te dienen. In dat geval wordt er conform deel 2.1.2 gehandeld.

In het geval de Gouverneur, ná het in behandeling nemen van het verzoek, de echtheid van het document of de juistheid van de gegevens op het overgelegde document nader wil onderzoeken, wint hij daarover advies in van het ETE dan wel van de Dienst Examens Sint Maarten. In dat geval wordt het originele document tijdelijk ingenomen. Als het contact met het ETE dan wel de Dienst Examens Sint Maarten leidt tot de vaststelling dat de gegevens op het document niet juist zijn of het document zelf niet authentiek is, vermeldt hij dat op het adviesblad. De verklaring van het ETE dan wel de Dienst Examens Sint Maarten en een kopie van het document zelf, worden in het dossier gevoegd dat aan de IND wordt verzonden.

Als het contact met het ETE dan wel de Dienst Examens Sint Maarten leidt tot de vaststelling dat de gegevens juist zijn en het document echt is, maakt de Gouverneur een kopie van het door de verzoeker overgelegde document en voegt hij die kopie met de gedateerde en door of namens hem ondertekende aantekening ‘kopie van origineel’ in het dossier van verzoeker, met daarbij de aantekening over de visie van het ETE dan wel de Dienst Examens Sint Maarten.

De Gouverneur stuurt het hele dossier op aan de IND. In zijn advies wordt opgenomen of de verzoeker naar zijn oordeel is vrijgesteld van de naturalisatietoets.

In het geval dat de verzoeker alleen een kopie van de hierboven genoemde documenten kan overleggen, komt hij alleen in aanmerking voor vrijstelling als hij een recente verklaring van de leiding van het betrokken onderwijsinstituut overlegt waaruit blijkt dat de kopie overeenstemt met het door dat instituut afgegeven originele getuigschrift of diploma. In het geval van een overgelegde verklaring als hiervoor bedoeld, neemt de Gouverneur ter verificatie contact op met het instituut dat de verklaring heeft afgegeven. Als de Gouverneur tot de conclusie komt dat de kopie of de verklaring (of beide documenten) niet authentiek zijn, neemt hij dit op in zijn advies. Als het contact met het instituut waar de opleiding is gevolgd leidt tot de vaststelling dat de gegevens juist zijn en het document echt is, neemt de Gouverneur de kopie van het document en de begeleidende verklaring van het desbetreffende instituut op in het dossier. Het hele dossier stuurt hij op aan de IND. In het advies wordt nu ook opgenomen dat betrokkene naar het oordeel van de Gouverneur is vrijgesteld van de naturalisatietoets. Wordt een dergelijke verklaring niet afgelegd, dan moet betrokkene de naturalisatietoets afleggen.

B

Paragraaf 2.3.2/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid aanhef en onder d HRWN-CM komt te luiden:

Paragraaf 2.3.2. Beroep op het ondanks geleverde inspanning redelijkerwijs niet in staat kunnen worden geacht het examen te behalen

Artikel 11 en 12 van de Regeling naturalisatietoets Curaçao 2011 en artikel 11 en 12 van de Regeling naturalisatietoets Sint Maarten 2011 geven hieraan uitwerking. Het gaat hier om een verzoeker die:

  • 1. niet gealfabetiseerd is in zijn eigen taal en de Papiamentse dan wel Engelse en Nederlandse taal, en

  • 2. van wie, gezien zijn leeftijd en overige omstandigheden, niet kan worden verwacht dat hij (nog) Papiaments (voor Curaçao) of Engels (voor Sint Maarten) en Nederlands leert lezen en schrijven binnen een periode van vijf jaar.

Betrokkene is ontheven van deel III van het examen dan wel van de delen I en II (en wellicht in uitzonderingssituaties van de delen I, II en III), als hij een verklaring overlegt van Arbo Consult, gevestigd te Willemstad, Curaçao dan wel van de Dienst Examens Sint Maarten, waarin deze aangeeft dat betrokkene wegens beperkt leervermogen in samenhang met onder meer vooropleiding en leeftijd in redelijkheid niet in staat geacht kan worden de betreffende taal binnen vijf jaar te kunnen lezen en schrijven op niveau A2.

Let op! Tot 1 januari 2012 was Fundashon Pro Alfa te Curaçao de aangewezen instantie om het haalbaarheidsonderzoek uit te voeren. Als een verzoek is ingediend vóór 1 januari 2012 en betrokkene heeft bij dit verzoek een advies van Fundashon Pro Alfa overgelegd, gedateerd vóór 1 januari 2012, dan kan dit advies worden meegenomen in de naturalisatieprocedure.

Let wel: Ook hier gaat het altijd om ontheffing van een geheel deel van de naturalisatietoets. Het gaat dus niet om ontheffing van een taalvaardigheid.

Betrokkene moet met relevante bewijsstukken aantonen welke inspanning hij heeft verricht om gealfabetiseerd te raken. Als blijkt dat er geen serieuze poging is ondernomen, zal worden vastgesteld dat verzoeker niet in aanmerking komt voor ontheffing.

Haalbaarheidsonderzoek

Het bovenstaande leidt ertoe dat bij een beroep op deze ontheffingsgrond een nader onderzoek moet worden ingesteld. In dit onderzoek worden de volgende factoren meegenomen: de mate van het niet gealfabetiseerd zijn, de mate van extra inspanning om gealfabetiseerd te raken, alsmede het leervermogen van betrokkene, de vooropleiding en de leeftijd.

Dit zogenaamde ‘haalbaarheidsonderzoek’ vindt plaats bij Arbo Consult, gevestigd te Willemstad, Curaçao dan wel bij de Dienst Examens Sint Maarten. Dit beoordeelt of het haalbaar is voor betrokkene binnen een tijdsbestek van vijf jaar Papiaments (voor Curaçao) dan wel Engels (voor Sint Maarten) en Nederlands te leren lezen en schrijven. Voor kennis van beide talen geldt dat dit moet liggen op beheersingsniveau A2 van het Europees Raamwerk voor moderne vreemde talen (artikel 2, vierde lid, Regeling naturalisatietoets Curaçao 2011 en Regeling naturalisatietoets Sint Maarten 2011). Betrokkene moet zelf voor het haalbaarheidsonderzoek betalen. De kosten voor het haalbaarheidsonderzoek worden door Arbo Consult dan wel de Dienst Examens Sint Maarten vastgesteld.

Toetscriteria niet gealfabetiseerd

Iemand is ‘niet gealfabetiseerd’ in het kader van de naturalisatietoets als hij analfabeet is in zowel zijn eigen taal als in het Papiaments dan wel in het Engels en het Nederlands. Beheerst iemand wel het schrift van zijn eigen taal (bijvoorbeeld betrokkene kan Arabisch, Chinees of Urdu schrijven), maar beheerst hij niet het Latijnse schrift, dan kan hij niet als ‘niet gealfabetiseerd’ worden beschouwd. Betrokkene beheerst immers de kunst van het schrijven. Onderwijsdeskundigen spreken in dat geval van ‘anders’ gealfabetiseerd zijn.

Heeft iemand in zijn eigen land niet de aldaar gebruikelijke basisopleiding (lagere school) afgerond, dan wordt hij in het kader van de naturalisatietoets als niet gealfabetiseerd beschouwd. Mogelijkerwijs kan betrokkene enigszins in zijn eigen taal en (al dan niet) in het Papiaments dan wel het Engels en/of het Nederlands enige woorden lezen en schrijven, toch is betrokkene te beschouwen als niet gealfabetiseerd. Van een ieder die in beginsel op model 2.27 aangeeft dat hij in het land van herkomst geen enkele opleiding heeft afgerond, wordt aangenomen dat hij de eigen taal niet kan lezen en schrijven. Betrokkene hoeft geen stukken te overleggen. Indien echter later blijkt dat betrokkene in een eerdere procedure anders heeft verklaard of indien anderszins blijkt dat betrokkene toch een opleiding heeft afgerond, dan wordt bij de beslissing op het verzoek om naturalisatie gemotiveerd van het advies van Arbo Consult dan wel van de Dienst Examens Sint Maarten afgeweken.

Extra inspanning

Betrokkene moet aan de hand van certificaten of verklaringen van (bij voorkeur onderwijs-)instellingen aantonen dat hij zich heeft ingespannen om gealfabetiseerd te raken. Van een ‘extra inspanning’ is sprake als meer dan gemiddeld is geprobeerd Papiaments (voor Curaçao) dan wel Engels (voor Sint Maarten) en/of Nederlands (op A2 niveau) te leren lezen en schrijven. Het moet wel ten minste gaan om een taalcursus in georganiseerd verband, bij voorkeur bij een onderwijsinstelling, maar het kan ook gaan om welzijnswerk, een cursus bij of via het arbeidsbureau of een cursus bij buurt- of clubhuis.

De Gouverneur heeft hierbij een voorlichtende taak, die eruit bestaat betrokkene erop te wijzen dat hij bij zijn aanmelding bij Arbo Consult in Curaçao dan wel bij de Dienst Examens Sint Maarten zal moeten kunnen aantonen dat hij (onverplicht) een cursus Papiaments dan wel Engels en/of Nederlands heeft gedaan. Gezien de kosten voor het onderzoek is het degene die niet kan aantonen een cursus Papiaments dan wel Engels en/of Nederlands te hebben gedaan, bij voorbaat af te raden om zich bij Arbo Consult dan wel bij de Dienst Examens Sint Maarten te melden voor het onderzoek. Alleen als betrokkene ervan overtuigd is de ‘extra inspanning’ te kunnen aantonen bij Arbo Consult dan wel bij de Dienst Examens Sint Maarten, heeft het zin hem door te verwijzen naar Arbo Consult dan wel naar de Dienst Examens Sint Maarten voor het onderzoek naar de vraag of betrokkene eventueel nog binnen vijf jaar met kans op succes de naturalisatietoets zal kunnen afleggen.

Beperkt leervermogen

Het gaat hier om ‘beperkt leervermogen’ in de zin van ‘beperkte studievaardigheden als gevolg van gebrek aan educatie’. Iemand die nooit geleerd heeft om ‘te leren’ bezit, in deze context, een ‘beperkt leervermogen’. Of hiervan sprake is, wordt onderzocht en beoordeeld door Arbo Consult in Curaçao dan wel door de Dienst Examens Sint Maarten. In die beoordeling betrekt Arbo Consult dan wel de Dienst Examens factoren als de geen tot zeer beperkte vooropleiding van betrokkene, diens leeftijd en het feit dat betrokkene wel heeft geprobeerd Papiaments (voor Curaçao) dan wel Engels (voor Sint Maarten) of Nederlands (op niveau A2 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen) te leren schrijven en lezen.

Handelwijze Gouverneur

In de voorlichtende sfeer wijst de Gouverneur de verzoeker er bij een beroep op ontheffing op dat hij bij de indiening van zijn verzoek om naturalisatie de bewijsstukken overlegt op grond waarvan hij ontheffing van deel I, II en/of III heeft. Beroept de verzoeker zich op ongeletterdheid, dan wijst de Gouverneur de verzoeker erop, dat hij dient aan te tonen dat hij zich (onverplicht) heeft ingespannen om gealfabetiseerd te raken. Ook wijst de Gouverneur betrokkene erop dat er kosten zijn verbonden aan het haalbaarheidsonderzoek.

Als de verzoeker in aanmerking komt voor ontheffing van deel I, II of III van de naturalisatietoets wegens een taalgerichte belemmering, dan geeft het hoofd van het ETE dan wel van de Dienst Examens Sint Maarten aan de verzoeker een Certificaat naturalisatietoets waarop is aangetekend welk deel of welke delen de verzoeker niet heeft afgelegd (artikel 12, eerste lid, Regeling naturalisatietoets Curaçao 2011 en Regeling naturalisatie Sint Maarten 2011). Deze aantekening gebeurt alleen op verzoek van degene aan wie het Certificaat wordt afgegeven.

Het ETE dan wel de Dienst Examens Sint Maarten treedt niet in een beoordeling of de verzoeker terecht afziet van het afleggen van een deel van de naturalisatietoets. Immers uiteindelijk oordeelt de IND over de vraag of betrokkene inderdaad niet de gemiste delen hoefde te maken.

C

Paragraaf 3.1/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid aanhef en onder d HRWN-CM komt te luiden:

Paragraaf 3.1 Polygamie

Voor wat betreft polygamie (of bigamie) kan worden opgemerkt dat er sprake is van opneming in de Nederlands-Antilliaanse samenleving wanneer verzoeker zijn situatie in overeenstemming heeft gebracht met de in Curaçao en Sint Maarten geldende rechtsbeginselen, waaronder dat van monogamie.

Het rechtsbeginsel van monogamie komt onder andere tot uiting in artikel 1:30 BW-NA en artikel 1:69 BW-NA. Deze artikelen bepalen respectievelijk dat een man slechts met een vrouw, de vrouw slechts met een man kan zijn gehuwd en dat een polygaam huwelijk nietig kan worden verklaard. Het beginsel van monogamie komt ook tot uitdrukking in artikel 3 van de Wet conflictenrecht huwelijk (WHC), die in Curaçao en Sint Maarten niet van toepassing is. Op 1 januari 2012 is de WCH in het Europese deel van Nederland vervallen. Vanaf die datum is artikel 10:27 BW-NL tot en met 10:53 BW-NL van toepassing. Artikel 10:29 BW-NL (voorheen: artikel 3 WCH). Dit artikel verbiedt het voltrekken van een polygaam huwelijk in Europees Nederland voor zowel Nederlanders als vreemdelingen.

De Nederlands-Antilliaanse openbare orde verzet zich dan ook tegen het voortbestaan of het aangaan van een polygaam huwelijk van een vreemdeling op het moment waarop deze het Nederlanderschap heeft verkregen. Onder inburgering valt dus ook dat verzoeker slechts met één persoon door het huwelijk verbonden kan zijn.

Als een verzoeker zich niet wenst te conformeren aan de in Curaçao en Sint Maarten geldende fundamentele rechtsbeginselen, is hij eigenlijk niet voldoende ingeburgerd. Bovendien is zijn situatie dan niet in overeenstemming met de Nederlands-Antilliaanse civielrechtelijke openbare (rechts)orde (zie bij artikel 6 en 9 RWN).

De vraag of een verzoeker monogaam is, doet zich het meest voor bij personen afkomstig uit islamitische landen die polygamie kennen, alsmede huwelijksontbinding door verstoting. Zie voor een overzicht van deze landen bijlage 1 bij dit artikellid.

Artikel 10:29 BW-NL geeft onder meer aan dat een in het buitenland uitgesproken verstoting in Europees Nederland slechts dan als een rechtsgeldige ontbinding van het huwelijk wordt aangemerkt, eerst dan naar Europees Nederlands recht erkend kan worden, als de verstoting onherroepelijk is en de vrouw hiermee (uitdrukkelijk of stilzwijgend) heeft ingestemd of zich erbij heeft neergelegd, door middel van bijvoorbeeld een bewijs van verstotingshandeling (waaruit de instemming van de vrouw kan worden afgeleid), een bewijs van instemming of berusting, een bewijs dat de ex-echtgenote hertrouwd is of een huwelijksakte van de man betreffende een huwelijk gesloten ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand in Europees Nederland. Als bewijs dat een polygaam huwelijk niet meer in stand is dient uiteraard ook de overlijdensakte van de verstoten vrouw. Verstotingen van vóór de inwerkingtreding van artikel 10:27 BW-NL tot en met 10:53 BW-NL worden analoog behandeld.

Als verzoeker de nationaliteit bezit van een land waar polygamie mogelijk is, zal de Gouverneur aan de hand van de gegevens in de PIVA nagaan of er sprake is (geweest) van eerdere huwelijken. Als uit de PIVA blijkt dat sprake is (geweest) van eerdere huwelijken zal onderzocht moeten worden of de ontbinding van het huwelijk naar Nederlands-Antilliaans recht kan worden erkend. Het ligt op de weg van de verzoeker om aan de hand van documenten aan te tonen dat een eerdere echtgenote heeft ingestemd met de verstoting. Zo is de omstandigheid dat de verstoting lang geleden heeft plaatsgevonden geen reden om aan te nemen dat de vrouw stilzwijgend heeft ingestemd met de verstoting43. De Gouverneur zal bij de indiening van het verzoek aan een verzoeker als hier bedoeld vragen of er nog sprake is van eerdere huwelijken die niet in de PIVA zijn opgenomen (zie model 2.1). Als dat het geval is zal aan de hand van de door verzoeker overlegde documenten onderzocht moeten worden of dat huwelijk is ontbonden op een naar Nederlands-Antilliaans recht erkende wijze.

D

Paragraaf 3.2/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid aanhef en onder d HRWN-CM komt te luiden:

Paragraaf 3.2. Beoordeling buitenlandse verstotingsakten

Bij de behandeling van een verzoek om naturalisatie worden moeilijkheden ondervonden die vaak verband houden met de beoordeling door ambtenaren van de PIVA van buitenlandse verstotingsakten. Het blijkt namelijk dat bij de inschrijving in de PIVA van eenzijdige verstotingen, in het verleden veelal is nagelaten na te gaan of de vrouw met de verstoting heeft ingestemd dan wel zich daarbij heeft neergelegd. De omstandigheid dat een verstoting in de PIVA staat ingeschreven als ontbinding van een huwelijk levert dan ook geen bewijs op dat de verstoting rechtsgeldig tot stand is gekomen. Dit kan tot gevolg hebben dat de ongeldigheid van een verstoting jaren na inschrijving alsnog aan de betrokken persoon wordt tegengeworpen. Het kan dan voor hem moeilijk zijn na zo lange tijd nog een bewijs van de berusting van de vrouw te verkrijgen.

Mede teneinde een adequate afhandeling van verzoeken tot naturalisatie te bevorderen, moeten de ambtenaren van de PIVA steeds de geldigheid van een eenzijdige verstoting aan de hand van de door de wet gestelde criteria te toetsen. Daartoe worden hier enige richtlijnen gegeven.

Op 1 januari 2012 is de Wet conflictenrecht echtscheiding (WCE), die niet van toepassing is in Curaçao en Sint Maarten, vervallen. Vanaf die datum is in Europees Nederland artikel 10:54 BW-NL tot en met artikel 10:59 BW-NL van toepassing. Op grond van artikel 10:58 BW-NL wordt een ontbinding van het huwelijk die uitsluitend door een eenzijdige verklaring van één van de echtgenoten tot stand is gekomen in Europees Nederland erkend als:

  • 1. er conform het nationale recht van één van de echtgenoten, een verstotingsakte is opgemaakt in het land van herkomst of een ander land dat de verstoting kent. De verstotingsakte mag niet zijn opgemaakt door het consulaat van het land van herkomst in Europees Nederland. Is dit het geval, dan is geen geldige verstoting tot stand gekomen. Verklaart het consulaat dat een akte in het land van herkomst is opgemaakt, dan is dit onvoldoende bewijs; én

  • 2. de ontbinding ter plaatse waar zij geschiedde rechtsgevolgen heeft; met andere woorden de verstoting moet onherroepelijk zijn, hetgeen moet zijn aangetoond met stukken van – bijvoorbeeld – een rechtbank (Marokko); én

  • 3. de andere echtgenoot uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft ingestemd met de verstoting of zich erbij heeft neergelegd. Dit blijkt slechts in incidentele gevallen uit de verstotingsakte.

De instemming of berusting van de vrouw kan wel worden afgeleid uit onder meer de volgende omstandigheden:

  • de vrouw heeft zelf om inschrijving van de verstotingsakte in de PIVA gevraagd, of zij heeft verzocht om op haar Nederlandse huwelijksakte een latere vermelding betreffende de huwelijksontbinding te plaatsen;

  • de vrouw is blijkens een huwelijksakte – of een ander officieel document – hertrouwd. Let op! Een islamitische vrouw mag zelf geen polygaam huwelijk aangaan;

  • uit de vrouw zijn na de verstoting natuurlijke kinderen geboren, hetgeen blijkt uit het feit dat deze kinderen in de buitenlandse geboorteakte onder haar naam, althans niet onder de naam van de gewezen echtgenoot, staan vermeld;

  • de vrouw heeft een authentieke akte overgelegd, waaruit blijkt dat zij instemt met de verstoting. De handtekening van de vrouw moet zijn gelegaliseerd door een autoriteit van het land waar de vrouw de verklaring heeft afgelegd (eventueel kan – ter vergelijking met de handtekening op de verklaring van instemming – een kopie van de handtekening van de vrouw in haar paspoort worden meegestuurd). Een verklaring van de vrouw dat zij op de hoogte is van de verstoting is in dit verband overigens onvoldoende;

  • de man is hertrouwd ten overstaan van een Nederlandse ambtenaar van de burgerlijke stand. In dit geval wordt ervan uitgegaan dat die ambtenaar de verstoting op geldige grond heeft erkend;

  • de verstotingsakte vermeldt dat de vrouw om verstoting heeft verzocht én voor die verstoting is een vergoeding (‘khul’) aan de man toegezegd. Die vergoeding kan bijvoorbeeld blijken uit de omstandigheid dat zij afstand heeft gedaan van bepaalde rechten die zij gewoonlijk na de verstoting heeft, zoals het recht op betaling van het restant van de bruidsgift (‘mahr’ of ‘sadaq’ geheten), het recht op alimentatie, zij kan de feitelijke zorg voor de kinderen aan de man hebben overgedragen, zij kan ook verplichtingen op zich hebben genomen, zoals de betaling van het onderhoud van de kinderen. In geval van een ‘khul’ is de verstoting steeds onherroepelijk;

  • de verstotingsakte vermeldt dat de vrouw, optredend als vertegenwoordiger van de man, zichzelf verstoot.

De hierboven gegeven criteria zijn uiteraard vatbaar voor rechterlijke toetsing. De hierboven genoemde lijst van omstandigheden, waaruit de instemming of de berusting blijkt, is niet limitatief. Er kunnen andere feitelijke omstandigheden zijn die er mede op wijzen dat de vrouw zich bij de verstoting heeft neergelegd.

Met betrekking tot de in deze paragraaf genoemde buitenlandse documenten geldt ook hier dat deze pas na legalisatie (eventueel inhoudelijke verificatie) of voorzien van een apostille in het Nederlands rechtsverkeer kunnen worden gebruikt en geaccepteerd (zie toelichting op artikel 7 RWN, paragraaf 3.5.3 en 3.5.4).

E

Het model 2.22 HRWN-CM komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

F

De bijlage bij model 2.22 HRWN-CM komt te luiden als aangegeven in bijlage 2

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant, de Curaçaose Courant en de Landscourant van Sint Maarten worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 30 september 2012

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor deze: de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.

BIJLAGE 1 HET MODEL 2.22 HRWN-CM: ADVIESBLAD NATURALISATIE CURAÇAO/SINT MAARTEN (GELDIG VANAF 1 JANUARI 2013)

BIJLAGE 2 ADVIESBLAD: VRIJSTELLINGEN INBURGERING

  • 1. Verzoeker is Molukker en valt onder de Wet betreffende positie van Molukkers van 9 september 1976.

  • 2. Diploma (uitgereikt op basis van een onderwijswet voor onderwijs van hoger niveau dan het basisonderwijs), en het onderwijs is in de Nederlandse taal, de Papiamentse taal (Curaçao) of de Engelse taal (Sint Maarten) gevolgd.

    Let op! Als onderwijs is gevolgd in de Papiamentse taal (Curaçao) of de Engelse taal (Sint Maarten), dan is volledige vrijstelling van de naturalisatietoets alleen mogelijk als de verzoeker kan aantonen dat hij in een vak Nederlands is onderwezen en voor dat vak een voldoende heeft behaald.

  • 3. Diploma, uitgereikt op wettelijke basis anders dan een onderwijswet, en het onderwijs is in de Nederlandse taal gevolgd

  • 4. Diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT-2), programma I of II

  • 5. Verkorte Vrijstellingstoets, zoals die tot 1 januari 2013 gold (niveau B1 behaald)

  • 6. Tijdens leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste 8 jaren in Europees Nederland gewoond

  • 7. Belgisch diploma met een voldoende voor het vak Nederlands + cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille)

  • 8. Surinaams diploma met voldoende voor het vak Nederlands + cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille)

  • 9. Diploma Europees baccalaureaat van de Europese school met een voldoende voor het vak Nederlands

  • 10. Diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school, met Nederlands als 1e of 2e taal en een voldoende voor het vak Nederlands

  • 11. Getuigschrift International baccalaureaat Middle Years Certificate, International General Certificate of Secondary Education of International Baccalaureaat met een voldoende voor het vak Nederlands

  • 12. WIN-Certificaat, met bijbehorende verklaring van de school, met voldoende taalniveau (NT-2) voor alle taalonderdelen en voldoende MO niveau (t/m 31 augustus 2001 85% of hoger, vanaf 1 september 2001 80% of hoger)

  • 13. WIN-Certificaat, met bijbehorende verklaring van de school, met voldoende taalniveau (NT-2) voor alle taalonderdelen in combinatie met:

    • a. geslaagd brief KNS; of

    • b. deel 1 van de naturalisatietoets zoals die tot 1 januari 2007 gold.

  • 14. WIN-Certificaat, met bijbehorende verklaring van de school, met voldoende MO-niveau (t/m 31 augustus 2001 85% of hoger, vanaf 1 september 2001 80% of hoger), maar onvoldoende taalniveau (voor één of meerdere onderdelen) in combinatie met:

    • a. taalonderdelen van het inburgeringsexamen: geslaagdbrief decentraal praktijkdeel, Toets Gesproken Nederlands en Elektronisch Praktijkexamen; of

    • b. certificaat oudkomers met alle taalonderdelen op ten minste niveau 2; of

    • c. verklaring Educatie waarbij de toetsen op niveau 2 zijn gehaald vóór 1 januari 2007

  • 15. Certificaat Oudkomers + bijbehorende ROC-verklaring met voldoende taalniveau (NT-2) voor alle taalonderdelen met:

    • a. geslaagdbrief KNS; of

    • b. WIN-certificaat met voldoende MO-niveau (zie 13); of

    • c. deel 1 van de naturalisatietoets zoals die tot 1 januari 2007 gold

  • 16. Deel 1 van de naturalisatietoets, zoals die tot 1 januari 2007 gold, in combinatie met:

    • a. DUO resultatenbrief taalonderdelen (geslaagd voor decentraal praktijkdeel, TGN en Elektronisch Praktijkexamen); of

    • b. WIN-certificaat met ten minste niveau 2 voor alle taalonderdelen (met bijbehorende ROC-verklaring); of

    • c. Certificaat Oudkomers met alle taalonderdelen op ten minste niveau 2 (met bijbehorende verklaring)

    • d. Verklaring Educatie ROC met tenminste niveau 2 voor alle taalonderdelen, gehaald voor 1 januari 2007.

  • 17. Verklaring Educatie ROC waarbij alle taalonderdelen op ten minste niveau 2 zijn gehaald vóór 1 januari 2007 in combinatie met:

    • a. geslaagdbrief KNS; of

    • b. deel 1 van de naturalisatietoets zoals die tot 1 januari 2007 gold; of

    • c. WIN-certificaat en bijbehorende ROC-verklaring met voldoende niveau MO-gedeelte (zie 13).

  • 18. Certificaat Nederlands als Vreemde Taal (CnaVT):

    • a. Certificaat Profiel Maatschappelijke Taalvaardigheid (ERK-niveau B1); of

    • b. Cerfiticaat Profiel Professionele Taalvaardigheid (ERK-niveau B2); of

    • c. Certificaat Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs (ERK-niveau B2); of

    • d. Certificaat Profiel Academische Taalvaardigheid (ERK-niveau C1); of

    • e. Certificaat Profiel Toeristische en Informele Taalvaardigheid (ERK-niveau A2); of

    • f. Certificaat Profiel Taalvaardigheid Praktische Beroepen (ERK-niveau A2)

    In combinatie met:

    • 1. geslaagdbrief KNS; of

    • 2. deel 1 van de naturalisatietoets zoals die tot 1 januari 2007 gold; of

    • 3. WIN-certificaat en bijbehorende ROC-verklaring met voldoende niveau MO-gedeelte (zie 13).

  • 19. Beschikking vrijstelling/ontheffing B&W:

    • a. artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e BNT (besluit B&W op grond van artikel 5, tweede lid, WIN dat inburgeringsprogramma achterwege kan blijven vanwege reeds verworven kennis);

    • b. artikel 3, eerste lid, aanhef en onder f BNT (besluit B&W dat inburgeringsprogramma achterwege kan blijven omdat verzoeker met goed gevolg een toets bedoeld in artikel 5, vierde lid, WIN, heeft afgelegd);

    • c. artikel 3, eerste lid, aanhef en onder g BNT (besluit B&W op grond van artikel 3, derde lid, onder a WIN tot ontheffing inburgeringsplicht op medische gronden).

  • 20. Beschikking ontheffing DUO, niet ouder dan drie jaar, op grond van artikel 6, eerste lid onder a, Wet inburgering.

TOELICHTING

Artikelsgewijs

A

De wijzigingen houden verband met de wijziging van de Wet inburgering die in het Europese deel van Europa op 1 januari 2013 in werking zal treden.

Het inburgeringsvereiste zoals geformuleerd in artikel 8, eerste lid, onder d van de Rijkswet op het Nederlanderschap sluit in Europees Nederland aan bij de Wet inburgering. Dit heeft gevolg dat bij de bepalingen van de Wet inburgering wordt aangesloten, tenzij in het Besluit Naturalisatietoets, de Regeling naturalisatietoets Curaçao 2011 en de Regeling naturalisatietoets Sint Maarten 2011 anders is bepaald.

In artikel 3 van het Besluit Naturalisatietoets zijn de gronden voor volledige vrijstelling van de naturalisatietoets opgenomen. Deze vrijstellingsgronden staan ook in de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003, toegespitst op het gebruik in Curaçao en Sint Maarten. Hoewel deze vrijstellingsgronden zijn ontleend aan de in het Europese deel van Nederland geldende Wet inburgering, zijn deze vrijstellingsgronden van toepassing in het gehele Koninkrijk.

Voorts zijn tekstuele wijzigingen aangebracht.

B

Arbo Consult, gevestigd te Willemstad, Curaçao is sinds 1 januari 2012 de aangewezen instantie die bevoegd is om de zogenoemde haalbaarheidsonderzoeken uit te voeren.

Voorts zijn tekstuele wijzigingen aangebracht.

C, D

De wetten met betrekking tot het Internationaal Privaatrecht, zoals de Wet conflictenrecht huwelijk (WCH) en de Wet conflictenrecht echtscheiding (WCE), die overigens niet van toepassing zijn in Curaçao en Sint Maarten, zijn in Europees Nederland op 1 januari 2012 vervallen. Vanaf die datum is in Europees Nederland Boek 10 BW-NL van toepassing. Hoewel deze conflictenwetten niet van toepassing zijn in Curaçao en Sint Maarten, wordt in de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003, toegespitst op het gebruik in Curaçao en Sint Maarten wel verwezen naar meerdere conflictenwetten.

Voorts zijn tekstuele wijzigingen aangebracht.

E, F

De modelformulieren zijn tekstueel aangepast.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor deze: de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.

Naar boven