De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op:
voor wat betreft artikel I: artikel 13, derde lid, van de Algemene Ouderdomswet;
voor wat betreft artikel II: artikel 17, zesde lid, van de Algemene Ouderdomswet:
voor wat betreft artikel III: artikel 37, eerste lid, van het Besluit bijstandverlening
zelfstandigen 2004;
voor wat betreft artikel IV: de artikelen 90, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
en 99, tweede lid, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
voor wat betreft artikel V: artikel 31, vierde lid, van de Wet werk en bijstand;
voor wat betreft artikel VI: artikel 5, vierde lid, van het Reïntegratiebesluit;
voor wat betreft artikel VII: de artikelen 7, onderdeel b, en 8, onderdeel b, van
de Ziektewet, 7, onderdeel b, en 7a, onderdeel b, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering,
en 9, onderdeel a, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
voor wat betreft artikel VIII: de artikelen 44, zesde en zevende lid, van de Wet op
de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 58, zesde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen en 3:48, vijfde en zevende lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten; en
voor wat betreft artikel IX: artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;
Besluit:
ARTIKEL I
In de artikelen 1, eerste en tweede lid, en 2, tweede lid, van de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 juni
1985, nr. 85/1383, tot herleiding van gedeelten van kalenderjaren en van jaarpremies
(Stcrt. 125) wordt ‘de 15-jarige’ vervangen door ‘de aanvangsleeftijd, bedoeld in artikel 7a,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet’, wordt ‘de 65-jarige leeftijd’ telkens vervangen
door ‘de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene
Ouderdomswet’ en wordt ‘de 15-jarige leeftijd’ telkens vervangen door ‘de aanvangsleeftijd,
bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet’.
ARTIKEL II
In de artikelen 1 en 2 van de Regeling nadere regels inzake intrekking en herziening van het ouderdomspensioen wordt ‘de 65-jarige leeftijd’ vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld
in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
ARTIKEL III
In artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling bijstandsverlening aan zelfstandigen in het buitenland wordt ‘65 jaar’ vervangen door ‘de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel
7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet’ en wordt ‘hoofdstuk 3, paragraaf 3.2,
van de wet’ vervangen door ‘bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.2, van die wet’.
ARTIKEL IV
In artikel 4, derde lid, van de Regeling vordering contante waarde van periodieke verstrekkingen WAO en Wet WIA wordt ‘de 65-jarige leeftijd’ vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld
in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
ARTIKEL V
De Regeling WWB wordt als volgt gewijzigd:
A
De artikelen 11, 12 en 13 worden als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘65 jaar’ vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd,
bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
2. De zinsnede ‘jonger dan 65 jaar is’ wordt vervangen door: de pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet nog niet
heeft bereikt.
B
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘van 65 jaar of ouder’ vervangen door: die de pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet hebben bereikt.
2. In het eerste lid wordt ‘65 jaar of ouder is’ vervangen door: de pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt.
ARTIKEL VI
Artikel 10 van de Reïntegratieregeling wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘de leeftijd van 65 jaar’ vervangen door: de pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
2. In het eerste en tweede lid wordt ‘de leeftijd van 65 jaar’ en ‘de 65-jarige leeftijd’
vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid,
van de Algemene Ouderdomswet.
ARTIKEL VII
In artikel 1, tweede lid, van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 20 maart 1968, nr.
50645, tot uitbreiding van de kring van verzekerden ingevolge de Ziektewet, de Wet
op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
(Stcrt. 61) wordt ‘de leeftijd van 65 jaar’ vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd,
bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
ARTIKEL VIII
In artikel 1, onderdeel g, van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen wordt ‘de leeftijd van 65 jaar’ vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd,
bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
ARTIKEL IX
In artikel 1 van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) wordt ‘65 jaar’ telkens vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld
in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
ARTIKEL X
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de Wet verhoging
AOW- en pensioenrichtleeftijd in werking treedt.
ARTIKEL XI
Deze regeling wordt aangehaald als: Aanpassingsregeling inzake verhoging AOW-leeftijd.
TOELICHTING
Algemeen
De leeftijd waarop men recht krijgt op AOW-ouderdomspensioen wordt vanaf 2013 stapsgewijs
verhoogd naar 67 jaar in 2023 en vanaf 2024 gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting.
De pensioenrichtleeftijd in het fiscale kader voor aanvullende pensioenen (Witteveenkader)
wordt per 1 januari 2014 verhoogd naar 67 jaar. Vervolgens wordt deze pensioenrichtleeftijd
op vergelijkbare wijze als de AOW-leeftijd gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting.
Een en ander is geregeld in de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd.
De Algemene Ouderdomswet (AOW) is een fundamenteel onderdeel van de Nederlandse sociale
zekerheidswetgeving. De leeftijdsgrens van 65 jaar is daardoor diep geworteld in het
Nederlandse recht en speelt ook op tal van andere terreinen een rol. De verhoging
van de AOW-leeftijd vraagt daarom ook om aanpassingen op andere terreinen dan de AOW
en de aanvullende pensioenen. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel verhoging
AOW- en pensioenrichtleeftijd is reeds aangekondigd dat de benodigde wijzigingen zullen
worden geregeld in een separaat aanpassingstraject (Kamerstukken II 2011/12, 33 290, nr. 3, blz. 2).
Bij het Besluit aanpassing wetten inzake verhoging AOW-leeftijd en het Tweede aanpassingsbesluit
inzake verhoging AOW-leeftijd zijn de leeftijdsgrenzen in diverse wetten en algemene
maatregelen van bestuur al aangepast aan de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd.
In deze ministeriële regeling worden de leeftijdsgrenzen aangepast in de diverse ministeriële
regelingen die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid vallen.
Omdat mensen door het stapsgewijs verhogen van de AOW-leeftijd verschillende AOW-leeftijden
kunnen hebben, is er veelal voor gekozen in de betreffende ministeriële regelingen
de leeftijdsgrens van ‘65 jaar’ te vervangen door ‘de pensioengerechtigde leeftijd,
bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet’. Een zelfde benadering
is gekozen in de twee hiervoor genoemde aanpassingsbesluiten.
Hoewel om wetgevingstechnische redenen in artikel 1 van de AOW een definitiebepaling
is opgenomen van het begrip ‘pensioengerechtigde leeftijd’ wordt verwezen naar het
nieuwe artikel 7a van de AOW omdat in dat artikel de AOW-leeftijd is vastgesteld.
Artikelsgewijs
Voor een toelichting op de diverse artikelen wordt, behalve voor wat betreft onderstaand
artikel, verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel X
Deze ministeriële regeling zal, evenals de genoemde twee aanpassingsbesluiten, in
werking treden op het tijdstip waarop artikel I van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd
in werking treedt. In bedoeld artikel 1 is de verhoging van de AOW-leeftijd vastgelegd.
Het bedoelde tijdstip is 1 januari 2013 (zie het Besluit van 12 juli 2012 tot vaststelling
van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I, II en V van de Wet verhoging
AOW- en pensioenrichtleeftijd (Stb. 329)).
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.G.J. Kamp.