Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 25 september 2012, nr. 2012-0000539507, tot wijziging van de Subsidieregeling Huis voor democratie en rechtsstaat (egalisatiereserve en bevoorschottingsritme)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 15 van de Wet overige BZK-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling Huis voor democratie en rechtsstaat wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De voorschotten worden als volgt verstrekt:

    • a. 50 procent van het totaalbedrag uiterlijk op 1 januari van het boekjaar;

    • b. 50 procent van het totaalbedrag uiterlijk op 1 juli van het boekjaar.

2. In het vierde lid vervalt de zinsnede “eerder of”.

B

Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

  • 1. De stichting vormt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. De jaarlijkse toevoeging bedraagt ten hoogste 5% van de over het boekjaar verleende subsidie. De egalisatiereserve bedraagt ten hoogste 10% van de over het boekjaar verleende subsidie.

  • 3. De egalisatiereserve wordt uitsluitend aangewend voor kosten die direct samenhangen met de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2012. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 30 september 2012, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 september 2012

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling strekt ertoe de Subsidieregeling Huis voor democratie en rechtsstaat in twee opzichten te wijzigen. Ten eerste wordt geregeld dat de stichting Huis voor democratie en rechtsstaat (nu: ProDemos, Huis voor democratie en rechtsstaat) een egalisatiereserve vormt, waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. In de huidige regeling is niets opgenomen over reserveopbouw, terwijl de praktijk uitwijst dat het in sommige gevallen noodzakelijk en praktisch is om positieve resultaten uit het ene jaar in te kunnen zetten voor het volgende jaar. Een dergelijke reserve kan bijvoorbeeld worden ingezet om adequaat en snel te reageren op onverwachte ontwikkelingen die vragen om een intensivering van projecten, zoals vervroegde verkiezingen. Ten tweede wordt de bevoorschottingsfrequentie teruggebracht van vier keer tot twee keer per jaar. Dit sluit beter aan bij het uitgavenpatroon van de stichting.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Deze wijziging brengt mee dat niet langer viermaal per boekjaar voorschotten van 25% van de over het boekjaar verleende subsidie worden uitgekeerd, maar tweemaal per boekjaar voorschotten van 50%.

Onderdeel B

Het nieuwe artikel 9a regelt de verplichting tot het vormen van een egalisatiereserve. Hierbij geldt dat jaarlijks maximaal 5% van de over het boekjaar verleende subsidie aan de egalisatiereserve wordt toegevoegd en dat de egalisatiereserve ten hoogste 10% van de over het boekjaar verleende subsidie bedraagt (artikel 9a, tweede lid). Het derde lid bepaalt dat de egalisatiereserve uitsluitend wordt aangewend voor kosten die direct samenhangen met de gesubsidieerde activiteiten. Voorts is op grond van artikel 7 van de Wet overige BZK-subsidies artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing, dat onder meer voorschrijft dat de stichting de egalisatiereserve zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is, belegt. Op grond van artikel 4:61, tweede lid, van de Awb dient de stichting bij de aanvraag van de subsidie de omvang van de egalisatiereserve te vermelden.

Artikel II

Artikel II bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze regeling op 1 oktober 2012. Hiermee wordt gedeeltelijk afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309), omdat de invoeringstermijn minder dan twee maanden bedraagt. Nu deze regeling slechts gevolgen heeft voor de stichting en zij gebaat is bij spoedige inwerkingtreding, is deze afwijking gerechtvaardigd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies.

Naar boven