Voornemen tot intrekking RUB- toelatingen

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden,

gelet op de artikelen 29, eerste lid, en 44 van Verordening (EG) 1107/2009 en de artikelen 68, 127, eerste lid, onder a, 128 en 129, zesde lid, onderdeel a, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

is het College voornemens als volgt te besluiten:

Artikel 1.

Toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen en biociden op grond van artikel 129, zesde lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden worden ingetrokken met ingang van 1 juli 2012.

Artikel 2.

De toelatingen, bedoeld in artikel 1, betreffen de navolgende stoffen en middelen:

  • I.

    • a. middelen bestemd voor het bestrijden of voorkomen van algengroei en slakken in aquaria;

    • b. conserveermiddelen welke uitsluitend zijn bestemd ter conservering van melkmonsters voor analysedoeleinden;

    • c. middelen bestemd voor het voorkomen van schimmelaantasting op muren en materialen en in ruimten, waarvan de schimmelwerende werking uitsluitend berust op het weren van vocht;

  • II

    • a. spiritus of zeep, met inbegrip van mengels van spiritus en zeep, bestemd voor de bestrijding van insecten en mijten op planten;

    • b. I. koolzuurgas:

      • A. ter verbetering van de groei van planten bij de teelt van gewassen onder glas, mits de bereikte concentratie koolzuurgas in de lucht in de betrokken kas lager is dan 1.500 ppm (parts per million);

      • B. bestemd voor het gebruik als ongediertebestrijdingsmiddel, mits toegepast in een volledig gasdicht afgesloten ruimte, tijdens het toepassen geen mensen in die ruimte aanwezig kunnen zijn en de bereikte concentratie koolzuurgas in die ruimte, zodra deze weer als werkruimte wordt gebruikt, alsmede in aangrenzende werkruimten lager is dan 1.500 ppm (parts per million);

    • c. zilvernitraat bestemd voor gebruik als groeiregulerend middel in de teelt van komkommers en augurken en als zaadontsmettingsmiddel;

    • d. zwavelzuur bestemd voor gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel;

    • e. natriumchloride bestemd voor gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel;

    • f. pijpzwavel bestemd voor de bestrijding van meeldauw in de teelt onder glas, mits toegepast door middel van een zwavelverdamper en mits tijdens de toepassing geen mensen in de kas aanwezig zijn en werkzaamheden in de kas ingeval van volledige beluchting van de kas pas na ten minste één uur, dan wel in overige gevallen pas na ten minste vier uren nadat de toepassing heeft plaatsgevonden, worden aangevangen;

    • g. bier voor het bestrijden van slakken;

    • h. natriumchloride bestemd voor het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel in de champignonteelt;

    • i. celkalk en ongebluste kalk bestemd voor het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel, mits degene die het middel toepast daarbij gebruik maakt van een waterdicht spuitpak en gelaats- en ademhalingsbescherming, dan wel van een gesloten cabine;

    • j. kalkstikstof bestemd voor het bestrijden van onkruiden en schimmels, mits in de vorm van een stofvrij granulaat en na toepassing direct in de grond ondergewerkt;

    • k. oplossingen van suiker in water bestemd voor het bestrijden van oortjesziekte in boomkwekerijgewassen;

    • l. magere melk en producten daarvan bestemd om de verspreiding van virussen tussen planten te voorkomen, mits toegepast door middel van een behandeling waarbij planten, plant- en snijmateriaal, dan wel handen worden ondergedompeld;

    • m. calciumchloride bestemd om bruinverkleuring van champignons te voorkomen, mits toegepast in een concentratie van maximaal 0,5%;

    • n. calciumchloride bestemd om natrot in de witlofteelt te bestrijden, mits toegepast door middel van een dompelbehandeling;

    • o. kalk en bijenwas bestemd om te worden gebruikt als wondafdekmiddel;

    • p. zand of gesteentemeel bestemd om insecten, mijten, bacteriën en schimmels op planten te bestrijden;

    • q. waterglas (natrium- of kaliumsilicaat) bestemd om ziekten en insecten op planten te bestrijden;

    • r. zeewier- en algenextracten, alsmede mengsels daarvan, bestemd als groeistimulator voor planten, mits toegepast door middel van aangieting, toevoeging aan voedingswater of dompeling;

    • s. knoflook-, soja- en ui-extracten, alsmede mengsels daarvan, bestemd om planten te beschermen twgen insecten en schimmels, mits toegepast door middel van aangieting, toevoeging aan voedingswater of dompeling;

    • t. componenten van etherische oliën van plantaardige oorsprong, die krachtens het Warenwetbesluit aroma's mogen worden toegepast in levensmiddelen, ter bestrijding van ziekten en plagen op planten en plantaardige producten, mits toegepast door middel van dompeling of aangieting;

    • u. middelen uitsluitend samengesteld uit kokos- en zonnebloemolie, bestemd voor het bestrijden van insecten op fruit-, groente- en siergewassen, mits de concentratie werkzame stoffen in de spuitvloeistof niet meer bedraagt dan 0,1%;

    • z. ammoniak, ter bestrijding van schimmelinfecties in de teelt van champignons, mits toegepast door middel van pleksgewijs aangieten van de infectiehaarden met een 10% waterige ammoniakoplossing in een dosering van 75 ml oplossing per amoniak;

    • aa. kaliumbicarbonaat, als schimmelbestrijdingsmiddel in de teelt van bloemisterij- en groentengewassen onder glas, mits verspoten in een concentratie van 8 gram per liter water en maximaal 1000 tot 1500 liter spuitvloeistof per hectare;

    • bb. chitosan kant en klare oplossing, ter bestrijding van wortel- en stengelrot in de substraatteelt van komkommer, en bij de substraatteelt van tomaat ter bestrijding van verwelkingsziekte, mits toegepast door middel van een behandeling in de vorm van aangieten met 4 tot 300 mg per plant;

    • cc. chitosan kant en klare oplossing, ter bestrijding van schimmelziekten in de teelt van sla, radijs of komkommer onder glas, mits de gewasbehandeling gebeurt in een dosis van 0,05 gram per liter en de volgende waarschuwingszinnen op het etiket worden geplaatst:

      • de kasten van bestuivers dienen te worden gesloten totdat het gewas volledig droog is;

      • de ramen van de kassen dienen te worden gesloten totdat het gewas volledig droog is;

      • gevaarlijk voor niet-doelwit arthropoden: vermijd onnodige blootstelling;

    • dd. kaliumfosfaat als schimmelbestrijdingsmiddel in de teelt van komkommer, sla en tomaat; mits verspoten in een concentratie van 3 tot 3,4 gram per liter water met een maximum van 1500 liter spuitvloeistof per hectare;

    • ee. het middel ERII – met als werkzame stof maltodextrine – ter bestrijding van insecten en mijten in de teelt van land- en tuinbouwgewassen, met name glasgroenteteelt, sierteelt onder glas, kleinfruit en boomkwekerijgewassen, mits de volgende waarschuwingszinnen op het etiket worden geplaatst:

      voor teelten onder glas:

      • de kasten van bestuivers dienen te worden gesloten totdat het gewas volledig droog is;

      • de ramen van de kassen dienen te worden gesloten totdat het gewas volledig droog is;

      • voor vollegrondsteelten:

      • dit middel is gevaarlijk voor bijen en hommels. Niet toegestaan is toepassing in bloeiende gewassen of in niet-bloeiende gewassen wanneer deze actief bezocht worden door bijen en hommels. Niet toegestaan is toepassing wanneer bloeiende onkruiden aanwezig zijn.

      • gevaarlijk voor niet-doelwit arthropoden. Vermijd onnodige blootstelling;

    • ff. natriumbicarbonaat als schimmelbestrijdingsmiddel in bloemisterijgewassen en groentengewassen onder glas, mits verspoten in een dosering van 2,5 gram per liter water en maximaal 1000 tot 3000 liters spuitvloeistof per hectare;

    • gg. het middel Asepta Slakstop ter bestrijding van (naakt-) slakken in de teelt van potplanten, orchideeën, spruitkool, andere koolsoorten en sla, mits op het etiket is vermeld: draag geschikte beschermende handschoenen.

    • hh. citronella-olie bestemd voor het afweren van insecten ter voorkoming van overlast voor de mens.

    • ii. middelen op basis van methylnonylketon en etherische oliën, genoemd in Bijlage II van verordening nr. 2032/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 4 november inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van richtlijn nr. 98/8/ EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PbEG L 123) bedoelde tienjarige werkprogramma en houdende wijziging van verordening nr. 1896/2000 (PbEG L 307) ter wering van honden en katten van plaatsen waar deze ongewenst zijn.

    • jj.    middelen die door uitwendige toepassing op dieren dienen tot bestrijding of afwering van op of bij dieren voorkomende insekten of mijten, voor zover de werkzame stoffen in deze middelen zijn genoemd in Bijlage II van verordening nr. 2032/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 4 november 2003 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van richtlijn nr. 98/8/ EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PbEG L 123) bedoelde tienjarige werkprogramma en houdende wijziging van verordening nr. 1896/2000 (PbEG L 307);

    • kk. middelen uitsluitend samengesteld uit kokos- en zonnebloemolie, lecithine en water bestemd voor particulier gebruik ten behoeve van het afweren van geleedpotigen ter voorkoming van overlast voor de mens;

    • ll. middelen die dienen tot bestrijding of afwering van op of bij dieren voorkomende insecten en mijten en voorzover deze de werkzame stof silicapoeder in combinatie met diatomeeënaarde bevatten.

Toelichting bij dit voornemen tot intrekking

In 2007 zijn bij wijze van overgangsrecht circa 40 stoffen en middelen die de toenmalige Minister van LNV had uitgezonderd van beoordeling en toelating volgens de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, met de inwerkingtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden aangemerkt als ‘toelatingen, totdat het Ctgb de toelating wijzigt of intrekt’. Het betreft de toelatingen overeenkomstig de destijds geldende Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen (RUB), hierna RUB- toelatingen. Deze RUB -toelatingen zijn opgesomd in artikel 2 van dit besluit. Daarbij is uitgegaan van de lijst met stoffen en middelen zoals die op 17 oktober 2007 bestond.

De RUB-lijst bevat toepassingen en bestrijdingsmiddelen van zowel gewasbeschermingsmiddelen alsmede biociden, welke destijds zo onschadelijk werden geacht dat toepassing van de wet niet noodzakelijk en zinvol leek. Een aantal zijn afgegeven op stofniveau en een aantal zijn afgegeven op middelniveau. Onder de RUB vallen gewasbeschermingsmiddelen en ook biociden met een zogeheten laag risicoprofiel, die geen wettelijk verplichte toelatingsprocedure hebben ondergaan. Het gaat hierbij overwegend om stoffen die veelal op de markt worden gebracht voor andere doeleinden bijvoorbeeld als voedingsmiddel, maar daarnaast ook een gewasbeschermende en biocidale gebruikstoepassing kennen.

Sinds 14 juni 2011 is Verordening (EG) 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309) van toepassing.

De huidige RUB-toelatingen voldoen niet aan de eisen die artikel 29 van de EU-verordening stelt aan toelatingen. Ze moeten daarom worden ingetrokken.

Het bedrijfsleven of een andere belanghebbende moet in plaats daarvan een nieuwe aanvraag tot toelating doen bij het Ctgb of een verzoek tot goedkeuring als basisstof bij de Europese Commissie. De aanvraag voor goedkeuring basisstof moet voldoen aan de eisen die artikel 23 van de EU-verordening stelt. Een aanvraag tot toelating als gewasbeschermingsmiddel moet voldoen aan de eisen van met name artikel 29 en 33 en volgende van de EU-verordening. Soms zal wellicht een aanvraag tot toelating als gewasbeschermingsmiddel met een gering risico als bedoeld in artikel 47 van de EU-verordening mogelijk zijn bij het Ctgb. Randvoorwaarde voor toelating als gewasbeschermingsmiddel is in alle gevallen dat de werkzame stof is goedgekeurd en is opgenomen in UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 540/2011 VAN DE COMMISSIE van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (Pb. L153/1)

Het rechtsgevolg van dit besluit is dat het gebruik van stoffen en middelen, thans nog aangemerkt als RUB-toelating, verboden zal zijn.

Aanleiding voor het onderhavige ambtshalve besluit tot intrekking van de middelen en stoffen die op de RUB-lijst staan, is een aantal overwegingen.

Allereerst heeft het Ctgb de wettelijke plicht ambtshalve te beoordelen of voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt voldaan aan de eisen die de zogenoemde plaatsingsbesluiten (thans geregeld in voornoemde Uitvoeringsverordening 540/2011) dan wel niet-plaatsingsbesluiten en de gewasbeschermingsverordening (EG) 1107/2009 daaraan stellen.

Een gewasbeschermingsmiddel met een werkzame stof die niet is geplaatst, mag niet op de markt worden toegelaten en zal worden ingetrokken. Ten aanzien van biociden geldt dat het Ctgb de RUB-middelen op toelaatbaarheid zal toetsen. Indien er sprake is van een niet-verdedigde of niet-geplaatste werkzame stof zullen tot intrekking worden overgegaan. Indien er sprake is van een biocide met een geplaatste werkzame stof zal het Ctgb de herregistratietermijn in acht nemen.

De omvang en de werking van de RUB-middelen dan wel RUB-stoffen is diffuus en de status is niet helder.

De definitieve intrekking van de middelen en stoffen van de RUB lijst zoals genoemd in artikel 2 zal met ingang van 01 juli 2012 worden gerealiseerd. Deze termijn biedt gelegenheid voor het bedrijfsleven alsnog een aanvraag tot toelating als gewasbeschermingsmiddel in te dienen die voldoet aan de eisen van de EU-verordening, dan wel een aanvraag tot goedkeuring als basisstof bij de Europese Commissie in te dienen, dan wel een aanvraag tot toelating als biocide in te dienen.

Door deze werkwijze brengen wij de RUB-middelen alsmede de RUB-stoffen in lijn met de Wgb en de gewasbeschermingsverordening (EG ) 1007/2009.

Belanghebbenden hebben de mogelijkheid hun zienswijzen binnen 6 weken na de dag van publicatie in de Staatscourant schriftelijk kenbaar te maken. Dit voornemen zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en het zal tevens toegezonden worden alle belanghebbenden, voor zover bekend.

Wageningen, 27 januari 2012

Het college voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, P.A.E. van Erkelens, Plv. voorzitter.

Naar boven