Logo Drenthe
Intrekking verleende ontheffingen Flora- en Faunawet (FFW) aan de Faunabeheereenheid Drenthe, Drenthe

Op 6 mei 2010 hebben gedeputeerde staten van Drenthe de Faunabeheereenheid Drenthe twee ontheffingen op grond van artikel 68 van de Flora- en Faunawet (FFW) voor het doden van de knobbelzwaan respectievelijk de spreeuw, ten behoeve van de bestrijding van schade aan kwetsbare gewassen op percelen in het werkgebied van de Faunabeheereenheid (FBE) in de provincie Drenthe verleend.

De Faunabescherming heeft op 15 mei 2010 tegen dit besluit bezwaar aangetekend. De Faunabescherming heeft op 30 oktober 2010 haar beroep tegen onze beslissing op bezwaar, de datum 25 oktober 2010, ingediend bij de Rechtbank te Assen.

In haar uitspraak, d.d. 12 juni 2012, draagt de Rechtbank gedeputeerde staten op om, met inachtneming van de uitspraak, een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

De Rechtbank stelt in haar uitspraak dat er niet zonder nadere motivering geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een concrete dreiging van belangrijke schade veroorzaakt door genoemde vogelsoorten. De rechtbank oordeelt dat feitelijke schade zich niet hoeft te hebben voorgedaan maar dat er wel sprake moet zijn van een concrete dreiging van belangrijke schade. De gegevens in het vigerende Fauna Beheer Plan zijn niet voldoende om te kunnen spreken van een concrete dreiging van belangrijke schade veroorzaakt door knobbelzwanen of spreeuwen in Drenthe. Daarmee missen de ontheffingen de nauwkeurige en treffende motivering zoals die is vereist op grond van artikel 9, eerste en tweede lid, van de Vogelrichtlijn.

Gelet op deze overwegingen en hetgeen de Rechtbank heeft overwogen, besluiten wij om het bezwaarschrift van de Faunabescherming d.d. 15 mei 2010 alsnog gegrond te verklaren. Hetgeen betekent dat wij ons besluit van 6 mei 2010, kenmerk 17/RO/2010006017, per direct intrekken.

Dat betekent dat op de dag van de bekendmaking van ons besluit er geen knobbelzwanen of spreeuwen in Drenthe meer mogen worden geschoten. De door de FBE Drenthe verstrekte machtigingen dienen per omgaande te worden ingetrokken. Een afschrift van dit besluit zal naar alle WBE’s worden gestuurd.

Op 3 november 2009 hebben gedeputeerde staten van Drenthe door middel van een aanwijzing ex artikel 67 van de FFW de houders van een geldige jachtakte aangewezen om op alle gronden binnen de grenzen van de provincie Drenthe, de stand van de Nijlgans en de Verwilderde boerengans ter voorkoming van schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren, in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer en ter voorkoming van schade aan de fauna te beperken.

De Faunabescherming heeft op 7 december 2009 tegen deze aanwijzing bezwaar aangetekend. De Faunabescherming heeft op 22 februari 2010 haar beroep tegen onze beslissing op bezwaar, d.d.18 februari 2010, ingediend bij de Rechtbank te Assen.

In haar uitspraak, d.d. 12 juni 2012, draagt de Rechtbank gedeputeerde staten op om, met inachtneming van de uitspraak, een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

De Rechtbank stelt in haar uitspraak dat gedeputeerde staten de aanwijzing niet in redelijkheid hebben kunnen verlenen.

Daarmee heeft de Rechtbank die bezwaren van de Faunabescherming gegrond verklaard.

Gelet op hetgeen de Rechtbank heeft overwogen besluiten wij om de aanwijzing van 3 november 2009 per direct in te trekken.

Dat betekent dat op de dag van de bekendmaking van ons besluit er geen nijlganzen en verwilderde boerenganzen in Drenthe meer mogen worden geschoten. De door de FBE verstrekte machtigingen dienen per omgaande te worden ingetrokken. Een afschrift van dit besluit zal naar alle WBE’s worden gestuurd.

Naar boven