Convenant Bestuurlijke afspraken N50 Ens–Emmeloord

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Provincie Flevoland

Gemeente Noordoostpolder

19 januari 2012

De ondergetekenden,

1. De Minister van Infrastructuur en Milieu, mevrouw drs. M.H. Schultz van Haegen, handelend als bestuursorgaan (hierna te noemen: ‘de Minister’) en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden (hierna te noemen: ‘het Rijk’);

2. Het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Flevoland, handelend als bestuursorgaan, namens deze de gedeputeerde Verkeer en Vervoer en de Commissaris der Koningin van de provincie Flevoland, handelend als vertegenwoordiger van de Provincie Flevoland, namens deze de heer J. Lodders (hierna te noemen: ‘de Provincie’);

3. Burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder, handelend als bestuursorgaan, namens deze de wethouder Verkeer en de burgemeester van de gemeente Noordoostpolder, handelend als vertegenwoordiger van de gemeente Noordoostpolder, namens deze de heer A. Poppe (hierna te noemen: ‘de gemeente’);

Partijen 1,2 en 3, hierna te noemen: ‘partijen’.

Overwegende:

  • dat de N50 tussen Ens en Emmeloord deel uitmaakt van het hoofdwegennet van Nederland;

  • dat dit wegvak een aantal verbeteringen behoeft op het gebied van de doorstroming van het verkeer, het rijcomfort en de verkeersveiligheid;

  • dat ter oplossing van deze problemen in het Bestuurlijk Overleg MIRT najaar 2009 tussen partijen de volgende afspraak is gemaakt (citaat):

    • ‘– De constatering dat in 2006 een conceptverkenning is opgesteld. Deze verdient actualisering en nadere aanvulling op technische onderdelen (de aansluiting knooppunt Emmeloord en busoversteek Bomenweg) en op de aanbevelingen van de commissie Elverding (het ontwikkelen van een gedragen voorkeursalternatief door het goed regelen van de participatie, het trechteren van oplossingen en een milieutoets);

    • Afspraak dat de provincie Flevoland het initiatief neemt om de conceptverkenning af te ronden;

    • Afspraak dat voor de inhoudelijke vereisten en de afstemming met de aanbevelingen van de commissie Elverding op korte termijn nader overleg plaatsvindt tussen de provincie en VenW (DG Mobiliteit en RWS)’;

  • dat de Minister in het kader van deze MIRT-afspraak en overeenkomstig de aanbevelingen van de commissie Elverding op 5 januari 2011 (kenmerk VenW/BSK-2010/219636) een zogenaamde Startbeslissing heeft genomen;

  • dat direct na de Startbeslissing de opstelling van een verkenning is begonnen, uitgevoerd door de provincie en onder aansturing van partijen;

  • dat overeenkomstig de Startbeslissing in de verkenning meerdere alternatieve oplossingen zijn onderzocht ter oplossing van de genoemde problemen;

  • dat tevens overeenkomstig de Startbeslissing een uitgebreid participatieproces heeft plaats gevonden met regionale bestuurders uit de provincie (gedeputeerde, wethouders, gemeenteraadsleden, leden van Provinciale Staten), met bewoners uit de omgeving en met de regionale maatschappelijke organisaties;

  • dat na onderzoek in het kader van de verkenning een aantal kansrijke oplossingen naar voren is gekomen en dat die oplossingen aan alle belanghebbenden zijn gepresenteerd en met hen zijn besproken;

  • dat na dit proces vervolgens voor een voorkeursoplossing is gekozen die kan rekenen op een breed draagvlak;

  • dat in de Startbeslissing is gesteld dat het resultaat van de verkenning een uitvoerbare beslissing dient te zijn met daarin een voorkeursoplossing die kan rekenen op voldoende draagvlak (politiek en maatschappelijk), zodat de planuitwerking stabiel en snel kan worden doorlopen;

  • dat voldaan wordt aan de randvoorwaarden uit de Startbeslissing;

  • dat partijen het derhalve met elkaar eens zijn dat thans tot een voorkeursbeslissing (conform de voorkeursoplossing uit de verkenning) kan worden besloten en dat in dit convenant willen vastleggen;

  • dat in dit convenant tevens overige afspraken worden gemaakt over het verdere proces tot en met de planuitwerking, de voorbereiding realisatie, de verantwoordelijkheden van partijen en de overige randvoorwaarden betreffende het project.

Komen het volgende overeen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit convenant wordt verstaan onder:

1. Project:

de realisering van de voorkeursoplossing als beschreven in artikel 3 en de daarbij bijkomende werken zoals deze voortvloeien uit de Verkenning N50 Ens–Emmeloord d.d. 31 oktober 2011.

2. Tracébesluit:

het ten behoeve van de realisatie van het project door de Minister van Infrastructuur en Milieu te nemen besluit, gebaseerd op de Tracéwet.

3. RSP:

Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn, een convenant tussen rijk en regio d.d. 23 juni 2008.

4. De regio:

de provincie Flevoland en de gemeenten Noordoostpolder en Urk.

5. De gemeenten:

de gemeenten Noordoostpolder en Urk.

Artikel 2 Doel van het convenant

Het doel van het convenant is het vastleggen van tussen de partijen te maken afspraken over:

  • a. de voorkeursoplossing die nader zal worden uitgewerkt tot Tracébesluit;

  • b. het taakstellend budget voor de realisatie van het project;

  • c. het beheer en onderhoud;

  • d. de financiële afspraken over de verkenningsfase, de planuitwerkingsfase en de voorbereiding realisatie;

  • e. de taakverdeling en de wijze van samenwerking in de planuitwerking en de voorbereiding realisatie van het project;

  • f. de wijze van besluitvorming in de planuitwerking en voorbereiding realisatie over wijzigingen in het project, de projectraming, de projectplanning en de financiering van het project.

Artikel 3 Projectscope

  • 1. De projectscope komt overeen met de voorkeursoplossing die voortvloeit uit de verkenning en bevat in ieder geval:

    • Ten aanzien van het wegvak N50 Ens–Emmeloord: de ombouw van de N50 van 2x1 rijstrook met vluchtstrook naar een 2x2- regionale stroomweg van 100 km/h zonder vluchtstrook (autoweg) op het wegvak HM 262,7 tot HM 279,7.

    • Ten aanzien van de Knoop Emmeloord (N50-A6): de ombouw van de N50 loopt door tot in het knooppunt. De huidige vormgeving van het knooppunt van de N50 op de A6 blijft echter in stand, de verbindingen tussen de N50 en de A6 blijven enkelstrooks.

    • Ten aanzien van de Bomenweg: de gelijkvloerse kruising wordt in een ‘schuine variant’ omgebouwd tot een halve ongelijkvloerse aansluiting met fietspaden. De ‘schuine variant’ betreft een aansluiting ten noorden van de huidige kruising van de Bomenweg met de N50. Bijlage 1 van dit Convenant geeft een globale schets van de voorgestane oplossing.

  • 2. Onverminderd de wettelijke rechten van derden (zienswijzen, beroep) committeren partijen zich vanaf de datum van inwerkingtreding van de bestuurlijke overeenkomst aan deze projectscope.

  • 3. Partijen gaan er in het kader van dit artikel vanuit dat het project wordt opgenomen in Bijlage 2 van de Crisis- en herstelwet. Partijen spannen zich bovendien in dat het project wordt opgenomen op de projectenlijst voor het overgangsrecht van de nieuwe Tracéwet, zodat de Tracéwet zoals deze in 2011 geldt van toepassing blijft.

Artikel 4 Het project

  • 1. Het project omvat alle noodzakelijke werkzaamheden om de projectscope te realiseren.

  • 2. De volgende punten maken onderdeel uit van het project:

    • a. De ombouw van de hoofdweg N50 en de realisering van een halve aansluiting bij de Bomenweg als aangegeven in artikel 3;

    • b. De noodzakelijke aanpassingen van de onderliggende wegenstructuur die voortvloeien uit de activiteiten als genoemd onder a. Voor een globale schets hiervan: zie bijlage 1.

Artikel 5 Planuitwerking en projectrealisatie

  • 1. De planuitwerking vindt plaats door en onder regie van het Rijk, dit in nauwe samenwerking met de provincie en de gemeente.

  • 2. Het project wordt na de planuitwerking gerealiseerd door Rijkswaterstaat conform de RWS-werkwijze (IenM/RWS interne procedures, kaders, regels en normen). De nauwe samenwerking met de provincie en de gemeente wordt in de realisatiefase voortgezet.

  • 3. De planuitwerking zal worden doorlopen volgens de verkorte Tracéwet-procedure. De Minister is Bevoegd Gezag.

Artikel 6 Financiële afspraken

  • 1. Partijen komen overeen dat alle in dit convenant genoemde bedragen inclusief omzetbelasting (BTW) zijn en op prijspeil 2011.

  • 2. Het project wordt uitgevoerd op basis van de projectscope (artikel 3) voor het taakstellende budget van € 17 mln.

  • 3. Dekking van het in lid 2 genoemde budget vindt als volgt plaats:

    • € 10,5 mln uit het regionale deel van het Ruimtelijk Economisch Programma (REP) van het RSP;

    • € 6,5 mln als regionale bijdrage van provincie (€ 4 mln), gemeente Noordoostpolder (€ 2 mln) en de gemeente Urk (€ 0,5 mln);

  • 4. De provincie staat garant voor de regionale bijdrage.

  • 5. De Rijksbijdragen aan het regionale deel van het Ruimtelijk Economisch Programma van het RSP worden jaarlijks geïndexeerd met het toegekende percentage van de Index Bruto Overheidsinvesteringen (IBOI), dit tot het moment dat deze bijdragen door het Rijk worden uitgekeerd aan de provincie. De regio indexeert haar bijdrage van € 6,5 mln niet en evenmin de al ontvangen Rijksbijdragen uit het RSP. In plaats daarvan neemt de regio het extra risico van een budgettekort op zich.

  • 6. Partijen spreken af bij de marktbenadering uit te gaan van het taakstellende budget als maximaal bedrag. Indien dit budget wordt opgehoogd conform de procedure in lid 7 of er een garantstelling plaats vindt volgens de procedure genoemd in dat lid wordt bij de marktbenadering uitgegaan van het taakstellende budget plus de ophoging en/of de garantstelling.

  • 7. Ingeval het project, op basis van de door Rijkswaterstaat vast te stellen projectraming niet te realiseren valt voor het taakstellende bedrag als genoemd in lid 2 spreken partijen het volgende af:

    • Het Rijk accepteert enige spanning tussen projectraming en het taakstellende budget, waarbij de beslisruimte hiertoe eenzijdig toekomt aan het Rijk.

      Bij een resterend tekort geldt het volgende:

    • Partijen zoeken naar versoberingen in projectonderdelen (onder andere de mogelijkheid van het schrappen van het fietspad bij de Bomenweg) en/of de mogelijkheid van reducering van de voorbereidingskosten door de inzet van eigen personeel van de regio.

    • Indien er daarna nog sprake is van een tekort komt de provincie met een passend voorstel om te voorzien in het resterende tekort, dit door een extra financiële bijdrage, danwel door een financiële garantstelling voor het overblijvende tekort.

  • 8. De toets en de stappen als genoemd in lid 7 hebben plaats gevonden voordat de Minister beslist over het Ontwerp-Tracébesluit.

  • 9. Indien partijen bij een tekort geen overeenstemming bereiken over de stappen genoemd in lid 7 teneinde het tekort te reduceren en zij ook geen afspraken kunnen maken over een voldoende aanvullende bijdrage danwel garantstelling als genoemd in lid 7 vervalt het project. Er komt geen aanvullende bijdrage van het Rijk.

  • 10. De projectraming als genoemd in dit artikel vindt plaats op basis van de standaarden van Rijkswaterstaat.

  • 11. Als de totale kosten van het project lager uitvallen dan het taakstellende budget zal de bijdrage vanuit het RSP en vanuit de overige bijdragende partijen naar verhouding worden verlaagd. Bij toepassing van dit lid kan voor wat betreft de lagere bijdrage vanuit het RSP dit bedrag worden ingezet voor andere projecten die binnen de scope van het RSP passen.

  • 12. Als de totale kosten van het project, onverminderd het bepaalde in lid 6 tot en met 8, bij de realisering hoger uitvallen dan het beschikbare budget, komen deze voor rekening en risico van de provincie.

Artikel 7 Voorbereidingskosten

  • 1. Het taakstellende budget als genoemd in artikel 6 lid 2 is all-in: alle kosten die nodig zijn voor de realisering van het project, inclusief de kosten betreffende de verkenning, de planuitwerking (interne en externe kosten) en de (voorbereiding van de) realisatie (interne en externe kosten) worden uit het taakstellende budget bekostigd.

  • 2. De provincie en de gemeente brengen hun interne apparaatskosten om niet in in het project.

  • 3. De totale kosten van Rijkswaterstaat voor het project gedurende verkenning en planuitwerking tot en met Tracébesluit hebben betrekking op:

    • De interne kosten Rijkswaterstaat gedurende de verkenning;

    • De (in- en externe) kosten Rijkswaterstaat voor de planuitwerking;

    • De (in- en externe) ‘voorbereidingskosten realisatie’ van Rijkswaterstaat gedurende de planuitwerking.

  • 4. De totale kosten als genoemd in lid 3 bedragen € 1.410.416 (totale interne kosten: € 284.200; totale externe kosten € 1.126.216). Dit bedrag verrekent het Rijk met de regio bij de uitbetaling van het kasritme van het jaar 2012 van het regionale deel van het Ruimtelijk Economisch Programma (REP) van het RSP.

  • 5. De interne kosten van het Rijk voor de verkenning, planuitwerking en voorbereiding realisatie worden vastgesteld conform het bedrag genoemd in lid 4, de externe kosten van het Rijk ten behoeve van de planuitwerking en voorbereiding realisatie worden direct na het nemen van het Tracébesluit verrekend op basis van de werkelijk gemaakte kosten.

  • 6. De externe kosten van de verkenning, zijnde een onderdeel van het taakstellende budget, bedragen € 83.320.

  • 7. De kosten van het verleggen van de Tennet-kabel, zijnde een onderdeel van het taakstellende budget, bedragen € 48.560.

  • 8. Partijen spreken af dat tijdens de planuitwerkingsfase om efficiencyredenen reeds uitvoeringswerkzaamheden kunnen plaats vinden. Zij dienen hierover onderling overeenstemming te bereiken en spreken het principe uit dat de provincie de benodigde financiën daarvoor alsdan beschikbaar stelt.

  • 9. De afspraken over de realisatie leggen partijen vast in een realisatie-overeenkomst, af te sluiten uiterlijk één maand voor de ondertekening van het Tracébesluit.

Artikel 8 Organisatie en besluitvorming

  • 1. Rijkswaterstaat is namens het Rijk opdrachtnemer en uitvoerder van de planuitwerking.

  • 2. De Directeur-Generaal Bereikbaarheid is namens het Rijk de opdrachtgever voor de planuitwerking.

  • 3. Voor de aansturing van de planuitwerking wordt er een Bestuurlijk Duo gevormd, bestaande uit de hoofdingenieur-dircteur van Rijkswaterstaat Dienst IJsselmeergebied (danwel diens vervanger) en de gedeputeerde Verkeer en Vervoer van de provincie.

  • 4. Het Duo genoemd in lid 3 komt minimaal eens per drie maanden bijeen en voorts zoveel maal als zijzelf nodig vinden.

  • 5. Het Duo spreekt de intentie en het belang uit van een intensieve samenwerking tijdens de planuitwerking. De samenwerking is, vanuit het belang van ketenoptimalisatie, ook gericht op de latere fasen van het proces.

  • 6. De planuitwerking vindt plaats onder leiding van een door Rijkswaterstaat te benoemen projectmanager.

  • 7. Voor de uitvoering van de planuitwerking komt er onder leiding van de projectmanager een (kleinschalige) Projectgroep. In de Projectgroep zijn, naast het Rijk, vertegenwoordigd de provincie en de gemeente. In de projectgroep wordt het Rijk vertegenwoordigd door Rijkswaterstaat.

Artikel 9 Planning en fasering

Partijen streven ernaar de onderstaande planning te halen:

  • Start Planuitwerking Q1 2012

  • Ontwerp-Tracébesluit Q1 2013

  • Tracébesluit Q3 2013

  • Start Uitvoering 2013/2014

  • Uitvoering gereed 2014/2015

Artikel 10 Beheer en Onderhoud.

  • 1. In afwijking van het gestelde in artikel 7 lid 1 vallen de beheer- en onderhoudskosten ten gevolge van het project niet onder het taakstellende budget. Het Rijk neemt deze voor haar rekening.

  • 2. Bij oplevering van het project wordt het beheer en onderhoud van de gronden niet vallende onder het hoofdwegennet door de gemeente overgenomen. Het gaat daarbij om:

    • a. de parallelweg en het fietspad aan de oostzijde van de N50 tussen de Bomenweg en Ens, inclusief de daarlangs gelegen bermen, sloten en bosschages;

    • b. het recreatiebos.

      Het areaal wordt globaal aangegeven op de tekening in bijlage 2 van dit convenant en wordt gedetailleerd vastgesteld bij de planuitwerking. De ambitie is om hierbij aan te sluiten op het landschapsplan, bermbreedtes en de beheersgrensen zoals tot stand zijn gekomen voor het aansluitende gedeelte van de N50 tussen Ens en Ramspol.

  • 3. Eventueel achterstallig onderhoud op het areaal als genoemd onder lid 2 wordt vastgesteld volgens het CROW kwaliteitscriterium onderhoudsniveau B. Het Rijk bepaalt of achterstallig onderhoud door het Rijk wordt hersteld (vóór de voor oplevering van het project) of dat het Rijk de gemeente afkoopt met een nader overeen te komen bedrag.

  • 4. De provincie en de gemeente maken voor wat betreft de beheer- en onderhoudskosten als genoemd in lid 2 met elkaar nadere afspraken over een eenmalige bijdrage in deze kosten ten gunste van de gemeente en ten laste van het budget als genoemd in artikel 6 lid 6 indien de totale kosten van het project lager uitvallen dan dit budget. De verlaging als genoemd in artikel 6 lid 11 vindt alsdan plaats na verrekening van deze nadere afspraken.

Artikel 11 Publiekrechtelijke bevoegdheden

  • 1. Partijen verbinden zich jegens elkaar om de voor de uitvoering van dit convenant benodigde publiekrechtelijke besluiten zodanig vast te stellen of te nemen, dat de uitvoering van dit convenant publiekrechtelijk is toegestaan.

  • 2. Partijen zullen met inachtneming van vigerende wet- en regelgeving en wettelijke procedures zorgvuldigheid jegens derden betrachten, bevorderen dat de procedures tot verlening van (bestemming- en uitwerking)plannen, vergunningen, ontheffingen en vrijstellingen met voortvarendheid worden doorlopen.

  • 3. De in het kader van dit convenant door partijen te verlenen publiekrechtelijke medewerking laat de publiekrechtelijke positie en bevoegdheden van partijen onverlet.

  • 4. Partijen zullen steeds zorgdragen voor onderlinge afstemming van de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke besluitvorming ten aanzien van het Project.

Artikel 12 Wijziging

  • 1. Elke partij kan de andere partij schriftelijk verzoeken het convenant te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle partijen.

  • 2. Partijen treden met elkaar in overleg binnen 4 weken nadat een partij de wens daartoe aan de andere partij schriftelijk heeft meegedeeld.

  • 3. De wijziging(en) en de verklaring(en) tot instemming wordt/worden in afschrift aan het convenant gehecht.

  • 4. Het Rijk draagt zorg voor publicatie van de zakelijke inhoud van de wijziging in de Staatscourant binnen vijftien werkdagen nadat de verklaringen tot instemming zijn gegeven.

Artikel 13 Onvoorziene omstandigheden

  • 1. Partijen treden met elkaar in overleg, indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van dit convenant niet mag worden verwacht.

  • 2. Partijen merken als onvoorziene omstandigheid in elk geval aan de situatie dat formele regelingen of besluiten leiden tot de niet of slechts gedeeltelijke goedkeuring, de schorsing of de vernietiging van besluiten die uit deze bestuursovereenkomst voortvloeien, één en ander met inbegrip van wijzigingen van wet- en regelgeving.

  • 3. Partijen merken in ieder geval als onvoorziene omstandigheid aan de situatie dat van de projectscope moet worden afgeweken naar aanleiding van zienswijzen en/of ingestelde beroepen.

Artikel 14 Geschillenregeling en bevoegde rechter

  • 1. Op dit convenant is het Nederlands recht van toepassing.

  • 2. Met de in dit convenant neergelegde afspraken beogen partijen elkaar juridisch te binden en de nakoming daarvan in rechte afdwingbaar te laten zijn.

  • 3. Een partij die meent dat een geschil bestaat over de uitvoering van dit convenant, dan wel van nadere overeenkomsten die daarvan het gevolg zijn, deelt dat schriftelijk aan de andere partij mede. De mededeling bevat een aanduiding van het geschil en een aanduiding van de mogelijke oplossing daarvan.

  • 4. Binnen vier weken na de schriftelijke mededeling overleggen partijen over een oplossing voor het geschil. Indien het overleg niet binnen zes weken na voornoemde mededeling tot een oplossing daarvan heeft geleid, wordt het geschil beslecht door de bevoegde rechter te ‘s-Gravenhage.

  • 5. Elke partij draagt de eigen kosten, voortvloeiend uit de procedure van het vierde lid.

  • 6. In overleg met partijen kan van de in bovenstaande leden genoemde termijnen worden afgeweken.

  • 7. Partijen zullen zich, in gevallen zoals aangegeven in dit artikel, wenden tot de bevoegde rechter te ‘s-Gravenhage.

  • 8. Indien een bepaling van dit convenant in enige mate nietig, vernietigbaar, ongeldig, onwettig of anderszins als niet-bindend moet worden beschouwd, zal die bepaling, voor zover nodig, uit deze bestuursovereenkomst worden verwijderd en worden vervangen door een bepaling die wél bindend en rechtsgeldig is en die de inhoud van de niet-geldige bepaling zoveel als mogelijk benadert. Het overige deel van de bestuursovereenkomst blijft in een dergelijke situatie ongewijzigd.

Artikel 15 Inwerkingtreding en werkingsduur

  • 1. Dit convenant treedt in werking op de dag volgend op die waarop deze door Partijen is ondertekend.

  • 2. Binnen vijftien werkdagen na ondertekening van dit convenant wordt de zakelijke inhoud daarvan door het Rijk gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 3. Dit convenant eindigt met ingang van de dag waarop de ter uitvoering van het Project te realiseren infrastructuur voor het verkeer wordt opengesteld.

  • 4. In afwijking van het tweede lid, kunnen Partijen dit convenant eerder dan het daar genoemde tijdstip schriftelijk beëindigen, indien zij constateren dat de in dit convenant gemaakte afspraken reeds volledig zijn nagekomen.

  • 5. Rechtsgevolgen die voortvloeien uit deze overeenkomst en die naar hun aard geacht worden door te werken of eventueel ontstaan na beëindiging van deze overeenkomst, worden afgehandeld overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst.

Aldus overeengekomen, in drievoud opgemaakt en ondertekend te ’s-Gravenhage 19 januari 2012

Het Rijk, M.H. Schultz van Haegen, Minister van Infrastructuur en Milieu.

De provincie Flevoland, J. Lodders, lid van Gedeputeerde Staten van de Provincie Flevoland.

De gemeente Noordoostpolder, A. Poppe, lid van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Noordoostpolder.

Naar boven