Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 september 2012, nr. WJZ/436646 (10182), houdende regels voor het vaststellen van de bedragen voor de materiële instandhouding primair onderwijs in Caribisch Nederland voor het jaar 2013 (Regeling vaststelling bedragen materiële instandhouding primair onderwijs BES 2013)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 97, vierde lid, en 98, eerste lid, van de Wet primair onderwijs BES;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

school:

school als bedoeld in artikel 1 van de wet;

wet:

Wet primair onderwijs BES.

Artikel 2. Bedrag per school

Het bedrag, bedoeld in artikel 97, derde lid, onder a, van de wet wordt vastgesteld op USD 26.163,40.

Artikel 3. Bedrag per leerling

Het bedrag, bedoeld in artikel 97, derde lid, onder c, van de wet wordt vastgesteld op USD 410,78 per leerling.

Artikel 4. Aanvullende bekostiging: het overgangsbudget

  • 1. Het bevoegd gezag ontvangt voor een school aanvullende bekostiging indien voor het kalenderjaar 2012 een overgangsbudget is vastgesteld.

  • 2. De aanvullende bekostiging bestaat uit het bedrag zoals dat is vastgesteld op grond van artikel 4 van de Regeling vaststelling bedragen materiële instandhouding primair onderwijs BES 2012, vermeerderd met 18%.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013 in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 6. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling bedragen materiële instandhouding primair onderwijs BES 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

Inleiding

De scholen voor het basisonderwijs ontvangen naast de bekostiging voor het personeel een bekostiging voor de materiële instandhouding (mi-bekostiging). De mi-bekostiging is een kalenderjaarbekostiging, in de vorm van een lumpsumbedrag. Dit bedrag is samengesteld uit een bedrag per school en een bedrag per leerling. Grondslag voor de berekening is het aantal leerlingen op 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de bekostiging is bedoeld. De mi-bekostiging heeft betrekking op:

  • onderhoud;

  • energie- en waterverbruik;

  • middelen (waaronder mede wordt verstaan lesmateriaal);

  • administratie, beheer en bestuur;

  • schoonmaken;

  • publiekrechtelijke heffingen.

De rekenregels voor de mi-bekostiging zijn gebaseerd op een vereenvoudigde versie van de regels zoals die in het Europese deel van Nederland gelden. De regels zijn vereenvoudigd omdat op dit moment de onderbouwing van de bekostiging niet kan worden vastgesteld; hiertoe is een gedegen onderzoek noodzakelijk.

Vereenvoudiging stelsel

De schoolbesturen in CN ontvangen sinds 1 januari 2011 lumpsumbekostiging. Gedurende de kalenderjaren 2011 en 2012 is de materiële bekostiging op verschillende manieren aangepast. Hierdoor is een relatief ingewikkeld bekostigingssysteem ontstaan. In deze regeling wordt de materiële bekostiging vereenvoudigd.

Consequenties voor de vergoedingsbedragen

Om tot vereenvoudiging van de regeling te komen is ervoor gekozen om de percentages waarmee de bekostiging de afgelopen kalenderjaren zijn verhoogd niet meer als bijzondere bekostiging te verstrekken, maar deze verhogingen onderdeel te laten uitmaken van de vergoedingsbedragen in de artikelen 2 en 3.

Concreet zijn in de vergoedingsbedragen voor 2013 cumulatief de volgende drie verhogingen opgenomen:

  • 1. De aanvullende verhoging van de bijzondere bekostiging van 5 % zoals die was opgenomen in artikel 5 van de regeling vaststelling bedragen materiële instandhouding primair onderwijs BES 2012. Dit bestaat uit een percentage om te voorkomen dat er financiële problemen ontstaan door onvolkomenheden in de optekening van de kosten in 2009, door kosten die in de gehanteerde grondslag onvoldoende terugkomen of door noodzakelijke prijsbijstellingen die eerder niet zijn doorgevoerd.

  • 2. De 10% bijzondere bekostiging in verband met bijzondere omstandigheden die in augustus 2011 op aanvraag is toegekend in een aparte beschikking.

  • 3. Een prijsbijstelling van 1,8%. Deze bijstelling wordt voor 2013 ook toegepast op de bedragen voor materiële instandhouding in Europees Nederland. Voor volgende kalenderjaren zal een eventuele prijsbijstelling steeds opnieuw worden bezien en zal mede afhankelijk zijn van het beschikbaar stellen van een prijsbijstelling door het Kabinet.

Consequenties voor het overgangsbudget

Het overgangsbudget geeft uitwerking aan de toezegging die aan de scholen voor basisonderwijs in CN is gedaan, dat zij er in de jaren 2011 tot en met 2013 financieel niet op achteruit zullen gaan ten opzichte van peiljaar 2009.

Het overgangsbudget was als volgt vormgegeven: scholen die op basis van de rekenregels, bedoeld in de artikelen 2 en 3, minder bekostiging zouden krijgen dan het bedrag dat door de auditdienst over 2009 is opgetekend, krijgen voor de periode 2011 tot en met 2013 een extra bedrag, het zogenoemde overgangsbudget. Door deze systematiek zou een verhoging in de vergoedingsbedragen voor de scholen met een overgangsbudget geen verhoging van de bekostiging betekenen. Het overgangsbudget zou dan immers lager worden vastgesteld. Om dit te voorkomen is er voor gekozen om het overgangsbudget zoals is vastgesteld voor het kalenderjaar 2012 te bevriezen, en als aanvullende bekostiging te verstrekken in het kalenderjaar 2013. Op het overgangsbudget zijn vervolgens voor het kalenderjaar 2013 de hierboven beschreven verhogingen toegepast.

Handhaving en uitvoering

Op basis van de uitvoeringstoets van DUO is gebleken dat DUO geen uitvoerings- en handhavingsproblemen voorziet.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven