Wet van ............. houdende wijziging van de Wet op het BTW-compensatiefonds [ONTWERPTEKST ZOALS AANGEBODEN AAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE]

VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging hebben genomen dat het wenselijk is de status van begrotingsfonds aan het BTW-compensatiefonds te ontnemen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het BTW-compensatiefonds wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het fonds bestaat uit de daartoe in de departementale begroting van het Ministerie van Financiën opgenomen uitgaven en ontvangsten.

B. Artikel 2, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Het fonds wordt gevoed door voor ieder uitkeringsjaar in de begrotingswet van het Ministerie van Financiën een bedrag aan middelen van het Rijk als een ontvangst op te nemen.

C. In artikel 2, vierde lid, vervalt de eerste volzin.

D. In artikel 2, vijfde lid, wordt het zinsdeel ‘Ten gunste van de begroting van het fonds’ vervangen door: Ten gunste van de ontvangsten, bedoeld in het tweede lid.

E. In artikel 2, zevende lid, wordt het zinsdeel ‘Ten laste van de begroting van het fonds’ vervangen door: Ten laste van de uitgaven, bedoeld in het tweede lid.

F. Artikel 2, achtste lid, vervalt.

G. In artikel 9, vierde lid, wordt heffingsrente vervangen door belastingrente.

H. Artikel 9, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. In de gevallen bedoeld in het vierde lid wordt belastingrente berekend met overeenkomstige toepassing van artikel 30 h en artikel 30ha van de Algemene wet inzake rijksbelastingen als ware de bijdrage omzetbelasting, met dien verstande dat rente niet eerder wordt berekend dan met ingang van de eerste dag van de zevende maand volgend op het kalenderjaar waarop het recht op bijdrage betrekking heeft.

ARTIKEL II

In afwijking van artikel 1, eerste lid, onder i, en artikel 1, tweede en derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, wordt voor het begrotingsjaar 2013 voor het BTW-compensatiefonds geen begroting ingediend in de vorm van een wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van dat begrotingsfonds, maar wordt een begroting ingediend, rekening houdend met artikel 2 van de Wet op het BTW-compensatiefonds, zoals dat luidt nadat deze wet in werking is getreden.

ARTIKEL III

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2013 met uitzondering van artikel II dat in werking treedt met ingang van 1 augustus 2012.

  • 2. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 juli 2012, dan treedt deze wet in werking met ingang van 1 januari 2013 met uitzondering van artikel II dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van dat Staatsblad en terugwerkt tot en met 1 augustus 2012.

  • 3. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2012, dan treedt deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van dat Staatsblad en werkt zij terug tot en met 1 januari 2013, met uitzondering van artikel II dat terugwerkt tot en met 1 augustus 2012.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad wordt geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Staatssecretaris van Financiën,

MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

De wetswijziging heeft in de eerste plaats betrekking op de integratie van de begroting van het BTW-compensatiefonds (BCF) in de begroting van het Ministerie van Financiën (IXB) per 1 januari 2013. De begroting van het BCF wordt voortaan opgenomen op een afzonderlijk beleidsartikel in IXB. Tot en met 2011 was de begroting van het BCF een zelfstandige begroting, opgenomen in een aparte begrotingswet. De integratie maakt het noodzakelijk aan het BCF de status van een begrotingsfonds ex artikel 9 van de Comptabiliteitswet 2001 te ontnemen.

Daarnaast wordt een wijziging doorgevoerd die verband houdt met het Belastingplan 2012 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011/12, 33.003). Daarin wordt de regeling heffingsrente vervangen door de regeling belastingrente. Die wijziging werkt door in de Wet op het BCF.

Overigens wordt de integratie van de begroting van het BCF met de begroting van IXB al met ingang van het jaar 2012 doorgevoerd door een tijdelijke voorziening die getroffen wordt in de Wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2012. Het wetsvoorstel daartoe is op 20 september 2011 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II, 2011–12, 33.000-IXB, nrs. 1-2).

De wet op het BCF heeft als doel om een einde te maken aan de factor BTW bij de afweging door decentrale overheden tussen het uitbesteden van werkzaamheden of het uitvoeren ervan door de eigen organisatie. Provincies, gemeenten en Wgr-plusregio’s kunnen bij uitbesteding de door hen betaalde BTW over niet-ondernemersactiviteiten terugvragen bij het Rijk.

In 2009 heeft de minister van Financiën al voorgesteld om de begroting van het BCF en de begroting van het Ministerie van Financiën te integreren (Kamerstukken II, 2009/10, 31.700, nr. 26, p. 3). Een belangrijk voordeel hiervan is dat er efficiencywinst behaald wordt bij de (administratieve) totstandkoming van een geïntegreerde begroting, zonder dat daarbij informatie verloren gaat. Overigens was destijds bij het voorstel voor de integratie ook de begroting van Nationale Schuld (IXA) betrokken.

In haar brief van 6 juli 2009, met kenmerk 2009D34817, heeft de commissie voor Financiën aangegeven in te kunnen stemmen met het samenvoegen van de begrotingen van Financiën (IXA, IXB en BCF), mits een aantal voorwaarden in acht wordt genomen. Voor de samenvoeging van de begroting van het BCF en de begroting IXB gold als voorwaarde dat in overleg met de Algemene Rekenkamer tot een oplossing gekomen zou worden voor de controletoleranties met betrekking tot het BCF. Na overleg heeft de Algemene Rekenkamer in juni 2011 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de integratie op voorwaarde dat de Rijksauditdienst en de Belastingdienst de te hanteren toleranties voor de controle niet zullen veranderen. Aan de Algemene Rekenkamer is toegezegd dat die voorwaarde in acht zal worden genomen. De Tweede Kamer is hierover in juni 2011 schriftelijk geïnformeerd (Kamerstukken II, 2010/11, 32 500-IXB, nr. 32).

Box: IAK-toets wijziging wet op het BTW-compensatiefonds (samenvatting)

Fase I: Probleemanalyse

 

1. Aanleiding

Vermindering administratieve lasten rijksoverheid

2. Wie zijn betrokken

Ministerie van Financiën

3. Wat is het probleem

Twee begrotingen betekent twee parallelle administratieve procedures, zowel bij ontwerp-begroting, suppletoire begroting als verantwoording/jaarverslag

4. Wat is het doel

Efficiency-verbetering door integratie van de begroting van het BCF met de begroting van IXB

5. Wat rechtvaardigt overheidsinterventie

Nvt (inhoudelijk wijzigt er niks voor de doelgroep van de regeling, t.w. de decentrale overheden)

Fase II: Instrumentkeuze

 

6. Wat is het beste instrument gelet op rechtmatigheid, doelmatigheid, uitvoerbaarheid

Nvt (fonds als instrument blijft inhoudelijk ongewijzigd)

Fase III: Gevolgenbeoordeling

 

7. Wat zijn de gevolgen voor burgers, bedrijven, overheid en milieu

Efficiency-verbetering bij Ministerie van Financiën.

Geen financiële gevolgen voor decentrale overheden.

Artikelsgewijs

Artikel I
Onderdeel A

Door de voorgestelde formulering komt de oorspronkelijke bepaling van artikel 2, tweede lid, van de Wet op het BCF te vervallen. Die bepaling hield in dat het BCF een begrotingsfonds is als bedoeld in artikel 9 van de Comptabiliteitswet 2001. Het vervallen van de bepaling betekent dat artikel 1, eerste lid, onder i, van de Comptabiliteitswet 2001 niet meer voor het fonds geldt en dat het fonds dus niet meer als een aparte begroting onderdeel uitmaakt van de Rijksbegroting.

De uitgaven en ontvangsten van het fonds zullen nog wel afzonderlijk worden beheerd, maar dat gebeurt thans, op grond van de nieuwe tekst van het onderhavige lid, via een apart begrotingsartikel in de departementale begroting van het Ministerie van Financiën.

Onderdelen B en C

Nu het BCF geen begrotingsfonds meer is, is de ratio ontvallen aan de bepaling dat de Minister van Financiën het beheer van de begroting van het begrotingsfonds voert. Weliswaar blijft die minister het beheer van het BCF voeren, maar dat doet hij thans op grond van artikel 19, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2001 als beherende minister van de departementale begroting van (het ministerie van) Financiën.

De nieuwe tekst van artikel 2, derde lid, is ongewijzigd overgenomen uit de eerste volzin van het oude vierde lid.

Onderdelen D en E

De aanpassingen in het vijfde en zevende lid van artikel 2 betreffen een redactionele aanpassing, omdat thans om verwarring te voorkomen beter niet meer gesproken kan worden van de begroting van het fonds. Weliswaar wordt nog wel gesproken over het BCF, maar dat fonds kent geen zelfstandige begroting meer. De uitgaven en ontvangsten van het fonds maken deel uit van de departementale begroting van (het ministerie van) Financiën.

Onderdeel F

Het voormalige achtste lid van artikel 2 is vervallen. Dat lid hield in dat de begroting van het fonds geen ramingen van de verplichtingen bevat. De begroting van het BCF als begrotingsfonds werd louter op kasbasis gevoerd. Nu de uitgaven en ontvangsten van het fonds voortaan deel uitmaken van de begroting van het ministerie van Financiën, is het uit een oogpunt van begrotingspresentatie administratief praktischer die uitgaven en ontvangsten op dezelfde wijze te behandelen als de overige uitgaven en ontvangsten van die begroting. Dat betekent dat bij het begrotingsartikel inzake het BCF in de begroting van Financiën in de verplichtingenkolom een (geraamd) bedrag zal worden opgenomen, waar in de oude situatie van het begrotingsfonds geen verplichtingenraming werd opgenomen. Feitelijk verandert er niets, want voor de verplichtingen van het BCF kan de zogenoemde verplichtingen=kas-regel worden toegepast, hetgeen inhoudt dat de verplichtingenraming gelijk gesteld wordt aan de raming van de kasuitgaven.

Onderdelen G en H

De aanpassingen van artikel 9, vierde en vijfde lid, vloeien voort uit de vervanging van de regeling heffingsrente van hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) door de regeling belastingrente zoals die bij het Belastingplan 2012 vorm krijgt. Voor wat betreft de omzetbelasting gaat het daarbij om de nieuwe artikelen 30h en 30ha van de AWR.

In het vierde lid wordt de vervanging van het begrip heffingsrente door belastingrente geregeld. Het nieuwe vijfde lid regelt de wijze van toepassing van de belastingrente op teruggaven en terugvorderingen van de inspecteur naar aanleiding van de over een kalenderjaar vastgestelde bijdrage. Het aanvangstijdstip voor renteberekening blijft onveranderd 1 juli na afloop van het kalenderjaar. Daarmee wordt de op dit punt bestaande afwijking van het voor de omzetbelasting geldende renteregime gecontinueerd. Het einde van de renteperiode verandert wel omdat op dit punt niet van het voor de omzetbelasting geldende renteregime wordt afgeweken. In de huidige regeling heffingsrente wordt rente berekend tot de dagtekening van de teruggaaf-, onderscheidenlijk de terugvorderingsbeschikking van de inspecteur. Onder het regime van de regeling belastingrente eindigt de renteperiode 14 dagen later.

De aansluiting op het voor de omzetbelasting geldende regime van de belastingrente brengt voorts met zich mee dat rente niet langer automatisch wordt vergoed bij teruggaafbeschikkingen. Rente zal alleen nog worden vergoed in situaties waarin de inspecteur na de ontvangst van een verzoek om een teruggaaf langer dan 8 weken doet over het opleggen van een teruggaafbeschikking. In dat geval wordt rente vergoed vanaf het tijdvak dat aanvangt 8 weken na de ontvangst van het verzoek maar niet eerder dan 1 juli volgend op het bijdragejaar. Tenslotte volgt uit de aansluiting op de regeling belastingrente dat voor wat betreft de hoogte van de rente voortaan wordt aangesloten op het percentage van de wettelijke rente voor niet-handelstransacties.

Artikel II

In dit overgangsartikel wordt geregeld dat, zolang de onderhavige wetswijziging nog niet in werking is getreden en derhalve het BCF nog een begrotingsfonds is als bedoeld in artikel 9 van de Comptabiliteitswet 2001, voor het begrotingsjaar 2013 op de derde dinsdag van september 2012 geen begroting in de vorm van een wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het BCF ingediend wordt, maar dat de raming van de verplichtingen, de uitgaven en de ontvangsten van het fonds voor dat jaar opgenomen zullen worden in de departementale begroting van het Ministerie van Financiën.

Voor het begrotingsjaar 2012 is een soortgelijke bepaling opgenomen in de Wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2012 (Kamerstukken II, 2011–12, 33.000-IXB, nrs. 1-2).

Artikel III

Het eerste lid is van toepassing in het geval deze wet vóór 1 augustus 2012 in het Staatsblad wordt geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën,

Advies Raad van State

No. W06.12.0023/III

’s-Gravenhage, 23 februari 2012

Aan de Koningin

Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2012, no.12.000367, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het BTW-compensatiefonds, met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt ertoe de status van het BTW-compensatiefonds als begrotingsfonds in de zin van artikel 9 van de Comptabiliteitswet 2001 (Cw 2001)te laten vervallen. De regeling gaat daarmee direct (als beleidsartikel) onderdeel uitmaken van de begroting van het Ministerie van Financiën (IXB).

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking met betrekking tot de wijze waarop in het voorstel aan de regeling vorm wordt gegeven. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Met het voorstel wordt de begroting van het fonds een beleidsartikel in de begroting van het Ministerie van Financiën. De bijdrageregeling komt aldus rechtstreeks ten laste van de begroting van dat ministerie. Er is dan ook geen sprake meer van een afgescheiden vermogen. Regels inzake begroting, beheer en verantwoording zijn, anders dan bij een begrotingsfonds het geval is, niet nodig omdat de Cw 2001 al in die regels voorziet voor de departementale begrotingen.

De Afdeling is dan ook van oordeel dat in de Wet op het BTW-compensatiefonds volstaan kan worden met het stellen van regels voor de compensatieregeling op basis waarvan BTW-compensatie wordt verleend. De bepalingen in artikel 2 van de Wet op het BTW-compensatiefonds inzake de voeding, uitgaven, saldi en beheer van het fonds en inzake informatieverstrekking aan de minister kunnen dientengevolge worden geschrapt. De AfdeIing adviseert artikel 2 van de Wet op het BTW-compensatiefonds in deze zin aan te passen en ook in de titel van de wet en in de artikelen tot uitdrukking laten komen, dat geen sprake meer is van een fonds.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Nader Rapport

13 juli 2012

Nr. BZ/ 2012-425M

Directie Begrotingszaken

Aan de Koningin

Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het BTW-compensatiefonds in verband met het ontnemen van de status van begrotingsfonds aan het BTW-compensatiefonds.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 20 februari 2012, nr. 12.000367, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 23 februari 2012, nr.WO6.12.0023/III, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) aanleiding tot het maken van een aantal opmerkingen.

De Afdeling is van oordeel dat in de Wet op het BTW-compensatiefonds volstaan kan worden met het stellen van regels voor de compensatieregeling op basis waarvan BTW-compensatie kan worden verleend. De aparte beheersregels voor het fonds zijn, nu het fonds deel uit gaat maken van de begroting van het Ministerie van Financiën, niet meer nodig.

De opmerking van de Afdeling heeft mij aanleiding gegeven de bepalingen in artikel 2 van de Wet op het BTW-compensatiefonds inzake de voeding, de uitgaven, de saldi en het beheer van het fonds en inzake de informatieverstrekking aan de minister te schrappen.

De Afdeling adviseert tevens artikel 2 van de Wet op het BTW-compensatiefonds in die zin aan te passen dat er geen sprake meer is van een fonds. Dat zou ook niet meer in de titel van de wet en in de artikelen tot uitdrukking moeten komen.

Dit advies heb ik niet gevolgd. Weliswaar is het BTW-compensatiefonds geen begrotingsfonds meer in de zin van de Comptabiliteitswet 2001, maar er blijft een geoormerkt budget beschikbaar op een begrotingsartikel binnen de begroting van het Ministerie van Financiën; materieel blijft er dus een fonds bestaan en dat fonds (in casu het betrokken begrotingsartikel) zal om de continuïteit van het beleid te benadrukken de naam BTW-compensatiefonds (blijven) dragen.

Ten slotte is van de gelegenheid gebruikgemaakt om de eerder voorgestelde wijzigingen in artikel 9 van de Wet op het BTW-compensatiefonds in verband met de met ingang van 1 januari 2013 geldende belastingrenteregeling niet via het onderhavige wetsvoorstel te regelen, maar via het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2012.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers.

Naar boven